ALGEiREEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
"""uaSeeb-..
No. 8189.
Vrijdag 13 Januari 1928
68® Jaargang
Maatschappelijke zedelijkhBid.
Een nieuwe neus
Vezefzalf
TiN">iTFQ"N~Dr
i
A81HE*£«T3PRIJS:
EEESXE BLED.
TBtJILLKT OH.
Voor binnen Ter Neuzen f 1,40 per 3 maanden Voor buiten Ter Neuzen fr. per post 1,80 per 3 maanden Bij vooruitoetaling fr. per post 16,60 per jaai
Voor 't buitenland f 2,70 per 3 maanden franco per post Abonnementen voor 't buitenland alleen bij vooruitbetaling.
Oit blad verschijnt lederen Maandag-, Woensdag- en Vrljdagavond.
Bestaat er wel maatschappelijke zede-
lijlklheiid? Misschien is het onnood'ig vooraf
te verklaren, wat wij omder maatschap-
pelijike zedelijlkheid meenen te mop en en
moeten verstaan. Wij zullen dit het beste
kwvnen udteenizetten door in dit artikel,
natvmirlijk zee:r kort, na te gaan, wat ver-
sdiiMende schrijvers en denkers over dit
onderwerp hebben ten beste gegeven.
B;jj aille verscihil van meening zal er dan
alltoht toch iiets worden ontdekt, wat bij
die alien, gemeenschappelijk voorkomt.
Om onze uiteenzettinq tot een artikel te
beperken, willen wij dan bier niet omstan-
difl naqaan, wat zeer oude schrijvers (hoe
bedanqwekkend hun meeninqen overiqens
mogen zijn) over dit onderwerp hebben
gepiuibliceerd. Wij willen niet vender
terugqaan dan het jaar 1700.
In die dagen toen er (gelukkig!) nog
niet zoo veel van de pers kwam, versche-
nen er brieven van Lord Chesterfield, ge-
rieht tot zijn zoon. Deze brieven hadtden
tea doel om de manieren van een jong-
men-sch te vormen, hem te ontwiikkelen in
gemakkelijkheid en bevalligiheid in den
oaatgang, en toch was het niet (wat onze
lezers wellicht nu vermoeden): een hand-
boek voor de wellevendiheid.Formeele
regels, en allerlei voorschriften voor
velerilei gevallen zouden stellig niet de
uiibwerking hebben gehad, die Lord Ches
terfield wenschte. Hij wilde niet dwin-
gen, niet voorschrijven, maar hij wenschte
op »e voeden in vrijheid. Liever dus dan
allerlei verordeningen te geven, wenschte
hij zijn leerlingen allerlei voorbeelden te
geven, die nagevolgd of ook vermeden
ddenden te worden. Lord Chesterfield
was een man, die veel had gezien en die
veel had gelezen, en die, begiftigd met
een helder en scherp waarneminqsver-
mogen, nu ook een ander leeren kon. hoe
die moest waarnemen. En hij zocht bij de
de lieden, die hij waarnam, niet slechts
uibwendige daden, doch ook inwendige
motieven, en trachtte te yinden, wat het
was, dat bij hen en in hun daden en in bun
gebaren en bij hun woorden gelijkmatig-
beid en orde gaf. Het was en bleef bij
Lord Chesterfield dus maatschappelijke
aedelijkheid, doch slechts van een zeer
zeer bepaalde klasse en onider zeer be-
poalde con st a nd igh e de n
Een ander schrijver, die op dit punt
veel te denken geeft, is de Enqelsche
•ehrijver Fielding, die origeveer in den-
eelfden tijd leefde, en die weer tot een
a*'der milieu behoorde. Hij was vrede-
rechter te Louden en zoo kwam het, dat
hij good op de hoogte kwam van de
levenswijze en de strevingen van hen, die
voor zijn rechterstoel verschenen; ook
leend'e hij kennen het leven van ge-
wt>ne burgers en plattelanders, van
sahoolmeesters en geestelijken. In al die
lieden, met wie hij in aanraking kwam,
•Kitdakte hij verschillende karaktertrek-
k«a, verscbillenide gedragslijnen, ook wel
en dat is heel belangrijk! versc'hil-
lamde begrippen over recht en onrecht over
goed en kwaad. Iedere volksklasse had
blijkbaar en dit werd nadrukkelijk en
met graagte vastgesteld! eenig begrip
van recht en onrecht, eenigen maatstaf
van goed en kwaad. Deze schrijver toet-
door
ARTHUR GASK
52)
(Vervolg.)
Angas Forbes stond op het balcon van
d« eerste verdieping. Een oogenblik stond
hij stil te kijken naar den stroom van
menschen en voertuigen, die ondier hem
voorbij golfde.
Toen 'keerde hij zich plotseling af en ik
sag in een kamer het licht opgaan. Onwil-
lekeurig telde ik de numroers af tot aan de
learner, die hij bewoonde. De zevende van
die vestibule af gerekend.
Ik was buiten mij zelf van pijm en smart,
•oed, ilk zou hem opzoeken. Het minste,
wat hij kon doen, was mij een glas water
geven.
Ik stond op en begon zacht mijn beenen
te wrijven. Toen wankelde ik over het
girasveldje en voor de tweede maal ge-
luikte het mij om over de lage omrastering
te geraken. Ik stak den weg over, zonider
mr op te letten, of ilk ook overreden kon
worden en een schorre kreet en een vloek
van den een of ander, gepaaird met een
plotseling geknars van remmen, maakten
niet den minsten indruk op mij. Ik wan-
delde de garage van het hotel binnen
liep een trap op, die ik nog van vroeger
kende, ging een deurtje door en was in
de bagagekamer van het hotel.
INGEZONDEN MEDEDEELIN GEL"
geneest brandwonden
ste deze lieden nu niet allereerst aan zijn
eigen regels, hij vormde hen niet om naar
zijn meening of wemschen, neen, hij was
tevreden met zijn lezers te doen gevoelen:
dat zij hun eigen regels hadden en dat zij
alle daden, maar ook alleen die daden af-
keurden, die een afwijking waren van 'hun
eigen regels.
Het was een gevolg van deze en derge-
lijlke romans, dat en in Engefland en al
spoedig ook in andere landen, vooral bij
de uiitbreiding, die het wereldvenkeer be
gon aan te nemen, de vraag opikwam, diie
de geletterde wereld dier dagen zich met
graagte stelde: vooreerst om eens uitvoe-
rig na te gaan het verschil in denkwijze
en geiloof tusscben Oost en West. Maar
men ging ook verder. Men vond het heel
amusant zich in te denken, hoe een be-
schaafd Chinees, Hindoe, Turk of Pers de
zeden en de begrippen wel zou opvatten,
die hij aantrof" in Engeland of Frankrijk.
Een schrijver: Oliver Goldsmith schreef in
zijn boek: Burger van de Wereld, deze
wijze van verdiichtinig, nog verder, door
op ruistige manier de uitwerking te schet-
sen, die die d'waasheden van zijn fendge-
noten wiel moesten maken op een vreem-
Het Engelsc'he voorbeeld werikte prik-
kdenid op anderen. Na een bezoeik toch
aan Engieland besteedde Montesquieu
(levend 16891755) zijn gendale gaven
aan een werk, dat wereldberoemd is ge-
worden, getiteld: Esiprit des Lois (1748)
en dat ongetwijfeld kan worden genoemd
een verhandeling over maatschappelijke
zedellijkheid. Er was iets, zoo merkte
deze scihrijver op, wat in ieder land voor-
kwam naast de wetten, die waren pp-
schreven op tafels of perkameiit, iets dat
bestond (al was het misschien onder-
gronds of onlbewust) naast de versc'hil-
iende instellingen, onverschillig of die
moniarchaal waren, aristocratisch of re-
puiblikeiniscih. Er was, zoo meende hij en
toonide hij aan, een zekere geestelijke
gesteldheid; die met deze regeeringsvor-
men overeenistemde: die dnardoor werd
gevoed en die deze instellingen ook op
haair beurt weer voedde; en ais deze
geestellij'ke gesteldheid op een of andere
wijze verloren ginig, verdwenen ook die
vormen. Waar deze gesteldiheid vandaan
kwam, hoe men de gestalten had te ver
klaren,, die zij in verschillende strek
aanmarn: wat voor invloed uitwendige om-
stanidigheden, zooals b.v. het klimaat,
hierop uiitoefenden; dat alles waren
belangrijke vraagstukken, waarover nog
tall van gissinqen konden worden ge-
maakt. Maar hoe die gissingen ook uit-
vielen het feit zelf kon niet worden
ontkenid, en al mag Montesquieu op zijn
Firanisdh wel wat vluchtig en haastig zijn
geweest in zijn conclusies en toepassin-
gen, en te veel vertrouwen hebben gesteld
op allerlei inlidhtingen, die hij ontving,
toch hebben zijn aanwijzinqen, mits voor-
zicihtig gieibruikt, veel waarde voor ver-
dere onderzoekers.
In den Parijzer kring verscheen dan
een man, die noch met de reeds genoemde
groote geesten in eenig verband stond,
Ik wist nu uitstekend den weg en liep
zonider aarzelen een nauwe gang door en
kwam zoo bij de bediendentrap. Al heel
gauw had ik de eerste etage bereikt, zon-
der dat i em and mij gezien had.
Ilk ging op de bovenste trede zitten om
een oogenblik uit te rusten. Mijn snelle
tocht, hoe kort die ook duurde, had mij
buiten adem gebracht. Bovendden was ik
nu wat kalmer geworden en nu ik weer
helderder denken kon zag ik ook beter
het gevaar, waarin ik nu verkeerde. Niet,
dat ik daarover tobde: het kwam er voor
mij alleen maar op aan om wat te drinken
te krijigen.
Ik krabbelde weer overeind en strom-
peilde moeilijk verder, toen draaide ik den
knop om van de eerste deur, die ik berei-
ken kon. Deze was niet op slot en ik
stapte bdnnen. Er brandd'e een vroolijk
vuuir in den haard, maar ik zocht naar den
knop van het licht en knipte het aan.
Ik bevond me in een vrij groote slaap-
kamer en het eerste wat ik zag was een
flescih whiskey op de latafel.
Ik geloof, dat ik de kamer doorrcnde
om dde wlhislkey te bemachtigen, en in een
oogeniblik had ik een fauteuil voor het
vuur gieschoven en dronik met graagte een
flink glas van dien godendrank.
O, wat heb ik een mooie herinnering
aan die eerste tien minuten bewaard. De
alccuhol gaf mij weer levensmoed en ik
was heelemaal niet meer van plan om
dood te gaan. Ik werd weer opgewekt en
mijn gedacihten werkten opndcuw logisch
en geregeld.
Er was nog wel een kans voor mij,
daoht ik en als om te getuigen van de
zelfbeheersching, die ik herkregen had.
dwonq ik mijzelf om niet opnieuw een qlas
whiskey in te schenken, ofschoon ik er
moch met de geestelijkein, die de door-
werlking dezer denkbeelden zoo lang mo-
gelijk tracihtten tegen te staan, de zoon
van een horlogemaker in Geneve, op wien
de oude republikelnische en Protestantsche
•tiradities van zijn vaiderstad een macihti-
gicin vat hadden gekregen. Rousseau
(17121778) heeft, zelfs in zijn wildsten
tijd, een sterken en inndgen afkeer be-
houden van de maatschappelijke verdor-
venlheiid zijner dagen. Hij wenschte tot
geen prijs, dat Geneve straks het slechte
voorbeeld van Parijs zou volgen en den
toon zou overnemen, die daar heerscihte.
Heeft men in Rousseau wel eens een kam-
pioen gezien voor het pngebreidelde leven
der wilden, toch mag niet worden ver-
geten, dlat hij ook groote waarde hechtte
aan een strenge opvoeding. Terwijl hij in
zijn Emile de bestaande stelsels van op
voeding veroordeelde, die naar zijne mee-
niing alles, wat eemvoudig en natuurlijk
was hadden vernietigd, verklaarde hij
tooh tegelijkertijd, dat elke hervorming in
de maatschappij moet voortkomen uit een
hervorming van het huiselijk leven.
Intussdhen kwam de ontbinding der
Fransche maatschappij nog sneller en ra
dical er dian i em and gedacht had. De
Fransche revolutie was wel een maat
schappelijke omverwerping in den volsten
en dlieipsten zin van het woord. Geen in-
wisseling was het van de eene soort re-
geerinigsvorm voor de andere, neen, het
was een algelheele oplossing van alles.
Ook werd door deze revolutie elke beper-
kinig verworpen. Geen stand en zouden er
meer zijn, en ook wilde deze revolutie de
wereld omvatten. Heel Europa voelde
den schoik. Er werd meegeleefd, maar er
kwam anderzijds ook felle reactie. En
toen de Republiek, die alien had willen
omvatten, en die alien gelijk had willen
maken, een universeel keizerrijk was ge
worden, werd die waarde van. het onder-
scheid der volken eerst goed duidelijk
aan velen, die eerst al sterik ha-dden ge-
applaudiseerd bij de afkondiging van het
,,alqemeene wereldbuti|fcrschap Ook be
gon men op deh duur het onderscheid der
standeri weer minder aamstootelijk te vin-
den. Een diicihter als Lord Byron, of-
scihoon zelf sterk belhept met de gevoe-
lens van zijn eigen stand, en met niet veel
eerlbied voor die van anderen, toonde toch
diuiid'elijk, hoe ondier de ktmstmatige op-
pervlakte ook .van zijn omgeving en ka-
raikter springbronnen lagen van een harts-
tocht, die niet aan een bepaalden stand,
maar aan het geheele menschelijke ge-
slacht behoort.
Er is dus dit bleek duidelijk uit het
weinige, dat wij hier aanvoerden, een
zeker karakter, een zeker ethos, dat on
getwijfeld het eerst voorkomt in den in-
dliviidlu, maar dat' door en in hem ook
verband houdt met een bepaalden, gxoo-
teren of kleineren kring. Zij worden aan-
getroffen in het familieleven, in het volks-
leven en in al de algemeene maatschappij.
Het huiisgezin staat hierbij voorop. Het
maakt een belangrijk deel uit van de maat
schappelijke zedelijkheid. ja, vormt als het
ware het uiitgangspunt altijd weer. Dan
volgt het volksleven, de natie, en einde-
lijk komen wij zoo tot de groote maat
schappij. Alle drie deze kringen hebben
bun eigen recht. De familie verliest zich
niet in de natie, de natie gaat ook niet op
in de algemeene maatschappij. Zij bestaan
gelijktijidig naast elkander.
Tot nu toe hebben wij slechts en met
dolgraag nog een geihad zou hebben, maair
nam daarentegen verscheiden glazen wa
ter om mijn eersten dorst te lesschen.
Toen herinnerde ik mij opeens, waarom
ik eigenlijk in het hotel was gekomen en
in een helder oogeribbk begreep ik plot-
selamg, dat daarin misschien nog mijn
eenige redding was gelegen.
Ik zou eens met Angas Forbes praten
en hem onder het oog brengen, dat hij
op een verkeerd spoor was. Door mij zoo
te verviolgen handelde hij reqelrecht in
strijd met alles, waarvoor zijn doode
vriend gestreden had, en door de auto-
riteiten achter mij heen te jagen. deed hij
de pogingen te niet, die de dokter had
gedaan om mij tegen de wet te bescher-
men.
Ik sprong overeind, maar toen ik daar
stond, keek ik toevallig in den Spiegel.
Een afschuwelijk gezicht keek mij daar-
uiit aan. Een baard van tien dagen, vuil,
modder en bloedvlekken, ingevallen wan-
gen, holle oogen en verward haar, dat
door de modder aan elkaar kleefde. Ik
zag er uit, alsof ik uit het graf verrezen
was.
Er stond een groote waschtafel met
kranen voor warm en koud water in de
kamer en in een oogenblik had ik mijn
jas afgegooid en mijn mouwen opge-
stroopt. Er lag een scheermes op de toi-
lettafel en na een oogenblik aarzelen
maakte ik mij daar ook meester van. Keer
op keer baadde ik vol behagen mijn ge
zicht in het lauwe water en toen ik ein-
delijk met mijn wasschinqen gereed was,
zag ik er werkelijk heel anders uit.
De afschuwelijke kleeren' van Scut kon
ik niet toonibaarder maken en ik was niet
van plan om nog meer te wagen door
langer in de kamer te blijven. Ik had
opzet autoriteiten qenoemd alleen uit den
lateren tijd. Twee personen uit de oud-
faeid mogen echter zeker niet worden ver-
onachtzaamd, vooreerst Plato, ook al
wordit de bedocling, die hij met zijn „Re-
puibliek" heeft gehad, zoo heel verschil-
l'end uitgelegid. Rousseau, de paedagoog,
zag er een verhandeling in over de op
voeding. Toch gaat Plato s boek dieper.
Het behandelt eigenlijk deze groote kwes-
tie: of er rechtvaardiig.heid bestaat, dan
of zij slechts een verdiichtsel is; of recht-
vaardligheid een individueel beginsel is of
oak een maatschappelijk principe; of er
eem maatschappij op den duur zou kunnen
bestaan, waarin deze rechtvaardigheid
niet werid erkend en die door deze recht-
vaardiigheid niet werd bijeengehcuden.
Wie dieze vraag aanroert, is (dat voelt
ieder) op het terrein der maatschappe
lijke zedelijkheid. Al die strijdvragen van
den nieuweren tijd, de geschillen over
recht en macht, die thans zoo heftig wor
den gevoerd, en dan het allerlastigste
van alle vraagstukken, dit; hoe de rech-
ten van het individu en die van de maat
schappij met elkaar in overeenstemming
kunnen worden gebracht, dit alles
draait om deze eene vraag.
En hoe zeer Plato en de tweede per-
soon, dlien wij nog willen noemen: Aris-
toteles, zijn leerling, ook uit elkander mo
gen gaan, op een punt zijn deze twee het
volkomen eens; en Plato en Aristoteles
wil de zedelijkheid, ook de maatschappe-
lijlke zedelijkheid, zoeken in de gemoeds-
gestelidheiid, in het karakter, en dus niet
in d'e dladen, die men ziet, en nog minder
in formeele stelregels. Bij Plato, het'is
wiaar, ging het huisgezin geheel te loor.
Aristoteles heeft dit weer in orde ge
bracht; hij ziet in de familie den waren
grondslag ook voor de staatkundige maat
schappij; de verhoudingen in het gezin
zijn voor hem kiemen van verschillende
rageeringisvoirmen.
Daden dat leeren Plato en Aristo
teles en evenzeer heel de Bijbaldaden
zijn niets, indien zij niet de vru'cht zij.n
van onze giemoedsgesteldheid; woorden
zijn niets of nog minder, indien zij niet in
waarheid een gesteldheid of bedoeling
uitdrukken van den geest. Zoo is er maat
schappelijke zedelijkheid, maar wie haar
zoekt en vindt, zal tevens ontdekken,
vroeger of later, dat zij volkomen klopt
met wat wij, ruim opgevat, terugviniden in
de leer van het Christendom.
Het was dan ook de groote Engelsch-
man Maurice, die ermstiq waarschuwde
voor een poginq om een universeele gods-
diiensit-maatschappij te sfcichten, die alles
zou samenvatten wat het menschdom ver-
eenigide, of ook alles zou verzwelgen, wat
hen onderscheidde. Wij zullen goed doen
om voor de bevestiqing en hernieuwing
van onze maatschappelijke zedelijkheid
geen denkbeeldig verleden of denkbeel-
dlige toekomst te vormen of te droomen,
maar gebruik te maken van wat wij heb
ben. Dan zullen wij bevinden, dat het be-
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN.
Doos tegen Verstopping
eigenlijk al te lang giewacht, en ieder
oogenblik zou de bewoner van de kamer
kunnen terug komen. Ilk ruimde dus zoo
goed en zoo kwaad als het ging vinder-
haast alle sporen van mijn bezoek weg,
draaide het licht uit en liep op mijn
teenen de gang door.
Er lagen tien kamers op een rij en met
angstig jagend hart zocht ik de eene
de zevende van de vestibule af. Zij was
Ibezet zag ik, want het licht was op. Ik
klopte zachtjes aan en ik hoorde binnen"
roepen.
Snel draaide ik den deurknop om, ging
binnen en sloot de deur weer onmiiddellijk
achter mij.
Angas Forbes zat aan een klein tafeltje
te schrijven en keek dadelijk op.
HOOFDSTUK XII.
Angas Forbes.
Geruimen tijd stonden we elkaar zwij-
gend aan te kijken. Ik nam iedere lijn van
het gelaat van den grooten Schot in mij
op en hij keek mij aan met een koelen,
verwonderden blik.
„Nu", snauwde hij eindelijk. ..Wie ben
je en wat wil je
,,Ik ben Cups", antwoordde ik rustig.
„En u zoekt mij."
Hij zeiide ndets meer, maar zijn blauwe
oogen zag ik een stalen glans krijgen en
zijn groote hand, die op de tafel rustte
balde zich tot een vuist, als wilde hij mij
es.n slag toedienen. Hij moet wel gedacht
hebben, dat hij in doodsgevaar verkeerde
maar om den man recht te doen, hij knipte
ginsel der Zelfverloochening, dat in het
Christendom zijn diiepste uitihig en repas
sing vond, den ondergrond vormt voor
natiionale vrijheid, gelijikheid en moed,
voor beleefdheidi in het gewone, dagelijk-
sche verkeer, en ook voor die alladaag-
sche deugden en bevalliiqiheden, die het
leven ibekoorlijk en geniietbaar maken,
terwijl zij er zoo erg veel toe kunnen bij-
dragen cm allerlei ellende te verzachten.
D:an verstaan wij ook, dat wij bij elkander
behooren, en „elk een zijn elkanders
Jeden", idan zal men bevindleri, dat be-
schaving en bevalligheid niiet zijn het
zigendom of voorrecht van een bepaalde
klasse, maar dat zij het heerlijk voorrecht
en bezdt kunnen zijn van ieder mensc'h.
De strijd blijft dan, en ga ook moediq
tegen elken sektegeest, die de ware hu-
maniiiteit te qromde richt, en tegen elke
tyrannie, die het eigene en persoomlijke
zou willen dooden. En het gebed gaat op
tot God. Uw wil geschiede, gelijk in den
hemel, alzco ook op aarde
JHR. MR. VAJS KABNEBEEK
OPVOLGER VAN BARON SWEERTS?
Naar met asm zekerheid grenzende waar
schiinlgkheid wcrdt Terccmen, konot de
minister van Staat jhr, mr. dr. H. A. van
Karnebeek, oud min'ster van Buitf nlardsche
Zaken en oud-burptmeester van Den Baag,
zeer erastig in aannerbing vcor bet ambt
van Commissari8 dtr KciiiDgin in de pro-
vincie Zuid- Holland, ter venarging van
wplen baion Sweerts de Landas Wyborth^
LEGES OP BUITENLANDSCHE r
PASPOORTEN.
De" Minister van Binneclendsche Zaken
heeft een eirculaire aan Ged( p StateD der
onderscheidere piovincien gezonden, Tvaarin
op de wenscheirjkbeid wordt gewezen, dat,
in het belaDg van veTgeniakkelijkirg van
het internationaal verkeer, de onrerscbei-
denlijk door piovincie er gemeentebesioren
geheven leges wegers afgifte of verlerging
van een buitenlandsch paspoort, zcoveel
mogelpk worden verlaagd, althans, waar
die leges bet fedrag van f 1 te boven gaan,
deze tot f 1 worden teruggebrecht.
•DE NED. TENTZENDING OPGEBEVEN.
Op een vergaderiDg van de Ve^eeBigirg
„De Ned. TentzerdiDg" is na uitvoerige
bespreking besloten, den arbeid der Ned.
Tentzending op te beffen en de Vereeniging
te ontbinden.
De redenen biervoor zijn in de earste
plaats deze, dat die arbeid in de laatste
jaren niet meer die belangstelling mocht
ondervinden, die bp vroeger genoot, he>we!k
bezwaren van materieelen en financieelen
aard meebracbt. De Vereeniging benoemde
een liquidatie-comm;ssie, bestaande uit de
heeren dr. P. Stegenga Azn. te Amsterdam,
voormal'g voorzitter, en L.- J. H. van der
Kloot Mepburg te Ermelo, voormalig
admiDistrateur.
;HET ilOLLAND-BUIS TE BRUSSEI
Heymans, de Belgische Minister van
Npverheid, Arbeid en Sociale voorzorg,
bracht Dinsdag in gezelscbap van zpn
niet eens met de oogen en toonde geen
spoor van angst.
,,Ja", herhaalde ik langzaam. „Ik ben
Cups en ik moet eens met u praten."
Hij keek mij minachtend aan, alsof ik
een beast was.
„Je maakt me niet aan het schrikken",
zeiide hij langzaam in een d&idelijk dialect,
„Ik ben niiet bang."
jDat hoeft ook niet," zeide ik lea In
„Ik wil u geen kwaad doen."
,,Kom je jezelf dan uitleveren vnoeq
hij gestreng.
Zijn oogen dwaalden weg van mijn ge
zicht en ik zag, dat hij naar mijn kleeren
keek.
„Is de politic je hier al op het spoor
vroeg hij kortaf.
,,Geen sprake van", antwoordde ik.
Zooals gewoonlijlk, was ik haae te
vlug af."
,,Was je dan in het hotel verborgen,
toen ze naar je zochten
„0 neen", zeide ik luchtig. „Ik lag i*
het ohrysantlhemumperk in Jiet plantsoen-
tje ihierover. Er is geen enkele reden
waarom u dat niet weten moogt."
Hij keek eens naar mijn' handen. „Maar
ik hdb me een beetje opgeknapt sirids-
dien", ging ik opgeruimd verder. ,,Ik heb
me geschoren en afgeborsteld in een
kamer hier tegenover. En ik nam ook
wat whiskey. Ik had ontzettenden dorst."
Hij keek mij nadenkemd aan en de scha-
duw van een glimlach gleed om zijn mond.
Een lang zwijqen volgde, toen vroeg hij
kallm:
„En wat verwaclht je nu eigenlijk van
mij
(Wordt vervolgd.)
TER
COURANT
„Zoo