ALGEiREEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. """uaSeeb-.. No. 8189. Vrijdag 13 Januari 1928 68® Jaargang Maatschappelijke zedelijkhBid. Een nieuwe neus Vezefzalf TiN">iTFQ"N~Dr i A81HE*£«T3PRIJS: EEESXE BLED. TBtJILLKT OH. Voor binnen Ter Neuzen f 1,40 per 3 maanden Voor buiten Ter Neuzen fr. per post 1,80 per 3 maanden Bij vooruitoetaling fr. per post 16,60 per jaai Voor 't buitenland f 2,70 per 3 maanden franco per post Abonnementen voor 't buitenland alleen bij vooruitbetaling. Oit blad verschijnt lederen Maandag-, Woensdag- en Vrljdagavond. Bestaat er wel maatschappelijke zede- lijlklheiid? Misschien is het onnood'ig vooraf te verklaren, wat wij omder maatschap- pelijike zedelijlkheid meenen te mop en en moeten verstaan. Wij zullen dit het beste kwvnen udteenizetten door in dit artikel, natvmirlijk zee:r kort, na te gaan, wat ver- sdiiMende schrijvers en denkers over dit onderwerp hebben ten beste gegeven. B;jj aille verscihil van meening zal er dan alltoht toch iiets worden ontdekt, wat bij die alien, gemeenschappelijk voorkomt. Om onze uiteenzettinq tot een artikel te beperken, willen wij dan bier niet omstan- difl naqaan, wat zeer oude schrijvers (hoe bedanqwekkend hun meeninqen overiqens mogen zijn) over dit onderwerp hebben gepiuibliceerd. Wij willen niet vender terugqaan dan het jaar 1700. In die dagen toen er (gelukkig!) nog niet zoo veel van de pers kwam, versche- nen er brieven van Lord Chesterfield, ge- rieht tot zijn zoon. Deze brieven hadtden tea doel om de manieren van een jong- men-sch te vormen, hem te ontwiikkelen in gemakkelijkheid en bevalligiheid in den oaatgang, en toch was het niet (wat onze lezers wellicht nu vermoeden): een hand- boek voor de wellevendiheid.Formeele regels, en allerlei voorschriften voor velerilei gevallen zouden stellig niet de uiibwerking hebben gehad, die Lord Ches terfield wenschte. Hij wilde niet dwin- gen, niet voorschrijven, maar hij wenschte op »e voeden in vrijheid. Liever dus dan allerlei verordeningen te geven, wenschte hij zijn leerlingen allerlei voorbeelden te geven, die nagevolgd of ook vermeden ddenden te worden. Lord Chesterfield was een man, die veel had gezien en die veel had gelezen, en die, begiftigd met een helder en scherp waarneminqsver- mogen, nu ook een ander leeren kon. hoe die moest waarnemen. En hij zocht bij de de lieden, die hij waarnam, niet slechts uibwendige daden, doch ook inwendige motieven, en trachtte te yinden, wat het was, dat bij hen en in hun daden en in bun gebaren en bij hun woorden gelijkmatig- beid en orde gaf. Het was en bleef bij Lord Chesterfield dus maatschappelijke aedelijkheid, doch slechts van een zeer zeer bepaalde klasse en onider zeer be- poalde con st a nd igh e de n Een ander schrijver, die op dit punt veel te denken geeft, is de Enqelsche •ehrijver Fielding, die origeveer in den- eelfden tijd leefde, en die weer tot een a*'der milieu behoorde. Hij was vrede- rechter te Louden en zoo kwam het, dat hij good op de hoogte kwam van de levenswijze en de strevingen van hen, die voor zijn rechterstoel verschenen; ook leend'e hij kennen het leven van ge- wt>ne burgers en plattelanders, van sahoolmeesters en geestelijken. In al die lieden, met wie hij in aanraking kwam, •Kitdakte hij verschillende karaktertrek- k«a, verscbillenide gedragslijnen, ook wel en dat is heel belangrijk! versc'hil- lamde begrippen over recht en onrecht over goed en kwaad. Iedere volksklasse had blijkbaar en dit werd nadrukkelijk en met graagte vastgesteld! eenig begrip van recht en onrecht, eenigen maatstaf van goed en kwaad. Deze schrijver toet- door ARTHUR GASK 52) (Vervolg.) Angas Forbes stond op het balcon van d« eerste verdieping. Een oogenblik stond hij stil te kijken naar den stroom van menschen en voertuigen, die ondier hem voorbij golfde. Toen 'keerde hij zich plotseling af en ik sag in een kamer het licht opgaan. Onwil- lekeurig telde ik de numroers af tot aan de learner, die hij bewoonde. De zevende van die vestibule af gerekend. Ik was buiten mij zelf van pijm en smart, •oed, ilk zou hem opzoeken. Het minste, wat hij kon doen, was mij een glas water geven. Ik stond op en begon zacht mijn beenen te wrijven. Toen wankelde ik over het girasveldje en voor de tweede maal ge- luikte het mij om over de lage omrastering te geraken. Ik stak den weg over, zonider mr op te letten, of ilk ook overreden kon worden en een schorre kreet en een vloek van den een of ander, gepaaird met een plotseling geknars van remmen, maakten niet den minsten indruk op mij. Ik wan- delde de garage van het hotel binnen liep een trap op, die ik nog van vroeger kende, ging een deurtje door en was in de bagagekamer van het hotel. INGEZONDEN MEDEDEELIN GEL" geneest brandwonden ste deze lieden nu niet allereerst aan zijn eigen regels, hij vormde hen niet om naar zijn meening of wemschen, neen, hij was tevreden met zijn lezers te doen gevoelen: dat zij hun eigen regels hadden en dat zij alle daden, maar ook alleen die daden af- keurden, die een afwijking waren van 'hun eigen regels. Het was een gevolg van deze en derge- lijlke romans, dat en in Engefland en al spoedig ook in andere landen, vooral bij de uiitbreiding, die het wereldvenkeer be gon aan te nemen, de vraag opikwam, diie de geletterde wereld dier dagen zich met graagte stelde: vooreerst om eens uitvoe- rig na te gaan het verschil in denkwijze en geiloof tusscben Oost en West. Maar men ging ook verder. Men vond het heel amusant zich in te denken, hoe een be- schaafd Chinees, Hindoe, Turk of Pers de zeden en de begrippen wel zou opvatten, die hij aantrof" in Engeland of Frankrijk. Een schrijver: Oliver Goldsmith schreef in zijn boek: Burger van de Wereld, deze wijze van verdiichtinig, nog verder, door op ruistige manier de uitwerking te schet- sen, die die d'waasheden van zijn fendge- noten wiel moesten maken op een vreem- Het Engelsc'he voorbeeld werikte prik- kdenid op anderen. Na een bezoeik toch aan Engieland besteedde Montesquieu (levend 16891755) zijn gendale gaven aan een werk, dat wereldberoemd is ge- worden, getiteld: Esiprit des Lois (1748) en dat ongetwijfeld kan worden genoemd een verhandeling over maatschappelijke zedellijkheid. Er was iets, zoo merkte deze scihrijver op, wat in ieder land voor- kwam naast de wetten, die waren pp- schreven op tafels of perkameiit, iets dat bestond (al was het misschien onder- gronds of onlbewust) naast de versc'hil- iende instellingen, onverschillig of die moniarchaal waren, aristocratisch of re- puiblikeiniscih. Er was, zoo meende hij en toonide hij aan, een zekere geestelijke gesteldheid; die met deze regeeringsvor- men overeenistemde: die dnardoor werd gevoed en die deze instellingen ook op haair beurt weer voedde; en ais deze geestellij'ke gesteldheid op een of andere wijze verloren ginig, verdwenen ook die vormen. Waar deze gesteldiheid vandaan kwam, hoe men de gestalten had te ver klaren,, die zij in verschillende strek aanmarn: wat voor invloed uitwendige om- stanidigheden, zooals b.v. het klimaat, hierop uiitoefenden; dat alles waren belangrijke vraagstukken, waarover nog tall van gissinqen konden worden ge- maakt. Maar hoe die gissingen ook uit- vielen het feit zelf kon niet worden ontkenid, en al mag Montesquieu op zijn Firanisdh wel wat vluchtig en haastig zijn geweest in zijn conclusies en toepassin- gen, en te veel vertrouwen hebben gesteld op allerlei inlidhtingen, die hij ontving, toch hebben zijn aanwijzinqen, mits voor- zicihtig gieibruikt, veel waarde voor ver- dere onderzoekers. In den Parijzer kring verscheen dan een man, die noch met de reeds genoemde groote geesten in eenig verband stond, Ik wist nu uitstekend den weg en liep zonider aarzelen een nauwe gang door en kwam zoo bij de bediendentrap. Al heel gauw had ik de eerste etage bereikt, zon- der dat i em and mij gezien had. Ilk ging op de bovenste trede zitten om een oogenblik uit te rusten. Mijn snelle tocht, hoe kort die ook duurde, had mij buiten adem gebracht. Bovendden was ik nu wat kalmer geworden en nu ik weer helderder denken kon zag ik ook beter het gevaar, waarin ik nu verkeerde. Niet, dat ik daarover tobde: het kwam er voor mij alleen maar op aan om wat te drinken te krijigen. Ik krabbelde weer overeind en strom- peilde moeilijk verder, toen draaide ik den knop om van de eerste deur, die ik berei- ken kon. Deze was niet op slot en ik stapte bdnnen. Er brandd'e een vroolijk vuuir in den haard, maar ik zocht naar den knop van het licht en knipte het aan. Ik bevond me in een vrij groote slaap- kamer en het eerste wat ik zag was een flescih whiskey op de latafel. Ik geloof, dat ik de kamer doorrcnde om dde wlhislkey te bemachtigen, en in een oogeniblik had ik een fauteuil voor het vuur gieschoven en dronik met graagte een flink glas van dien godendrank. O, wat heb ik een mooie herinnering aan die eerste tien minuten bewaard. De alccuhol gaf mij weer levensmoed en ik was heelemaal niet meer van plan om dood te gaan. Ik werd weer opgewekt en mijn gedacihten werkten opndcuw logisch en geregeld. Er was nog wel een kans voor mij, daoht ik en als om te getuigen van de zelfbeheersching, die ik herkregen had. dwonq ik mijzelf om niet opnieuw een qlas whiskey in te schenken, ofschoon ik er moch met de geestelijkein, die de door- werlking dezer denkbeelden zoo lang mo- gelijk tracihtten tegen te staan, de zoon van een horlogemaker in Geneve, op wien de oude republikelnische en Protestantsche •tiradities van zijn vaiderstad een macihti- gicin vat hadden gekregen. Rousseau (17121778) heeft, zelfs in zijn wildsten tijd, een sterken en inndgen afkeer be- houden van de maatschappelijke verdor- venlheiid zijner dagen. Hij wenschte tot geen prijs, dat Geneve straks het slechte voorbeeld van Parijs zou volgen en den toon zou overnemen, die daar heerscihte. Heeft men in Rousseau wel eens een kam- pioen gezien voor het pngebreidelde leven der wilden, toch mag niet worden ver- geten, dlat hij ook groote waarde hechtte aan een strenge opvoeding. Terwijl hij in zijn Emile de bestaande stelsels van op voeding veroordeelde, die naar zijne mee- niing alles, wat eemvoudig en natuurlijk was hadden vernietigd, verklaarde hij tooh tegelijkertijd, dat elke hervorming in de maatschappij moet voortkomen uit een hervorming van het huiselijk leven. Intussdhen kwam de ontbinding der Fransche maatschappij nog sneller en ra dical er dian i em and gedacht had. De Fransche revolutie was wel een maat schappelijke omverwerping in den volsten en dlieipsten zin van het woord. Geen in- wisseling was het van de eene soort re- geerinigsvorm voor de andere, neen, het was een algelheele oplossing van alles. Ook werd door deze revolutie elke beper- kinig verworpen. Geen stand en zouden er meer zijn, en ook wilde deze revolutie de wereld omvatten. Heel Europa voelde den schoik. Er werd meegeleefd, maar er kwam anderzijds ook felle reactie. En toen de Republiek, die alien had willen omvatten, en die alien gelijk had willen maken, een universeel keizerrijk was ge worden, werd die waarde van. het onder- scheid der volken eerst goed duidelijk aan velen, die eerst al sterik ha-dden ge- applaudiseerd bij de afkondiging van het ,,alqemeene wereldbuti|fcrschap Ook be gon men op deh duur het onderscheid der standeri weer minder aamstootelijk te vin- den. Een diicihter als Lord Byron, of- scihoon zelf sterk belhept met de gevoe- lens van zijn eigen stand, en met niet veel eerlbied voor die van anderen, toonde toch diuiid'elijk, hoe ondier de ktmstmatige op- pervlakte ook .van zijn omgeving en ka- raikter springbronnen lagen van een harts- tocht, die niet aan een bepaalden stand, maar aan het geheele menschelijke ge- slacht behoort. Er is dus dit bleek duidelijk uit het weinige, dat wij hier aanvoerden, een zeker karakter, een zeker ethos, dat on getwijfeld het eerst voorkomt in den in- dliviidlu, maar dat' door en in hem ook verband houdt met een bepaalden, gxoo- teren of kleineren kring. Zij worden aan- getroffen in het familieleven, in het volks- leven en in al de algemeene maatschappij. Het huiisgezin staat hierbij voorop. Het maakt een belangrijk deel uit van de maat schappelijke zedelijkheid. ja, vormt als het ware het uiitgangspunt altijd weer. Dan volgt het volksleven, de natie, en einde- lijk komen wij zoo tot de groote maat schappij. Alle drie deze kringen hebben bun eigen recht. De familie verliest zich niet in de natie, de natie gaat ook niet op in de algemeene maatschappij. Zij bestaan gelijktijidig naast elkander. Tot nu toe hebben wij slechts en met dolgraag nog een geihad zou hebben, maair nam daarentegen verscheiden glazen wa ter om mijn eersten dorst te lesschen. Toen herinnerde ik mij opeens, waarom ik eigenlijk in het hotel was gekomen en in een helder oogeribbk begreep ik plot- selamg, dat daarin misschien nog mijn eenige redding was gelegen. Ik zou eens met Angas Forbes praten en hem onder het oog brengen, dat hij op een verkeerd spoor was. Door mij zoo te verviolgen handelde hij reqelrecht in strijd met alles, waarvoor zijn doode vriend gestreden had, en door de auto- riteiten achter mij heen te jagen. deed hij de pogingen te niet, die de dokter had gedaan om mij tegen de wet te bescher- men. Ik sprong overeind, maar toen ik daar stond, keek ik toevallig in den Spiegel. Een afschuwelijk gezicht keek mij daar- uiit aan. Een baard van tien dagen, vuil, modder en bloedvlekken, ingevallen wan- gen, holle oogen en verward haar, dat door de modder aan elkaar kleefde. Ik zag er uit, alsof ik uit het graf verrezen was. Er stond een groote waschtafel met kranen voor warm en koud water in de kamer en in een oogenblik had ik mijn jas afgegooid en mijn mouwen opge- stroopt. Er lag een scheermes op de toi- lettafel en na een oogenblik aarzelen maakte ik mij daar ook meester van. Keer op keer baadde ik vol behagen mijn ge zicht in het lauwe water en toen ik ein- delijk met mijn wasschinqen gereed was, zag ik er werkelijk heel anders uit. De afschuwelijke kleeren' van Scut kon ik niet toonibaarder maken en ik was niet van plan om nog meer te wagen door langer in de kamer te blijven. Ik had opzet autoriteiten qenoemd alleen uit den lateren tijd. Twee personen uit de oud- faeid mogen echter zeker niet worden ver- onachtzaamd, vooreerst Plato, ook al wordit de bedocling, die hij met zijn „Re- puibliek" heeft gehad, zoo heel verschil- l'end uitgelegid. Rousseau, de paedagoog, zag er een verhandeling in over de op voeding. Toch gaat Plato s boek dieper. Het behandelt eigenlijk deze groote kwes- tie: of er rechtvaardiig.heid bestaat, dan of zij slechts een verdiichtsel is; of recht- vaardligheid een individueel beginsel is of oak een maatschappelijk principe; of er eem maatschappij op den duur zou kunnen bestaan, waarin deze rechtvaardigheid niet werid erkend en die door deze recht- vaardiigheid niet werd bijeengehcuden. Wie dieze vraag aanroert, is (dat voelt ieder) op het terrein der maatschappe lijke zedelijkheid. Al die strijdvragen van den nieuweren tijd, de geschillen over recht en macht, die thans zoo heftig wor den gevoerd, en dan het allerlastigste van alle vraagstukken, dit; hoe de rech- ten van het individu en die van de maat schappij met elkaar in overeenstemming kunnen worden gebracht, dit alles draait om deze eene vraag. En hoe zeer Plato en de tweede per- soon, dlien wij nog willen noemen: Aris- toteles, zijn leerling, ook uit elkander mo gen gaan, op een punt zijn deze twee het volkomen eens; en Plato en Aristoteles wil de zedelijkheid, ook de maatschappe- lijlke zedelijkheid, zoeken in de gemoeds- gestelidheiid, in het karakter, en dus niet in d'e dladen, die men ziet, en nog minder in formeele stelregels. Bij Plato, het'is wiaar, ging het huisgezin geheel te loor. Aristoteles heeft dit weer in orde ge bracht; hij ziet in de familie den waren grondslag ook voor de staatkundige maat schappij; de verhoudingen in het gezin zijn voor hem kiemen van verschillende rageeringisvoirmen. Daden dat leeren Plato en Aristo teles en evenzeer heel de Bijbaldaden zijn niets, indien zij niet de vru'cht zij.n van onze giemoedsgesteldheid; woorden zijn niets of nog minder, indien zij niet in waarheid een gesteldheid of bedoeling uitdrukken van den geest. Zoo is er maat schappelijke zedelijkheid, maar wie haar zoekt en vindt, zal tevens ontdekken, vroeger of later, dat zij volkomen klopt met wat wij, ruim opgevat, terugviniden in de leer van het Christendom. Het was dan ook de groote Engelsch- man Maurice, die ermstiq waarschuwde voor een poginq om een universeele gods- diiensit-maatschappij te sfcichten, die alles zou samenvatten wat het menschdom ver- eenigide, of ook alles zou verzwelgen, wat hen onderscheidde. Wij zullen goed doen om voor de bevestiqing en hernieuwing van onze maatschappelijke zedelijkheid geen denkbeeldig verleden of denkbeel- dlige toekomst te vormen of te droomen, maar gebruik te maken van wat wij heb ben. Dan zullen wij bevinden, dat het be- INGEZONDEN MEDEDEELINGEN. Doos tegen Verstopping eigenlijk al te lang giewacht, en ieder oogenblik zou de bewoner van de kamer kunnen terug komen. Ilk ruimde dus zoo goed en zoo kwaad als het ging vinder- haast alle sporen van mijn bezoek weg, draaide het licht uit en liep op mijn teenen de gang door. Er lagen tien kamers op een rij en met angstig jagend hart zocht ik de eene de zevende van de vestibule af. Zij was Ibezet zag ik, want het licht was op. Ik klopte zachtjes aan en ik hoorde binnen" roepen. Snel draaide ik den deurknop om, ging binnen en sloot de deur weer onmiiddellijk achter mij. Angas Forbes zat aan een klein tafeltje te schrijven en keek dadelijk op. HOOFDSTUK XII. Angas Forbes. Geruimen tijd stonden we elkaar zwij- gend aan te kijken. Ik nam iedere lijn van het gelaat van den grooten Schot in mij op en hij keek mij aan met een koelen, verwonderden blik. „Nu", snauwde hij eindelijk. ..Wie ben je en wat wil je ,,Ik ben Cups", antwoordde ik rustig. „En u zoekt mij." Hij zeiide ndets meer, maar zijn blauwe oogen zag ik een stalen glans krijgen en zijn groote hand, die op de tafel rustte balde zich tot een vuist, als wilde hij mij es.n slag toedienen. Hij moet wel gedacht hebben, dat hij in doodsgevaar verkeerde maar om den man recht te doen, hij knipte ginsel der Zelfverloochening, dat in het Christendom zijn diiepste uitihig en repas sing vond, den ondergrond vormt voor natiionale vrijheid, gelijikheid en moed, voor beleefdheidi in het gewone, dagelijk- sche verkeer, en ook voor die alladaag- sche deugden en bevalliiqiheden, die het leven ibekoorlijk en geniietbaar maken, terwijl zij er zoo erg veel toe kunnen bij- dragen cm allerlei ellende te verzachten. D:an verstaan wij ook, dat wij bij elkander behooren, en „elk een zijn elkanders Jeden", idan zal men bevindleri, dat be- schaving en bevalligheid niiet zijn het zigendom of voorrecht van een bepaalde klasse, maar dat zij het heerlijk voorrecht en bezdt kunnen zijn van ieder mensc'h. De strijd blijft dan, en ga ook moediq tegen elken sektegeest, die de ware hu- maniiiteit te qromde richt, en tegen elke tyrannie, die het eigene en persoomlijke zou willen dooden. En het gebed gaat op tot God. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, alzco ook op aarde JHR. MR. VAJS KABNEBEEK OPVOLGER VAN BARON SWEERTS? Naar met asm zekerheid grenzende waar schiinlgkheid wcrdt Terccmen, konot de minister van Staat jhr, mr. dr. H. A. van Karnebeek, oud min'ster van Buitf nlardsche Zaken en oud-burptmeester van Den Baag, zeer erastig in aannerbing vcor bet ambt van Commissari8 dtr KciiiDgin in de pro- vincie Zuid- Holland, ter venarging van wplen baion Sweerts de Landas Wyborth^ LEGES OP BUITENLANDSCHE r PASPOORTEN. De" Minister van Binneclendsche Zaken heeft een eirculaire aan Ged( p StateD der onderscheidere piovincien gezonden, Tvaarin op de wenscheirjkbeid wordt gewezen, dat, in het belaDg van veTgeniakkelijkirg van het internationaal verkeer, de onrerscbei- denlijk door piovincie er gemeentebesioren geheven leges wegers afgifte of verlerging van een buitenlandsch paspoort, zcoveel mogelpk worden verlaagd, althans, waar die leges bet fedrag van f 1 te boven gaan, deze tot f 1 worden teruggebrecht. •DE NED. TENTZENDING OPGEBEVEN. Op een vergaderiDg van de Ve^eeBigirg „De Ned. TentzerdiDg" is na uitvoerige bespreking besloten, den arbeid der Ned. Tentzending op te beffen en de Vereeniging te ontbinden. De redenen biervoor zijn in de earste plaats deze, dat die arbeid in de laatste jaren niet meer die belangstelling mocht ondervinden, die bp vroeger genoot, he>we!k bezwaren van materieelen en financieelen aard meebracbt. De Vereeniging benoemde een liquidatie-comm;ssie, bestaande uit de heeren dr. P. Stegenga Azn. te Amsterdam, voormal'g voorzitter, en L.- J. H. van der Kloot Mepburg te Ermelo, voormalig admiDistrateur. ;HET ilOLLAND-BUIS TE BRUSSEI Heymans, de Belgische Minister van Npverheid, Arbeid en Sociale voorzorg, bracht Dinsdag in gezelscbap van zpn niet eens met de oogen en toonde geen spoor van angst. ,,Ja", herhaalde ik langzaam. „Ik ben Cups en ik moet eens met u praten." Hij keek mij minachtend aan, alsof ik een beast was. „Je maakt me niet aan het schrikken", zeiide hij langzaam in een d&idelijk dialect, „Ik ben niiet bang." jDat hoeft ook niet," zeide ik lea In „Ik wil u geen kwaad doen." ,,Kom je jezelf dan uitleveren vnoeq hij gestreng. Zijn oogen dwaalden weg van mijn ge zicht en ik zag, dat hij naar mijn kleeren keek. „Is de politic je hier al op het spoor vroeg hij kortaf. ,,Geen sprake van", antwoordde ik. Zooals gewoonlijlk, was ik haae te vlug af." ,,Was je dan in het hotel verborgen, toen ze naar je zochten „0 neen", zeide ik luchtig. „Ik lag i* het ohrysantlhemumperk in Jiet plantsoen- tje ihierover. Er is geen enkele reden waarom u dat niet weten moogt." Hij keek eens naar mijn' handen. „Maar ik hdb me een beetje opgeknapt sirids- dien", ging ik opgeruimd verder. ,,Ik heb me geschoren en afgeborsteld in een kamer hier tegenover. En ik nam ook wat whiskey. Ik had ontzettenden dorst." Hij keek mij nadenkemd aan en de scha- duw van een glimlach gleed om zijn mond. Een lang zwijqen volgde, toen vroeg hij kallm: „En wat verwaclht je nu eigenlijk van mij (Wordt vervolgd.) TER COURANT „Zoo

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1928 | | pagina 1