even gunstige condities als ieder ander on- derwijzersgezin in deze gemeente, terwijl daamaast nog de vraag open blijft of men die wet wel op de gehuwde anderwijzeressen, die^ op wachtgeld gesteld worien, zal toe- passen. Hoe het onderwijs in school C zal geregeld worden is een kwestie over de interne aan- gielegenheid der school, welke aan het hoofd van die school kan worden over gelaten. M%ar het hoofd van school A een behoorlijke regelinig wiist te treffen, daar mag verwacht worden, dat ook het hoofd van school C dit zal bunnen doen. Omdat wij als gemeente steeds steun vra gen aan bet rjjk in verband met onze eeono- mische toestand, zoo mogen wij toch zeker geen uitgaven doen die niet strikt noodig zijn en waarvan zeker het rijk, blijkens zijn eigen besluiten" de nioodzakeljjkheid niet zal erken- nen. En waar wij reeds in 1926 hebben uitge- eproken, dat zoolang de belasting zoo hoog is geen nieuwe uitgaven op de gemeente gelegd mogen worden (zie de notulen van 4 Mei 1926) daar zal het uw college duidelijk zijn, dat het financieel belang zich verzet tegen inwilliging van het verzoek van de versehil- lende onderwijzersvereemgingen in deze ge meente en dan kunnen wij niet anders doen' dan uw college voorstellen afwijzend op het adres te beschikken en het navolgende besluit te nemen: De raad der gemeente Ter Neuzen; overwegende, dat met 1 Januari 1928 het aantal verplichte leerkracbten aan school C van 6 op 5 wordt gebracht, zulks in verband met her aantal leerlingen over 1927 dat de financien der gemeente niet gedoo- gen, de kosten aan het hebben van een over- complete leerkracht verbonden voor rekening der gemeente te nemen; gehoo rd een voorstel van burgemeester en wethouders; be s 1 u i t met ingang van 1 Januari 1928 eervol ont- slag te verleenen wegens opheffing der be- trekking aan mevr. Johanna Frederika de Pauw geboren Moes, onderwijzers aan de openbare lagere school C. Volgn. 150. Een lid der 2e afdeeling dringt aan op het vemieuwen der schoolbanken in school D, inzdnderheid voor de laagste klas- sen. Door ons zal een onderzoek worden inge- steld of op school D nieuwe schoolbanken noodig zijn. Moeht dit het geval zijn, dan zal een voorstel gedaan worden om nieuwe schoolbanken aan te koopen. Volgn. 205. Een lid der 2e afdeeling ver- klaart zich principieel tegenstander van den post schoolkleeding. Volgn. 217. Een lid der 2e afd. is tegen het subsidie aan de vereeniging „Volks- bibliotheek". Volgn. 219. Bij den post subsidie aan het muzrekgezelschap stelt een lid der 2e afd. voor de politieverordening zoodanig te wijzi- gen, dat -bet geven van concerten e.d. door muziekkorpsen op Zondagen na kerktijd wordt toegestaan. Een ander lid dier afd. is tegen het verlee nen van subsidie aan het plaatselijke muziek- gezelschap en de zangvereeaiiging te Sluiskil. De bezwaren van het lid tegen de sub sidies in deze posten genoemd, worden door ons niet gedeeld. Bij volgn. 219 is het voorstel van een lid der 2d,e afd., in de politieverordening een bepaling op te nemen om de mogelijkheiri te openen op Zondag na kerktijd concerten te doen geven. Een dergelijke bepaling mag o.i. niet in de poli tieverordening geregeld zijn, aangeziem deze materie reeds geregeld is in art. 4 der Wet van 1 Maart 1815, Stbl. 21 (Zondagswet). Hoofdstuk IX—1. Volgn. 222. Bij den post „belooning aan doctoren, enz." dringt een lid der le afd. aan op de opneming van eene bepaling in de instructie der vroedvrouwen, waarbij deze aan een tarief voor het doen van verlossingen gebonden zullen worden. Om in de instructie der vroedvrouwen thans een bepaling op te nemen, die voor die titularissen nadeelig kan zijn, lijkt ons niet juist. Wij zijn bereid die kwestie nader onder het oog te zien, wanneer te zijner tijd een nieuwe vroedvrouw benoemd moet worden. Volgn. 226. Leden der beide afdeelingen stellen voor het op de begrooting van het Burgerlijk Armbestuur voor werkloozenbede©- ling uitgetrokken hedrag, ad f 12500, bene- vens de op die begrooting geplaatste grati- ficatie aan den Voorzitter van het armbe stuur, uit die begrooting te lichten en die be- dragen over te brengen naar een nieuwen op de gemeentebegrooting toe te voegen post „Steun aan uitgetrokken werkloozen." Dit voorstel kan al daaroim niet geaccep- teerd worden, omdat noch de Raad, noch B en W. verandering in de begrooting van het Burgerlijk Armbestuur kunnen brengen. De Raad kan alleen besluiten de begroo ting van bet Burgerlijk Armbestuur niet goed te keuren, met verzoek de wijzigingen bovenibedioeld aan te brengen. Buiten deze kwestie is het natuurlijk mogelijk een he- drag te rametn voor steun aan uitgetrokken werkloozen. Wanneer wij een dergelijk voorstel zouden ovememen, dan kwamen we daardoor weer in den toestand van v6or 1 Mei 1926, en zouden daamaast dan nog krijgen het voorstel van den heer Colsen am weer eene steunregeling in het leven te Toepen. Wij kunnen daaraan niet medewerken. In de raadsvergadering van 22 April 1926 is, na een zeer uitvoerige bespreking, besloten, dat de steunregeling, zooals die tot dien tijd foestond, met 1 Mei 1926 zou ophouden te bestaan en dat als gevolg daarvan de steun aan de werkloozen zou overgebracht wor den naar het Burgerlijk Armbestuur. In de raadsvergadering van 4 Mei 1926 is die kwestie nog eens ter sprake geweest en ook toen besliste de raad, dat steun verder al leen verleend zou worden via de instellin- gen van weldadigheid. Het Burgerlijk Arm bestuur heeft sedert 1 Mei 1926 d:e zaak ter hand genomen. Ons hebben dienaan- gaande nooit bijzondere klachten bereikt. De werkloozen worden bij bet Burgerlijk Armbestuur bovendien niet als gewone ar- men beihandeld. De lijst van de ondersteun- den worit in overleg met den directeur van de arbeidsibeurs vastgesteld en de uitkeering aan de menschen gesdhiedt op een daarvoor speciaal aangeiwezen dag. Dat daarbij streng toegekaken worit op de uitkeeringen, is niet alleen het recht van het Burgerlijk Armbestuur, maar ook de plicht. Waar sedert 1926 in den toestand niets is gewij- zigd, daar kunnen wij niet inzien, waarom thans weer moet worien teraggekesri naar den toestand van voor 1926, toen het besluit viel, nog een lichtpunt, dat bij het aanne- men van het Belgisch tractaat, alhier weer scheepvaart zou komen en dus werk. zoodat de steun zou kunnen vervallen, thans is daanop vrijwel geen uitzicht meer, en is er van tijdelijken steun geen sprake meer. De steun moet als blijvend worden be- schouwd en geen enkel motief is aanwezig am het vaststellen der jiitkeeringen aan een tijdelijke cammissie op te dragen. Op grond van het bovemstaande kunnen wij niet het voorstel steunen om een post j te ramen voor uitgetrokken werkloozen, nooh het voorstel van den heer Golseii om i een steunregeling in het leven te roepen, en achten wij ons ontheven van den plicht onze meening te zeggen over de steunregeling zooals deze door den heer Colsen is inge- diend. Een lid der 2de afdeeling vraagt of B. en W. willen onderzoeken, hoeveel aan steiun aan werkloozen door het Armihestuur over hat tijd- vak 1 April tot 1 November 1927 is uitgege- ven, zoo mogelijk gespecificeerd per week. De desbetreffende opgave zal gevoegd worien bij de stukken, welke veer de raads vergadering ter inzage liggen. Een lid der 2de afdeeling uit een klacht over den voorzitter van het Armbestuur. Deze, aldus dat lid, zou n.1. aan armlastigen steun toezeggen onder voorwaarde, dat zij ter kerk zullen gaan, waartoe de voorzitter behoort. Ook een ander lid der 2de afdeeling laakt verschillende handelingen van dien voorzitter. Zoo vindt dat lid het afkeurenswaariig, dat die heer Bedet vele interne aangelegenheden, het armbestuur betreffende, in het openbaar loopt te bespreken. Nu, aldus dat lid, in een vorige raadsvergadering een stuk uit het ar- chief van het Burgerlijk Armbestuur is voor- gelezen, adht hij zich gereehtigd om stuk ken uit een over zekere kwestie gevoerde cor- respondenltie voor te lezen. Volgens verkla- ring van dit lid heeft hij afschriften van brie- ven uit het archief van het Armbestuur ge- kregen van zijn broer, ten tijde, dat deze op- trad als waamemend secretaris van dat be- stuur. De stukken betreffen de kwestie Wilhelm, die door den voorzitter van het Armbestuur wend .afgewezen op grond van werkschuwheid. Het genoemde lid zal deze stukken ook in openbare raadsvergadering voorlezen, zoo ei raadsleden zijn, die bet optreden van den voorzitter in deze aangelegenheid zouden goed- keuren. Bovendien drukt het meergenoemde lid zijn afkeuring uit over het optreden van den be- doelden voorzitter tegenover den ondersteun- den Broekhoven. Ook meeriere leden der beide afdeelingen voelen grieven tegenover het optreden van den voorzitter. Een lid der 2de afdeeling verzoekt B. en W. naar de hier geuite Klachten een grondig on derzoek in te stellen. By de ibesprekmg van dezen post heeft het onze groote verwondering gewekt, dat een lid van den raad, geen lid van het Arm bestuur zijnde, voorlezing doet van stuk ken, die in het archief van het Burgerlijk Armbestiuur bahooren. Volgens de mededee- ling van dat lid waren de afschriften hem verstrekt door diens broer, toen deze tijde- lijk het secretaihaat waarnam. Wij moeten in hooge mate afkeuren de daad van dien waarnemend secretaris om archiefstukken aan derien af te geven, om deze weer tegen een ander lid van het Burgerlijk Armbestuur te kunnen gebruiken. De brieven, gezonden aan bet Burgerlijk Armbestuur en verzon- den door dat college, zijn het eigendom van het college en berusten in het archief. Af- schrift daarvan aan derien geven, is over het algemeen niet gewenscht en zal dan toch zeker alleen mogen geschieden met toestem- minig van het Armbestuur. Over de hierboven genoemde klachten helbben wij den voorzitter van het Burger lijk Armbestuur gehoord. Een afschrift van diens verweerschrift, gericht aan ons Colle ge, volgt hiema: Afschrift. Ter Neuzen, 4 November 1927. Onderwerp Klachten tegen voorzitter Burgerlijk Armbestuur. Naar aanleiding Uwer missive 28 October 1927 betreffende klachten over mijn optreden als voorzitter van het Burgerlijk Armbestuur, door Uw College in een vragenlijst voorgesteld, diene bet volgende tot antwoond. Laat ik echter mogen beginnen met U mede te deelen, dat ik mij daartoe niet verplicht heb geacht, aangezien buiten de rekenplich- tigheid der goedgekeurde begrooting, noch de voorzitter, noch het geheele college, hoege- naamd geen verantwoording aan den Raatl versohuldigd is. Lntusschen heb ik gemeend, am de buitengewane personalia tegen onder- geteekende, die in de vragen zijn opgesloten, mij van antwoord niet te magen onthauden. Nu ter zake. De eerste vraag luidt aldus: „Een lid der afdeelingen beweert, dat U, in Uwe kwaliteit als voorzitter van het Bur gerlijk Armbestuur, den armlastige Baveko te Sluiskil, steun faebt toegezegd, wanneer deze en zijne huisgenooten ter kerk zouden gaan waartoe U behoort." Dat is een. fatale leugen, en ik beroep mij hier op het lid Van Aerde te Sluiskil als ge- tuige; zoo sterk is die leugen, dat zelfs de vader der leugenaars bij dat lid ter schole zou kunnen gaan. Indien dat lid eemg begrip had van het verband tusschen de kerk en hare leden gezien de geestesrichting van Baveko dan zou hij zich zeker de dwaasheid heb ben bespaard, oim met al te doorzichtige on- jui'Stheden zich in het opehbaar belacheiijk te maken. Dat lid ontbreekt het ten eenenmale aan parlementair fatsoen en ik zou hem aan- raden dit voor het vervolg beter in acht te nemen. De tweede vraag luidt aldus: „Een ander lid zegt, dat U A. Wilhelm om steun hebt afgewezen ten onrechte op grond van werkschuwheid. Dat lid spreekt als zijn vs.ste overtuiging uit, dat genoemde Wilhelm zich niet heeft schuldig gemaakt aan werk- sohuwheid, maar door ontslag werkloos werd. Juist is, dat Wilhelm voor ondersteuning is afgewezen niet door ondergeteekende alleen, maar bij meerierheid van stemmen door het college, op grond, dat hij bij de Petroleum Mii „De Automaat" 142,84 in zeven weken had verdiend dus niet op grond van werkschuw heid en, na ontslag er weer spoedig bij was om ondersteuning te vragen. Juist is, dat ik Wilhelm herhaaldelijk heb aangemaand werk te zoeken ook buiten onze plaats, hetgeen ten- gervolge had, dat hij omstreeks April van dit j,aar in Oostburg werk heeft gevonden, waar hij tot op heden nog is. Verder moet ik in deze zaak met veront- waariiging mijn afkeuring vastnagelen, dat A. Hamelink, tijdens zijn secretariaat bij ons Col lege, namens het Burgerlijk Armbestuur, zon- der voorkennis of onderteekening van den voor zitter, brieven heeft geschreven naar de Pe troleum Mij en den heer VerlindeMaandag, en deze stukken heeft gesteld in banden van het Raad slid Hamelink en zoodoende aanlei ding tot de vraag heeft gegeven. Uw College beoordeele deze handeling naar de mander- waardigheid, die ze bevat. De derie vraag luidt aldus: „Dat zelfde lid keurt ook Uw optreden af inzake de kwestie Broekhoven." Broekhioven was een getrouw afnemer van de gestelde norm der werkloozenliist, zdozoar zelfs. dat het College dus niet ik heeff gemeend hem van de werkloozenlijst te moe ten afvoeren. Toen heeft hij zich gemeld tot ondersteuning op de ijjst van geaiiimenteerden. Dat gmg weKeiijks zijn gewone gangetje, tot in de maand Augustus aan het havenwerk handen te kort waien, heb ik gemeend, dat er termen bes ion den hem die week niet te ondersteunen. Broekhoven is daarop beginnen te vloeken, scheiden, razen en tieren tot hij ten slotte een Weenerstoeltje tot wapen nam om mij daar- mee te lijf te gaan, en had de Voorzienigheid mij niet bewaari, voorzeker, mijn loc was be- slist geweest. De stoel kwam met zooveel kracht op de tafel terecht, dat de inhaud van den inktpot den secretaris bespatte en de ar- merubezoeker gedeeltelijk onder de tafel was geschoven. Ik heb hem toegestaan zijn grieven voor het College bloot te leggen. Hij is gekomen, heeft gezegd, dat hij niet werken kon, en toonde een bewijs, daf hij was afgekeurd bij de artillerie, begon te huilen, liep de zaal uit, en zakte in den gang in elkaar. Naar men zegt, in een meer voorkomende zenuwtoeval. Ziedaar de zaak Broekhoven, de heeren oor- deelen zelf, of er aan mij eenige sohuld kleeft. Nu moet ik er aan toevoegen, dat ik had kunnen doen naar het voorbeeld van den ar- beids-controleur Hamelink, die in een dergelijk minder ernstig geval, een IJzendijksche land- bouwer voor de rechtbank bracbt. Ik heb ech ter gemeend daarvan geen gebruik te mo1*?" maken en hem eenvoudig het bureau van uit keering ontzegd. Ten slotte spreek ik mijn sniit uit, dat ik ten tweede male genoodzaakt ben het interne leven van het Burgerlijk Armbestuur aan de openbaarheid te moeten prijs geven, terwijl ik tevens de verzekering geef, dat ik, hoe ner- soonlijk ook getergd, er nooit meer op zal in gaan. Hoogachtend, (get.) W. BEDET, Voorzitter v./h. Burgerlijk Armbestuur. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Ter Neuzen. Wij achten het niet noodig de hier be- doelde klachtemkwestie noig nader toe te lichten. Hoofdstuk XI. Volgn. 239. Bij den post „ar- beihsibeurs" verklaren enkele leden der beide afdeelingen zich tegen het ontslag van den tijdelijken klerk aan de arbeidsbeurs. Een lid der le en een der 2de afd. vragen of over het ontslag de Rijksdienst der Arbeidsbemiddeliiig gehoord is. Waar, aldus die leden, bij het Rijk plannen bestaan, om de arbeidsbeurzen geheel voor zijne rekening over te nemen, zouden zij den klerk willen behouden tot die plannen wer- kelijkheid geworden zijn. Ingeval van ontslag dringen die leden aan op eene wachtgeldrege- ling voor den betrokkene. Een hd der le af deeling zou den klerk nog willen behouden tot 1 Januari 1929 ten einde hem de gelegen- heid te geven om naar een andere betrekkmg uit te zien. E<m Lid der le afd. acht de arbeidsbeurs eene mislukking, omdat de meeste werigevers te dezer plaatse niet hun arbeiders betrekken door bemiddelinig der beurs, maar deze zoe ken op de vrije arbeidsmarkt. Dit lid verkhiart zich echter toch in het algemeen voor het m stituut dier arbeidsbeurzen Naar aanleiding van de opmerkingen, g gemaakt in de afdeelingen wer het even- tueel ontslag van den klerk bij <^e arbeid beurs, hebben wij de eer U het navolgende m De werkzaamhe^en van de Arb"^be^ bestaan naast administratie voeren uit districts- en plaatselijkebemidilelmg con- trole op de werkloozenkassen en controle der arbeiders. Bii een ingesteld onderzoek is gebleken, dat die ladiministratie van betrekkelijk ge- ringen amvang is. De ingekomen stukken kunnen voor het overgroote deel, na geboekt te zijn, worien opgeborgen, terwijl ook de uitgaande stukken gering zijn; gemiddeld een brief per dag. Bij dat onderzoek is toen gebleken dat de distiuctiebemiddeling van zeer wei'nig belang is. Admimstratie was daarvan al heel weinig te vinden. Wij komen dan ook tot de conclusie, of de corresponden- ten dden de zakem af buiten de distnets- arbeddsbeurs om, of er is geen noemens- waardige behoefte aan bemiddeling. Een enkele gemeente geeft maar blijk iets te verrichteai op het gebied der arbeidsbemid- deling. Het behoeft wel geen betoog, dat daardoor de districts-bemiddeling a.1 heel weinig werk van de arbeidsbeurs zal vra- gCTl. Wat de plaatselijke bemiddeling betreft is het algemeen bekend, dat de werkgevers die hunne arbeiders via de arbeidsbeurs zouden moeten betrekken, stelsolmatig wei- geren d© b©ini|d|diGling in tG rocpGn. W^ij keuren dit niet goed, maar het feit bestaat. Dit is ook de overtuiging in de kringen der arbeiders, zoo, dat zelfs een lid van den raad uit die kringen voortkomende, spreekt van een mislukking der arbeidsbeurs, en dat dit bureau eenvoudig ontaard is in een kl achtenbureau. Werk voor twee menschen 'kan dan ook hier niet aanwezig zijn. Blijft over de controle op de werkloozen kassen en op de arbeiders. Als zoodanig kan de beurs goed werk verrichten, dooh ook die werkzaamheden kunnen in deze ge meente niet van dien omvang zijn, dat daarvoor twee menschen noodig zijn. De controle van de kassen geschiedt op geregel- de tijden, zeer dikwijls nog des avonids, en de controle op de arbeiders kan, meenen wij, bij behoorlijk overleg van, den directeur ge schieden na aanimelding der werkloozen. De directeur toch kan de uren van aanmelding regelen zooals hij dat noodig zal oordeelen. Voor hulp valt alleen "wat te zeggen als de directeur amibtelijk afwezig moet zijn. Waar de districtslbc .rddeling zoo weinig be- teekent zullen reizen door Zeeuwsch-Vlaan- deren niet veel gem akt worien, waar bo vendien telefoon en telegraaf nog dienst kunneh doen. Blijven over de reizen naar vergaderingen buiten Zeeuwsch-Vlaanderen. Wij willen aannemen, dat het zijn nut kan hebben zoo men nu en dan eene vergade- ring met andere directeuren mede maakt, waarioor de directeur 1 a 2 dagen afwezig moet zijn. Wij meenen, dat even goed als er hulp aan den gemeente-ontvanger is toe gezegd, toen de raad hem zijn klerk ont- nam, die hulp in die enkele gevallen ook aan de arbeidsbeurs te verleenen zou zijn. Op grond van het bovenstaand-e blijven wij staan op het standpunt, dat de klerk gerust kan worien gemist, dat hij daar zelfs veel beter kan worien gemist dan bij den gemeente-ontvanger, waartoe toch de raad besloot, niettegenstaande het afwijzend ad- vies van burgemeester en wethouders. Wij iheibben .terzake natuurlijk geen ad- vies gevraagd aan den dienst der Rijks- arbeidsbemidideling, omdat ook het aanstel- len indcrtijd van dien klerk heeft plaats ge- had zonder advies van het R.ijksbureau. Een wachtgeldregeling achten wij niet noodig, waar de man maar tijdelijk is, en hij a.1 lang had moeten uitzie-n naar een nieuwe positie. Wij kunnen ons evenwel in- demken, dat iemand blijft waar hij is, als het hem daar bevalt, en wij willen ons voor stel diaarom in zooverre wijzigen, dat de klerk nog tot 1 Juli 1928 kan worden ge- handhaafd in verband waarmede de posten 235 en 239 respectievelijk met 120 en f 300 verhoagd worden. Wij wenschen nog op te merkem, dat dit voorstel gedaan worit door de meerierheiH van ons college, de minderheid wensohx a en klerk te behouden, omdat deze naar zijn oordeel daar niet gemist kan worden. Hoofdstuk XII. Bij het hoofdstuk belastin- gen_ stelt een lid der 2e afdeeling voor invoe- ring van eon zoogenaamde vermakelijkheids- belasting -en de heffing van 50 opcenten op de hoofdsam der vermogensbelasting. Een lid der le afdeeling stelt voor de be lasting op het houden van hond-en te verhoo- gen ten einde van vele in de gemeente los loopende hondem bevrijd te worien. Het voorstel om een vermakelijkheids- belasting in te voeren, evenmin als het voor stel am 50 opcenten op de hoofdsom der vermogensbelasting te heffen kan onze in- stemming niet hebben. Wat de eerste kwes tie betreft kunnen wij verwijzen naar de raadsnotulen van 18 Nov. 1926, en wat de tweede ikwestie betreft merken wij nog op, dat het zeer onbillijk zou zijn, vooral hen, die kleine vermogens hebben, en geen an dere inkomsten hebben dan de opforengst van hun veimogen, nogmaals te treffen i met de heffing van opcenten op de hoofd som der vermogensbelasting. Een voorstel tot verhooging der belasting op het houden van honden kunnen wij ook niet steunen. De verhooging van de hon- denibelasting zou zeker de belasting op- brengst drukken. De VOORZITTER opent de gelegenheid voor het houden van ALGEMEENE BESCHOUWINGEN. De heer HAMELINK wil dan ouder ge- woonte het algemeen debat opienen, opmer- kende, dat de Vrijlbeddsfoond, die in 1923 dit imet 2 sprekers deed, thans nu zij regeerings- partij geworden is, blijkbaar andere opvattin- gen en er geen behoefte aan heeft. Spreker acht het gewenscht, bij de behan- deling van deze begrooting na de verkiezin- gen, daarop een temgblik te werpen. Er wordt wei beweerd, dat de raad geen politiek college is, doch bij de voorbereiding der verkiezing voor den gemeenteraad worien door alle po- litieke partijen hun candidaten als de meest geschikte aanibevolen en dus toch reke ning houden met hun maatschappelijke in- zichten. Het is dus onjuist te beweren, dat de gemeenteraden, met de politiek niets zouden te maken hebben,1 al moge dit dan niet zijn de politiek van de slechiste soort, dat men voorstellen zonder meer afstemt, omdat het er zijn door een bepaalde richting voorgesteld, al zou de ervaring wel kunnen leeren, dat dit wel eens is gebeurd. Bij de laatste verkiezing is naar sprekers meening naar voren gekomen de moeite die alle partijen hehben met het samenstellen hun- ner eandidatenlijsten. Voor zijn eigen partij mag dat geen verwondering baren. Deze be staat uit ..arbeiders, die nog gebukt gaan on der de omstandigheid, dat zij bij het vroegere onderwijis niet voldoende gelegenheid hadden zich te ontwikkelen, terwijl ook hun positie er belemmerend op werkt om met een lijst voor den dag te kunnen komen niet alleen van persanen die in den raad kunnen zitting nemen maar ook met de noodige reserve voor het vierjiarig tijdperk. Dat echter de andere partijen daarmede te kampen hehben leid hij daaruit af, dat een diier partijen weer een candidaat naar voren moest schuiven .welke vooraf al had te kennen gegeiwen, dat zijn tijd eigenlijk gekomen was om het werk aan anderen over te laten en op zijn besluit te moeten terugkomen. Er bestaat daar weinig ambitie. Het blijkt in dit op'Zicht ontegenzeggelijk, dat de beste stuur- lui aan wal staan, want gedurig worien in die kringen. verschillende besluiten en maatregelen .becritiseerd, doch als zij die de critiek uit- oefenen worien uitgenoodigd om daadwerke- lijk aan de werkzaamheden in het belang der gemeenschap deel te nemen, passen ze daa^ in den regel voor. Spreker gelooft, dat dit verschijnsel is toe te schrijven aan een verminderend gemeen- schapsgevioel bij de partijen die vroeger het heft in handen hadden. Vroeger ging alias gemakkelijker. Voor de invoering van alge meen kiesrecht bepaalden de werkzaamheden van den gemeenteraden zich in hoofdzaak tot het ondenhouden van s-traten en het voeren der gewone administratie. Na de invoering van het algemeen kiesrecht brachten nieuwe groepen kiezers andere vertegenwoordigers die ook andere onderwerpen naar voren brachten, De oorlog en de chaos die deze in de tegen- woordige kapitalistisohe maatschappij teweeg bracht, stelde b.v. het groote vraagstuk der werkloosheid aan de orie. De nieuwe vraagstukken moeten wor den bespraken en zij gaan gepaard met uit gaven waaraan vroeger niet weri gedacht, omdat de toen besturende groepen alleen voor zichzelf vochten. Dat is telkens in de geschie- dendis zoo geweest, wanneer nieuwe groepen tot het bestuur werden toegelaten. Van een en ander is echter het gevolg geweest, dat het lidmaatschap van den raad, dat vroeger als een eerehaantje weri besohouwd, in een an der licht is komen te staan, dat er een ver antwoording aan veiibonden is voor de verschil lende toestanden die zich voorioen, en aan degenen die aan dat openbare leven deel- nemen gedurig voor de voeten worden ge- worpen, en er bij velen weinig amhitie be staat zich 'daaraan bloot te stellen. De uitslagder verkiezing nagaande meent spreker, dat zijn partij daarover tevreden kan zijn. Hij herinnert er aan, dat de heer Scheele in het jaar 1923, toen sprekers fractie in den raad met een lid minder terugkwam, reeds roeende te kunnen constateeren, dat de kiezers ons moe waren geworden en daarom zeiden: aan die partij geven we onze stem niet. Hij meende toen zelfs te mogen spreken van: Ledlige aren in den oogst Dragen hunne koppen 't hoogst, Veel geschreeuw en weinig wol, Maakt zoo menig sdheerder dol. Hij weet niet, of de heer Scheele nu nag beweren zal, dat zijn voorspelling is uitge- komein. Integendeel, bij meant dat de heer Scheele over de uitkomsten van, zijn eigen par tij wel zoo geen reden tot juiehen heeft. De vooruitgang van die partij as miniem. Oogen- sdhijnlijk is deze op hetzelfde standpunt ge- bleiven, doch indien men dan in aanmerking neemt, dat het aantal kiezers grooter gewor den is, vloeit daaruit voort, dat die partij procentsgewijze is achteruitgegaan, in ver- gelijking met het jaar 1923. Spreker heeft er in '23 reeds op gewezen, dat de achteruitgang die zijn partij toen moest boeken, daaraan te wijten was, dat toen voor het eerst door de vrouwen aan de verkiezing werd deelgenomen em deze toen van hun stembiljet nog niet het juiste gebruik wisten te maken, daar zij nog te veel onder den inrdoed der geestelijke heeren stomiden. Dat daarin verandering ;s gekomen teekent zich reeds af in den uitslag der ver kiezing van het jaar 1927. Zijn partij kwam er ook bij de voorberei ding der .verkiezing tamelij.k goed af. De bo- sitrjjding die zij heeft ondervondem, was ge heel anders dan ze vroeger gewoon was. Mi»- schi.en dat de onderliuge geschilLen die bi| samnx ge andere partijen voorkwamen daarop van imrvloed waren, doch over het alggjnee» kan zijn partij daarover tevreden zijn. Toch meent hij op enkele feiten de aandacbt te moeten vestigen. Er is toch nog te veel in de richting gewerkt, nl. van anti-revolutin- naire zijde, dat sprekers partij anti-godsdiiena- tig zou zijn, en dat iemand die niet op em ongeloovig standpunt zou staan j?een sociaal- deimocraat zou kunnen stemmen, want dat kl)' dan een Judas-streek uithaalt. In het anti-revolutionair verkiezings-orgaan alhier, staat nl. onder het hoofd „valsche l®u zen", „dat men niet kon gelooven het ong»- „looflijk feit, dat menschen tot de reehtsch* „partijen 'behoorende zouden stemmen op d* „S. D. A. P., omdat men niet geloofde, dat Jemand, die voor Gods aangezicht heeft b«- „leden, dat hij Ghristus wenschte te dienen en „toe te behooren en openlijk heeft uitgesprokem „dat hij ten alien tijde en onder welke omsta*- „dig'hed]en ook voor de eer van zijn Koning b«- „geerde uit te komen bij het uitbrengen vaji „zijn stem op sociaal-democraten deze belijde- „nis zou herroepen en een Judas worien." Daarin worit dus niets meer of minder g«- zegd, dan dat hij die behoort tot de Christ#- lijke partijen en op een sociaal-democraat za* stemmen, daarmede iets zou doen in strijd mot zijn godsdienstige opvattingen. Spreker meent, dat die bewerinig tot het verleden moet gaan behooren. De sociaal-democraten laten aan degenen die tot hun partij behooren de grootsi mogelijk© vrijheid omtrent hunne godsdienst'g# opvattingen. Hij wijst opde religieus-sooia- listen. Verschillende domine's zijn lid dor partij. Ds. Banning omschrijft hun positie i« zijn antwoord aan Van der Goes aldus: „Wij „aanvaarden., concreet en reeel, den klasai- „strijd als historische en zedelijke noodzako- „lijkheid en wij zullen mede de arbeiders op- „roepen tot de daarvoor noodzakelyke maehU- „vorming. De klassenstrijd moet gestredon „worden om de mensohheid van de klasso- „tegenstellingen uit bet kapitalisme te bevrij- „den. Het socialistisch ideaal staat voor ana „als een hooge zedelijke waarie, en het is diep „en sterk geluk, mee te mogen strijden al* „soldaat in het leger der arbeiders. Elk groot ideaal heeft wijding in zichzelf, evenals elk* „toegewijde arfoedd." Wanneer zulke uitingen toch oak niet door de eerste de beste worien neengeschrevem, moet spreker den heer Scheele in overweging geven van zijne zijde de menschen, niet mot banvloeken te weerhouden van het stemman op sprekers partij. De strijd der S. D. A. P. is geen geestelijke strijd, doch een mast- sohappelijke strijd, waarin ook de verschillen de Ghristelijike denkbeelden zich kunnen thui* gevoelen, getuige de verschillende predikan- ten, die nog wekelijks van den kansel k*t evangelie verKondigen, welke er deel van uit- maken en daarover zeggen. Indien men d* S. D. A. P. bestrijden wil met aan te voeren dat zij apkomt voor een deel der bevolking, kan dat misschien worien toegegeven, doch men moet h-aar niet bestrijden als zijnde onwaardige partij. Veel zal spreker over die bestrijding niart meer los laten. Het heeft geen groote resul- taten geihad, gezien den uitslag der stemming ten op'ziohte van sprekerspartij. Indien hij verder dien uitslag nagaat, zo& hij moeten veronderstellen, dat verschilleind* kiezers, behoorende tot de partij van den heer Scheele in p.raktijk hebben gebracht hetgeen hij den heer Van Cadsand toevoegde: „indie® ik nog eens zou moeten veranderen, kom ik bij jullie". Het hooge stemmencijfer dier par tij, in vergelijking bij de vorige verkiezing vindt geen bouvast in den evenredigen groei hunner kenkelijke gemeente. Hij meent daar om te moeten veronderstellen, dat deze een toe- vluchtsoori is geweest voor verschillende kie zers die hun conservatief idee daar het t«1- ligst achtten. De christelijk-lhistorischen hadden een on derliuge kwestie uit te vechten. Veel sal spreker daarvan niet zeggen. Zij hehben een lager stemmencijfer dan in 1923, toen ze ee» belangrijke stap vooruit deden, als gevolg van de nieuwe toevoer, die ze destijds kregen. Z* hadden toen onder hun candidaten als gang- maker iemand die op politiekgeibied nog niet* te verliezen had, iemand die door zijn werk op ander terredn vooral bij de huismoeders goad aangesdhreven st°nd. Het is wel eigenaariig, dat na deze 4jarige period,e als werketr op politiekterrein ofschoon dezelfde candidaat weer vooraan stond het oordeel der kiezer* voor hem niet gunstiger is uitgevallen, indien men het gestegen aantal kiezers in aanmer king neemt. pverigens heeft de onderlinge strijd in die partij, als men nagaat hoe des* gevoerd is, en wat ze geoorlocfd achten iindieai ze elkaar bestrijden, zoo eenigszins een demk- beeld van hetgeen ze wel toelaatbaar acbtem indien ze andere partijen bestrijden. Ook heeft die onderlinge strijd by de Chrk- telijk-Historischen geleeri, dat, ofschoon, wiaar men lhet altijd heeft over den grooten in- vloed die de geestelijken bij de katholicheat hehben, dominee bij de protestanten toch ook nog wel wat te vertellen heeft. En vast staat, dat, wanneer de tusschenkomst der geestelij ken eens achterwege bleef, de uitslag d« stemming vaak ten nadeele der andere par tijen zou uitvallen. En het is dan ook niet aan de bijzondere capiaciteiten of aan de bijzon dere gewildheid van nummer 4 der candidatea- lijst van de christelijk-historische partij toe te schrijven, dat op hem het grootst aantal stem- men weri uitgebracht, doch alleen tengevolg* de bijzondere propaganda door een invloedrijk persoon ten zijnen gunste gemaakt. Voorts meent spreker, dat de actie van d* christelijk-historische partij ook niet ge- speend was van een zekere onbeschaamdhed. In hun propagandablaadje schrijven zij „Ver- ogeten mag niet worien, dat de armen en d* „werkloozen recht hebben op de belangstel- „ling van het gemeentebestuur, en dat zijne „zorg zich zeker moet uitstrekken over hen", en toch hebben zij bans gezien om op de can- didatenlijst op een plaats die naar verwach- ting tot de verkiesbare behoorie, iemand t* krijgen die in de praktijk door het ambt waar in hij sands het laatste jaar optnad blijk heeft gegeven voor de werkloozen de zaak zoo slecht mogelijk te miaken. Is dat soms een beroep op de onbenulligheid der kiezers? Verier worit gezegd, dat men is voor de matigst mogelijke belasting der burgerij. Dit kan toch niet besdhouwd worien als een sp»- ciaal streven dier fractie, indien we de begroo- tingen onzer gemeente nagaan, waarop slecbt* de allemoodzakelijkste uitgaven worien toege staan. Van eene royaliteit is daarbij geen sprake. In het zelfde geschriftje noemen zrj zich de beschermers van ondememers, land- bouwfirs, en rAiddenstanders, maar zij zij* slechts de vriend''n van de kleinen. Ik meen dat het hiermede geluikt is hun partij niet slecht te teekenen, en kan dit wel ondersdhrijven. Alleen zou ik er aan willea toevoegen het spreeikwoori,,V rienden in nnod, duizend in een lood." Er zijn nog verschillend* andere geschriftjes verschenen, die spreker maar onbesproken zal laten. Hij meent echter ook den Vrijheidsbond niet onbesproken te moeten laten. Dit is e genlijk

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1927 | | pagina 6