ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. Spires No 8146 Vrijdag 18 November 1927 67e Jaargang, Thomas Carlyle. Een nieuwe neus ABONSEHENTSPRIJS: EERSTE BLAD. FEUILLKT08. B1NNENLAN0. Oplossing MM vour Dinnen lei Neuzen J 1,40 per 3 maanaen Voor 't buitenland f 2.70 per 3 maanden franco DIt blad verschilnt lederen Voor buiten Ter Neuzen fr. per post jr 1.8U per 3 maanden tti] vooruitbetaling fr. per post ;e,60 per jaa per post Abonnementen voor 't buitenland alleen bij vooruitbe taling. Maandag', Woenadatf- en Vrljdagavond. VII. Verdere geschriften. Tamed jk uitvoeriq hebben wij stilge- Staan bij en verteld uit Carlyle's Sartor Resartus, vooral ook omdat hier des scibrijivers farvtasie haast ongebreidekl wer.kzaam was, en de eigen idemkfoeelden van Carlyle daar dus als 't ware van-zin- tot-izin zijn te vinden. Maar wij hebben daarmede niet willen zeggen, en zouden ook deze meening niet gaarne doen >post vatten, dat de Sartor Carlyle's voornaam- Ste of belangrij'kste geschrift was. Onder zijn niet weinig talrijke boeken staat ,,De Geschiedenis der Fransche Revolutie" bovenaan, en vooral bier te lande heeft dit boek een grooten, naam verworven. Reeds in de eenzaambei'd van Craigen- puttoch was bij Carlyle het plan voor dit werk gieirijpt; maar daar, op die Schot sche heide, onitbraken hem de noodig e hulpmiddelen om zoo'n studie te vol- tooien. Hij had de Londensche biblio- theken daarvoor noodig. Toch bracht hij, zooals terecht is opgemerkt, van de Schotsche heide iets mee, wat hem door een studeerkamer en een overvoMe biblio- theek niet konden worden verschaft: een door-en-idioor gezon.de en eerlijke be- sclhouwinq van menschen en dinqen. En zoo waait onis dan uit dit boek de op-' wekkende heidelucht van de Schotsche hoogvlakte tegen. De Carlyle's hadden het omstreeks 1834 anders moeilijk genoeg. Zij waren niu te Londen komen wonen in Chelsea. Zoo heel erg druk was het er niet, maar de overqang was tpch voor iemand, die uit het stille en rustige Schotland kwam, veel te groot, en het geraas hinderde hem verfoaze'nd. Daar kwam nog bij, dat zij een muziekmeestex als naasten buur kre- gen. En er was weinig tegen te doen, totdat de vindinqrijke Mevrouw Car lyle er in slaagde op zolder, zoo hoog mogelijk in hois, ver van het geraas van de straat en zoo goed mogelijk beveiligd tegen het lawaai van de buren, een ge- capitonneerde kamer voor hem in te richten, een soort ,,bomvrije kasemat" (zooals zij het noexnden)en daar heeft toen Thomas Carlyle zijn iberoemd boek geschreven, Zij voelden, dat er veel, zoo niet alles, van zou afhanqen of het schrijven van dit boek gelukte. Hun laatste opgespaard gelidje giing nu weq, en hij sohreef dan ook op 26 Juli 1834: „niets kan erger zijn dan mijn toe stands als dit niet gelukken miocht, wat zal ik dan beginnen?" Onze man had uitgebreide voorstudies gemaakt, ongeveer een jaar lang werkte hij onafgiebroken door om deze uitge breide stof te beheerschen, en toen kwam het eerste deel, getiteld ,,De Bastille gereed. A1 zijn vrienden, en daaronder vooraan John Stuart Mill, hadden groote verwachtinqen van dit werk, en Carlyle qaf hern het handschrift van het eerste deel om dat eens door te zien. Maar wat gebeurde? Mill liet de papieren op zijn schrijftafel liggen, en het dienst- meisje, 'dat de bekende lust om de stu- door ARTHUR GASK. 29) Vervolg. Ik keek haar eens heel ernstig aan. ,,Luistert u nu eens, juffrouw Margaret, vroeg ik. „Denkt u nu heusch dat ik u iets op de mouw speld, als ik u vertel, dat ik nog vrij man ben? Zij aarzelde een oogenblik en werd toen heel ernstig op haar beurt. „Ik ge loof geen oogenblik, dat uiw ware naam Annoid Wells is: u verhergt in ieder ge- val iets voor ons alien, diaarvan ben ik zeker. „0, o! Juffertjie Bij de Hand!" meende ik spottend. ,,En mag ik ook weten, hoe u daar zoo bent achtergekomen?" „Dat hebt u mij zielf gezegd". ant- woordde ze, brutaal-weg,,Een heele boel keenen zelfs. Ik merk het uit uw wijze van doen, uit de manier waarop u om u been ziet. U voelt u nu veiliger, maar toen u hier voor het eerst kwam. toen keek u iedereen aan, aHof u niet zeker was, dat hij u zou verraden. Ik heb dat heel vaak opgemerkt. Ik keek haar een heel en tijd strak aan, eer ik trachtte te anitwooriden. Ze was nu zeker heel openhartig tegen mij, maar ze scheen in het geheel niet boos of zelfs maar geraakt. Ze leek het nogal grappig te vinden, Ik moest wel even glimlachen. „En ik vermoed, juffertje Bij de Hand deerkamer „te doen" of „een beurt te geven" niet kon bedwingen, koelde haar reinigiingswoede ook aan die schrijftafel, en redderde al dien rommel een beetje op. Het brave kind beqreep zeker niet, dat ex ook wel eens eenige schriftuur belangrijk kan zijn, die niet in een cahier staat, hoe het zijzij wierp het heele ha.nidlsc.hrift van Carlyle in het vuur! Wat moet dat voor John Stuart Mill geweest zijn, toen hij tot deze ontdekking ikwam! in groote vertwijfelinig kwam hij bij Carlyle, en dezetrachtte hem te tro'oste.n! Het was waar, en Carlyle kon1 het ook niet omtkenmen, zijn laatste hoop was als met een slag ver.nietigd, maar Carlyie zag, .hoe ontzettend zijn vriend hieronder leed, en onder den indruk daarvan verigat hij zijn eigen smart. Toen Mill weex vertrokken was, zei Thomas Carlyle tot zijn vrouw: „Ziet ge, lieve, ide arme kerel is er zoo kapot van; wij moeten trachten voor hem te verber- gen, hoe vreeselijk ernstig het geval voor ons is". Geen wonder, dat de volgende •nacht was ,,vol opwindinig en scherpe smart, alsof iemand hem steken in het hart gaf, en dan weex hem de keel dicht- kneep", en toch, zoo voegt hij er bij, ,,had ik naurwelijiks een oogenblik mijn hoop verloren' En in zijn dagboak lezen wij dan verder: ,,Wandel ootmoedig voor God! O had ik toch een vast geloof, dan zou niets mij hard of te zwaar vallen. Laat ik God daarom bidden in het diep- ste heiligdom van mijn hart, en zeker zal Hij het mij geven. Voor het overdge kom ik mijzelf voor als een schooljonqen, wien de onzichtbare schoolmeester zijn cahier dtoormidden scheurde, er dan bij voe- gend: ,,neen, mijn jongen! dat moet je nog eens overdoen! Wat kan ik anders doen dan gelhoorzamen met een bedroefd hart; gehoorzamen, en gelooven, dat dit bet beste is. Vooruit dan maar weer, en opniieuw aan het werk, in God's naam- Zoo lezen vwij in Carlyle's dagiboek, 7 Maart 1835, en dus den dag na bet ver- trek van Mill, die hem de noodlottige tijdinig had gabracht. De vriend droeg royaal het geheele geldelijke verlies. Eerst wou Carlyle dat ook niiet, maar tenslotte stemde hij hierin toe. Het geldelijke verlies was echter nog niet eens het ergste. Erger was dit: alle aanteekeningen waren vernietgid, en de stemming was geheel verstoord. Lang- zamerhand won Carlyle zijn werkkracht weer terug. Nog het gansche jaar 1836 werkte hij door, en toen waren alle drie de deelen klaar. Carlyle heeft het heele boek aan zijn vrouw voorgelezen, en toen hij haar het hand'schrift overreikte, voeg- de hij er bij-: „ik weet niet of dit boek eenige waarde heeft; ik weet niet, hoe de wereld het bshandelen of mishandelen zal; misschien ook zal men het boek hee- lemaal verwaarloozen; dit laatste is het meest waarsohijnlijk. Maar een ding zou ik tocih wel aan de wereld willen zeggen: in geen homderd jaar heeft zij een boek zien verschijnen, dat meer rechtstreeks vlammend'er uit het hart van een levend mensch is voortgekomen". Van Carlyle's boek is herhaaldelijk misbruik gemaakt door enkele perso,ne,n, die er passages, geheel uit haar verband gexukt, uit hebben overgenomen. Men heeft van den gloed en van het vuur uit dit boek gestolen, maar men heeft niet vroeg ik licht verwijtend, ,,dat u al deze inidrukken aan uw zuster en Rainton hebt medegedeeld Nu begonnen haar oogen boos te rlik- keren. ,,Danik u wel, mijnheer Wells ant- woor'dde ze met een kleine buiginq. ,,Ik heb u nog niet achter uw rug bebabbeld. Ik zou wel qraag hebben, dat u beqreep, dat ik zooiets niet doe." Ze zag er zoo bekoorlijk uit in haar boosbeid, dat ik haar het liefst in mijn armen had genomen en gekust, maar in plaats daarvan, haalde ik mijn scbouders op en zeide kalim: „Nu, het is heel lief van u, dat u dat niet gedaan hebt, dat is al, wat ik zeggen kan." ik legde mijn hand even op haar arm. ,,Luister eens, juffrouw Margaret ging ik door, .misschien zal ik u eens alles vertellen, op het oogenblik moet ik niog zwijgen. Ik ben in ieder geval niet getrouwd dat kan ik u wel ronlduit zeggen" ik drukte even haar arm - „en den laatsten tijd ben ik heel blij, dat het zoo is." Ik weet niet zeker of ze mij beqreep, maar ik geloof het wel, want ze lachte eens schalksoh, terwijl ze snel de kamer uitging. En toen ik naar huis ging, overpeinsde ik droeviq, hoe ik met mogelijkheid de mooie Margaret kon doen deel uitmaken van mijn pl'annen tot ontvluohtinirT. II. Ik d'acht heel veel aan Margaret in de volgende dagen, en eigenlijk was alleen zij maar voortdurend in mijn gedachten. Ik hi eld heel, heel veel van haar. Dat wist ik met groote zekerheid en juist die altijd eerlijk en oprecht medegedeeld, dat de beteekenis en de bedoeling van Car lyle's Geschiedenis der Fransche Revo lutie geweest is: te schilderen, hoe een volk, waarin het geloof is uitgedoofd, omdat het dit zelf heeft verworpen, beslist naar den afgrond gaat, waaruit geen constitutie, geen concessies aan het gepeupel, en geen zuiver politieke maat- regelen het (kunnen- uedden, omdat er miets is, wat een volk het gemis aan ge loof vergoeden kan. Een ander geschrift van Carlyle, dat hier te lande ook zeer bekend werd, is zijn Hero-Worship zijn ,,Helden, Hel- dend'ienst 'en Heldenvereering". Twee dames bewezen Carlyle een grooten dienst door lezingen voor hem te organi- seeren, die hij tusschen 1837 en 1840 te Londen heeft gehouden. Niet, dat Car lyle bij deze lezingen veel ,,las Het waren naar den inhoud d'iep d'oordachte em .naar den vorm geimproviseerde stuk- ken, voorgedragen op boeiende wijze d.oor een man, diie zijn onderwerp meester was, maar die naar eigen schattinq toch ver b'leef bemeden zijn ideaal. Uit zulke lezingen, of ..lectures in 1840 gehou den, is het genoemde boek ontstaan. Hij spreeikt daar over groote mannen, en over de wijze van hun optreden in onze alle- aaag'scne wereld; hoe zij zich hebben ver- toond in de wereldgeschiedenis; wat de menschen over hen dachten en wat voor soort werk zij deden; over helden, en hoe zij ontvangen werden en wat zij uit- werkten. Edmond Gosse, die een inlei- ding schreef voor een uitgave van dit boek van Carlyle, verteJt, dat er tusschen 1870 en 1875 meer dan honderdduizemd exemplaren van werden verkocht, en dat, na 55 jaren oud te zijn, de circulatie nog niet verminderde. In zes voorlezingen behandelt Carlyle hier helidenliguren uit de meest verschil- lende levenskringen, en hij bedoelde aan te toomen. dat al deze helden iets gemeen hadden, betzij zij op de wereld den indruk maakten van een god of van een profeet, van een dichter of van een priestex, van een schrijver of van een koning; dat er ook eigenschappen waren, die bij alien werden aangetroffen; voor alles opredht- heid en waarheid, en dan ook een sterk en gdoovig hart. Naar Carlyle's mee- nin.g kwam er zonider deze deugden niets weze.nlijk groots tot stand. Misschien is zijn opvatting wel het schitterendst uitge- j komen in zijn voordracht over Mahomed, i die wij in elk geval het meest bewonde- f rem Iemand, die mild over Mahomed oondeelt, en die dan tegelijk in Engeland i woont, moet al dadelijk een rechtvaarrig en ruim-denkend mensch zijn. Natnurlijk dreigt hier het gevaar van eemzijdig- worden naar den tegenovergestelden kant, maar daarvoor is Carlyle niet be- zweken. Hij wou eigenlijk alleen maar bewijzen, dat Mahomed te goeder trouw is geweest. Zoo erkemt Carlyle over den Koran heel eerlijk, dat geen Europeaan zoo n boek anders dan uit plichtgevoel lezen kan. Maarde Koran is door Mahomed wel gemeen,d, en de volgers van den profeet van Makka hebben er ook ernst mee gemaakt, d'iepen ernst zelfs. Carlyle wil nog niet eens beweren, dat Mahomed altijd oprecht is geweest, maar hij houdt toch wel staande: ,/ik kan zekerheid deed mij aarzelen of ik haar lot wel aan het mijne mocfat verbinden. Per slot was ik toch niets meer dan een voortvluchtig misdadiger, .en al trok ik mij niet veel van dat fe.it aan, de heele zaak werd tooh anders, zoodra zij er bij be- trokken werd. Ik zou haar natuurlijik alles moeten vertellen, en zelfs als zij van mij hield, zou zij met haar karakter dan dulden, da. wij altijd zouden leven in angst voor ont dekking en schanide, hoe gering de kans daartoe ook zijn mocht I.k tobde daarover, meer dan ik ge- dacht had; em die week gebeurde er iets, dat mijn zorgen vermeerderde en mij bo- vendien woedenid! maakte. Ik zag mijn knecht Hooker op de ren- nen en het beroerde van het geval was, dat hij mij ook zag. Het gebeurde dadelijk na het spring- concour's. Ik was tweede en kwam weer terug naar het zadelterrein. We moesten wel een halve minuut wachten, eer de hekken openginqen en als qewoonlijk drong het publiek om ons heen en ik keek achteloos ronid1. Plotselinq zag ik iemand naar mij sta- ren met groote, glazige, puilende, onge- loovige oogen. Het was Hooker, dat zag ik onmiddellijk en met zijn wit geizicht en wij'd-open monid was hij het toon- be eld van stomme verbazing. Hij stond vlak bij het .hek, geen twee meter van mij af en wel een halve minuut lang kom hij mij opmemen. Ik deed geen poging am mijm hoofd af te wenden, en trachtte te dben, als had ik hem nooit te voren giszien. Ik keek hem terloops aan, zonder'teeken van herkenning. net zooals ik naar de anderen gekeken had. Toen gaapte ik eens achter mijn karwats, alsof ntiets terechtbrengen van de kritiek, die Mahomed van voortdurenide onoprecht- heid zou besohuldigen; die veronderstelt, dat een mensch zou kunnem leven in een atmosfeer van bedrog, van gewild be- drog, en dan een Koran schrijven, zoo als een bedrieger of goochelaar dat zou doenEn zelf teekent hij aan in zijn d'agtboek: onder mijn toehoonders be- vonden zich bisschoppen en alle moge- lijke andere menschen. Ik heb getnacht hum aan het verstand te brengen, dat die arme Arabier hoe.danigheden bezat die zij wel zouden doen na te volgen; ,dat zij zelf hoogst waarschijnlijik grootere kwakzal- vers waren dan hij; kortom, ik giaf hun iets volkomen niieuws te hooren. Zij schenen hoogst veribaasd, en zeer bevre- d'igd". Hero-Worship bevat zes voor.drachten. Over den held als godheid, naar aanlei- dimg van Odin en de Scandinavische mythologie. Als profeet: Mahomed. Als poeet: Dante en Shakespaere. Als pries- ter: Luther, John Knox; als man van let- teren: Johnson, Rousseau en Burns; en eindeilijk als koning: Cromwell en Napo leon. Napoleon acht Carlv'le lang niet zoo groot als Cromwell, en hij geeft er de red en bij. Het was onder de heerscha~";< van de geestesstroamingen der 18de eeuw de mode ge war den om laag (d.w.z. uit de hoogte) op Cromwell meer te zien. Wel begonnen. enkelen te erkenmen, dat Crom well een ietsje grooter en beter was dan zijn. reputatie, maar men bewees dit niet. Nu was Carlyle er juist de man naar om Cromwell s verdediger te worden, hij, de zoon van een Puriteinsclhe moeder, welke reeds in zijn prilste jeug.d hem den diep- sten eerbied had irigepxemt voor „die stoere mannen, die God vreesden em nie- mand anders". Napoleon zoo schrijft hij schijnt hem in geen en deele zoo groot als Cromwell. Zijn enorme over- winningem over een heel Europa zijn een voetstuk, waarop hij staat, terwijl Crom well zich bepaa'lde tot het kleine Enge- lamid. Later (1845) heeft Carlyle zijn mee- ming over Cromwell nog wat aanqevuld in zijn ..Brieven en Toespraken van Oli vier Cromwell", een wexk, waaraan hij zes jaren ingespannen heeft gewerkt. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN. TWEEDE KAMER. Vergaldering van Woensdag. Het ontwerp tot wijziiging van de Ziek- tewef is verzonden naar de commiissie van. voorbereiding. Daarin zijn benoemd de heerem Nolens, Schaper, Marchant, Van Vuurem, Snoeck Henikemans, Beumer en Van Gijm. Bij de voortzetting van de algemeene beschouwin.gen bij .de staatsbegrooting betoogt de heer Stenhuis (s.-d.) teqen- over den heer Van Gijm, dat onze indu- strie er niet slecht voorstaat. Landarbei- ders .zullen van de daling van de loonen in de imdustrie geen profijt hebben. Dit laatste kan alleen door de oplossing van het pachtvraagstuk. De heer Heemskerk (a.-r.) repliceert. ik m(j doodelijik verveelde. Toen over- zag ik de memigte weer eens en ik keek over Hooker heen, alsof hij er heelemaal niet stond. Ik zag hoe er twijfel op zijn gezicht stond te lezen. Hij deed zijn oogen half dicht, fronste de wenkbrauwen en leun- de over het hek om zoo dicht mogelijk bij mij te komen. Ik voelde hoe zijn blikken ©vera! heengleden. Mijn gezicht, mijn handen, mijn kleeren, zelfs mijn laarzen wekten zijn belangstelling en ik vroeg mij kwaad af, of hij misschien het nummer schatte. Eindelijtk gingen de hekken open en meer verlicht, dan ik wel wilde beken- nen, reed ik snel naar binnen. Dit voorval wekte mijn wrevel en 's nachts toen ik zoo alleen lag, began ik te overwegen, wat voor kwaad eruit zou voortkomen. Van, welken kant ik de zaak ook be- keek, heel veel goeds kon ik er niet aan ontdekken. Hooker was een ontzettende babbel, dat wist ik en ik moest altijd heel kortaf tegen hem zijn, om hem op een af- stamd te houden. Als hij er zeker van was, dat hij mij gezien had, zou hij er met ieder, die maar luisteren wilde, over gaan kletsen en het was nu maar de vr^aqhoe gauw het praatje de verslaggevers zou bereiken. want dezen zouden zich niet ontzien, om desnoods over de muren te klimmen ten einde stof te verzamelen voor hun ellen- digie b la d en, Maar was hij wel zeker van zijn zaak Daar kwam het maar op aan. ,,Nee:n" zeide iik bij mijizelf, „zelfs al zou hij altijld naar de renmen gaan en al was hij op dn hoogte van alle toestanden daar, dan nco zou bet hem te onqerijmd toeschijnen, frheumatische pijnen. Hij bestrijdt o.rn. den heer Van Schaick en betoogt, dat een parlementair kabinet noodig is. De heer Van den Tempel (s.-d.) acht de toezegginig van de regeering inzake de contractarbeiders van beteekenis, doch wenscht inzake de lotsverbetering van de amibtenaren een du.idelijke verklaring. De heer Van Vu.uren (r.-k.) blij ft aan- dringen op tegemoetkoming van groote gezinnen bij de belastingplannen. BEGR00T1NG VAN ARBE1D. In de M. v. A. tot zgn begrooting beeft de Mioister van A. H. en N., o a. betoogd, dat het tijdvak van zijn bewmd gee. szins een gebrek a«n daden heeft d ,en z enT zo >als van verschillende zijden m de Kamer- af.ieeiiigjeu w>rd betoogd. Bet wil h^m in eescheide heid voorbomen, <lat bij de, in de memorie met name genoemde, onder- werp-n, waarvan de voorbereiding wat den minister betreft, is afgeloopen of een aan- zienlijk eind is g'orderd, moeilijk kan wooden gezegd, dat van het dep»rrement niets uitgaat. Misschien is echter ten slotte de grief een andere en wel deze. dat de inh ud »art betgeen wel werd voorgeste'd of gedaan niet de sympathie van de hier aan het woord zij i de led n wegdraagt. Men zou bijna ge ooven, dat het minder een roan van de daad is, waarnaar door verschillende led-n wordt verlangd, dan wel een man van zeer bepaald genchte dadeD. Maar dat redueeert het verscbil zich tot een ver- schil over de vraag in welke geest be- paalde hangende vraagstukken t moeten weden opgelost. Verdere j^eleid-lpkeinvoeringder Arbeids- wet acht ook de Minister gewe scbt en hg vertrouwt, dat de bepalingen dier wet om- trei t de arbeids- en Tusttijden op 1 Jan. 1929 zoowel voor het wink-lperfoned als voor het personeel van verpleningsinrich- tingen in werkiDg zullen bunnen treden,. Een ontwerp winkels'uitingswet, dat met het werbtjjdenbesluit voor winkels, en eeny ontwerp tot wpzisjing der Arbei iswet., dat met het Werbrijdenbesluit v-rbard houdt, zullen binaenkort bij d« Staten-Generaal aanbangig worden gemaakt. Een ontwerp betreffende wijz'ging der Stuwadoorswet zal binnenknrr aan den H oogen Raad van Arbeid om ad vies word'en ge^onden. Het aantal ongeva'len, waaronder doode- dat de eems zoo beroemde chirurg (en ik was ©vertuiigd, dat Hooker alles van mij af wist) nu een beroepsrijder zou zijn ge- wordenHet bloote denkbeeld moest hem al belachelijk schijnen. Wat hii ook ged'acht mocht hebben, toen hij mij' zoo stond aan te gapen, zoodra ik uit ziin qe- zichtskring verdwenen was, moest hij wel tot de comclusie zij.n gekomen. dat hij zich vergist had." Ik redanecrde net zoo Jar - totdat ik wat rustiger werd; maar toch werd ik het mij altijd dreigend gevaar weer meer bewust door de gebeurtenissen van dien dag. Em alweer, zooals ik al zoo vele male,it gedaan had, nam ik een overzicht van den toestand en ik berekende, dat ik in een maanid1 alles zou kunnen hebben af- gewiikkeld en vrij zou zijn om te gaan. waar ik wilde. Ik had bijna alles te gelde gemaakt, be- halve een paar kleinigheden en het huis was nog niet verkocht, maar daaromtren was ik toch al aan het onderhandelen en met een beetje geluk, zou die zaak wel in de volcjen.de drie weken in orde komen. .En met schriik beidiaoht ik opeens, dat mijn loopbaan op de rennen welhaast af geloopen was. Over een week was de groote Zuid-Australische Hindernis-ren. dan nog een. paar on.beteeken.ende hard- draverijen en dan was het uit. „Och, ochzuchtte ik. ,,Wat er ook gebeure, ik heib nu een prachtigen tijd gehad. Fortuna was mij uiterst welge- zind en ik zou mij schamen om haar nu het vertrouwen op te zeggen." (Wordt vervolgd.) -rtiSsmuEa&ltll H Hi IIU I HAY Ft/ ^indringende ^inwrijfmiddel verdrijft By opothekers en drogisten 17

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1927 | | pagina 1