ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
Spires
No 8146
Vrijdag 18 November 1927
67e Jaargang,
Thomas Carlyle.
Een nieuwe neus
ABONSEHENTSPRIJS:
EERSTE BLAD.
FEUILLKT08.
B1NNENLAN0.
Oplossing MM
vour Dinnen lei Neuzen J 1,40 per 3 maanaen
Voor 't buitenland f 2.70 per 3 maanden franco
DIt blad verschilnt lederen
Voor buiten Ter Neuzen fr. per post jr 1.8U per 3 maanden tti] vooruitbetaling fr. per post ;e,60 per jaa
per post Abonnementen voor 't buitenland alleen bij vooruitbe taling.
Maandag', Woenadatf- en Vrljdagavond.
VII.
Verdere geschriften.
Tamed jk uitvoeriq hebben wij stilge-
Staan bij en verteld uit Carlyle's Sartor
Resartus, vooral ook omdat hier des
scibrijivers farvtasie haast ongebreidekl
wer.kzaam was, en de eigen idemkfoeelden
van Carlyle daar dus als 't ware van-zin-
tot-izin zijn te vinden. Maar wij hebben
daarmede niet willen zeggen, en zouden
ook deze meening niet gaarne doen >post
vatten, dat de Sartor Carlyle's voornaam-
Ste of belangrij'kste geschrift was. Onder
zijn niet weinig talrijke boeken staat ,,De
Geschiedenis der Fransche Revolutie"
bovenaan, en vooral bier te lande heeft
dit boek een grooten, naam verworven.
Reeds in de eenzaambei'd van Craigen-
puttoch was bij Carlyle het plan voor dit
werk gieirijpt; maar daar, op die Schot
sche heide, onitbraken hem de noodig e
hulpmiddelen om zoo'n studie te vol-
tooien. Hij had de Londensche biblio-
theken daarvoor noodig. Toch bracht
hij, zooals terecht is opgemerkt, van de
Schotsche heide iets mee, wat hem door
een studeerkamer en een overvoMe biblio-
theek niet konden worden verschaft: een
door-en-idioor gezon.de en eerlijke be-
sclhouwinq van menschen en dinqen. En
zoo waait onis dan uit dit boek de op-'
wekkende heidelucht van de Schotsche
hoogvlakte tegen.
De Carlyle's hadden het omstreeks
1834 anders moeilijk genoeg. Zij waren
niu te Londen komen wonen in Chelsea.
Zoo heel erg druk was het er niet, maar
de overqang was tpch voor iemand, die
uit het stille en rustige Schotland kwam,
veel te groot, en het geraas hinderde hem
verfoaze'nd. Daar kwam nog bij, dat zij
een muziekmeestex als naasten buur kre-
gen. En er was weinig tegen te doen,
totdat de vindinqrijke Mevrouw Car
lyle er in slaagde op zolder, zoo hoog
mogelijk in hois, ver van het geraas van
de straat en zoo goed mogelijk beveiligd
tegen het lawaai van de buren, een ge-
capitonneerde kamer voor hem in te
richten, een soort ,,bomvrije kasemat"
(zooals zij het noexnden)en daar heeft
toen Thomas Carlyle zijn iberoemd boek
geschreven,
Zij voelden, dat er veel, zoo niet alles,
van zou afhanqen of het schrijven van
dit boek gelukte. Hun laatste opgespaard
gelidje giing nu weq, en hij sohreef dan ook
op 26 Juli 1834: „niets kan erger zijn
dan mijn toe stands als dit niet gelukken
miocht, wat zal ik dan beginnen?"
Onze man had uitgebreide voorstudies
gemaakt, ongeveer een jaar lang werkte
hij onafgiebroken door om deze uitge
breide stof te beheerschen, en toen kwam
het eerste deel, getiteld ,,De Bastille
gereed. A1 zijn vrienden, en daaronder
vooraan John Stuart Mill, hadden groote
verwachtinqen van dit werk, en Carlyle
qaf hern het handschrift van het eerste
deel om dat eens door te zien. Maar
wat gebeurde? Mill liet de papieren op
zijn schrijftafel liggen, en het dienst-
meisje, 'dat de bekende lust om de stu-
door
ARTHUR GASK.
29) Vervolg.
Ik keek haar eens heel ernstig aan.
,,Luistert u nu eens, juffrouw Margaret,
vroeg ik. „Denkt u nu heusch dat ik u iets
op de mouw speld, als ik u vertel, dat ik
nog vrij man ben?
Zij aarzelde een oogenblik en werd
toen heel ernstig op haar beurt. „Ik ge
loof geen oogenblik, dat uiw ware naam
Annoid Wells is: u verhergt in ieder ge-
val iets voor ons alien, diaarvan ben ik
zeker.
„0, o! Juffertjie Bij de Hand!" meende
ik spottend. ,,En mag ik ook weten, hoe
u daar zoo bent achtergekomen?"
„Dat hebt u mij zielf gezegd". ant-
woordde ze, brutaal-weg,,Een heele
boel keenen zelfs. Ik merk het uit uw
wijze van doen, uit de manier waarop u
om u been ziet. U voelt u nu veiliger,
maar toen u hier voor het eerst kwam.
toen keek u iedereen aan, aHof u niet
zeker was, dat hij u zou verraden. Ik
heb dat heel vaak opgemerkt.
Ik keek haar een heel en tijd strak aan,
eer ik trachtte te anitwooriden. Ze was nu
zeker heel openhartig tegen mij, maar ze
scheen in het geheel niet boos of zelfs
maar geraakt. Ze leek het nogal grappig
te vinden, Ik moest wel even glimlachen.
„En ik vermoed, juffertje Bij de Hand
deerkamer „te doen" of „een beurt te
geven" niet kon bedwingen, koelde haar
reinigiingswoede ook aan die schrijftafel,
en redderde al dien rommel een beetje
op. Het brave kind beqreep zeker niet,
dat ex ook wel eens eenige schriftuur
belangrijk kan zijn, die niet in een cahier
staat, hoe het zijzij wierp het heele
ha.nidlsc.hrift van Carlyle in het vuur!
Wat moet dat voor John Stuart Mill
geweest zijn, toen hij tot deze ontdekking
ikwam! in groote vertwijfelinig kwam hij
bij Carlyle, en dezetrachtte hem te
tro'oste.n! Het was waar, en Carlyle kon1
het ook niet omtkenmen, zijn laatste hoop
was als met een slag ver.nietigd, maar
Carlyie zag, .hoe ontzettend zijn vriend
hieronder leed, en onder den indruk
daarvan verigat hij zijn eigen smart.
Toen Mill weex vertrokken was, zei
Thomas Carlyle tot zijn vrouw: „Ziet ge,
lieve, ide arme kerel is er zoo kapot van;
wij moeten trachten voor hem te verber-
gen, hoe vreeselijk ernstig het geval voor
ons is". Geen wonder, dat de volgende
•nacht was ,,vol opwindinig en scherpe
smart, alsof iemand hem steken in het
hart gaf, en dan weex hem de keel dicht-
kneep", en toch, zoo voegt hij er bij, ,,had
ik naurwelijiks een oogenblik mijn hoop
verloren' En in zijn dagboak lezen wij
dan verder: ,,Wandel ootmoedig voor
God! O had ik toch een vast geloof, dan
zou niets mij hard of te zwaar vallen.
Laat ik God daarom bidden in het diep-
ste heiligdom van mijn hart, en zeker zal
Hij het mij geven. Voor het overdge kom
ik mijzelf voor als een schooljonqen, wien
de onzichtbare schoolmeester zijn cahier
dtoormidden scheurde, er dan bij voe-
gend: ,,neen, mijn jongen! dat moet je
nog eens overdoen! Wat kan ik anders
doen dan gelhoorzamen met een bedroefd
hart; gehoorzamen, en gelooven, dat dit
bet beste is. Vooruit dan maar weer,
en opniieuw aan het werk, in God's naam-
Zoo lezen vwij in Carlyle's dagiboek, 7
Maart 1835, en dus den dag na bet ver-
trek van Mill, die hem de noodlottige
tijdinig had gabracht.
De vriend droeg royaal het geheele
geldelijke verlies. Eerst wou Carlyle dat
ook niiet, maar tenslotte stemde hij hierin
toe. Het geldelijke verlies was echter
nog niet eens het ergste. Erger was dit:
alle aanteekeningen waren vernietgid, en
de stemming was geheel verstoord. Lang-
zamerhand won Carlyle zijn werkkracht
weer terug. Nog het gansche jaar 1836
werkte hij door, en toen waren alle drie
de deelen klaar. Carlyle heeft het heele
boek aan zijn vrouw voorgelezen, en toen
hij haar het hand'schrift overreikte, voeg-
de hij er bij-: „ik weet niet of dit boek
eenige waarde heeft; ik weet niet, hoe de
wereld het bshandelen of mishandelen
zal; misschien ook zal men het boek hee-
lemaal verwaarloozen; dit laatste is het
meest waarsohijnlijk. Maar een ding zou
ik tocih wel aan de wereld willen zeggen:
in geen homderd jaar heeft zij een boek
zien verschijnen, dat meer rechtstreeks
vlammend'er uit het hart van een levend
mensch is voortgekomen".
Van Carlyle's boek is herhaaldelijk
misbruik gemaakt door enkele perso,ne,n,
die er passages, geheel uit haar verband
gexukt, uit hebben overgenomen. Men
heeft van den gloed en van het vuur uit
dit boek gestolen, maar men heeft niet
vroeg ik licht verwijtend, ,,dat u al deze
inidrukken aan uw zuster en Rainton hebt
medegedeeld
Nu begonnen haar oogen boos te rlik-
keren.
,,Danik u wel, mijnheer Wells ant-
woor'dde ze met een kleine buiginq. ,,Ik
heb u nog niet achter uw rug bebabbeld.
Ik zou wel qraag hebben, dat u beqreep,
dat ik zooiets niet doe."
Ze zag er zoo bekoorlijk uit in haar
boosbeid, dat ik haar het liefst in mijn
armen had genomen en gekust, maar in
plaats daarvan, haalde ik mijn scbouders
op en zeide kalim:
„Nu, het is heel lief van u, dat u dat
niet gedaan hebt, dat is al, wat ik zeggen
kan." ik legde mijn hand even op haar
arm. ,,Luister eens, juffrouw Margaret
ging ik door, .misschien zal ik u eens
alles vertellen, op het oogenblik moet ik
niog zwijgen. Ik ben in ieder geval niet
getrouwd dat kan ik u wel ronlduit
zeggen" ik drukte even haar arm -
„en den laatsten tijd ben ik heel blij, dat
het zoo is."
Ik weet niet zeker of ze mij beqreep,
maar ik geloof het wel, want ze lachte
eens schalksoh, terwijl ze snel de kamer
uitging.
En toen ik naar huis ging, overpeinsde
ik droeviq, hoe ik met mogelijkheid de
mooie Margaret kon doen deel uitmaken
van mijn pl'annen tot ontvluohtinirT.
II.
Ik d'acht heel veel aan Margaret in de
volgende dagen, en eigenlijk was alleen
zij maar voortdurend in mijn gedachten.
Ik hi eld heel, heel veel van haar. Dat
wist ik met groote zekerheid en juist die
altijd eerlijk en oprecht medegedeeld, dat
de beteekenis en de bedoeling van Car
lyle's Geschiedenis der Fransche Revo
lutie geweest is: te schilderen, hoe een
volk, waarin het geloof is uitgedoofd,
omdat het dit zelf heeft verworpen,
beslist naar den afgrond gaat, waaruit
geen constitutie, geen concessies aan het
gepeupel, en geen zuiver politieke maat-
regelen het (kunnen- uedden, omdat er
miets is, wat een volk het gemis aan ge
loof vergoeden kan.
Een ander geschrift van Carlyle, dat
hier te lande ook zeer bekend werd, is
zijn Hero-Worship zijn ,,Helden, Hel-
dend'ienst 'en Heldenvereering". Twee
dames bewezen Carlyle een grooten
dienst door lezingen voor hem te organi-
seeren, die hij tusschen 1837 en 1840 te
Londen heeft gehouden. Niet, dat Car
lyle bij deze lezingen veel ,,las Het
waren naar den inhoud d'iep d'oordachte
em .naar den vorm geimproviseerde stuk-
ken, voorgedragen op boeiende wijze
d.oor een man, diie zijn onderwerp meester
was, maar die naar eigen schattinq toch
ver b'leef bemeden zijn ideaal. Uit zulke
lezingen, of ..lectures in 1840 gehou
den, is het genoemde boek ontstaan. Hij
spreeikt daar over groote mannen, en over
de wijze van hun optreden in onze alle-
aaag'scne wereld; hoe zij zich hebben ver-
toond in de wereldgeschiedenis; wat de
menschen over hen dachten en wat voor
soort werk zij deden; over helden, en hoe
zij ontvangen werden en wat zij uit-
werkten. Edmond Gosse, die een inlei-
ding schreef voor een uitgave van dit
boek van Carlyle, verteJt, dat er tusschen
1870 en 1875 meer dan honderdduizemd
exemplaren van werden verkocht, en dat,
na 55 jaren oud te zijn, de circulatie nog
niet verminderde.
In zes voorlezingen behandelt Carlyle
hier helidenliguren uit de meest verschil-
lende levenskringen, en hij bedoelde aan
te toomen. dat al deze helden iets gemeen
hadden, betzij zij op de wereld den indruk
maakten van een god of van een profeet,
van een dichter of van een priestex, van
een schrijver of van een koning; dat er
ook eigenschappen waren, die bij alien
werden aangetroffen; voor alles opredht-
heid en waarheid, en dan ook een sterk
en gdoovig hart. Naar Carlyle's mee-
nin.g kwam er zonider deze deugden niets
weze.nlijk groots tot stand. Misschien is
zijn opvatting wel het schitterendst uitge- j
komen in zijn voordracht over Mahomed, i
die wij in elk geval het meest bewonde- f
rem Iemand, die mild over Mahomed
oondeelt, en die dan tegelijk in Engeland i
woont, moet al dadelijk een rechtvaarrig
en ruim-denkend mensch zijn. Natnurlijk
dreigt hier het gevaar van eemzijdig-
worden naar den tegenovergestelden
kant, maar daarvoor is Carlyle niet be-
zweken. Hij wou eigenlijk alleen maar
bewijzen, dat Mahomed te goeder trouw
is geweest. Zoo erkemt Carlyle over den
Koran heel eerlijk, dat geen Europeaan
zoo n boek anders dan uit plichtgevoel
lezen kan. Maarde Koran is door
Mahomed wel gemeen,d, en de volgers
van den profeet van Makka hebben er
ook ernst mee gemaakt, d'iepen ernst
zelfs. Carlyle wil nog niet eens beweren,
dat Mahomed altijd oprecht is geweest,
maar hij houdt toch wel staande: ,/ik kan
zekerheid deed mij aarzelen of ik haar
lot wel aan het mijne mocfat verbinden.
Per slot was ik toch niets meer dan een
voortvluchtig misdadiger, .en al trok ik mij
niet veel van dat fe.it aan, de heele zaak
werd tooh anders, zoodra zij er bij be-
trokken werd.
Ik zou haar natuurlijik alles moeten
vertellen, en zelfs als zij van mij hield,
zou zij met haar karakter dan dulden, da.
wij altijd zouden leven in angst voor ont
dekking en schanide, hoe gering de kans
daartoe ook zijn mocht
I.k tobde daarover, meer dan ik ge-
dacht had; em die week gebeurde er iets,
dat mijn zorgen vermeerderde en mij bo-
vendien woedenid! maakte.
Ik zag mijn knecht Hooker op de ren-
nen en het beroerde van het geval was,
dat hij mij ook zag.
Het gebeurde dadelijk na het spring-
concour's. Ik was tweede en kwam weer
terug naar het zadelterrein. We moesten
wel een halve minuut wachten, eer de
hekken openginqen en als qewoonlijk
drong het publiek om ons heen en ik keek
achteloos ronid1.
Plotselinq zag ik iemand naar mij sta-
ren met groote, glazige, puilende, onge-
loovige oogen. Het was Hooker, dat zag
ik onmiddellijk en met zijn wit geizicht
en wij'd-open monid was hij het toon-
be eld van stomme verbazing.
Hij stond vlak bij het .hek, geen twee
meter van mij af en wel een halve minuut
lang kom hij mij opmemen. Ik deed geen
poging am mijm hoofd af te wenden, en
trachtte te dben, als had ik hem nooit te
voren giszien. Ik keek hem terloops aan,
zonder'teeken van herkenning. net zooals
ik naar de anderen gekeken had. Toen
gaapte ik eens achter mijn karwats, alsof
ntiets terechtbrengen van de kritiek, die
Mahomed van voortdurenide onoprecht-
heid zou besohuldigen; die veronderstelt,
dat een mensch zou kunnem leven in een
atmosfeer van bedrog, van gewild be-
drog, en dan een Koran schrijven, zoo
als een bedrieger of goochelaar dat zou
doenEn zelf teekent hij aan in zijn
d'agtboek: onder mijn toehoonders be-
vonden zich bisschoppen en alle moge-
lijke andere menschen. Ik heb getnacht
hum aan het verstand te brengen, dat die
arme Arabier hoe.danigheden bezat die zij
wel zouden doen na te volgen; ,dat zij zelf
hoogst waarschijnlijik grootere kwakzal-
vers waren dan hij; kortom, ik giaf hun
iets volkomen niieuws te hooren. Zij
schenen hoogst veribaasd, en zeer bevre-
d'igd".
Hero-Worship bevat zes voor.drachten.
Over den held als godheid, naar aanlei-
dimg van Odin en de Scandinavische
mythologie. Als profeet: Mahomed. Als
poeet: Dante en Shakespaere. Als pries-
ter: Luther, John Knox; als man van let-
teren: Johnson, Rousseau en Burns; en
eindeilijk als koning: Cromwell en Napo
leon.
Napoleon acht Carlv'le lang niet zoo
groot als Cromwell, en hij geeft er de
red en bij.
Het was onder de heerscha~";< van
de geestesstroamingen der 18de eeuw de
mode ge war den om laag (d.w.z. uit de
hoogte) op Cromwell meer te zien. Wel
begonnen. enkelen te erkenmen, dat Crom
well een ietsje grooter en beter was dan
zijn. reputatie, maar men bewees dit niet.
Nu was Carlyle er juist de man naar om
Cromwell s verdediger te worden, hij, de
zoon van een Puriteinsclhe moeder, welke
reeds in zijn prilste jeug.d hem den diep-
sten eerbied had irigepxemt voor „die
stoere mannen, die God vreesden em nie-
mand anders". Napoleon zoo schrijft
hij schijnt hem in geen en deele zoo
groot als Cromwell. Zijn enorme over-
winningem over een heel Europa zijn een
voetstuk, waarop hij staat, terwijl Crom
well zich bepaa'lde tot het kleine Enge-
lamid.
Later (1845) heeft Carlyle zijn mee-
ming over Cromwell nog wat aanqevuld
in zijn ..Brieven en Toespraken van Oli
vier Cromwell", een wexk, waaraan hij
zes jaren ingespannen heeft gewerkt.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN.
TWEEDE KAMER.
Vergaldering van Woensdag.
Het ontwerp tot wijziiging van de Ziek-
tewef is verzonden naar de commiissie van.
voorbereiding. Daarin zijn benoemd de
heerem Nolens, Schaper, Marchant, Van
Vuurem, Snoeck Henikemans, Beumer en
Van Gijm.
Bij de voortzetting van de algemeene
beschouwin.gen bij .de staatsbegrooting
betoogt de heer Stenhuis (s.-d.) teqen-
over den heer Van Gijm, dat onze indu-
strie er niet slecht voorstaat. Landarbei-
ders .zullen van de daling van de loonen
in de imdustrie geen profijt hebben. Dit
laatste kan alleen door de oplossing van
het pachtvraagstuk.
De heer Heemskerk (a.-r.) repliceert.
ik m(j doodelijik verveelde. Toen over-
zag ik de memigte weer eens en ik keek
over Hooker heen, alsof hij er heelemaal
niet stond.
Ik zag hoe er twijfel op zijn gezicht
stond te lezen. Hij deed zijn oogen half
dicht, fronste de wenkbrauwen en leun-
de over het hek om zoo dicht mogelijk bij
mij te komen. Ik voelde hoe zijn blikken
©vera! heengleden. Mijn gezicht, mijn
handen, mijn kleeren, zelfs mijn laarzen
wekten zijn belangstelling en ik vroeg
mij kwaad af, of hij misschien het nummer
schatte.
Eindelijtk gingen de hekken open en
meer verlicht, dan ik wel wilde beken-
nen, reed ik snel naar binnen.
Dit voorval wekte mijn wrevel en
's nachts toen ik zoo alleen lag, began ik
te overwegen, wat voor kwaad eruit zou
voortkomen.
Van, welken kant ik de zaak ook be-
keek, heel veel goeds kon ik er niet aan
ontdekken. Hooker was een ontzettende
babbel, dat wist ik en ik moest altijd heel
kortaf tegen hem zijn, om hem op een af-
stamd te houden.
Als hij er zeker van was, dat hij mij
gezien had, zou hij er met ieder, die maar
luisteren wilde, over gaan kletsen en het
was nu maar de vr^aqhoe gauw het
praatje de verslaggevers zou bereiken.
want dezen zouden zich niet ontzien, om
desnoods over de muren te klimmen ten
einde stof te verzamelen voor hun ellen-
digie b la d en,
Maar was hij wel zeker van zijn zaak
Daar kwam het maar op aan. ,,Nee:n"
zeide iik bij mijizelf, „zelfs al zou hij altijld
naar de renmen gaan en al was hij op dn
hoogte van alle toestanden daar, dan nco
zou bet hem te onqerijmd toeschijnen,
frheumatische
pijnen.
Hij bestrijdt o.rn. den heer Van Schaick
en betoogt, dat een parlementair kabinet
noodig is.
De heer Van den Tempel (s.-d.) acht
de toezegginig van de regeering inzake de
contractarbeiders van beteekenis, doch
wenscht inzake de lotsverbetering van de
amibtenaren een du.idelijke verklaring.
De heer Van Vu.uren (r.-k.) blij ft aan-
dringen op tegemoetkoming van groote
gezinnen bij de belastingplannen.
BEGR00T1NG VAN ARBE1D.
In de M. v. A. tot zgn begrooting beeft
de Mioister van A. H. en N., o a. betoogd,
dat het tijdvak van zijn bewmd gee. szins
een gebrek a«n daden heeft d ,en z enT
zo >als van verschillende zijden m de Kamer-
af.ieeiiigjeu w>rd betoogd. Bet wil h^m
in eescheide heid voorbomen, <lat bij de,
in de memorie met name genoemde, onder-
werp-n, waarvan de voorbereiding wat den
minister betreft, is afgeloopen of een aan-
zienlijk eind is g'orderd, moeilijk kan
wooden gezegd, dat van het dep»rrement
niets uitgaat.
Misschien is echter ten slotte de grief
een andere en wel deze. dat de inh ud »art
betgeen wel werd voorgeste'd of gedaan
niet de sympathie van de hier aan het
woord zij i de led n wegdraagt. Men zou
bijna ge ooven, dat het minder een roan
van de daad is, waarnaar door verschillende
led-n wordt verlangd, dan wel een man
van zeer bepaald genchte dadeD. Maar dat
redueeert het verscbil zich tot een ver-
schil over de vraag in welke geest be-
paalde hangende vraagstukken t moeten
weden opgelost.
Verdere j^eleid-lpkeinvoeringder Arbeids-
wet acht ook de Minister gewe scbt en hg
vertrouwt, dat de bepalingen dier wet om-
trei t de arbeids- en Tusttijden op 1 Jan.
1929 zoowel voor het wink-lperfoned als
voor het personeel van verpleningsinrich-
tingen in werkiDg zullen bunnen treden,.
Een ontwerp winkels'uitingswet, dat met
het werbtjjdenbesluit voor winkels, en eeny
ontwerp tot wpzisjing der Arbei iswet., dat
met het Werbrijdenbesluit v-rbard houdt,
zullen binaenkort bij d« Staten-Generaal
aanbangig worden gemaakt.
Een ontwerp betreffende wijz'ging der
Stuwadoorswet zal binnenknrr aan den
H oogen Raad van Arbeid om ad vies word'en
ge^onden.
Het aantal ongeva'len, waaronder doode-
dat de eems zoo beroemde chirurg (en ik
was ©vertuiigd, dat Hooker alles van mij
af wist) nu een beroepsrijder zou zijn ge-
wordenHet bloote denkbeeld moest
hem al belachelijk schijnen. Wat hii ook
ged'acht mocht hebben, toen hij mij' zoo
stond aan te gapen, zoodra ik uit ziin qe-
zichtskring verdwenen was, moest hij wel
tot de comclusie zij.n gekomen. dat hij
zich vergist had."
Ik redanecrde net zoo Jar - totdat ik
wat rustiger werd; maar toch werd ik
het mij altijd dreigend gevaar weer meer
bewust door de gebeurtenissen van dien
dag.
Em alweer, zooals ik al zoo vele male,it
gedaan had, nam ik een overzicht van
den toestand en ik berekende, dat ik in
een maanid1 alles zou kunnen hebben af-
gewiikkeld en vrij zou zijn om te gaan.
waar ik wilde.
Ik had bijna alles te gelde gemaakt, be-
halve een paar kleinigheden en het huis
was nog niet verkocht, maar daaromtren
was ik toch al aan het onderhandelen en
met een beetje geluk, zou die zaak wel in
de volcjen.de drie weken in orde komen.
.En met schriik beidiaoht ik opeens, dat
mijn loopbaan op de rennen welhaast af
geloopen was. Over een week was de
groote Zuid-Australische Hindernis-ren.
dan nog een. paar on.beteeken.ende hard-
draverijen en dan was het uit.
„Och, ochzuchtte ik. ,,Wat er ook
gebeure, ik heib nu een prachtigen tijd
gehad. Fortuna was mij uiterst welge-
zind en ik zou mij schamen om haar nu
het vertrouwen op te zeggen."
(Wordt vervolgd.)
-rtiSsmuEa<ll H Hi IIU I
HAY Ft/
^indringende
^inwrijfmiddel
verdrijft
By opothekers en drogisten
17