ALGEMEEN N1EUWS- EN ADVERTENTIE8LAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANPEREN. No. 8138. Vrijdag 7 October 1927. 67s Jaargang Thomas Carlyle. f ABONS tMENTS PRIJS: EERSTE BIRD. 8INNF. NLANO. UITENlANU. 9 Slakken 40 iMMMMHM jt85M!BHWBBaWBWaBMBWMWWWWil IIIII—IIIII im H a COURANT Voor binnen Ter Neuzen /!,40 per 3 maanden Voor buiten Ter Neuzen ir. per post 1,80 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr, per post /-6,60 per jaa.> Vooi 't buitenland f 2,70 per 3 maanden franco per post Abonnementen voor 't buitenland alleen bij vooruitbetalinp. nit v,h,v iedei*en Manndag-, Woensdaf?- en Vrlida^avond. IV. Getro-uwd. Jane Welsh is veel eer met Irving, Carlyle's o-uderen vriend, in aanraking gekomen dan met Carlyle zelf. Zij sta-m- de uit een oud Puriteinsch geslacbt, en een van haar voorouders was zellfs een doc-h- ter van den beroemden Herverm-er John Knox, die met een predikant Welsh ge- huwd is geweest. Men zegt, dat Jacobus de Koning, toen hij van dat huwelijk hoor- de, moet hebben ui-tigenoepen: „Rn-ox en Welsh, zoo'n paar heeft de duivel nog nooit bij elkaar gebra-dht", waarop Me- vrouw Welsh, die blijikbaar niet oip haar mondje was gevallen, geantwoord moet helbiben: ,,Wel mog-elijlk, Sire, maar wij hebben hem dan ook niet om advies ge- vraagd!" Eigenaardig: deze onafhanke- lijtke geest bleef in de familie huizen, en verieenigde zicih voorts met de rijkste geastesgaven bij ellk der familielelden. De grootvader van Jane Welslh, de latere M-evrouw Carlyle, verteit, dat er onder de Welsh en we'l versciheiiden slungels waren, maar geen enkeile domk-op. Jane's oiuders woonden te Haddington en haar vader was daar dokter. Die dokter had groote verwadhtingen van zijm zelf- stanidig mei-ske, dat, nog fci-en of ell jaar oud, haar vader gesmeekt had, of zij als 't u belieft nog een jongen mocht worden. Jongen worden" wat bedoeide zij daarinede? A1 spoedig bleek, dat zij be- dloielde: Latijn te mogen leeren. Heel spoedig werd dat niet toeg-egeven, want de vader vo-nid zoo iets voor meisjes eigen- lijk te moeielij'k; maar cp een avond, toen hij met een vriend van hem over dit voor- val zat te spreken, klonk er van onlder de tafel opeens een fij.n stemmetje, en zoo waar was Jane bezig een Latijnsche ver- buigiing op te zeggen! D-us was zij zon- der iets vender te vragen of te zeggen, zelf maar beg-on nen met zich te oefenen, en nu toonide zij opeens, dat zij al een eind op streeik was. Is het wonder, dat de vader zich tegenover zooveel doorzet- tinigisikraciht niet langer Wilde verzetten, en dat er nu dus naar een leexmeestcr voor haar werd omge-zien? In die dagen was Carlyle's vriend Irving, over wi-en wij reeds een en ande-r in een v-oriig artikel ihelbiben meegedeeld, te Haddington leeraax, en hij was het nu, die Jane Welsh in de stiudie der klassae- ken, binnenleidde. Hier vertoomde zich haar vurig karaikter. Zelf verteit zr hoe zij onder den i-ndruk kwam van de andere, nieuw-e weneld, die zich hier voor haax opende. Wanneer ik mijizelf wilde terug- houd'en van iets, dat zelfzuchtig was of laf, dan zei ik niet: dat moet gij niet doen, anders komt ge later in de hel; maar ik zei dooid-eenvoudig. Dat zou een Rome-in nooit gedaan hebben En dat was dan meestoal ail meer dan voldoende. En wan- neer ik een of andere heldenidaad had volibraciht, als ik bijvoorbeelid een adder, die mij1 toesiste, bij den nek "enomen en op zij ge^lingerd had, dan had ik mij, in eigen oog, heel verdienstelijik gemaakt tegenover ,,den staat en mocht ik op een bungerikroon aanspraaik maken. Dit kind teieflde zoo i.n de wereld der klassi'eiken, dat zij haar poppen de helden en heldin- nen uit Rome of Troje liet voorstellen. Iemacnd, wiens wenschen bij haar golden als geboden, had tegen haar gezegd, dat een jouge dame, die al Virgilius las, niet meer met poppen kon en mocht spelen. ,,Ik beg re en", (zoo verteit zij zelf) „dat dus mijn pop verniietigd moest worden, en dat we'l op een wijize die betaaimde voor een jonge dame, die Virgilius las: met haar kleerein, en zij had zooveel en zuike mooie, kost'bare kleeren met haar lediikant-met-ihemel-en-al; met een paar bossen zwavelstokken, een paar pij- pen kaneel, een paar lelies en een note- muskaat Zij haalt er dan allerlei brok- stuikken uit Vergiilius bij aan, en bonrwt zelf een brandsitapel in de openlucht. De nieuiwerwetsche Dido beklimt met Jane s hulp ihaair bed, en zij spreekt door 'haar mend de laatste, treurige afscheidswoor- den van die oriigineele Dido, die Jane even goed uit haar hoofd kende als het A. B. C. Zij reoiteert met heel veel plechtiiglheid: 'k Ban aan het doel mijns 1 evens aangekomen, Volbraciht heb ik den loiop, die mij het [ruoodlot gaf; Nu vluhht uit 's Lev,ens ijdle d room en Mijn groote scbim naar't altijd zwijigend graf." Nadat de pop aid us had gesproken, stak Jane met eigen hand den brandstapel aan, en dan liet zij de pop zidhzelf door- steiken, met een pennernes, maar zegt zij dan weer zoo echt kinlderlijk! ,,zie, toen ik daar mijn lieve pop zag branden (en dewijl haar ingew'anden uit zemelen bestonden, was zij in een minimum van tijd in vlammen opgegaan ontvlamde mijn liefde voor haar opnieuw; ilk stood naast den brandstapel zoo hard te huilen, dat Jan-en-alleman er bij te pas kwam, en men mij onder een milden tranenvloed moest wegislleepen; een niet onjuist beeld van vele onzer heldlhaftige offerand'en: grootmoeidig bedaciht, pralend voorbereid., im het laatste oogeniblilk betreurd en luid- ruich tig beiwe e md De verhouiding tusscihen Irvin- en Jane Welsh is er een geworden zooals tusschen een gouverneur en zijn discipe'l eigenlijk niet mogen bestaan. Toch hebben beiden een wezenlijlke grootheid van ziel getocmd, al is de wederkeerige gelhechtheid voor beiden een, zware beproeving geweest, ja een strijld, waaruit zij niet ongelhavend te voorisohijn zijn gekomen. irvirng is er eigenlijk voorgoed door geknakt. Maar cci.c jane Welsh is die.n slag wel nooit gelheel te boven gekomen. Ongetwijfeld heeft deze amartelijike ervaring bij haar er iets toe bijgedragen om haar een zekere hardheiid van oordeel en uitdrukkimig bij te brenigen, en in elik geval was de vroe- ger zoo levenslustige Jane Welsh den eersten tijd erg terur ~etrokken en haast memschenschuw. Zoo was zij dan ook tegenover Carlyle aanivankelijlk erg terug- houdemd, oOk al had Irviin - haar Carlyle aanlbevolen als den besten gids in de mieuwere literatuur. Eerst heel langzaam- aan kreeg zij1 oog voor den adel van zijn karaikter en de gnootlheid van zijn vele bekwaamlheden, en al was hij nu volstrekt niet haar eerste liefde em vertelde zij in haar brieven hem ooik nog heel nuchter, dat zij nu niet bepaald verliefd op hem was, het scheen haar toch een eervolle taak en een schoone roeping om zijn levensgezellin te zijn, allerlei hiinderpalen voor hem uit den weg te ruimen en hem wat meer te brengen op de plaats, diie hem paste en ook toeikwam. De moeder van Jane Welsh was met dit huwelijk niets in- gienomen, deze moeder was wat hoog van hart, zij vond en Carlyle en zijn heele familie wat boersch; kortgezegid: zij was er tegen. Maar haar dochter-jiief had het zich nu eenmaal zoo voorgesteld, en dus zou het ook zoo gebeuren. Zij wilde haar vaderlijk erfdeel dan wel heelemaal aan hare moeder laiten (de vader was eanige jar en gieleden gestorven), Carlyle zoo meende zij stellig zou spoedig genoeg een beroemidhieiid zijn en dan zooveel geld verdienen als hij maar wenschte, maar... den eersten tijd kwam er van al die schoone verwadhtingen nog slechts wei- nig terecht. Tot vlak voor hum huwelijik woonide Carlyle nog op het land en dicht bij zijn vaderlijk huis, en hoe hij zich in dat jaar voelide, blijkt wel zonneklaar uit deze ontboezeming: ,,Ik bemerkte, dat ik in dit jaar al mijn twijfelzieke iideeen, at mijn zoo pijinigenden twijfel in dien in- vloed van de onzuivere, gemeene en ziel- vermooiridende idrekgoden onzer eeuw overwonnen had. Ik geloof, dat alleen een geloovig mensch zicih kan voorstellen, hoe groot toen mijn vreugde was". Zij trouwiden 17 October 1826. Het jonge paar betrok een klein huis in een voorstad van Edinhurg, aan zee, en wel- dra was hum geizin een punt van aantrek- kinig voor allerlei belang-rijlke menschen, die in die dagen te Ediniburg woonden. Onbegrijipelijik veel las Carlyle in dezen tijd. Een van zijn levensbesdhrijvers zegt: ..Wanneer men zijn dagiboek uit die maan den ziet, begrijipt men niet, hoe een mensdh, zelfs al heeft hij niets anders te doen, dit klaar kreeg". Met fifn genoe- gen las hij de oud-Engelsche literatuur, bewonderide hij Herder, bestudeerde de Duitscihe filosofen en speciaall Fiohte. Daartuisschen-door had' hij allerlei letter- kunidige plannen, en werkte hij zelfs aan een roman, die, nog voor dat hij af was, ten vure werd gedoemd. Maar al dit ge- geploeter en gestudeer bracht geen roo- den duit in zijn kas, en dus was het maar een groot geluik, dat de jonge vrouw ten- minste verstand had van huishouden. Een klein, beetje be ter werd het, toen hij modht gaan schrijven voor de kolom- men van de Edinburgh Review. Hij schreef daarin een gansche serie artikelen over Jean Paul, Goetlhe, en anderen. Maar de uitgaven vermeerderden nog weer smeller d'an de inlkomsten. Zoo moest er wel naar een goedkoopere woning wor den omigezien. Ze verhuisden nu naar jhet afgelegen- ste oord van Schotland": zes Engelsche mijlen verwijderd van den naasten buur, naar de kleine hoeve Craigenputtock. Wat was het daar eenzaam Carlyle meende, dat hij in deze meer dan stille omgeving zijn kraclhten rustig zou kunnen ontpilooien, maar hij vergat te bedemkem, dlat er wel eens drie maanden voorbij gin- gen, zander dat er daar iieimand kwaim, en pas later, heel wat later, ja misschiien wel pas te laat, heeft hij begrepen, welk een droevig, eenzaam leven zijn vrouw daar geleefd heeft, en welk een zelfopoffering zij heeft moeten aan den dag legigen bij al haar geldzorgen, naast haar melanciho- liielken en prikkellbaren man, en, bij hun somlbere vooruitzidhten Voorlioopig wer- den de omS'tandiglheden nog niets beter, van zijn 32ste tot zijn 38ste levensjaar es hij daar gebleven. Met uitzondering van een paar vrienden, die er s zomers eens kwiamen logeeren, zagen zij nooit iemand. De artikelen in de Edinburgsdhe Review waren toan de eemige bran van imkomsten. Zijn sympatlhieen gingen veel te veel den Duitsdhen kant uit om hem voor Engelanid aanstomdis gelieifd te maken. En toch hield' hij vol. De taaie man gaf den moed niet cp, en schreef December 1829 aan zijn uitgever: ,,Ik denk er soms over om een vPlgend jaar te beginner) met te pro- feteeren, als ik gezond mag blijven". Het profeteeren beg on toen werkelijk. Van Januari tot Augustus 1830 schreef een jonge man op een boerenlhoeve, er- gens achtexaf in Schotland, een boek, dat heuscih wel pxofetenwerk mocht heeten; het heette: ,",La;tor Resartus", dat he'tee- kent: „de gelapte iklleermaker". Het is een merlkwaartdig bodk nerworden; allexlei stemmen uit zijn eigen ddep verleden en heden komen hier aan het woord. Daar hij het vermeed om dadelijk zelf te spre ken, gaf hij sohijnbaar de geschniften uit van zekeren Duiitschen professor: Dioge nes Teufelsdrooklh, die heette een boek gescihreven te hebben over de philosophic der kleeren, en dan kritiseert hij dat boek, en staat hij aldoor schijnbaar aan d'e zijide van zijn lezers, die al die Duitsche malligheden imet verbazing en afkeuring aanhooren. In tusschen komt hij op die wijze in de gelegenheid om waarheden te zeggen, die hij op 'n andere manier mis- schien niet aan den man had' kunnen bren gen. Zijn vrouw had gezegd, dat het ,,een geniiaal boek" was, maar heeren uit- gevers waren lamg niet van dezelfde mee- ning, en 't ging met de uitgave sleaht: hij kon er in heel Londen geen uitgever voor vindenPrullige artikelen met roovers- gesehiiedenissen en allerlei onzin werden gretig geikocht, maar deze degelijke kost werd niet gewaairdeerd Zoo was ook deze pro-feet niet geeerid in zijn vaderland en in eigen dagen. Met een bitter g-evoel kwam hij uit Londen weer te Craig enpu ttock terug. Int usschen was oOk zijn vader overleden, hij hiaid e-igenlijlk maar twee broninen van troo-st en verkwiikking: de hulp van zijn vrouw en de briefwisseling met Goetlhe. Deze sprak van Carlyle's innig meeleven met zijn letterkundigen arbeid" en dankte voor ,,de warme belangstelling in mijn (zijn) persoon". Er volgde een leven- dige en druikke correspondentie, die tot aan Goethe's dood is voortg-ezet. Goethe is het gieweest, die dadelijk een oog heeft gahad voor de groote beteeke- nis van Carlyle, en die natuurlijik heel blij was, in Carlyle te hebben gevonden een baanlbrekar voor zijn werken in Engeland. In zijn ,;gesprekiken met Eckermann" be- loofde Goetlhe aan Carlyle een schoone toekomist, en besloot hij tot een hooge waardeering van diens karaikter. Goethe zo-rgde op zijn b-eurt voor een Duitsche vertaling van Carl vies leven van Schil ler' en voorza-g die van een aanibevelen- de voorrede. Nog moet er een verkwikking worden genoemd in al -deze ee-nzaamiheid, en dat was het bezoek van een jongen Ameri- kaan, den later zoo beroemd geworden Emerson. Wat deze van Carlyle gelezem had, had hem zoo diep getroffen, dat hij, toen hij Eng-eland bezocht, er de verre re is naar Sdhotlanids afgelegen plekje voor over had om persoonlijk kennis te maken. Het was voor Carlyle een vroolijke liclht- straal in overigens zeer do-nlkere dagen, en izijin vrouw noemde d'it bez-oek ,,-het zachte mo-rgenliclht voor den dag van den r-oem". Toclh, ihoe dapper ze ook volhielden, het blijven. wonen op die verre heideplek was op den du-ur niet te harden. Voo-ral Carlyle's vrouw kon er niet tegen. Het was bovendien voor onzen schrijver niet mogelijk om d'aar, op die af gelegen plaats, het noodige studiemate- riaal te verkrijigen. Dus werd er in Meii 1834 naar Londen verhuisd, waar zij zich vestigden in het huis, dat voor het overige deel van Carlyle's leven zijn woning zou zijn. En zelf schreefhij, ,kort na zijn aa-n- komst t-e Londen, in zijn dagboek: ,,Niiet-s kan ernstig-er zijn -dan mijn toestand hier; overwinnen of sterven, zoo schijnt de leus te zijn. Ilk heb geen enk-elen vermogenden vriend, geen enkelen vertrouwide, ja eigenlijk niet eens een kameraad. Vijf v-ollle dagen heb ik hier gezeten zon-der met iemand een woord te sprelken dan al leen met mijn vrou-w. Mijn stemming is tragisch en duister alls van een verlatene, wien niets o-verblijft dan zijn taak af te maken, en dan dbod te gaan". Het was dus nog a lies b-eh-alve 1-iJht geworden DE NIEUWE BELGISCHE GEZANT. Da nieuwe Belgische gezant te 's-Gra- venhage. Charles Maskens, wiens benoeming onmidaellijk na goedkeuring door de Neder- landsehe regeering in de Monitcur Beige zal rerschflnen, is 26 Januari 1880geboren en is dus 47 jaar oud. Na de filosofie en letteren en politieke en administratieve wetenschappen te hebben gtstudee>d, werd hi) in 1903 tot gezantschapsatb.che te Parijs benoemd *n 1905 was hij in dezelfde hoedanigheid te Berliju, in 1906 te Peters burg. Twee jaar na de becoeming tot legatiesecretai is eers:e klasse in 1903 ging hjj over naar Stockholm, maar hij keeide in 1914 eenigen tijd naar het departement te Brus*el terug. In October 1914 werd hij naar Washington gezonden, in 1916 naar Londen, in 1919 ging hij als legatieraad en zaakgelastigce ad interim naar Sofia, waar hij in 1921 tot buitengewoon gezant en gevolmachtigd m nister werd benoemd. De heer Maskens is ridder in de Leo- poldsorde, in de crde van St. Stanislaw en in de orde van de Poo's'er, commandeur in de orde van St. Michiel, van St. Joris en van het British Emp re. IN GEZONDEN MEDEDEELTNGF^ rerstoppen de stookplaats en moefen ver wijderd worden. Ook in on* lichiom vormen zich zekere slakken, die schaddijk voor de gezondheid zijn en allerlei ziekien, waarvan de meeste met hevige pljnen ge- paard gaan, veroorzaken. Bij Asplrin-tableiten vindt men baat, door dat men den gestoorden bloedsom- loop daarmede weder flink op gang brengt en de schadelijke stoffen kwijt reakt. Bij het koopen van Aipirin- tabletten lette men op de ori- gineele verpakking "ftayei", met den oranfe band en het Bayerkrui*. Prijs 75 Ids. W^eiger nama-ak of losse tabletten. EEN VERGELIJKING MET BELGIe. Een onderwerp, dat veler aandacht trefct, wend door Dr. F. G. Waller be- sprolken, boe-n hij de vorig-e week de alg. ver-gaiderinq van het Veribond van Ned. Werikgevers o-penide als voorzit-ter. Hij had het daaribij over de invloeden die een adhteruitzetti-ng der Nederland- sclhe i-nidustrie veroorzaken en maakte daaribij een verigelijikinq tusscihen de pro- ciu-ctievo-orwaarden in Nederland en in de industrielan-dien in en buiten Europa, waarlbij ihij voorop stelde, dat de loonen en arbeidstijden in Engeland niet veel van de onz-e verisc'hillen, Daarop -gi-ng hij voort: Gaheel anders staan wij tegenover de Belgische concurrentie. Ee-n nauwkeu- rig onderzocik tooh heeft spreker doen zien, dat de loonen al-daar 50 pCt. tot 60 pCt. lager zijn dan in overeenkomstige bedrijven ten onzent, en wa-t zeer belang- rij-k is, dat de overlh-eiidsl-oonen op onige- veer hetzelfde niveau staan als die welke in de partiouliere imdustrie worden be- taald. Ook in andere industrieen, waar -de l-oanfactor niet dezelfde b-eteekenis heeft, zijn spreker gievallen bekend, waar- bij het loonversdhil voldoende is om een behoo-rlijke afsohrijivinig en een rente van 5 pCt. van het kapitaal te dekk-en. De lagere loonen hebben na-tuurlijk tot ge- volg, dat alles goedkooper is, o.a. zijn -de spoorweg-tarieven, in goudwaarde gere- ken-d, ongeveer dezelfde als voor den oorlog. Bovendien zijn gedeeltelijk ten- gevolge van goedkoopere bestuursi-nrich- ti-ngen en gedeeltelijik door het lag-ere loonipeil, ook de staats- en gemeente-uit- g-aven zooveel lager, dat het haast onge- looflij'k sohij-nt. Bij de Befligische begrooting is uitge- gaan van een levensonderhouid-indexcij-fer van 750, dat tlhans vrijwe-1 gestabiliseerd is op 790, zoodat de personeeluitgaven circa 5 p-Ct. h-ooger zullen uitvallen, dan bij de begrootingscijifers, die spreker laat vol-g-en, zijn aangenomen. Aan giewone uitnraven vermeldt het Nederlandseihe budget 592 milldoen. Hier- bij te voegen 57 millioen voor rente der crisi-slleendngen en 26 millioen extra glos sing crisisscih-ulld, totaal 675 millioen gul den. Belgisoh budget: gewone uitgaven 444 millioen en 105 millioen extra af'los- s-ing op crisdsleeningcn, totaal 549 millioen. Nederland heeft dus 126 millioen meer uitgaven dan Belgie. Op zichzelf een niet onlbelangirijlk verschil, maar dat eerst zijn voile beteekenis krijgt, wanneer men de beide totalen- vermindert met de rente en aflossinig d-er staatsleenin^en. In Neder land is di-t bedrag 195 millioen, blijft dus voor de overige uit-oaven 480 millioen. In Be-lgiie zij-n rente en aflossing 332 millioen. Blijft voor de gewone uitgaven 217 millioen. Natuurlijik zal bij een ge- detail-leerd onderzoek .misschien kunnen bflijlken, dat sommiiae uitgaven in Ne derland wel, in Belgie niet o-p de begroo ting voork-omen, dat b.v. marine ont- breekt, waar echter tegenover staat, dat Belgie een veel grooter leger heeft; dat vo-or o-n-derwijs minder wordt uitgegeven; maar het vensdhil is zoo groot, dat de hoofidzaalk moet w-o-r-den verklaard uit sob-erideir beheer en een lag-eren loonstan- daard. Wat de gem-eenten betreft, heeft spre ker voor Belgie geen verzamelstatistieken kunnen vinden. Intusschen bepaald sprelker's kennis van Belgie zich niet al leen tot Belgische statist-'^lVi-'n. Z'-n erva ring omtren-t gemeentefo-udgetten heeft hem geleerd, dat ook deze veel lager zijn dan die in Nederland. Hij ach-t het dan ook niet gewaagid het vermoeden uit te spreken, dat ook de gemeente-uit-aaven in Bellg-ie de helft zijn van d-ie in Neder land. Alls men weet, dat in o-n-s land de totaal gewone uitgaven van allle gemeen- ten 552 millioen gulden oer jaar bedra- g-en, dan blijkt ook hier Belgie 'n grooten voor&prong o-p Nederland te hebben. Het resultant is dus, dat Belgie met een grootere bevbiking van ro-nd 500.000 zi-elen, ni-ettegenstaande de enorme oor- logsschade, niette-genstaande druikkende scih-uliden, op dit oog-enbli/k een zeer be- slis-ten v-o-orsprong op Nederland 'heeft- B-o-vendien wordt ook nog de Arbeidswet soepeler toegepast dan bij ons te lande. DE BURGEROORLOG IN CHINA. De krijgsverrichtingen in China, waar- voor -de cor respondent en, die er nu een maal z-itten om het publiak op de hoogte te houiden-, in de zomermaanden niet de minste belang-stellin-g hebben gaan-de kun nen houden, vragen, schrijft de N. R. Crt., weer aandaclht door een ni-euwe faze. In het Noorden is er wat gaande, waarbij Peking de inz-et lijlkt en dat de vraag doet rijzen, of Tsjang Tso-l-in, d-e maarschalk uit M-oeikden, zijn laat-sten strijd alleen (dat wi-1 zeggen zonder Ghineesche hulp) zal moeten strijden tegen nieuwe b-ond- -ge-nooten van de nationalistiscihe bewe- -ging, die met b-olsjewieiksch gelid zouden aangeworvan zijn. Zijn troepen zijn uit Id'e groote Staid Kalgan in de provincie Tsjili, verdreven. Kalgan ligt op een af- S'tand van een kleine 200 K.M. per spoor ten N.-W. van Peking in de lijn van den Grooten Muur in een dal en belheerscht een in een strategisdh opzi-chf belang- rijken pas tusscihen Mo-ngolie en China. De Mongoolsclhe n-aam Kalgan beteelkent trouwens slag boom De weg naar Peking loopt over -een mooie brug met zeven bogen, die bestemd lijik-t o-oik een rol in de krijgsverricihtingen t-e spelen, in-d-i-en deze zich ten minste in de richting van de hoiofdstad "blijven ontwiikkelen. Volgens de berichten van Engelsche zijide is Tsijang's teg-ensl-ag te wijten aan een flankaanval van de troepen uit Sjansi onder den ,,modeJ-gouverneur" Jen Hsi- jan. op zijn verbindingslijn en is daarmee t be-wijs geleve-rd, dat Jen, die zoo lang een belangrijlke, maar onzekere factor in -den toestenld' is gelb-l-even, de partij der nati-onalisten zou gekoz-en hebben. Men verzakert ons dat de laatste groote slag dien Borodin, die Sowjat-raadsman der nationali-sten v-o-or zijn teruglkeer naar Rusland geslagen heeft, was dat hij Jen en obk den ,,Ohristen-generaal" Feng Joe-hsiang bewerkt heeft voor het onder- neman van een offensief tegen zijn aar. vijand Tsang Tso-ili'nB;; d'en Na-nkou- pas, 80 K.M. ten N.W. van Peking, zou Tsjang zijn tegenstanders opwaichten, cm te traoh'ten hen in een gumistige steJlii-ng den wag te versperreo. D'it heeft nog tij-d en het valt niet te z-aggen, of Tsjang Tso- lin, die reeds eenige malen van -een to-p- pu-n t van maciht neergestcrt is, tlhans weer aan de baurt is, om het onderspit te del- ven. Belang-wekkender is voor het o-ogenblik dat de nieuwe wisselirn van de krijgsikans de Ja-panscihe regeering -dwingt o-m op haar hoede te zijn. De Japansche minis ter van oorlog heeft te kennen gegeven. -dat de regeering zor-gvulldlg de n-ocidzake- lijlkheiid onderzoekt van troepenzending uit Mantsjoerije naar Peking en Tientsin, in-dien de toestand, gesclhape-n door den Chineeschen oorlog, verergert en dat in de afwaclhting o-p de ontwilkkeli-ng -der ge- beurtenissen nauwlettend a-cht zal gesia- gie-n worden. Wanneer Japan zich met de zalken gaat bem-oeien, zou eindelij'-k in den burg-eroor- log d'e factor in het spe-1 kome-n die den heelen kri-gstocht tegen Peking op niiets kan laten uitl-oopen. Al vroeger is be- toogd, dat J ana n gaarne zo-u berei-d ge vonden zal worden van Mants-ioerije uit nog grooter g-ebied „v-oor de Chineezen" in bescherm.i-ng te nemen, en dat dit tegen het belang der Russen, is. omidat het de rechten die in het Noorden van Mrnt- sjoerije nog aJtijid bezi-tten, in gevaar zou brengen. Dit is een van de redenen, waarom men aan de gerucihten volgens

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1927 | | pagina 1