5
dat die bank daarvoor echter als* waanbong
eene overwaande verzoekt;
gelet op art. 194 ider Gemeentewet
gehoord een voorstel van burgemeester en
wethouders;
besluit:
te beleenen gedurende een tijdivak van 10 jaren
bij de Nederiandsche Bank, rentegevende stuk-
ken tot een maximu mibedrag van .f2600, strek-
kende ter verkrijging van de gelden der in de
overwegin'gen van dit besluit genoemde lee
ning at! /2000.
Met algemeene stemmen wordt aldus be
sloten.
15. Vaststelling kohier hondenbelasting,
dienst 1927.
Het kohier der hondenbelasting voor den
dienst 1927 wondt met algemeene stemmen
vastgesbeld zooals het door burgemeester en
wethouders is aamgehoden op een bedrag van
f 1732,75.
16. Wijziging Bouwverordening (verplichte
aansluiting waterleiding).
Burgemeester en wethouders hebben het vol-
gende schrijven gericht aan den gemeenteraad:
Nu voorgesteld wordt tot het aangaan van
de geldleening groot 718.000 dient ook over-
gegaan te worden tot wijziging onzer bouw
verordening, om daarin op te nemen de ver
plichte aansluiting. Deze voorwaarde is o.a.
ook gesteld door de 1 iijksver zekerd ngsb a nk en
dient dus te worden nagekomen!
Ter wille van de uniformiteit heeft de
Maatsdhappij een concept ontworpen, dat hier-
onder met toeliohitang volgt. Wij kunnen onis
met dit ontwerp vereenigen, waarom wij er
bij U op aandringen het ongewijzigd aan te
nemen.
Wij .stellen U daarom voor, in Uwe eerst-
volgende raadsvergadering het navolgende be
sluit te nemen:
De raad der gemeemte Ter Neuzen;
gehoord de Gezondheiidseommissie, gezeteld
te Ter Neuzen, blijkens haar advies van
besluit:
tot wijziging en aanvulling der verordening
als bedoeld in artikel 1 der Wondngwet, zooals
deze is vastgesiteld in de openbare vergadering
van den gemeenteraad van 26 Januari 1911,
gewijizigd in de openbare vergadering van den
gemeenteraad van 4 April 1918 en 31 Augustus
1926 als volgt:
I. Het huiddge artikel 18 vervalt en wordt
vervangen door een nieuw artikel 18, te weten:
Artikel 18.
le lid: Elke woning moet voorzien zijn van
een middel tot watervoorrziening, dat deugde-
lijk drink- en huisihoudrwater in voldoenrie mate
verschaft; de bewoners moeten steeds daar-
van gebruik kunnen maken.
T"oelichting
Dit lid is van algemeene strekking en komt
in de meeste verordeningen reed:s in dezen
vorm voor, ook wanmeer geen waterleiding
aanwezig is.
2e lid:. Het in ihet vorige lid van dit artikel
bedoelde middel tot watervoorziening moet be-
staan in een aansluiting op de drinkwater-
leicfing der Zeeuwsch-Vlaamsche Waterleiding
Maatschappij, indien eenig deel van de woning
niet meer dan 40 meter is verwijderd van een
hoofdbuis dier waterleiding of van de as van
den weg, waarin een zoodanige hoofdbuis aan
wezig is.
Deze afstand wordt gemeten over den kort-
sten weg, langs welfcen naar het oordeel van
burgemeester en wethouders een aansluiting
zonder overwegende bezwaren ban worden ge-
maakt.
Toelichting
Dit lid voorziet in. het geval dat het mo
gelijk is de woning aan de drinkwaterleiding
aan te siuiten. Elke nieuwe woning, die bin
nen bepaahlen afstand van een hoofdbuis
ligt, moet derhalve aan, de waterleiding
worden aangesloten.
Ontheffing van deze verplichting is niet
mogelijk.
Het is vanzelfsprekend, dat hierbij van
geen „soepele" toepassing sprake kan zijn,
imrners voor een nieuwe woning behoeft
geen pomp, regenibak of ander middel ge-
maakt te worden, terwijl de aansluiting aan
de waterleiding in het algemeen gratis ge-
schifidt.
De afstand wordt gemeten yver den kort-
sten weg, langs welken. een thnsluitleiding
zonder overwegende bezwaren kan worden
gemaakt.
Het geval kan zidh b.v. voordoen, dat tus-
schen de hoofdbuis en een woning een diep
water aanwezig is, waandoor een kostbare
zinkerconstructie noodiig zou zijn, of dat an-
dere groote bezwaren als er tussehen-
staande schuren ed. bestaan. Bezwarende
voorwaarden door een eigenaar van een tus-
sdhenliggend terrein zullen veelal ondervan-
gen worden door desibetreffende wetten of
verordeningen die het leggen der waterlei-
dingibuizen door diens grond hem zullen
moeten doen gedoogen.
In het algemeen hebben burgemeester en
wethouders te beoordeolen of de bezwaren
al dan niet overwegend zijn.
3e lid: Voor het geval aansluiting aan de
drinkwaterleiding niet verplicht is, geldt, be-
halve de bepaling van het le lid, het na
volgende:
Bij en ten ibelhoeive van elke woning moet
een regenibak zijn van niet minder dan 4 M3.
inhoud, gemetseld van klinkers in sterke tras-
of cementspecie, met waterkeerenden vloer,
muren en gewelf of vervaardigd van ander
deugdelijk waterkeerend materieel, te beoor-
deelen door burgemeester en wethouders.
De toevoer van water naar een regenbak
mag niet gescihieden door leaden buizen, ter
wijl evenmin in den bak looden voorwerpen
aanwezig mogen zijn.
Een regenbak mag niiet geibouwd worden op
mdnderen afstand dan 1.50 M. en een welput
op geen minderen afstand dan 2.50 M. van een
beer- of zinkput, een urinoir, een mestput, een
stal of schuurbank, terwijl binnen die afstan-
den van een regenbak of welput geen beer- of
zinkput, urinoir, mestput, stal of schuurbank
mag gemaakt of aanigelegd worden.
Toelichting:
Dit lid is dezelfde bepaling als van oud
artikel 18 en behoeft derhalve geen toe
lichting.
II. Na hoofdstuk IV moet worden inge-
voegd een nieuw artikel IVA te weten:
HOOFDSTUK IVA.
Voorsohriften ten aanzien van de drinkwater-
voorziening voor alle bij het in werking
treden der verplichte aansduitang bij
de drinkwaterleiding voltooide
woningen.
Artikel 42bis.
le lid: Elke woning moet voorzien zijn van
een middel tot watervoorziening, dat" deugde
lijk drink- en huishoudwater in voldoende mate
verschaft; de bewoners moeten steeds daarvan
gefbruik kunnen maken.
2e lid: De bepaling van artikel 18, 2e lid
betreffende aansluiting op de drinkwaterlei
ding is hier eveneens toepasselijk.
3e lid: Indien door of vanwege den eigenaar
of beheerder ten genoege van burgemeester
en wethouders wordt aangetoond, dat de wo
ning deugdelijk drink- en huishoudwater in
volidoende mate bezit, kunnen burgemeester en
wethouderJ, gehoord de gezondheidscommissie
van de in artikel 18, 2e lid bedoelde verplich
ting, tot wederopzeg.ging, ontheffing verlee-
nen, doch alleen, indien de woning overigens
voldoet aan de bepaling vervat in het le lid
van dit artikel.
4e lid: Indien daarvoor een ohemisch of
bacteriologisch onderzoek van het water noo-
dig is, zal dit moeten gescihieden door een
door burgemeester en wethouders aan te wij-
zen deskundige.
Ingeval van ontheffing of ingeval een wo
ning niet onder de verplichting tot aangeslo
ten zijn bij de drinkwaterleiding valt en overi
gens voldoet aan de bepaling van lid 1, van
dit artikel, gelden de bepalingen van lid 3 van
artikel 18.
5e lid: Moet ingevolge dit artikel een nieuw
middel van drinkwatervoorziening gemaakt
worden, dan wordt voor woningen, vallende
binnen den afstand in artikel 18 lid 2 bedoeld,
geen ontheffing van de daar bedoelde ver
plichting tot aansluiting bij de drinkwaterlei
ding verleend, wanneer naar het oordeel van
burgemeester en wethouders geen overwegen
de bezwaren daartegen kunnen worden ge
maakt.
Voor woningen niet onder deze verplichting
vallende, gelden dan de bepalingen van lid 3
van artikel 18.
Toelichting:
In dit artikel wordt ten aanzien van alle
voltooide bouwwerken dezelfde bepaling,
welke geldt voor nieuw te bouwen woningen
van toepassing verklaard met dien verstan-
de, dat ontheffing van de verplichting tot
aanslurting aain de drinkwaterleiding moge
lijk is, wanneer een woning over een middel
tot watervoorziening beschikt, dat deugde
lijk drink- en huishoudwater in voldoende
mate verschaft.
De ontheffing wordt kraohtens art. 6, lid
1 sub 2 der woningwet door burgemeester
en wethouders verleend; tegen het al of
niet verleenen van ontheffing is kraohtens
hetaelfde artikel geen beroep mogelijk.
Uiit den aand der zaak zullen burgemees
ter en wethouders zich bij de beoordeeling
van aanivragen om ontheffing voorzoover
hum zulks noodig voorkomt, door deskundi-
gen doen voorlichten. Een waarborg tegen
onoordeelkundige beslissingen ligt ook in het
voorschrift, dat geen vrijistelling mag wor
den verleend, dan riadat de Gezondheidscom-
missie is gehoord. Het is niet noodzakelijk
het advies der Gezondlheidiscommissie over
elk verzoek om ontheffing te vragen, dewijl
tal van verzoeken zonder nader onderzoek
kunnen worden afgewezen en slechts wan
neer deze verleend wordt de Gezondheids-
commissie moet zijn gehoord.
De ontheffing wordt verleend tot weder
opzegging, opdat, wanneer naar het oordeel
van burgemeester en wethouders de redenen
daartoe hebben opgehouden te bestaan, zij de
ontheffing kunnen intrekken.
III. Na artikel 79 moet worden ingevoegd:
Artikel 79bis.
Indien eene woning, bedoeld bij artikel 42bis,
niet voldoet aani een der daarin genoemde
voorschriften of aan eenigen kraohtens dat ar
tikel gestelden naderen eisch wordt de eigenaar
of beheerder gestraft met hechtenis van ten
hoogste twee maandem of geldboete van ten
hoogste drie honderd gulden,
Toelichting:
Opmeming van een dergelijke bepaling is
noodig, omdat anders overtreding niet onbe-
twist strafbaar zou zijn.
IV. Na artikel 87 toe te voegen:
Artikel 87bis.
De wijzigingen en aanvullingen vastgesteld
ibij besluit van den raad d»d. 16 Juni 1927 tre
den in werking op den tienden dag na hare
afkondiging.
Zoqlang de waterleiding in de gemeente nog
niet in exploitatie is, blijven de oude bepalin
gen yan kraoht.
17. Aangaan geldleening voor de water
leiding.
Burgemeester en wethouders schrijven het
volgende aan den gemeenteraad:
In Uwe vergadering van den 28 April j.l.
werd besloten aan te houden ons voorstel tot
het aangaan van eene geldleening groot
f 718.000 voor de waterleiding, tot alle voor
waarden bekend zouden zijn.
Wij zijn nu in het bezit gekotmen van alle
voorwaarden, waaronder de geldleening zal
"worden aangegaan. Niettegenstaande ons
daaruit gebleken is, dat nooit tot vervroegde
aflossing kan worden overgegaan, meenen wij
U todh te moeten voorstellen, thans tot aanne-
nring van ons voorstel over te gaan, aangezien
de Rijksverzekeringsbank te Amsterdam zon
der die voorwaarde geen geld wil verstrekken
en de Maatschappij bij eene nadere instelling
of bank moeilijk geld zal kunnen krijgen.
Met de verder gestelde voorwaarden kunnen
wij ons wel vereenigen.
De heer VERLINDE vraagt bij het aan de
orde stellen van punt 16 tegelijk ook iets te
mogen zeggen naar aanleidinig van punt 17,
dat daarmede verband boudt.
De VOORZITTER verklaart geen bezwaar
te hebben dat algemeene beschouwingen over
de waterleiding worden gehouden.
De heer VERLINDE: Mijmheer de voorzitter:
Alvorens over de leening als zoodanig iets te
besluiten, wensch ik iets heel belangrijks om-
trent de waterleiding in zijn, geheel te zeggen.
Voorop kunnen wij stellen, dat reeds herhaal-
delijk is gebleken, dat wij zoo goed als alien
voorstanders zijn van een waterleiding. On
der die voorstanders echter vindt men nog ver-
schillende categorieen, n.l. voorstanders voor
een waterleiding zooals die in de zitting van
'23 is aangenomen, dan voorstanders van een
waterleiding zonder verplichte aansluiting en
ten slotte voorstanders doch alleen indien deze
met dragelijke tarieven tot stand kan komen.
Ik nu ben een van de laatsten en als zoodanig
ben ik een tegenstander van deze waterleiding.
Ik geloof, dat bij het nemen van het besluit
tot aamvaanding in de zitting van 1923, door
de betreffende voorstemmers niet voldoende
de aandaaht is besteed aan den waterprijs, het
dient nog wel eens goed onder de oogen gezien
te worden wat zal moeten worden betaald door
de aangeslotenen en dat zijn tenslotte zoo
goed als alle burgers uitgezondeixl de enkelen
die zullen blijken inderdaad over een in alle
opzichten voldoend middel tot drinkwatervoor
ziening te beschikkem. Het tarief toch zou be-
dragen
ongerekend bad, closet en tuinsproeiwater,
wat extra moet betaald worden. Als men nu
nagaat dat tegenwoordig de meeste werkmans-
woningen 3 kamers hebben, zullen deze 18
hebben te betalen, terwijl om maar eens een
voorbeeld te noemen voor de arbeiderswonin-
gen der woningbouwvereeniging welke 5 ka- j
mers hebben van minstens 6 M2. oppervlakte,
de somima van /30 per jaar hetaald moet i
worden.
Op dezen basis voortbouwend vindt men hier
talrijke mlddenstanders voor wie cle kosten j
minstens f 43 per jaar zullen bedragen. Als j
men nu bedbnkt, dat men dan voor bad, closet 1
en tuinsproeiwater nog extra moet .betalen,
dan adht ik dat de financieelen toestand en
vooruitzichten onzer g-emeente en onze streek
het niet gedogen een dergelijke last op de
schouders der iniwoners te leggen.
Men kan met mij misschien hierover van
meening verschillen, doch dan wil ik hierom-
trent nog opmerken, dat onze gemeente een
aandeel heeft van 718.000, andere gemeenten
prorata het aantal inwoners. Laten wij een
oogenblik .aan nemen, dat alleen de rente hier-
van door het watergebruik zou moeten gedekt
worden, dan moeten onze gezamenlijke water-
verbruikers circa 36.000 per jaar opbrengen.
Wie van ons zou een dergelijken last nu op de
schouders van onze gemeentenaren durven leg
gen? Misschien leefde men in 1923 in het
vooruitzicht van een gunstige toekomst anders
begrijp ik niet hoe men dit heeft aangedurfd.
Persoonlijk ben ik voor' de waterleiding en
voor algemeen nut zou ik deze hier gaarne
zien, doch ik zit hier niet voor mijzelf maar
besdhik hier over het geld van een ander en
dan wordt het wat anders. Het nut is niet te
ontkennen, dodh 'het moet hetaald kunnen wor
den. Men zal misschien zeggen: het tarief in
het rapport genoemd staat nog niet vast en
dit kan gunstiger worden, maar dan stel ik
daar tegenover dat het eindresultaat van elk
willekeurig tarief zal zijn, dat men toch aan de
geraamde inkomsten zal moeten komen. Laat
men kleinere woningen een lager tarief geven,
dan moeten onlherroepelijk de grooten nog naar
haven.
Ik heb zoo'n idee, dat wanneer iedereen zich
goed bewust was wat de waterleiding aan elk
gezin zal kosten, en wel vanaf 8 bij een
eenkamerwoning tot 50 .bij achtkamerwoning,
het overgroote deel dat in 1923 voor de water
leiding heeft gestemd er nu niet zou aandur-
ven. Ik voorzie dat men nooit van het kamer-
stelsel afkomt, doordat het pla'tteland nooit
voldoende zal gebruiken en wijs dan met be-
trekking hierop op de vele aansluitingen en
todh geringe strooimafiname bij de P. Z. E. M.
om dan nog niet te spreken dat men met elec-
trisch lioht todh uitgaven spaarit voor petro
leum, wat niet het geval is met water.
Daarom zou ik de raad in overweging wil-
len geven alsnog te traohten de zaak ongedaan
te maken door opwekking van alle aangesloten
gemeenten om datzelfde te doen en dat dan van
de afgevaanligden van alle gemeenten ge-
zamenlijk een vergadering der N.V. bijeen-
roepen en voorstellen deze te ontbinden, indien
dit pog mogelijk is zonder al te schadelijke ge-
volgen voor de betrokken gemeenten.
Dit zou dus met spoed moeten worden be-
handeld en ik stel dan ook voor het volgende
besluit te nemen:
„De gemeenteraad van Ter Neuzen besluit,
gezien de ongumstige finantieele toestand in
het algemeen, die het bedenkelijlk maakt de
ingezetemen tie Ihooge lasten op te leggen voor
een waterleiding, pogingen aan te wenden om,
met medewerking van alle aangesloten ge
meenten, te trachten de N.V. Zeeuwsch-Vlaam
sche Waterleiding te doen ontbinden en het
volgende schrijven aan alle aangesloten ge-
meentebesturen, en afschrift hiervan aan alle
gemeenteraadsleden te zenden".
Men zal mij misschien conservatief en niet
vooruitstrevend noemen, doCh dit wijs ik bij
voorbaat van mij af, ik doe deze voorstellen
met voile overtuiging te handelen in het be-
lang van de ingezetenen. Ik weet, dat dit een
verstrekkend voorstel is en veel stof zal doen
oprwaaien als het wordt aangenomen, doch ik
aoht dit de eenige manier om de zaak nog on
gedaan te kunnen maken, zonder twijfel zal het
ook niet zonder een financieel offer gaan,
doch dit moeten wij er voor over hebben als het
niet te groot is, ik beveel dan ook mijn voorstel
ten zeerste aan.
Ik stel clan verder voor aan den gemeente
raad voor de aangesloten gemeenten het vol
gende schrijven te richten (en aan ieder der
raadsleid'en een afschrift te zenden)
Bij nadere besohouwing der tarieven voor
aansluiting aan de waterleiding der N.V.
Zeeuwsch-Vlaamsche Waterleiding, in onze
vergadering van 16 Juni 1927, heeft de raad
onzer gemeente een besluit genomen luidende
als volgt:
De gemeenteraad van Ter Neuzen;
besluit:
De in het uitzioht gestelde tarieven zijnde:
1 kam emoriing
2
3
4
6
7
8 en meer
7,—
12
18
24,—
30,—
36,
43,—
50,
1 Kamerwaning f 8,—
2 12,—
3 18,—
4 24,—
5 30,
6 36,
7 43,
8 en meer 50,
ongerekend bad-, closet- en tuinsproeiwater,
wat extra moet betaald' worden, kwamen on-
zen raad te hoog voor am daarmede de in
woners te belasten te meer daar nu de belas-
tingen een zeCr hoog peil hebben bereikt.
Wanneer men rekent, dat de tegenwoordige
arbeiderswoningen reeds voor het meeren-
deel reeds 3 vertrekken hebiben van meer dan
6 M2., zal hiervoor te betalen zijn f 18 per
jaar. Zoodra men een eenigszins moderne wo
ning heeft komt men meestal aan 5 kamers
en wordt de prijs f 30 per jaar.
Om de waterleiding volgens deze tarieven
rendabel te kunnen maken, is verplichte aan
sluiting absoluut noodzakelijk en zal ons in-
ziens niet soepel kunnen worden toegepast wil
men nog niet voor een verlies komen te staan.
Wij geven uwen raad in overweging deze
zaak onverwijld grondig onder de oogen te zien
en de finantieele lasten die bij eventueele
doorvoering uwe inwoners zullen drukken, wel
te willen overwegen en mocht u zich met het
besluit van onzen raad kunnen vereenigen,
dan verzoeken wij U ons zoo spoedig mogelijk
uw berieht van instemming te zenden, wij zul
len alsdan een vergadering van afgevaardig-
den der gemeenten beleggen ten einde te
komen tot een algemeene vergadering der
N.V. Zeeuwsoh-Vlaam.sohe Waterleiding, al-
waar voorstellen kunnen worden gedaan tot
antbdnding der N.V.
Op de vraag van den VOORZITTER of dit
voorstel gesteund wordt antwoorden de heeren
OOLSEN, VAN CADSAND en D. SCHEELE
toestemmendhet maakt mitsdien een punt
van beraadslaging uit.
De heer D. SCHEELE wil, met het steunen
van dit voorstel, nog niet zeggen, dat hij er
straks zijn stem vo6r zal uitbrengen. Wel be-
treurt hij het, dat in 1923, toen het voorstel
tot aansluiting aan de orde was, niet meer
u^ri^en als de heer Verlinde thans blijkt te ziir
naast zich te hebben gevonden om die aanslui
ting tegen te houden. Het zou hem niet ver-
wonderen, of het voorstel ware clan verworpen
geweest, de meerderheid der voorstanders be-
sloot toen tot aansluiting. En al is men tegen
stander, dan moet men thans rekening hou
den met de gevolgen van dit besluit. Men is in
verband met idle toetredingsbesluiten aan het
wenk gegaan en er zijn thans reeds verstrek-
kend;e besluiten genomen, zooclat niet zoo maar
in eens te overzien is, welke gevolgen aanne-
mdng een doorwerking van het voorstel van
den heer Verlinde zou hebben.
Eerst zou eens dienen te worden onderzocht,
welke gevolgen dat hebben kan en wanneer
dat niet te emstig zou zijn, is het zeer wel mo
gelijk, dat spreker met het voorstel zou mee-
gaan, want ook hij is van meening, dat de
waterleiding voor onze ingezetenen een groote
lastpost zal worden; men krijigt er een last bij,
die niet noodig is, omdat er in ornze gemeente
over het algemeen beschikt wordt over goed
drinkwater.
Dat burgemeester en wethouders bij het bou
wen van nieuwe woningen de verplichting tot
aiansluiting aan de waterleddinig zouden opleg-
gen laat zich nog indenken, m-aair over het
voorstel am feitelijk ook de eigenaars der be-
staande woningen toe te verplichten, daarover
wil hij zich nog eens beraden. Men moet in dit
opziciht maar eens zien naar het eiland Tholen,
welke moeite zij daar hebben in verband met
de verplichte aansluiting aan de waterleiding.
Men zegt nu wel, dat burgemeester en wet
houders dat te hunner beoordeeling houden en
die verplichting soepel zullen toepassen, maar
die verklaring zegt ten slotte niets, zij worden
ten slotte ondanks ziclhzelf iu de riohting van
verplichting gedreven.
Hij1 wijst er op, dat door een voorstander
der waterleiding in de vergadering der Provin-
ciale Staten gezegd is: „Maar sinds spreker
in het Thoolsche land heeft gezien, hoe de men-
schen die over goed drinkwater beschikken,
worden getyranuiseerd door de gemeente-
besturen en rechterlijke macht, zal sprekei
tegen stemmen."
De heer Mr. Dieleman antwoordde daarop:
„In Tlholen is aansluiting verplicht, tenzij men
voldoende drinkwater heeft in kwaliteit gelijk
aan leidingwater. De bepaling edhter „gelijk
aan leidingwater" is voor Zeeuwsch-Vlaande-
ren geschrapt."
Daarop werd door den eersten spreker ge-
antwoord: „Door de hooge avedheid is vernie-
tiigd een besluit van Oud-Vosisemeer, dat be-
trekkang had op regenwater dat ohemisch en
bacteriologisch was goedgekeurd."
Daaruit blijkt, dat men, bij bezit van het
beste drinkwater toch tot aansluiting verplicht
wordt. Wat hem betreft zou hij ook niets lie-
ver willen clan de zaak neerleggen en niet ver
der gaan.
De iheer VAN CADSAND zal hier niet veel
van zeggen; hij gelooft, dat de zaak nu wel te
ver gegaan is, om die nog ontbonden te krij
gen.. Zij had in '23 niet moeten aangenomen
worden. Toen stonden we met de crisis in het
oog en thans zitten we er in. Spreker heeft
destijds tegengestemd, omdat hij meende, dat
de driik voor de gemeente te zwaar zou wor
den; de feiten zullen dat leeren. Hij staat nog
op hetzelfde stanclpunt. De stand van zaken
is oak wel iets veranderd, toen werd gespro-
ken aver een garantie van gemeentewege en
thans van een leening. Nu wordt wel gezegd,
dat dit hetzelfde is, maar hij is van een andere
meening, op grand van de tekorten die voor de
eerste jaren worden geraamd, voor het eerste
jaar geraamd op niet minder dan f 119.000.
Daar moet de gemeente dan nu toch ook in
voorzien. Pas na het 9e jaar wordt er op een
oversehot gerekend, doch het reservekapitaal
is dan van 380.000 gedaakl tot 72.000.
En dan moet alles goed uitkomen! Maar
hoe zal het gaan als de berekening niet uit-
komt? Dat komt meer voor! Hoe zal het dan
gaan met de aansprakelijklheicl der gemeente?
Dan zal weer opnieuw een voorziening moeten
worden getroffen, onder aansprakelijkheid der
gemeente. Het is zeer te bejammeren, dat in
het jaar 1923 de voorstanders tot aansluiting
hehben besloten. Jamm'er, dat cle heer Ver
linde toen geen raadslkl was; toen stemde zijn
fractie geheel y voor. Spreker was toen
tegenstander en hij is het nog.
De heer HAMELINK merkt op, dat, indien
men deze sprekers hoort, men wel kan be-
merken, dat we de laatste jaren geen gebrek
aan water hebben gehad, terwijl in 1923 en
voorgaande jaren steeds werd geroepen om
een voorziening voor drinkwater. Wanneer
men in plaats van abnormale regenjaren had
geleefd in die droge jaren van 1917 tot 1921
dan zou men wel een ander stanclpunt in-
nemen,. Een waterleiding is bovendien ook te
achten in het algemeen belang. Wat de door
den, heer Verlinde genoemde cijfers betreft,
hij zal die niet bestrijden, alleen wil hij aan-
merkimg maken op de wijze waarop de wonin
gen van de Woningbouwvereeniging naar vo-
ren zijn gabracht, dat daarvoor f 30 's jaars
zou moeten worden betaald, ddt is een onjuiste
meening, en spreker geeft op grond van des
tijds door den heer Krul gedane uitspraken
aan, dat voor die woningen niet meer dan
f 13 of hoogstens 19 zal moeten worden be
taald. Een berekening als door den heer Ver
linde naar voren gebraoht zou niet opgaan en
het is moodiig, dat rekening wordt gehouden
met de destijds van wege het rijkswaterlei-
dingbureau gedane uitspraken. Maar ook al
zou die rrleening omtrent de tarieven juist
zijn, acht spreker een waterleiding in het al
gemeen belang, evenals hij gelooft, dat het
verpilichten tot aansluiting voor het bestaan
der waterleiding noodzakelijk is.
Er zijn voor spreker echter andere omstan-
digheden die het hem moeilijk maken om met
alles mee te gaan. En wanneer hij en zijn
fractie alles hadiden kunnen voorzien, zouden
ze zich nog wel eens hebben bedacht, eer zij
in zeker opzjcht op losse schroevpn met deze
zaak waren. meegegaan. Ze hebben dit gedaan,
omdat ze wilden meewerken aan een stichting,
die beschouwd moet worden het algemeen be
lang te bevorderen. Ze hebben echter aller-
minst kunnen voorzien, dat, eenmaal het tijd-
stip genaderd dat een bestuur voor deze on-
darneming zou moeten worden benoemd, de
geeetelijke richting. en niet de capaciteiten van
de personen den maatstaf zou zijn om tot be-
stuurder te worden verkozen, dat niet zou
worden gelet op bekwaamlheid, dodh op de
godisdienstige richting.
En als dan de geruchten omtrent hetgeen
dit bestuur der Zeeuwsch-Vlaamsche Water
leiding cloet waarheid bevatten,spreker
wil die zaken niet nader noemen, omdat hij
daarvoor niet voldoende gedocumenteerd is,
maar wanneer de geruchten die in het publiek
de rondte doen waarheid bevatten, dan ge-
beurt er ook veel dat niet door den beugel kan.
Wanneer we dan hooren, dat reeds versohillen-
de aankoopen zijn geschied, dat reeds ver-
schdllende gunningen hehben plaats gehad, dat
dit alles zou geschied zijn zonder openbare
aaiiibestecling en dat zulks, met betrekking tot
den aankoop van ibuizen tot gevolg zou hebben
dat voor die buizen ettelijke duizenden guldens
Die opmerking is niet juist; destijicls
steimde van den Vrijiheidsbond de heer De Rid-
der tegen. Red.
meer moet worden betaald dan bij puiblieke in-
sdhrijving het geval zou geweest zijn, krijgt
men vermoeden, dat er toch wel wat moet
schuilen. Spreker aoht het ook ongehoonl,
dat eern aantal bestuurders alvorens een aan-
bestedinig heeft plaats igehad een reisje gap-n
maken om versohillende leveranciers van bui
zen te bezoeken. Onderhandelingen met leve^
ranciers komen z.i. pas aan de orde na de aan-
bestedang, dan worden dus pas reizen gemaakt.
Maar dan behoort dit te geschieden door per
sonen met technisehe kennis en spreker ont-
zegt zoowel aan den voorzitter, den heer Mr.
P. Dieleman, als aan de mede-bestuursleden de
nooidige bekwaanjjieid en technisehe kennis om
buizen voor een waterleiidinig te keuren. Daar
voor is deskumlige vooi'lichting noodzakelijk
en die wordt bij dat bestuur tot nu toe gemdst.
Daardoor krijgen die reisjes een ander karak-
ter. En wanneer de volksmond dat alles ver-
teld, wordt het voor een raadslid moeilijk om
zijn stem te geven aan een voorstel waarbij
zulke groote bedragen, geld der gemeenschap
aan zulke heeren worden toevertrouwd.
Dat is bij spreker het groote bezwaai om
voor ihet voorstel te stemimen, doch hij zou aan-
nemirag van het voorstel-Verlinde een onbe-
kookten maatregel noemen, en voegt hieraan,
in verband met de door den heer Verlinde ge-
noemade tarieven aan toe, dat ten slotte toch
ook ieder werkman zooveel zou behooren te
verdienen, dat hij zulke uitgaven bestrijden
kon.
De heer GEELHOEDT wil voor dit oogen
blik nog niet diep op de zaak ingaan; hij ver
klaart nog- op hetzelfde standpunt te staan
van 1923 en te zijn voorstander der waterlei-
danig. Hij acht deze van groot nut en hij acht
voor zachzelf de tarieven geen bezwaar, maar
hij zit ihier niet alleen voor zichzelf, en wanneer
de tarieven onbetaalbaar zijn voor een deel
van de memschen, dient de raad daarmede toch
rekening te houden. In dat opzicht staan de
heeren D. Scheele en Van Caclsand gemakkelijk,
die in 1923 tegen hebben gestemd, en. nu de
voorstanders toevoegen, dat het jammer is, dat
ze toen niet verder hebben nagedacht. Men
moet echter niet uit het oog verliezen, dat de
toestanden toen geheel anders waren dah
thans. Er werd toen ook door enkelen wel
voorspeld, dat we de crisis nog niet te boven
waren, dat dit nog maar eerst komen zou,
doch dat gebeuren zou wat later is geschied
koncten we niet voorzien en spreker meent,
dat de omstandigheden ons alien wel hebben
overvallen.
In elk geval was de algemeene toestand in
1923 veel gunstiger dan thans en indien het
bestuur de waterleiding vasthoudt aan de des
tijds genoemde cijfers voor de stachtings- en
exploitatiekosten en dus ook aan de tarieven,
dan had het met die veranderde omstandig
heden rekening moeten houden, want, mog'e
het misschien mogelijk zijn, dat de arbeiders
13 of 18 per jaar betalen, een tarief voor
een arbeiderswoninig van /30 is onbestaan-
baar.
Als men nagaat, dat het innen der huurpre-
mies al niet zonder bezwaren gaat, hoe zal
het dan gaan als er nevens 4 huur nog eens
f 30 per jaar voor water moet betaald worden
En verondersteld, dat daar nog iets af gaat,
dan blijft het toch een feit, dat door de inge
zetenen dezer gemeente ongeveer 42.000
's jaars zal moeten worden betaald.
En nu gaat het niet op, om te zeggen, dat
belastingbedrag komt er toch wel. Er zijn
genoeg memschen, die het bij de toepassing van
het tarief verschuldigde bedrag wel Whnnen
betalen, maar het overgroote deel moet komen
van mensohen, die dat niet kunnen.
Wanneer spreker In deze geen bevredigende
toelichting krijgt, zal hij moeten stemmen
voor het voorstel-Verlinde.
De iheer COLSEN geeft te kennen, dat hij in
1923 ook behoonde tot de voorstemmers, maar
dat hij nimmer had gedaoht dat daarvoor zoo'n
reuzensom zou worden gevraagd van de ge
meente.
De heer D. SCHEELE en VAN CADSAND:
Ja, ja!
De heer COLSEN vervolgt, dat de heer Krul
toen heeft gezegd, dat de kosten in dalende
richti g ginigen. Toen is ook nog gesproken
over is verplichte aansluiting. Dat was voor
spreker het grootste bezwaar. Er is echter op
gewezen, dat, indien de waterleiding geen vol
doende aftrek zou hebben, men verplicht was
ons volk te dwingen er gebruik van te maken.
Overigens is hij het accoord met den heer
Hamelink, als men hoort van die aankoopen
en reisjes, dat men er bang voor moet zijn om
de gevraagde 718.000 te stellen in handen
van de heeren in wien we eigenlijik geen ver-
trouwen kunnen stellen.
De heer VERLINDE wil in. de eerste plaats
den heer D. Scheele antwoorden, 'at het hem
niet bekend was, dat reeds groote aankoopen
zijn gedaan. Integendeel, hij meende, dat men
nog geheel vrij was en dat ze met het nemen
van, definitieve beslissingen wachten zouden
tot Ihet geld binnen was, en hij zou het nog al
sterk vinden indien nu reeds alles, grond en
buizen emz. gekocht waren. Aanvankelijk
wilde Ihij zelf eerst zijn voorstel stil houden,
om te voorkomen, dat men nog tijd zou hebben
am maatregelen te nemen die het bezwaarli,k
zouden maken de zaak nog ongedaan te maken.
Hij wijst er voorts nog op, dat volgens het
tweede rapport de kosten per aangesloten In-
woner voor de eerste jaren, naar berekening
bij 60 aansluitingen, zouden bedragen .f4,33
per aangesloten inwoner, maar nergens leest
hij in het rapport, dat het water later goed-
kooper wordt. Integendeel, naar het sdhijnt
stijgen de kosten bij drukker gebruik. Al-
thans volgens het eerste rapport worden dieze
voor het eerste jaar geschat op f 4,75 om na
het 15e jaar, als naar sohatting 90 aange
sloten is te stjjigen tot 5,20. Dan zouden dus
in onze gemeente 9000 perceelen aangesloten
moeten zijn en komt het vrijwel overeen, dat
deze 40.000 moeten opbrengen,.
Nu zegt de heer Hamelink wel, dat de heer
Krul zou verklaard hebben, dat de woningen
van de woningbouwvereeniging onder het ta
rief van 13 zouden vallen en de heer Hame
link heeft blijkens de notulen der vergadering
destijds die vraag wel gesteld, maar antwoord
is er niet op gekomen, althans dat heeft spre
ker in de notulen niet kunnen vinden. Hij kan
niet anders tellen dan dat die woningen bene-
den 2 kamers hebben en boven 2 of 3, dat is
idus te samen 4 of 5, waarvoor f 24 of f 30
moet betaald warden. Daar is nu eenmaal de
opibrengst op gebaseerd en als men het bedrag
voor die woningen wil verla,gen., dan zal men
toch weer andere naar boven moeten schroe-
ven. De noodige opbrengst moet er nu een-
piaal komen.
De andere kwestie, die aan de zaak der wa
terleiding voor dezen gemeeniteraad een zeer
onaangemamen kant heeft gekregen, heeft
spreker met voordracht geheel budten bespre-
king gelaten, omdat hij geheel den sehijn wil
vermijden, dat zijn voorstel zou voortvloeien
uit de ter stichtingsvergiaderinig voorgekomen
onsympathieke bandelingen. Hij heeft zijn
voorstel alleen gedaan in de voile overtuiging
dat het tarief te hoog is voor de mensohen die
het zullen moeten betalen.
(Zie verder het Eerste Blad.