5 dat die bank daarvoor echter als* waanbong eene overwaande verzoekt; gelet op art. 194 ider Gemeentewet gehoord een voorstel van burgemeester en wethouders; besluit: te beleenen gedurende een tijdivak van 10 jaren bij de Nederiandsche Bank, rentegevende stuk- ken tot een maximu mibedrag van .f2600, strek- kende ter verkrijging van de gelden der in de overwegin'gen van dit besluit genoemde lee ning at! /2000. Met algemeene stemmen wordt aldus be sloten. 15. Vaststelling kohier hondenbelasting, dienst 1927. Het kohier der hondenbelasting voor den dienst 1927 wondt met algemeene stemmen vastgesbeld zooals het door burgemeester en wethouders is aamgehoden op een bedrag van f 1732,75. 16. Wijziging Bouwverordening (verplichte aansluiting waterleiding). Burgemeester en wethouders hebben het vol- gende schrijven gericht aan den gemeenteraad: Nu voorgesteld wordt tot het aangaan van de geldleening groot 718.000 dient ook over- gegaan te worden tot wijziging onzer bouw verordening, om daarin op te nemen de ver plichte aansluiting. Deze voorwaarde is o.a. ook gesteld door de 1 iijksver zekerd ngsb a nk en dient dus te worden nagekomen! Ter wille van de uniformiteit heeft de Maatsdhappij een concept ontworpen, dat hier- onder met toeliohitang volgt. Wij kunnen onis met dit ontwerp vereenigen, waarom wij er bij U op aandringen het ongewijzigd aan te nemen. Wij .stellen U daarom voor, in Uwe eerst- volgende raadsvergadering het navolgende be sluit te nemen: De raad der gemeemte Ter Neuzen; gehoord de Gezondheiidseommissie, gezeteld te Ter Neuzen, blijkens haar advies van besluit: tot wijziging en aanvulling der verordening als bedoeld in artikel 1 der Wondngwet, zooals deze is vastgesiteld in de openbare vergadering van den gemeenteraad van 26 Januari 1911, gewijizigd in de openbare vergadering van den gemeenteraad van 4 April 1918 en 31 Augustus 1926 als volgt: I. Het huiddge artikel 18 vervalt en wordt vervangen door een nieuw artikel 18, te weten: Artikel 18. le lid: Elke woning moet voorzien zijn van een middel tot watervoorrziening, dat deugde- lijk drink- en huisihoudrwater in voldoenrie mate verschaft; de bewoners moeten steeds daar- van gebruik kunnen maken. T"oelichting Dit lid is van algemeene strekking en komt in de meeste verordeningen reed:s in dezen vorm voor, ook wanmeer geen waterleiding aanwezig is. 2e lid:. Het in ihet vorige lid van dit artikel bedoelde middel tot watervoorziening moet be- staan in een aansluiting op de drinkwater- leicfing der Zeeuwsch-Vlaamsche Waterleiding Maatschappij, indien eenig deel van de woning niet meer dan 40 meter is verwijderd van een hoofdbuis dier waterleiding of van de as van den weg, waarin een zoodanige hoofdbuis aan wezig is. Deze afstand wordt gemeten over den kort- sten weg, langs welfcen naar het oordeel van burgemeester en wethouders een aansluiting zonder overwegende bezwaren ban worden ge- maakt. Toelichting Dit lid voorziet in. het geval dat het mo gelijk is de woning aan de drinkwaterleiding aan te siuiten. Elke nieuwe woning, die bin nen bepaahlen afstand van een hoofdbuis ligt, moet derhalve aan, de waterleiding worden aangesloten. Ontheffing van deze verplichting is niet mogelijk. Het is vanzelfsprekend, dat hierbij van geen „soepele" toepassing sprake kan zijn, imrners voor een nieuwe woning behoeft geen pomp, regenibak of ander middel ge- maakt te worden, terwijl de aansluiting aan de waterleiding in het algemeen gratis ge- schifidt. De afstand wordt gemeten yver den kort- sten weg, langs welken. een thnsluitleiding zonder overwegende bezwaren kan worden gemaakt. Het geval kan zidh b.v. voordoen, dat tus- schen de hoofdbuis en een woning een diep water aanwezig is, waandoor een kostbare zinkerconstructie noodiig zou zijn, of dat an- dere groote bezwaren als er tussehen- staande schuren ed. bestaan. Bezwarende voorwaarden door een eigenaar van een tus- sdhenliggend terrein zullen veelal ondervan- gen worden door desibetreffende wetten of verordeningen die het leggen der waterlei- dingibuizen door diens grond hem zullen moeten doen gedoogen. In het algemeen hebben burgemeester en wethouders te beoordeolen of de bezwaren al dan niet overwegend zijn. 3e lid: Voor het geval aansluiting aan de drinkwaterleiding niet verplicht is, geldt, be- halve de bepaling van het le lid, het na volgende: Bij en ten ibelhoeive van elke woning moet een regenibak zijn van niet minder dan 4 M3. inhoud, gemetseld van klinkers in sterke tras- of cementspecie, met waterkeerenden vloer, muren en gewelf of vervaardigd van ander deugdelijk waterkeerend materieel, te beoor- deelen door burgemeester en wethouders. De toevoer van water naar een regenbak mag niet gescihieden door leaden buizen, ter wijl evenmin in den bak looden voorwerpen aanwezig mogen zijn. Een regenbak mag niiet geibouwd worden op mdnderen afstand dan 1.50 M. en een welput op geen minderen afstand dan 2.50 M. van een beer- of zinkput, een urinoir, een mestput, een stal of schuurbank, terwijl binnen die afstan- den van een regenbak of welput geen beer- of zinkput, urinoir, mestput, stal of schuurbank mag gemaakt of aanigelegd worden. Toelichting: Dit lid is dezelfde bepaling als van oud artikel 18 en behoeft derhalve geen toe lichting. II. Na hoofdstuk IV moet worden inge- voegd een nieuw artikel IVA te weten: HOOFDSTUK IVA. Voorsohriften ten aanzien van de drinkwater- voorziening voor alle bij het in werking treden der verplichte aansduitang bij de drinkwaterleiding voltooide woningen. Artikel 42bis. le lid: Elke woning moet voorzien zijn van een middel tot watervoorziening, dat" deugde lijk drink- en huishoudwater in voldoende mate verschaft; de bewoners moeten steeds daarvan gefbruik kunnen maken. 2e lid: De bepaling van artikel 18, 2e lid betreffende aansluiting op de drinkwaterlei ding is hier eveneens toepasselijk. 3e lid: Indien door of vanwege den eigenaar of beheerder ten genoege van burgemeester en wethouders wordt aangetoond, dat de wo ning deugdelijk drink- en huishoudwater in volidoende mate bezit, kunnen burgemeester en wethouderJ, gehoord de gezondheidscommissie van de in artikel 18, 2e lid bedoelde verplich ting, tot wederopzeg.ging, ontheffing verlee- nen, doch alleen, indien de woning overigens voldoet aan de bepaling vervat in het le lid van dit artikel. 4e lid: Indien daarvoor een ohemisch of bacteriologisch onderzoek van het water noo- dig is, zal dit moeten gescihieden door een door burgemeester en wethouders aan te wij- zen deskundige. Ingeval van ontheffing of ingeval een wo ning niet onder de verplichting tot aangeslo ten zijn bij de drinkwaterleiding valt en overi gens voldoet aan de bepaling van lid 1, van dit artikel, gelden de bepalingen van lid 3 van artikel 18. 5e lid: Moet ingevolge dit artikel een nieuw middel van drinkwatervoorziening gemaakt worden, dan wordt voor woningen, vallende binnen den afstand in artikel 18 lid 2 bedoeld, geen ontheffing van de daar bedoelde ver plichting tot aansluiting bij de drinkwaterlei ding verleend, wanneer naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen overwegen de bezwaren daartegen kunnen worden ge maakt. Voor woningen niet onder deze verplichting vallende, gelden dan de bepalingen van lid 3 van artikel 18. Toelichting: In dit artikel wordt ten aanzien van alle voltooide bouwwerken dezelfde bepaling, welke geldt voor nieuw te bouwen woningen van toepassing verklaard met dien verstan- de, dat ontheffing van de verplichting tot aanslurting aain de drinkwaterleiding moge lijk is, wanneer een woning over een middel tot watervoorziening beschikt, dat deugde lijk drink- en huishoudwater in voldoende mate verschaft. De ontheffing wordt kraohtens art. 6, lid 1 sub 2 der woningwet door burgemeester en wethouders verleend; tegen het al of niet verleenen van ontheffing is kraohtens hetaelfde artikel geen beroep mogelijk. Uiit den aand der zaak zullen burgemees ter en wethouders zich bij de beoordeeling van aanivragen om ontheffing voorzoover hum zulks noodig voorkomt, door deskundi- gen doen voorlichten. Een waarborg tegen onoordeelkundige beslissingen ligt ook in het voorschrift, dat geen vrijistelling mag wor den verleend, dan riadat de Gezondheidscom- missie is gehoord. Het is niet noodzakelijk het advies der Gezondlheidiscommissie over elk verzoek om ontheffing te vragen, dewijl tal van verzoeken zonder nader onderzoek kunnen worden afgewezen en slechts wan neer deze verleend wordt de Gezondheids- commissie moet zijn gehoord. De ontheffing wordt verleend tot weder opzegging, opdat, wanneer naar het oordeel van burgemeester en wethouders de redenen daartoe hebben opgehouden te bestaan, zij de ontheffing kunnen intrekken. III. Na artikel 79 moet worden ingevoegd: Artikel 79bis. Indien eene woning, bedoeld bij artikel 42bis, niet voldoet aani een der daarin genoemde voorschriften of aan eenigen kraohtens dat ar tikel gestelden naderen eisch wordt de eigenaar of beheerder gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maandem of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden, Toelichting: Opmeming van een dergelijke bepaling is noodig, omdat anders overtreding niet onbe- twist strafbaar zou zijn. IV. Na artikel 87 toe te voegen: Artikel 87bis. De wijzigingen en aanvullingen vastgesteld ibij besluit van den raad d»d. 16 Juni 1927 tre den in werking op den tienden dag na hare afkondiging. Zoqlang de waterleiding in de gemeente nog niet in exploitatie is, blijven de oude bepalin gen yan kraoht. 17. Aangaan geldleening voor de water leiding. Burgemeester en wethouders schrijven het volgende aan den gemeenteraad: In Uwe vergadering van den 28 April j.l. werd besloten aan te houden ons voorstel tot het aangaan van eene geldleening groot f 718.000 voor de waterleiding, tot alle voor waarden bekend zouden zijn. Wij zijn nu in het bezit gekotmen van alle voorwaarden, waaronder de geldleening zal "worden aangegaan. Niettegenstaande ons daaruit gebleken is, dat nooit tot vervroegde aflossing kan worden overgegaan, meenen wij U todh te moeten voorstellen, thans tot aanne- nring van ons voorstel over te gaan, aangezien de Rijksverzekeringsbank te Amsterdam zon der die voorwaarde geen geld wil verstrekken en de Maatschappij bij eene nadere instelling of bank moeilijk geld zal kunnen krijgen. Met de verder gestelde voorwaarden kunnen wij ons wel vereenigen. De heer VERLINDE vraagt bij het aan de orde stellen van punt 16 tegelijk ook iets te mogen zeggen naar aanleidinig van punt 17, dat daarmede verband boudt. De VOORZITTER verklaart geen bezwaar te hebben dat algemeene beschouwingen over de waterleiding worden gehouden. De heer VERLINDE: Mijmheer de voorzitter: Alvorens over de leening als zoodanig iets te besluiten, wensch ik iets heel belangrijks om- trent de waterleiding in zijn, geheel te zeggen. Voorop kunnen wij stellen, dat reeds herhaal- delijk is gebleken, dat wij zoo goed als alien voorstanders zijn van een waterleiding. On der die voorstanders echter vindt men nog ver- schillende categorieen, n.l. voorstanders voor een waterleiding zooals die in de zitting van '23 is aangenomen, dan voorstanders van een waterleiding zonder verplichte aansluiting en ten slotte voorstanders doch alleen indien deze met dragelijke tarieven tot stand kan komen. Ik nu ben een van de laatsten en als zoodanig ben ik een tegenstander van deze waterleiding. Ik geloof, dat bij het nemen van het besluit tot aamvaanding in de zitting van 1923, door de betreffende voorstemmers niet voldoende de aandaaht is besteed aan den waterprijs, het dient nog wel eens goed onder de oogen gezien te worden wat zal moeten worden betaald door de aangeslotenen en dat zijn tenslotte zoo goed als alle burgers uitgezondeixl de enkelen die zullen blijken inderdaad over een in alle opzichten voldoend middel tot drinkwatervoor ziening te beschikkem. Het tarief toch zou be- dragen ongerekend bad, closet en tuinsproeiwater, wat extra moet betaald worden. Als men nu nagaat dat tegenwoordig de meeste werkmans- woningen 3 kamers hebben, zullen deze 18 hebben te betalen, terwijl om maar eens een voorbeeld te noemen voor de arbeiderswonin- gen der woningbouwvereeniging welke 5 ka- j mers hebben van minstens 6 M2. oppervlakte, de somima van /30 per jaar hetaald moet i worden. Op dezen basis voortbouwend vindt men hier talrijke mlddenstanders voor wie cle kosten j minstens f 43 per jaar zullen bedragen. Als j men nu bedbnkt, dat men dan voor bad, closet 1 en tuinsproeiwater nog extra moet .betalen, dan adht ik dat de financieelen toestand en vooruitzichten onzer g-emeente en onze streek het niet gedogen een dergelijke last op de schouders der iniwoners te leggen. Men kan met mij misschien hierover van meening verschillen, doch dan wil ik hierom- trent nog opmerken, dat onze gemeente een aandeel heeft van 718.000, andere gemeenten prorata het aantal inwoners. Laten wij een oogenblik .aan nemen, dat alleen de rente hier- van door het watergebruik zou moeten gedekt worden, dan moeten onze gezamenlijke water- verbruikers circa 36.000 per jaar opbrengen. Wie van ons zou een dergelijken last nu op de schouders van onze gemeentenaren durven leg gen? Misschien leefde men in 1923 in het vooruitzicht van een gunstige toekomst anders begrijp ik niet hoe men dit heeft aangedurfd. Persoonlijk ben ik voor' de waterleiding en voor algemeen nut zou ik deze hier gaarne zien, doch ik zit hier niet voor mijzelf maar besdhik hier over het geld van een ander en dan wordt het wat anders. Het nut is niet te ontkennen, dodh 'het moet hetaald kunnen wor den. Men zal misschien zeggen: het tarief in het rapport genoemd staat nog niet vast en dit kan gunstiger worden, maar dan stel ik daar tegenover dat het eindresultaat van elk willekeurig tarief zal zijn, dat men toch aan de geraamde inkomsten zal moeten komen. Laat men kleinere woningen een lager tarief geven, dan moeten onlherroepelijk de grooten nog naar haven. Ik heb zoo'n idee, dat wanneer iedereen zich goed bewust was wat de waterleiding aan elk gezin zal kosten, en wel vanaf 8 bij een eenkamerwoning tot 50 .bij achtkamerwoning, het overgroote deel dat in 1923 voor de water leiding heeft gestemd er nu niet zou aandur- ven. Ik voorzie dat men nooit van het kamer- stelsel afkomt, doordat het pla'tteland nooit voldoende zal gebruiken en wijs dan met be- trekking hierop op de vele aansluitingen en todh geringe strooimafiname bij de P. Z. E. M. om dan nog niet te spreken dat men met elec- trisch lioht todh uitgaven spaarit voor petro leum, wat niet het geval is met water. Daarom zou ik de raad in overweging wil- len geven alsnog te traohten de zaak ongedaan te maken door opwekking van alle aangesloten gemeenten om datzelfde te doen en dat dan van de afgevaanligden van alle gemeenten ge- zamenlijk een vergadering der N.V. bijeen- roepen en voorstellen deze te ontbinden, indien dit pog mogelijk is zonder al te schadelijke ge- volgen voor de betrokken gemeenten. Dit zou dus met spoed moeten worden be- handeld en ik stel dan ook voor het volgende besluit te nemen: „De gemeenteraad van Ter Neuzen besluit, gezien de ongumstige finantieele toestand in het algemeen, die het bedenkelijlk maakt de ingezetemen tie Ihooge lasten op te leggen voor een waterleiding, pogingen aan te wenden om, met medewerking van alle aangesloten ge meenten, te trachten de N.V. Zeeuwsch-Vlaam sche Waterleiding te doen ontbinden en het volgende schrijven aan alle aangesloten ge- meentebesturen, en afschrift hiervan aan alle gemeenteraadsleden te zenden". Men zal mij misschien conservatief en niet vooruitstrevend noemen, doCh dit wijs ik bij voorbaat van mij af, ik doe deze voorstellen met voile overtuiging te handelen in het be- lang van de ingezetenen. Ik weet, dat dit een verstrekkend voorstel is en veel stof zal doen oprwaaien als het wordt aangenomen, doch ik aoht dit de eenige manier om de zaak nog on gedaan te kunnen maken, zonder twijfel zal het ook niet zonder een financieel offer gaan, doch dit moeten wij er voor over hebben als het niet te groot is, ik beveel dan ook mijn voorstel ten zeerste aan. Ik stel clan verder voor aan den gemeente raad voor de aangesloten gemeenten het vol gende schrijven te richten (en aan ieder der raadsleid'en een afschrift te zenden) Bij nadere besohouwing der tarieven voor aansluiting aan de waterleiding der N.V. Zeeuwsch-Vlaamsche Waterleiding, in onze vergadering van 16 Juni 1927, heeft de raad onzer gemeente een besluit genomen luidende als volgt: De gemeenteraad van Ter Neuzen; besluit: De in het uitzioht gestelde tarieven zijnde: 1 kam emoriing 2 3 4 6 7 8 en meer 7,— 12 18 24,— 30,— 36, 43,— 50, 1 Kamerwaning f 8,— 2 12,— 3 18,— 4 24,— 5 30, 6 36, 7 43, 8 en meer 50, ongerekend bad-, closet- en tuinsproeiwater, wat extra moet betaald' worden, kwamen on- zen raad te hoog voor am daarmede de in woners te belasten te meer daar nu de belas- tingen een zeCr hoog peil hebben bereikt. Wanneer men rekent, dat de tegenwoordige arbeiderswoningen reeds voor het meeren- deel reeds 3 vertrekken hebiben van meer dan 6 M2., zal hiervoor te betalen zijn f 18 per jaar. Zoodra men een eenigszins moderne wo ning heeft komt men meestal aan 5 kamers en wordt de prijs f 30 per jaar. Om de waterleiding volgens deze tarieven rendabel te kunnen maken, is verplichte aan sluiting absoluut noodzakelijk en zal ons in- ziens niet soepel kunnen worden toegepast wil men nog niet voor een verlies komen te staan. Wij geven uwen raad in overweging deze zaak onverwijld grondig onder de oogen te zien en de finantieele lasten die bij eventueele doorvoering uwe inwoners zullen drukken, wel te willen overwegen en mocht u zich met het besluit van onzen raad kunnen vereenigen, dan verzoeken wij U ons zoo spoedig mogelijk uw berieht van instemming te zenden, wij zul len alsdan een vergadering van afgevaardig- den der gemeenten beleggen ten einde te komen tot een algemeene vergadering der N.V. Zeeuwsoh-Vlaam.sohe Waterleiding, al- waar voorstellen kunnen worden gedaan tot antbdnding der N.V. Op de vraag van den VOORZITTER of dit voorstel gesteund wordt antwoorden de heeren OOLSEN, VAN CADSAND en D. SCHEELE toestemmendhet maakt mitsdien een punt van beraadslaging uit. De heer D. SCHEELE wil, met het steunen van dit voorstel, nog niet zeggen, dat hij er straks zijn stem vo6r zal uitbrengen. Wel be- treurt hij het, dat in 1923, toen het voorstel tot aansluiting aan de orde was, niet meer u^ri^en als de heer Verlinde thans blijkt te ziir naast zich te hebben gevonden om die aanslui ting tegen te houden. Het zou hem niet ver- wonderen, of het voorstel ware clan verworpen geweest, de meerderheid der voorstanders be- sloot toen tot aansluiting. En al is men tegen stander, dan moet men thans rekening hou den met de gevolgen van dit besluit. Men is in verband met idle toetredingsbesluiten aan het wenk gegaan en er zijn thans reeds verstrek- kend;e besluiten genomen, zooclat niet zoo maar in eens te overzien is, welke gevolgen aanne- mdng een doorwerking van het voorstel van den heer Verlinde zou hebben. Eerst zou eens dienen te worden onderzocht, welke gevolgen dat hebben kan en wanneer dat niet te emstig zou zijn, is het zeer wel mo gelijk, dat spreker met het voorstel zou mee- gaan, want ook hij is van meening, dat de waterleiding voor onze ingezetenen een groote lastpost zal worden; men krijigt er een last bij, die niet noodig is, omdat er in ornze gemeente over het algemeen beschikt wordt over goed drinkwater. Dat burgemeester en wethouders bij het bou wen van nieuwe woningen de verplichting tot aiansluiting aan de waterleddinig zouden opleg- gen laat zich nog indenken, m-aair over het voorstel am feitelijk ook de eigenaars der be- staande woningen toe te verplichten, daarover wil hij zich nog eens beraden. Men moet in dit opziciht maar eens zien naar het eiland Tholen, welke moeite zij daar hebben in verband met de verplichte aansluiting aan de waterleiding. Men zegt nu wel, dat burgemeester en wet houders dat te hunner beoordeeling houden en die verplichting soepel zullen toepassen, maar die verklaring zegt ten slotte niets, zij worden ten slotte ondanks ziclhzelf iu de riohting van verplichting gedreven. Hij1 wijst er op, dat door een voorstander der waterleiding in de vergadering der Provin- ciale Staten gezegd is: „Maar sinds spreker in het Thoolsche land heeft gezien, hoe de men- schen die over goed drinkwater beschikken, worden getyranuiseerd door de gemeente- besturen en rechterlijke macht, zal sprekei tegen stemmen." De heer Mr. Dieleman antwoordde daarop: „In Tlholen is aansluiting verplicht, tenzij men voldoende drinkwater heeft in kwaliteit gelijk aan leidingwater. De bepaling edhter „gelijk aan leidingwater" is voor Zeeuwsch-Vlaande- ren geschrapt." Daarop werd door den eersten spreker ge- antwoord: „Door de hooge avedheid is vernie- tiigd een besluit van Oud-Vosisemeer, dat be- trekkang had op regenwater dat ohemisch en bacteriologisch was goedgekeurd." Daaruit blijkt, dat men, bij bezit van het beste drinkwater toch tot aansluiting verplicht wordt. Wat hem betreft zou hij ook niets lie- ver willen clan de zaak neerleggen en niet ver der gaan. De iheer VAN CADSAND zal hier niet veel van zeggen; hij gelooft, dat de zaak nu wel te ver gegaan is, om die nog ontbonden te krij gen.. Zij had in '23 niet moeten aangenomen worden. Toen stonden we met de crisis in het oog en thans zitten we er in. Spreker heeft destijds tegengestemd, omdat hij meende, dat de driik voor de gemeente te zwaar zou wor den; de feiten zullen dat leeren. Hij staat nog op hetzelfde stanclpunt. De stand van zaken is oak wel iets veranderd, toen werd gespro- ken aver een garantie van gemeentewege en thans van een leening. Nu wordt wel gezegd, dat dit hetzelfde is, maar hij is van een andere meening, op grand van de tekorten die voor de eerste jaren worden geraamd, voor het eerste jaar geraamd op niet minder dan f 119.000. Daar moet de gemeente dan nu toch ook in voorzien. Pas na het 9e jaar wordt er op een oversehot gerekend, doch het reservekapitaal is dan van 380.000 gedaakl tot 72.000. En dan moet alles goed uitkomen! Maar hoe zal het gaan als de berekening niet uit- komt? Dat komt meer voor! Hoe zal het dan gaan met de aansprakelijklheicl der gemeente? Dan zal weer opnieuw een voorziening moeten worden getroffen, onder aansprakelijkheid der gemeente. Het is zeer te bejammeren, dat in het jaar 1923 de voorstanders tot aansluiting hehben besloten. Jamm'er, dat cle heer Ver linde toen geen raadslkl was; toen stemde zijn fractie geheel y voor. Spreker was toen tegenstander en hij is het nog. De heer HAMELINK merkt op, dat, indien men deze sprekers hoort, men wel kan be- merken, dat we de laatste jaren geen gebrek aan water hebben gehad, terwijl in 1923 en voorgaande jaren steeds werd geroepen om een voorziening voor drinkwater. Wanneer men in plaats van abnormale regenjaren had geleefd in die droge jaren van 1917 tot 1921 dan zou men wel een ander stanclpunt in- nemen,. Een waterleiding is bovendien ook te achten in het algemeen belang. Wat de door den, heer Verlinde genoemde cijfers betreft, hij zal die niet bestrijden, alleen wil hij aan- merkimg maken op de wijze waarop de wonin gen van de Woningbouwvereeniging naar vo- ren zijn gabracht, dat daarvoor f 30 's jaars zou moeten worden betaald, ddt is een onjuiste meening, en spreker geeft op grond van des tijds door den heer Krul gedane uitspraken aan, dat voor die woningen niet meer dan f 13 of hoogstens 19 zal moeten worden be taald. Een berekening als door den heer Ver linde naar voren gebraoht zou niet opgaan en het is moodiig, dat rekening wordt gehouden met de destijds van wege het rijkswaterlei- dingbureau gedane uitspraken. Maar ook al zou die rrleening omtrent de tarieven juist zijn, acht spreker een waterleiding in het al gemeen belang, evenals hij gelooft, dat het verpilichten tot aansluiting voor het bestaan der waterleiding noodzakelijk is. Er zijn voor spreker echter andere omstan- digheden die het hem moeilijk maken om met alles mee te gaan. En wanneer hij en zijn fractie alles hadiden kunnen voorzien, zouden ze zich nog wel eens hebben bedacht, eer zij in zeker opzjcht op losse schroevpn met deze zaak waren. meegegaan. Ze hebben dit gedaan, omdat ze wilden meewerken aan een stichting, die beschouwd moet worden het algemeen be lang te bevorderen. Ze hebben echter aller- minst kunnen voorzien, dat, eenmaal het tijd- stip genaderd dat een bestuur voor deze on- darneming zou moeten worden benoemd, de geeetelijke richting. en niet de capaciteiten van de personen den maatstaf zou zijn om tot be- stuurder te worden verkozen, dat niet zou worden gelet op bekwaamlheid, dodh op de godisdienstige richting. En als dan de geruchten omtrent hetgeen dit bestuur der Zeeuwsch-Vlaamsche Water leiding cloet waarheid bevatten,spreker wil die zaken niet nader noemen, omdat hij daarvoor niet voldoende gedocumenteerd is, maar wanneer de geruchten die in het publiek de rondte doen waarheid bevatten, dan ge- beurt er ook veel dat niet door den beugel kan. Wanneer we dan hooren, dat reeds versohillen- de aankoopen zijn geschied, dat reeds ver- schdllende gunningen hehben plaats gehad, dat dit alles zou geschied zijn zonder openbare aaiiibestecling en dat zulks, met betrekking tot den aankoop van ibuizen tot gevolg zou hebben dat voor die buizen ettelijke duizenden guldens Die opmerking is niet juist; destijicls steimde van den Vrijiheidsbond de heer De Rid- der tegen. Red. meer moet worden betaald dan bij puiblieke in- sdhrijving het geval zou geweest zijn, krijgt men vermoeden, dat er toch wel wat moet schuilen. Spreker aoht het ook ongehoonl, dat eern aantal bestuurders alvorens een aan- bestedinig heeft plaats igehad een reisje gap-n maken om versohillende leveranciers van bui zen te bezoeken. Onderhandelingen met leve^ ranciers komen z.i. pas aan de orde na de aan- bestedang, dan worden dus pas reizen gemaakt. Maar dan behoort dit te geschieden door per sonen met technisehe kennis en spreker ont- zegt zoowel aan den voorzitter, den heer Mr. P. Dieleman, als aan de mede-bestuursleden de nooidige bekwaanjjieid en technisehe kennis om buizen voor een waterleiidinig te keuren. Daar voor is deskumlige vooi'lichting noodzakelijk en die wordt bij dat bestuur tot nu toe gemdst. Daardoor krijgen die reisjes een ander karak- ter. En wanneer de volksmond dat alles ver- teld, wordt het voor een raadslid moeilijk om zijn stem te geven aan een voorstel waarbij zulke groote bedragen, geld der gemeenschap aan zulke heeren worden toevertrouwd. Dat is bij spreker het groote bezwaai om voor ihet voorstel te stemimen, doch hij zou aan- nemirag van het voorstel-Verlinde een onbe- kookten maatregel noemen, en voegt hieraan, in verband met de door den heer Verlinde ge- noemade tarieven aan toe, dat ten slotte toch ook ieder werkman zooveel zou behooren te verdienen, dat hij zulke uitgaven bestrijden kon. De heer GEELHOEDT wil voor dit oogen blik nog niet diep op de zaak ingaan; hij ver klaart nog- op hetzelfde standpunt te staan van 1923 en te zijn voorstander der waterlei- danig. Hij acht deze van groot nut en hij acht voor zachzelf de tarieven geen bezwaar, maar hij zit ihier niet alleen voor zichzelf, en wanneer de tarieven onbetaalbaar zijn voor een deel van de memschen, dient de raad daarmede toch rekening te houden. In dat opzicht staan de heeren D. Scheele en Van Caclsand gemakkelijk, die in 1923 tegen hebben gestemd, en. nu de voorstanders toevoegen, dat het jammer is, dat ze toen niet verder hebben nagedacht. Men moet echter niet uit het oog verliezen, dat de toestanden toen geheel anders waren dah thans. Er werd toen ook door enkelen wel voorspeld, dat we de crisis nog niet te boven waren, dat dit nog maar eerst komen zou, doch dat gebeuren zou wat later is geschied koncten we niet voorzien en spreker meent, dat de omstandigheden ons alien wel hebben overvallen. In elk geval was de algemeene toestand in 1923 veel gunstiger dan thans en indien het bestuur de waterleiding vasthoudt aan de des tijds genoemde cijfers voor de stachtings- en exploitatiekosten en dus ook aan de tarieven, dan had het met die veranderde omstandig heden rekening moeten houden, want, mog'e het misschien mogelijk zijn, dat de arbeiders 13 of 18 per jaar betalen, een tarief voor een arbeiderswoninig van /30 is onbestaan- baar. Als men nagaat, dat het innen der huurpre- mies al niet zonder bezwaren gaat, hoe zal het dan gaan als er nevens 4 huur nog eens f 30 per jaar voor water moet betaald worden En verondersteld, dat daar nog iets af gaat, dan blijft het toch een feit, dat door de inge zetenen dezer gemeente ongeveer 42.000 's jaars zal moeten worden betaald. En nu gaat het niet op, om te zeggen, dat belastingbedrag komt er toch wel. Er zijn genoeg memschen, die het bij de toepassing van het tarief verschuldigde bedrag wel Whnnen betalen, maar het overgroote deel moet komen van mensohen, die dat niet kunnen. Wanneer spreker In deze geen bevredigende toelichting krijgt, zal hij moeten stemmen voor het voorstel-Verlinde. De iheer COLSEN geeft te kennen, dat hij in 1923 ook behoonde tot de voorstemmers, maar dat hij nimmer had gedaoht dat daarvoor zoo'n reuzensom zou worden gevraagd van de ge meente. De heer D. SCHEELE en VAN CADSAND: Ja, ja! De heer COLSEN vervolgt, dat de heer Krul toen heeft gezegd, dat de kosten in dalende richti g ginigen. Toen is ook nog gesproken over is verplichte aansluiting. Dat was voor spreker het grootste bezwaar. Er is echter op gewezen, dat, indien de waterleiding geen vol doende aftrek zou hebben, men verplicht was ons volk te dwingen er gebruik van te maken. Overigens is hij het accoord met den heer Hamelink, als men hoort van die aankoopen en reisjes, dat men er bang voor moet zijn om de gevraagde 718.000 te stellen in handen van de heeren in wien we eigenlijik geen ver- trouwen kunnen stellen. De heer VERLINDE wil in. de eerste plaats den heer D. Scheele antwoorden, 'at het hem niet bekend was, dat reeds groote aankoopen zijn gedaan. Integendeel, hij meende, dat men nog geheel vrij was en dat ze met het nemen van, definitieve beslissingen wachten zouden tot Ihet geld binnen was, en hij zou het nog al sterk vinden indien nu reeds alles, grond en buizen emz. gekocht waren. Aanvankelijk wilde Ihij zelf eerst zijn voorstel stil houden, om te voorkomen, dat men nog tijd zou hebben am maatregelen te nemen die het bezwaarli,k zouden maken de zaak nog ongedaan te maken. Hij wijst er voorts nog op, dat volgens het tweede rapport de kosten per aangesloten In- woner voor de eerste jaren, naar berekening bij 60 aansluitingen, zouden bedragen .f4,33 per aangesloten inwoner, maar nergens leest hij in het rapport, dat het water later goed- kooper wordt. Integendeel, naar het sdhijnt stijgen de kosten bij drukker gebruik. Al- thans volgens het eerste rapport worden dieze voor het eerste jaar geschat op f 4,75 om na het 15e jaar, als naar sohatting 90 aange sloten is te stjjigen tot 5,20. Dan zouden dus in onze gemeente 9000 perceelen aangesloten moeten zijn en komt het vrijwel overeen, dat deze 40.000 moeten opbrengen,. Nu zegt de heer Hamelink wel, dat de heer Krul zou verklaard hebben, dat de woningen van de woningbouwvereeniging onder het ta rief van 13 zouden vallen en de heer Hame link heeft blijkens de notulen der vergadering destijds die vraag wel gesteld, maar antwoord is er niet op gekomen, althans dat heeft spre ker in de notulen niet kunnen vinden. Hij kan niet anders tellen dan dat die woningen bene- den 2 kamers hebben en boven 2 of 3, dat is idus te samen 4 of 5, waarvoor f 24 of f 30 moet betaald warden. Daar is nu eenmaal de opibrengst op gebaseerd en als men het bedrag voor die woningen wil verla,gen., dan zal men toch weer andere naar boven moeten schroe- ven. De noodige opbrengst moet er nu een- piaal komen. De andere kwestie, die aan de zaak der wa terleiding voor dezen gemeeniteraad een zeer onaangemamen kant heeft gekregen, heeft spreker met voordracht geheel budten bespre- king gelaten, omdat hij geheel den sehijn wil vermijden, dat zijn voorstel zou voortvloeien uit de ter stichtingsvergiaderinig voorgekomen onsympathieke bandelingen. Hij heeft zijn voorstel alleen gedaan in de voile overtuiging dat het tarief te hoog is voor de mensohen die het zullen moeten betalen. (Zie verder het Eerste Blad.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1927 | | pagina 6