TsrNe azensche Courant Maandag 9 Mei 1927, No. 8064 TWEEDE BLAD. GEMEEN TERAAD VAN TER NEUZEN. van Vergadering van Donderdag 28 April 1927, des namiddags 2 uur. Voorzitter de heer J. Huizinga, burgemees- ter. Tegenwoordig de leden: J. J. de J ages, J. van Aken, D. Scheele, P. van Cad sand, L. J. Geelhoedt, R. Scheele, C. A. Verlinde E. L. Freriks, H. J. Colsen, N. A. Hamelink, L. J. van Driel, B. N. van Dijke en J. van Riet. (2. Slot.) (Vervolg vai punt 6.) De VOORZITTER deelt mede, dat burge meester en wethouders van deze gelegemheid gebruik willen maker, om nog een paar wijzi- gingen in de verordening aan te brengen. Het komt in den zomer meermalen voor, dat in de bebouwde kom onzer gemeente vliegers woi- den opgelaten, of boven de kom worden op- gehouden. Een en ander heeft dikwijls tot ge- volg, dat vliegertouwen in het electrisch lei- dingnet verwaid gemken. Dat het gewemscht is dit tegen te gaan, zal wel geien betoog behoeven; ook de administra- teur der Electrische Cent rale heeft hierop de aandadht van burgemeester en wethouders al eens gevestigd. Zij stellen daarom voor ook nog op te nemen een: Art. 20b. „Het is verboden binnen de be bouwde kom der stad vliegers op te la ten of op te houden". Uit deze redactie zal blijken, dat burgemees ter en wethiouders het verbod zoo eng moge lijk vastgesteld wenschen te zien. Naar hunne meening is het onnoodig het ook uit te strek- ken voor Sluisikil en Driewegen, aangezien men daar onmiddellijk buiten is en dus ge- legeniheid genoeg heeft vliegers op te laten. De heer VAN DIJKE: Dat is dus met het oog op het gevaar voor de electrische draden. De VOORZITTER: Ja van alle over de stad gespannen draden. De heer COLSEN merkt op, dat er op den dijk aan de SChelde nog al eens vliegers wor den opgelaten; dat kan dan ook niet meer, want dat behoort ook tot de kom. De VOORZITTER wijst er op, dat er staat „in de bebouwde kom", daar behooren de havenhoofden niet toe en ook niet het pleintje voor de begraafplaats, waar nog al eens vlie gers worden opgelaten. De heer HAMELINK: Maar als men daar een vlieger oplaat en de wind staat over de stad, dan komt de vlieger toch boven de stad. De VOORZITTER geeft te kennen, dat het niet de bedoeling is dat strafbaar te stellen. De heer HAMELINK wijst op de bepaling, dat het verboden is in de bebouwde kom een vlieger op te houden." De VOORZITTER erkent dit, doeh dat slaat niet op het in de luoht staan van een vlieger boven de bebouwde kom. Daardoor willen burgemeester en webhouders tegengaan, dat iemand, nadat hij een vlieger heeft opgelaten, met het touw in de hand in de straten der stad komt. De heer HAMELINK merkt op, dat dit niet gedaan wordt. De heer COLSEN heeft wel bezwaar tegen dit verfbod; hij acht dit een ftiooi verm auk voor de kinderen. De heer GEELHOEDT vraagt, of, wanneer iemand op den zeedijk staat en zijn vlieger komt door den wind boven de stad en, breekt af, hij dan in strijd komt met de verordening. De VOORZITTER antwoondt ontkennend; dat is een ongeluik, daar kan de betrokkene niets aan doen. De bedoeling is alleen te voorfkomen, dat ieder oogeniblik vliegers tus- schen de draden van electrisch licht of tele- foon zitten. De heer HAMELINK wijst er op, dat het uitsluitend jonge kinderen zijn die in de be bouwde kom met vliegertjes loopen; die zal men dan ieder oogeniblik voor den rechter moeten brengen, of, is men niet voomemens dat te doen, dan kan men beter het verbod weglaten. De heer VAN DRIEL wijst er op, dat het op den dijk aan de brug voor de bijzondere school geen bebouwde kom is, doch dat daar dikwijls versohillemde geraamten van vliegers aan de draden ihangen en hetzelfde is ook het geval op den schependijlk, voor de woning van den heer Van Aken aan de Grenulaan. De VOORZITTER merkt op, dat daar dan oofk ieder oogenblik storing in het electriscfh net ontstaat en hij zegt, dat die deelen tot de bebouwde kom moeten gerekenri worden. Daar mogen dan dus geen vliegers meer opgelaten worden. De heer HAMELINK verklaart zich tegen dit verbod. De heer COLSEiN merkt op, dat men hier aan den ingang der gemeente binnenkort bord- jes zal moeten gaan plaatsen vermeldende wat men nog wel mag doen. Het artikel wordt aangenomen met 12 stem- men tegen 1. Voor stemmen de heeren Freriks, Colsen, Van Driel, Van Dijke, Van Riet, De Jager, Van Aken. D. Scheele, Van Cadsand, Geel hoedt, R. Scheele en Verlinde; tegen steimt de heer Hamelink. De VOORZITTER deelt mede, dat nog is ingekomen een sdbrijven van den heer Freriks, waarbij deze nu wil inlossen zijn belofte om een voorstel te doen betreffende het uitvliegen van duiven. Het gisteren gedateerde schrij- ven luidt als volgt: "Nu op de eerstvolgende raadsvergadering aan de orde komt uw voorstel betreffende het ventverbod, welks voorstel een wijziging der Politieverordening inhoudt, zag ondergetee- kende derae gelegemheid gaarne benut om tot l OKK'n^ te komen van de feitelijk nog altijd hangende duivemkwestie. In de raadszitting van 12 Nov. 1925 werd onder intrekking van een vroeger genomen be. uit aangenomen een voorstel van den heer Hamelink, inihoudemde dat de raadsleden die meenen een nieuwe redactie te kunnen voorstellen, deze zullen inizenden aan burge meester en webhouders. In verband hiermede verzoek ik uw geaoht college beleefd, bij de behandeling van bo- vengenoemd voorstel eveneens in behandeling te willen nemen en hob ik de eer voor te stellen Art. 48 der Politieverordening, luidende als volgt: „Iedar is verplicht te zorgen en door de „moodige voorzorgsmaatregelen te waken dat „de hun toebehoorende of onder hunne hoede staande honden en katten den buren geen overlast aandoen of den ingezetenen lr'nder- lijk zijn", te wijzigen, zoodanig, dat onder toe- voegmg van het woord /duiven" het laatste gedeelte van genoemd artikel gelezen wordt als volgt: „onder hun hoede staande honden, katten en duiven den buren, enz." De heer HAMELINK geeft bij de aanikon- diging van den Voorzitter dat dit voorstel nog is ingekomen te kennen, niet toelaatbaar te achten dat dit nog wordt beihandeld. Even- min als de tweede wijziging lag dit voorstel gisteren bij de stukken en deze wijziging komt ook niet voor op de agenda. De VOORZITTER meent, dat, als de heeren van de voorgestelde wijziging kennis geno men hebben, die hij zeer omschuldig acht, wel geen bezwaar zullen maken. Het is steeds in de pen gebleven, en er wordt nu van de wijziging der Politieverordening gebruik ge- maakt om ook dit te regelen. De heer HAMELINK noemt die voorgestel de wijziging een goede aanleiding voor buren- ruzies. De VOORZITTER vraagt of het artikel be treffende honden en. katten al ooit daartoe aanleiding gaf. De heer HAMELINK: Neen, maar de kat ten komen 's nachtis; ik heb daar wel overlast van gehad, maar als ik kan ben ik daarin mijn eigen reChter. De heer D. SCHEELE: Sla je ze dan dood De heer HAMELINK: Neen, die jaag ik weg! De heer COLSEN oppert ook ernstig be zwaar, dat deize wijziging onvoorbereid aan den raad wordt voorgesteld; de vorige maal is dat ook bij overrompeling geschied, en hij zou dit liever nog eens aanhouden. Als bet nu zou voorkomen dat eens een duif op iemands dak komt, loopt men de kans van een proces-verbaal. Er is altijd gesproken over 'het bezwaar van veron.treini.ging der daken, maar nu we de waterleiding krijgen is dat toch geen bezwaar meer? De heer FRERIKS meent niet, dat het noo- dig is, hierover veel te zegg'en. Bij de vorige bepaling, werd het uitvliegen van duiven zoo goed als geheel beperkt. Nu is het de bedoe ling om alleen hen te besehermen, die werke- lijk hinder ondervinden van eens anders dui ven. Aangezien spreker indertijd heeft toege- zegd een voorstel te zullen indienen, kan ook niet gezegd worden, dat dit zoo on.verwachts komt. De heer COLSEN stelt zich voor, dat, als een anti-duivenliefhebber eens een duif van een ander op zijn dak krijgt, hij al gauw een aanklacht zal doen. De 'heer FRERIKS deelt mede, dat de be- sturen der vereenigingen van duivenhouders hem hebben verklaard, dat het niet noodig is, dat anderen van iemands duiven overlast heb ben, dat, wanneer ze maar goed gevoederd worden, ze niet bij anderen op 't dak zullen gaan zitten. De heer D. SCHEELE herinnert er aan, dat ook de heer Hamelink destijds gezegd heeft, dat de duiven in de praktijk altijd zitten op het dak van de plaats waar ze thuis hooren. Indien dat zoo is, is aannetming der voorge stelde bepaling ook geen bezwaar, want dan heeft niemamd daar onaangename gevolgen van. Zij. die evenwel last hebben van hondjes, katjeis of duiven, hebben dan de gelegenheid recht te zoeken. Hij steunt het voorstel. De heer HAMELINK stemt toe, dat als regel de duiven op het dak zitten bij het hok waar ze thuis ihooren, hetgeen niet wil zeggen, dat ze van dien regel niet eens een enkele maal afwijken. Is dit dan toevallig op een plaats waar de dames rueie hebben want dat zijn altijd de „dames" dan krijgt men moeilijk- heden en een aanleiding voor proces-verbaal. Hij meent, dat er bij de tegenwoordige bepa- lingen ook wel gelegenfhekl is in. te grijpen als iemand van zijn buren overlast heeft. De VOORZITTER wijst er op, dat de bepa ling betreffende de katten nog geen enkele maal aanleiding tot proces-verbaal gegeven heeft. De heer HAMELINK meent, dat de bepaling dan ook wel aohterwege kan blijven, als ze toch geen toepassing vindt. Met al die ver- schillende verboden die nimmer toepassing vinden, wordt het een edhte janboel. Het voorstel wordt aangenomen met 7 tegen 6 stemmen. Voor stemmen de heeren Freriks, Van Dijke, Van Riet, De Jager, Van Aken, D. Scheele en Van Cadsand; tegen stemmen de heeren Col sen, Hamelink, Van Driel, Geelhoedt, R. Schee le en Verlinde. 7. Afwijking van nadere eischen voor ver- lofslokaliteiten. Burgemeester en Webhouders, gezien een op 22 Maart 1927 ingediend verzoek van Anna Catharina GoethaLs, wonende te Ter Neuzen, om ontheffing van het bepaalde in artikel 2 der verordening houdende vaststelling van na dere eischen, waaraan eene lokaliteit moet voldoen, waarvoor verlof wordt verleeiwGvoor den verkoop van alcohoKhoudemlen drank, an deren dan sterken drank, voor gefbruik ter plaatse van verkoop, voor het perceel plaatse- lijk gemerkt wijk 0 no. 118; overwegende, dat de hoogte 0,46 M. te klein is, doch dat de lokaliteit overigens geheel vol- doet aan de gestelde eiischen; gelet op het rapport van den inspecteur van politie, d.d. 29 Maart 1927; stellen den raad voor, te besluiten; aan burgemeester en wethouders maohtiging te verleenen tot afwijking van artikel 2 der voornoemde verordening, ten behoeve van het perceel wijk O no. 118, waarvoor door Anna Caiharina Goethals verlof wordt gevraagd voor den verkoop van alcoholhoudenden drank, an deren dan sterken drank, voor gebruik ter plaatse van verkoop. De VOORZITTER merkt nog op, dat het een bestande toestand is, die door dit besluit kan geregeld worden. Het voorstel wordt aangenomen met alge- meene stemmen. 8. Benoemen lid schattingscommissie voor de inkomstenbelasting. De VOORZITTER verzoekt over te gaan tot het benoemen van een lid der schattings commissie voor de inkomstenbelasting, wegens het voor de benoeming bedanken door den heer- Joz. Haak. Ter benoeming worden aanbevo- len de heeren Jacs. van Drongelen Wz. en M. Verhelst. Hij noodigt de heeren Colsen en Hamelink uit met hem het stem bureau te vormen. Met 11 stemmen wordt benoemd de heer Van Drongelen; op den heer Verhelst zijn 2 stemmen uitgebracht. 9. Benoemen leden stembureau voor het 5e district. Met algemeene stemmen wordt benoemd tot voorzitter van het 5e sitembureau (Arwbachts- school) D. J. Dees; tot leden J. H. B. Buthfer en L. de Feijter; tot plaatsverv. leden J. F. Kunst en J. P. W. Rommel. 10. Benoemen leden en plaatsverv. leden van stembureaux. Wegens bedanken van benoemde heeren worden voor het 2e stemibureau (Herv. school) met algemeene stemmen benoemd tot lid H. W. R. Kramer en tot plaatsverv. lid. L. J. de Vries. Tot plaatsverv. lid van bet 3e stembureau (bijz. school Jozinastraat) wordt met alge meene stemmen benoemd H. Heersema. Tot plaatsverv. lid van het 4e stembureau (school C) wordt benoemd A. F. Mannaert. 11. Verordening op de heffing en invorde- ring eener rioolbelasting. Burgemeester en wethouders geven het vol- gende te kennen; Nu in uwe vergadering van den 17 Februari jl. besloten is om van alle perceelen welke op ,het geimeenteriool zijn aangesloten eene re- cognitie te iheffen van f 1 per jaar, zal over gegaan moeten worden tot vaststelling van eene verordening op de (heffing eener riool belasting, aangezien anders geen enkel redhts- middel kan worden toegepast om de recognitie te innen. In veriband hiermede stellen wij u dan ook voor, in uwe eerstvolgende vergadering vast te stellen de navolgende: VERORDENING op de heffing eener riool belasting in de. gemeente Ter Neuzen. Artikel 1. Er wordt onder den naam van „rioolbelas- ting" ten behoeve der gemeente eene belasting geiheven voor het genot van waterafvoer naar de gemeente-riolen en de openbare waterlei- dingen welke door de gemeente gereinigd en onderhouden worden. Artikel 2. De belasting wordt geiheven van den eige- naar van de gebouwen, voor welke de. water afvoer direct of indirect genoten wordt. Artikel 3. De belasting bedraagt 1,voor iedere aansluiting van een perceel. Artikel 4. Het dienstjaar loopt van 1 Januari tot en met 31 December. Artikel 5. Belastingplichtig is hij die het genot heeft van de gebouwde eigendommen, krachtens recht van bezit of eenig ander zakalijk recht. Als genothebbende wordt aangemerkt, hij, die op 1 Januari van het belastingjaar als zoo danig in de kadastrale loggers is aangewezen, tenzij kan worden aangetoond, dat eene mis- stelling in die loggers heeft plaats gehad, of dat de voor 1 Januari plaats gehad hefebende veranderingen daarin nog niet waren opge- nomen, in welke gevallen met den gewijzigden toestand rekening wordt gehouden. De aange- slagene, die in den loop van het belastingjaar zijne rechten op het gebouw de eigendom waarvoor hij is aangeslagen heeft verloren, blijft gedurende het geheele jaar voor de be lasting aansprakelijik. Artikel 6. Voor perceelen waarvan de aansluiting aan het gemeenteriool is aangebracht voor 1 Juli van het belastingjaar is de voile belasting versdhiulddgd. Voor die, waarvan de aanslui ting aangebracht wordt na 1 Juli van het be lastingjaar, is in dat jaar geen belasting meer verschuldigd. Voor perceelen waarvan de aansluiting wordt verwijderd, of buiten werking gesteld, mits van die verwijdering of buitenwerking stelling aan burgemeester en wethouders wordt ken- nisgegeven, wordt door burgemeester en wet houders aan den gemeenteraad voorgesteld ontheffing te varleenein voor een half jaar, wanneer die verwijdering of buitenwerking stelling geschiedt voor 1 Juli van het belas tingjaar. Artikel 7. Zij, die voor hunne perceelen aansluiting verlangen, doen daartoe sohriftelijk aanvrage aan burgemeester en wethouders, die beslissen of aan, die aanvrage gevolg zal worden ge- geven. Artikel 8. Geene belasting wordt geheven van gebou wen toefoehoorende aan de gemeente. Artikel 9. De invwdering der belasting zal geschieden overeenkomstig de verordening op de invorde- ring der rioolbelasting in deze gemeente van heden. Artikel 10. Deze verordening wordt geacht in werking te treden op 1 Januari 1927. VERORDENING op de invordering der rioolbelasting in de gemeente Ter Neuzen. Artikel 1. In de eerste helft van het jaar, waarover de belastinig loopt, wordt door burgemeester en wethouders een kohier der rioolbelasting opgemaakt en aan den gemeenteraad ter vast stelling aangeboden. Daarin wordt dan uitge- drukt den naam van den belastingschuldige, en- het bedrag der verschuldigde belasting. Zoo noodig worden suppletoire kohieren op gemaakt. Artikel 2. De gemeente-ontvanger zendt birrnen een maand, nadat hem het kohier ter invordering is gezonden, aan den belastingschuldige een gedagteekend aansiagbiljet, inhoudende op- gaaf van hetgeen krachtens artikel 1 dezer verordening verschuldigd is. Artikel 3. De betaling geschiedt binnen eene maand na de dagteekeming van het in artikel 2 be- doelde aansiagbiljet, tegen een op het aanslag*- hiljet te stellen kwitantie. De verplichting tot betaling wordt niet ge- schorst door de indiening van bezwaarschrif- ten of door verzoeken om ontheffing. Artikel 4. De invordering dezer belasting geschiedt overeenkomstig de artikels 258-262 der ge- meentewet. Artikel 5. Deze verordening treedt in werking op denzelfden dag, als die op de heffing eener rioolbelasting in de gemeente Ter Neuzen. Artikel 6. Overgangsbepaling. Voor de eerste maal zal het kohier door burgemeester en wethouders worden opge maakt en aan den gemeenteraad ter vaststel- ling worden aangeboden, binnen twee maanden na de goedkeuring der verordening op de hef fing eener rioolbelasting in deze gemeente door de Kroon. De heer HAMELINK acht het een fout, dat dit voorstel niet aan de leden is thuisgezonden. Zij hebben daarvan thans niet voldoende kun nen kennaisnemen en hij stelt voor de behande ling op grond daarvan aan te houden, Van sommige zaken van weinig beteekenis krijgen de leden de verordening thuis, en van een voorstel als dit moeten ze maar kennis nemen op de secretarie. Hij acht daardoor een goede behandeling niet mogelijk. De heer D. SCHEELE kan niet inzien, dat er tegen behandeling bezwaar kan zijn. Door de meerderheid van den raad is een voorste! aanvaard om f 1 per aansluiting als retributie te heffen. Door indiening dezer verordening maken burgemeester en wethouders alleen mo gelijk, dat aan dat aangenomen voorstel uit- voering kan worden gegeven. Door altijd maar alles aan te houden komt men met zijn werk nooit klaar. De heer HAMELINK meent, dat hij een al- leszins billijken eisch stelt. Hetgeen hij vraagt is toch logisCh. Voor de goede behan deling eener verordening dient men toch over den inhoud voldoende te kunnen oordeelen en dat is niet mogelijk ais men het voorstel eens gelezen heeft. Men, moet by de versohillende artikelen in de gelegenheid zijn den inhoud te beoordeelen. Wel is waar is het beginsel door de -meerderheid van den raad aangenomen, maar het komt er thans op aan de toepassing vast te stellen. De heer COLSEN sluit zich aan bij de op- merking van den heer Hamelink; ook hij had gaarne de verordening thuis ontvangen en stelt voor uitstel van behandeling. De VOORZITTER wijst er op, dat de heeren voor de vergadering op 18 November 1.1. een voorstel tot invoering eener rioolbelasting hebben gekregen, hetwelk ook opgenomen is in de notulen. Dat voorstel is toen niet verder behandeld, omdat art. 1 werd verworpen. Later is op voorstel van den heer Van Riet besloten eene algemeene retributie te heffen van f 1 per aansluiting, en nu wordt daarvoor door burgemeester en wethouders de vroege veror dening, met wijziging der artt. 4 en 5 inge diend. De leden hadden dus uit de vroegere van deze verordening kennis kunnen nemen. De heer HAMELINK merkt op, dat men dan naar de vroegere notulen had kunnen verwij- zen. Hij heeft nu van de verordening geen voldoende studie kunnen maken om ze voor behandeling vatbaar te maken. De VOORZITTER is dit niet met ham eens; de hoofdizaak is nu eenmaal beslist. Burge meester en wethouders kunnen toch niet ver- onderstellen, dat de raad nu weer een anderen weg zou opwillen. Een voorstel van den heer Hamelink om de behandeling aan te houden wordt verworpen met 9 tegen 4 stemmen. Voor stemmen de heeren Colsen, Hamelink, Van Driel en Verlinde; tegen stemmen de hee ren Freriks, Van Dijke, Van Riet, De Jager, Van Aken, D. Soheele, Van Cadsand, Geel hoedt en R. Scheele. De heer HAMELINK wenscht nu in het alge- meen nog iets te zeggen, en wenscht dan on der de aandacht te brengen, dat het aan het on- oordeelkundig optreden van den heer Van Riet te wij,ten is, die de destijds voorgestelde ver ordening heeft helpen verwerpen, dat de pro- gressie, die aanvankelijk nog zou hebben be- staan, nu geheel uit de heffing verdwenen is, aangezien deze nu een heffing zonder proges- sie zag aangenomen, die door hem zelf is voor gesteld. Het was voor spreker juist een be zwaar, dat bij het eerste voorstel de progres- sie niet voldoende was, maar dank zij het voor stel van den heer Van Riet zullen nu rijken en armen evenveel moeten betalen. De VOORZITTER zou nu boos moeten wor den, want uit deze bemerking blijkt, dat de heer Hamelink toch de zaak wel heeft bestu- deerd. De heer HAMELINK: Ja, in algemeemen zin is de strekking der verordening mij be- kemd. De heer VAN RIET wil opkomen tegen de besdhuldiging van den heer Hamelink dat hij onoordeelkundig in deze zou zijn opgetre- den. Of het water van den heer Hamelink door het riool loopt of van een ander, is voor spre ker vol komen gelijk, doch hij heeft er een eind aan willen maken, dat de een 25 cent betaalde, die 50 cent en anderen 1 of meer en wenscht alien gelijk te stellen. De heer D. SCHEELE betoogt, dat de heer Hamelink den heer Van Riet er geen verwijt van mag maken, dat dit voorstel aan de orde is gekomer.; aangezien hij en zijne medestanders de eerst voorgestelde heffing hebben verwor pen. Zij hebben het dus aan zichzelf te wijten, dat deze er nu is, aangezien men bemerkte, dat het zonder eenige heffing, ter verzekering van het eiigendomsredht der gemeente niet gaan zou. De heer HAMELINK noemt dat een onjuiste voorstelling van zaken; hij was op principieele gronden tegenstander der eerst voorgestelde heffing, omdat de progressie volgens hem niet ver genoeg ging, terwijl die niet verder bleek door te voeren. Het gaat niet aan het hem in de sohoenen te schuiven, dat hij nu zelf de schuld zou zijndat er een nog slechtere hef fing voor in de plaats zou komen. Men moet ook niet uit het oog veiiiezen, dat aan deze kwestie een historic is verbonden. De hef fing voor aansluiting aan bet gemeenteriool, vroeger eemvoudig bedoeld als een erkenning van het eigendomsrecht der gemeente, is door de elkaar opvolgende colleges van burgemees- tei en wethouders van lieverlede opgevoerd tot f 1 en later tot f 2,50. Men heeft daarvan zoo zoetjes aan een bron van inkomsten van, gemaakt en de raad heeft daarin geen erg ge had. Nu betrof het in den laatsten tijid de aamsluiting van kleine woningtjes. Het hoofd- motief van, spreker, dat hij tegen de verorde ning was, sproot voort uit de omstandi.gheid, dat nu ook nog menschen zouden moeten be talen doch via anderen op het gemeenteriool zijn aangesloten en alzoo dubbele kosten zullen hebben. Dat motief, dat toen ook door den heer Verlinde in hoofdzaak tegen de verorde ning is aangevoerd en dat tot hare verwerping heeft geleid, bestaat oak bij deze regeling nog. Alleen de beer Van Riet is naar later bleek in dit opzieht van standpunt veranderd. De heer VERLINDE, er op wijzende dat feitelijk de bewoners het genot hebben van de rioleering zou de belasting in plaats van op de eigenaars willen verhalen op de bewoners. De VOORZITTER geeft te kennen, dat de wet dit niet toelaat. Bij het wetsartikel. dat deze heffing als gemeentelijk belastingobjeet toelaat is alleen toegelaten, dat te verhalen op de eigenaars der woningen. De heer VERLINDE moet zich dan daarbij neerleggen. Bij art. 1 vraagt de heer COLSEN hoe het gaan moet met lamdbouwers, van wie verschil lenide buisjes van hun land in een gemeente- sloot uitloopen. Hij kent een landbouwer van wie 14 kannebuisjes het water in de sloot voe ren. Moet die dan f 14 betalen De VOORZITTER merkt op, dat de belasting geheven wordt voor afvoer van het water van de gebouwen. Art. 1 wordt (aangenomen met 10 tegen 3 stemmen. Voor stemmen de heeren Freriks, Colsen, Van Dijke, Van Rieit, De Jager, Van Aken, D. Scheele, Van Cadsand, Geelhoedt en R. Scheele; tegen stemmen de jieeren Hamelink, Van Driel en Verlinde. Art. 2 wordt aangenomen met algemeene stemmen. Bij art. 3 stelt de heer HAMELINK voor de heffing te herstellen van het oorspronkelijk voorstel, alzoo 1, 2 en 3, naar gelang van de geschatte huurwaarde. De VOORZITTER zal art. 3 in stemming brengen. De heer HAMELINK brengt hem onder het oog, dat toch volgens de gewone orde een amendement op en artikel eerst in behandeling moet komen, alvorems over het artikel zelf be slist wordt. De VOORZITTER beschouwt het artikel van burgemeester en wethouders van verdere strekking en brengt dit in stemming. De heer HAMELINK verklaart bij een der- gelijke behandeling maar niets meer te zullen zeggen. Het artikel wordt aangenomen met 10 tegen 3 stemmen. Voor stemmen de heeren Freriks, Colsen, Van Dijke, Van Riet, De Jager, Van Aken, D. Scheele, Van Cadsand, Geelhoedt en R. Scheele; tegen stemmen de heeren Hamelink, Van Driel en Verlinde. Artt. 4, 5 en 6 worden met algemeene stem- men aangenomen. De verordening in haar geheel wordt aange nomen met 9 tegen 4 stemmen. Voor stemmen de heeren Freriks, Van Dijke, Van Riet, De Jager, Van Aken, D. Scheele, Van Cadisand, Geelhoedt en R. Scheele; tegen stemmen de heeren Colsen, Hamelink, Van Driel en Verlinde. De verordening op de invordering der belas ting wordt aangenomen met algemeene stem- men. 12. Beleening rentegevende stukken. Burgemeester en wethouders, gezien, het raadsbesluit van 17 Maart 1927, tot het aan- gaan van eene geldleening groot 6900, af te lossen in 30 jaren; overwegende, dat de Nederlandsche Bank dat bedrag kan leenen, door beleening bij die bank van eenige rentegevende stukken der ge meente tegen eene lagere rente, dan door an deren bedongen wordt; dat die bank daarvoor als waarborg eene overwaarde verzoekt; gelet op art. 194 der Gemeentewet; stellen den raad voor te besluiten te belee- nen, gedurenden een tijdvak van 30 jaren bij de Nederlandsche Bank rentegevende stukken tot een maximum bedrag van 9000, strekken- de ter verkrijging van de gelden der in de overwegingen van dit besluit genoemde lee- ning ad 6900. De heer D. SCHEELE zou gaarne zien, dat toch eens goed onderzooht werd of dat nu zoo moet. De VOORZITTER merkt op, zooals hij reeds vroeger ziede, dat gedeputeerde staten het zoo wenschen. De heer D. SCHEELE wijst er op, dat die zich toch ook wel eens kunnen vergissen en hij zou verder willen zien. De VOORZITTER: Dien dan een desbe- wust voorstel in, dan kunnen burgemeester en wethouders daaraan handelen. De heer GEELHOEDT begrijpt het bezwaar niet, dat de heeren tegen deze regeling heb ben, aangezien het, de voordeeligste manier is en met de minste kosten gepaard gaat. De VOORZITTER spreekt de hoop uit, dat het te gelegenertijd tot genoegen der heeren zal worden toegelicht. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. 13. Conversie geldleening. Burgemeester en wethouders gezien het raadsbesluit van 6 April 1922, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Zeeland by hun besluit van 21 April 1922, onder no. 48 A le afdeeling, tot het aangaan eener geldleening van f 41.800; overwegende, dat die leening gesloten is tegen eene jaarlijksche rente van 6 dat het blijkens het desbetreffemde leendngs- contract tot 1 Augustus 1927 uitgesloten is meer af te lossen dan de gewone jaarlijksche aflossingen dat de leening op dezen datum pro resto 36.575 groot is; dat het in het financieel beJang der ge meente is door conversie dder leening de ver schuldigde rente terug te brengen tot eene lagere gelet op art. 136 en 194 der Gemeentewet;. stellen voor te besluiten: per 1 Augustus 19Z7 af te lossen het restant der in de overwegingen van dit besluit om- sohreven leening, en voor dit doel aan te gaan eene geldleening, groot f 36.575 (zes en dertig duizend vijf honderd vijf en zeventig gulden), tegen een koers a pari, en eene jaar lijksche rente van hoogstems 4.75 af te ios- sen in 35 jaren en wel f 1045 per jaar, be- houdens het recht der gemeente om tot ver- vroegde aflossimg over te gaan; en de rente eh aflossing te betalen uit de gewone middelein der gemeente, zoo noodig door ve.rhooging der plaatselijke belastingen. Met algemeene stemmen wordt aldus be sloten. 14. Aangaan eener rekening-courant-over- eenkomst met de Boerenleenbank, Burgemeester en wethouders geven het vol- gende te kennen: Telken jare komt het voor, dat de gemeente eene kasgeldl eening moet sluiten. Bij uw be sluit van 3 Febr. 1927, goedgekeurd door ge deputeerde staten 11 Februari d. a. v. onder No. 38, le afd., werd besloten tot het aan gaan van eene kasgeldleening op loopende rekening, groot 40.000. Ons is gebleken, dat het onmogelijk is de over deze leening ver schuldigde rente en aflossingen in de ge- meente-rekening te verantwoorden. Wordt nu eene rekening-courant-overeenkomst aange- gaan, dan moet alleen of het crediet- of het delbetsaldo geboekt worden, en wel aan. het eind van het dienstjaar. Wij hebben te dezei zake overleg gepleegd met het college van ge deputeerde staten, welk college ons ook in overweging gaf eene rekening-courant-over- eenkomist te sluiten. Op gronid van het voren- staande stellen wij U voor het volgende be sluit te nemen, zoodat wij eene doorloopande machtiging krijgen, om naar behoefte kasgeld op te nemen, zoodat in de toekomst gec-n kas- geldleeningen meer moeten worden aangegaan. De raad der gemeente Ter Neuzen, gehoord een voorstel van burgemeester en wethouders, besluit: aan te gaan met de Codpeiatieve Boeren leenbank te Ter Neuzen eene rekening-cou rant-overeenkomst. Het maximum van het op grond dezer over- eenkomst door de Coop. Boerenleenbank in rekening-courant te openen crediet zal, be- houdens nader tusschen partijen ,voor zooveel noodig na bekomen goedkeuring, overeen te komen wijzigdngen bedragen veertig duizend gulden 40.000).

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1927 | | pagina 5