TsrNe azensche Courant
Maandag 9 Mei 1927, No. 8064
TWEEDE BLAD.
GEMEEN TERAAD VAN
TER NEUZEN.
van
Vergadering van Donderdag 28 April 1927,
des namiddags 2 uur.
Voorzitter de heer J. Huizinga, burgemees-
ter.
Tegenwoordig de leden: J. J. de J ages, J.
van Aken, D. Scheele, P. van Cad sand, L. J.
Geelhoedt, R. Scheele, C. A. Verlinde E. L.
Freriks, H. J. Colsen, N. A. Hamelink, L. J.
van Driel, B. N. van Dijke en J. van Riet.
(2. Slot.)
(Vervolg vai punt 6.)
De VOORZITTER deelt mede, dat burge
meester en wethouders van deze gelegemheid
gebruik willen maker, om nog een paar wijzi-
gingen in de verordening aan te brengen. Het
komt in den zomer meermalen voor, dat in de
bebouwde kom onzer gemeente vliegers woi-
den opgelaten, of boven de kom worden op-
gehouden. Een en ander heeft dikwijls tot ge-
volg, dat vliegertouwen in het electrisch lei-
dingnet verwaid gemken.
Dat het gewemscht is dit tegen te gaan, zal
wel geien betoog behoeven; ook de administra-
teur der Electrische Cent rale heeft hierop de
aandadht van burgemeester en wethouders al
eens gevestigd. Zij stellen daarom voor ook
nog op te nemen een:
Art. 20b. „Het is verboden binnen de be
bouwde kom der stad vliegers op te la ten of
op te houden".
Uit deze redactie zal blijken, dat burgemees
ter en wethiouders het verbod zoo eng moge
lijk vastgesteld wenschen te zien. Naar hunne
meening is het onnoodig het ook uit te strek-
ken voor Sluisikil en Driewegen, aangezien
men daar onmiddellijk buiten is en dus ge-
legeniheid genoeg heeft vliegers op te laten.
De heer VAN DIJKE: Dat is dus met het
oog op het gevaar voor de electrische draden.
De VOORZITTER: Ja van alle over de
stad gespannen draden.
De heer COLSEN merkt op, dat er op den
dijk aan de SChelde nog al eens vliegers wor
den opgelaten; dat kan dan ook niet meer,
want dat behoort ook tot de kom.
De VOORZITTER wijst er op, dat er staat
„in de bebouwde kom", daar behooren de
havenhoofden niet toe en ook niet het pleintje
voor de begraafplaats, waar nog al eens vlie
gers worden opgelaten.
De heer HAMELINK: Maar als men daar
een vlieger oplaat en de wind staat over de
stad, dan komt de vlieger toch boven de stad.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat het
niet de bedoeling is dat strafbaar te stellen.
De heer HAMELINK wijst op de bepaling,
dat het verboden is in de bebouwde kom een
vlieger op te houden."
De VOORZITTER erkent dit, doeh dat slaat
niet op het in de luoht staan van een vlieger
boven de bebouwde kom. Daardoor willen
burgemeester en webhouders tegengaan, dat
iemand, nadat hij een vlieger heeft opgelaten,
met het touw in de hand in de straten der
stad komt.
De heer HAMELINK merkt op, dat dit niet
gedaan wordt.
De heer COLSEN heeft wel bezwaar tegen
dit verfbod; hij acht dit een ftiooi verm auk voor
de kinderen.
De heer GEELHOEDT vraagt, of, wanneer
iemand op den zeedijk staat en zijn vlieger
komt door den wind boven de stad en, breekt
af, hij dan in strijd komt met de verordening.
De VOORZITTER antwoondt ontkennend;
dat is een ongeluik, daar kan de betrokkene
niets aan doen. De bedoeling is alleen te
voorfkomen, dat ieder oogeniblik vliegers tus-
schen de draden van electrisch licht of tele-
foon zitten.
De heer HAMELINK wijst er op, dat het
uitsluitend jonge kinderen zijn die in de be
bouwde kom met vliegertjes loopen; die zal
men dan ieder oogeniblik voor den rechter
moeten brengen, of, is men niet voomemens
dat te doen, dan kan men beter het verbod
weglaten.
De heer VAN DRIEL wijst er op, dat het
op den dijk aan de brug voor de bijzondere
school geen bebouwde kom is, doch dat daar
dikwijls versohillemde geraamten van vliegers
aan de draden ihangen en hetzelfde is ook het
geval op den schependijlk, voor de woning van
den heer Van Aken aan de Grenulaan.
De VOORZITTER merkt op, dat daar dan
oofk ieder oogenblik storing in het electriscfh
net ontstaat en hij zegt, dat die deelen tot de
bebouwde kom moeten gerekenri worden. Daar
mogen dan dus geen vliegers meer opgelaten
worden.
De heer HAMELINK verklaart zich tegen
dit verbod.
De heer COLSEiN merkt op, dat men hier
aan den ingang der gemeente binnenkort bord-
jes zal moeten gaan plaatsen vermeldende
wat men nog wel mag doen.
Het artikel wordt aangenomen met 12 stem-
men tegen 1.
Voor stemmen de heeren Freriks, Colsen,
Van Driel, Van Dijke, Van Riet, De Jager,
Van Aken. D. Scheele, Van Cadsand, Geel
hoedt, R. Scheele en Verlinde; tegen steimt de
heer Hamelink.
De VOORZITTER deelt mede, dat nog is
ingekomen een sdbrijven van den heer Freriks,
waarbij deze nu wil inlossen zijn belofte om
een voorstel te doen betreffende het uitvliegen
van duiven. Het gisteren gedateerde schrij-
ven luidt als volgt:
"Nu op de eerstvolgende raadsvergadering
aan de orde komt uw voorstel betreffende het
ventverbod, welks voorstel een wijziging der
Politieverordening inhoudt, zag ondergetee-
kende derae gelegemheid gaarne benut om tot
l OKK'n^ te komen van de feitelijk nog
altijd hangende duivemkwestie.
In de raadszitting van 12 Nov. 1925 werd
onder intrekking van een vroeger genomen
be. uit aangenomen een voorstel van den
heer Hamelink, inihoudemde dat de raadsleden
die meenen een nieuwe redactie te kunnen
voorstellen, deze zullen inizenden aan burge
meester en webhouders.
In verband hiermede verzoek ik uw geaoht
college beleefd, bij de behandeling van bo-
vengenoemd voorstel eveneens in behandeling
te willen nemen en hob ik de eer voor te
stellen
Art. 48 der Politieverordening, luidende
als volgt:
„Iedar is verplicht te zorgen en door de
„moodige voorzorgsmaatregelen te waken dat
„de hun toebehoorende of onder hunne hoede
staande honden en katten den buren geen
overlast aandoen of den ingezetenen lr'nder-
lijk zijn", te wijzigen, zoodanig, dat onder toe-
voegmg van het woord /duiven" het laatste
gedeelte van genoemd artikel gelezen wordt
als volgt: „onder hun hoede staande honden,
katten en duiven den buren, enz."
De heer HAMELINK geeft bij de aanikon-
diging van den Voorzitter dat dit voorstel nog
is ingekomen te kennen, niet toelaatbaar te
achten dat dit nog wordt beihandeld. Even-
min als de tweede wijziging lag dit voorstel
gisteren bij de stukken en deze wijziging komt
ook niet voor op de agenda.
De VOORZITTER meent, dat, als de heeren
van de voorgestelde wijziging kennis geno
men hebben, die hij zeer omschuldig acht, wel
geen bezwaar zullen maken. Het is steeds
in de pen gebleven, en er wordt nu van de
wijziging der Politieverordening gebruik ge-
maakt om ook dit te regelen.
De heer HAMELINK noemt die voorgestel
de wijziging een goede aanleiding voor buren-
ruzies.
De VOORZITTER vraagt of het artikel be
treffende honden en. katten al ooit daartoe
aanleiding gaf.
De heer HAMELINK: Neen, maar de kat
ten komen 's nachtis; ik heb daar wel overlast
van gehad, maar als ik kan ben ik daarin mijn
eigen reChter.
De heer D. SCHEELE: Sla je ze dan dood
De heer HAMELINK: Neen, die jaag ik
weg!
De heer COLSEN oppert ook ernstig be
zwaar, dat deize wijziging onvoorbereid aan
den raad wordt voorgesteld; de vorige maal is
dat ook bij overrompeling geschied, en hij zou
dit liever nog eens aanhouden.
Als bet nu zou voorkomen dat eens een duif
op iemands dak komt, loopt men de kans van
een proces-verbaal. Er is altijd gesproken
over 'het bezwaar van veron.treini.ging der
daken, maar nu we de waterleiding krijgen is
dat toch geen bezwaar meer?
De heer FRERIKS meent niet, dat het noo-
dig is, hierover veel te zegg'en. Bij de vorige
bepaling, werd het uitvliegen van duiven zoo
goed als geheel beperkt. Nu is het de bedoe
ling om alleen hen te besehermen, die werke-
lijk hinder ondervinden van eens anders dui
ven. Aangezien spreker indertijd heeft toege-
zegd een voorstel te zullen indienen, kan ook
niet gezegd worden, dat dit zoo on.verwachts
komt.
De heer COLSEN stelt zich voor, dat, als
een anti-duivenliefhebber eens een duif van
een ander op zijn dak krijgt, hij al gauw een
aanklacht zal doen.
De 'heer FRERIKS deelt mede, dat de be-
sturen der vereenigingen van duivenhouders
hem hebben verklaard, dat het niet noodig is,
dat anderen van iemands duiven overlast heb
ben, dat, wanneer ze maar goed gevoederd
worden, ze niet bij anderen op 't dak zullen
gaan zitten.
De heer D. SCHEELE herinnert er aan, dat
ook de heer Hamelink destijds gezegd heeft,
dat de duiven in de praktijk altijd zitten op
het dak van de plaats waar ze thuis hooren.
Indien dat zoo is, is aannetming der voorge
stelde bepaling ook geen bezwaar, want dan
heeft niemamd daar onaangename gevolgen
van. Zij. die evenwel last hebben van hondjes,
katjeis of duiven, hebben dan de gelegenheid
recht te zoeken. Hij steunt het voorstel.
De heer HAMELINK stemt toe, dat als regel
de duiven op het dak zitten bij het hok waar
ze thuis ihooren, hetgeen niet wil zeggen, dat
ze van dien regel niet eens een enkele maal
afwijken. Is dit dan toevallig op een plaats
waar de dames rueie hebben want dat zijn
altijd de „dames" dan krijgt men moeilijk-
heden en een aanleiding voor proces-verbaal.
Hij meent, dat er bij de tegenwoordige bepa-
lingen ook wel gelegenfhekl is in. te grijpen als
iemand van zijn buren overlast heeft.
De VOORZITTER wijst er op, dat de bepa
ling betreffende de katten nog geen enkele
maal aanleiding tot proces-verbaal gegeven
heeft.
De heer HAMELINK meent, dat de bepaling
dan ook wel aohterwege kan blijven, als ze
toch geen toepassing vindt. Met al die ver-
schillende verboden die nimmer toepassing
vinden, wordt het een edhte janboel.
Het voorstel wordt aangenomen met 7 tegen
6 stemmen.
Voor stemmen de heeren Freriks, Van Dijke,
Van Riet, De Jager, Van Aken, D. Scheele en
Van Cadsand; tegen stemmen de heeren Col
sen, Hamelink, Van Driel, Geelhoedt, R. Schee
le en Verlinde.
7. Afwijking van nadere eischen voor ver-
lofslokaliteiten.
Burgemeester en Webhouders, gezien een op
22 Maart 1927 ingediend verzoek van Anna
Catharina GoethaLs, wonende te Ter Neuzen,
om ontheffing van het bepaalde in artikel 2
der verordening houdende vaststelling van na
dere eischen, waaraan eene lokaliteit moet
voldoen, waarvoor verlof wordt verleeiwGvoor
den verkoop van alcohoKhoudemlen drank, an
deren dan sterken drank, voor gefbruik ter
plaatse van verkoop, voor het perceel plaatse-
lijk gemerkt wijk 0 no. 118;
overwegende, dat de hoogte 0,46 M. te klein
is, doch dat de lokaliteit overigens geheel vol-
doet aan de gestelde eiischen;
gelet op het rapport van den inspecteur van
politie, d.d. 29 Maart 1927;
stellen den raad voor, te besluiten;
aan burgemeester en wethouders maohtiging
te verleenen tot afwijking van artikel 2 der
voornoemde verordening, ten behoeve van het
perceel wijk O no. 118, waarvoor door Anna
Caiharina Goethals verlof wordt gevraagd voor
den verkoop van alcoholhoudenden drank, an
deren dan sterken drank, voor gebruik ter
plaatse van verkoop.
De VOORZITTER merkt nog op, dat het een
bestande toestand is, die door dit besluit
kan geregeld worden.
Het voorstel wordt aangenomen met alge-
meene stemmen.
8. Benoemen lid schattingscommissie voor
de inkomstenbelasting.
De VOORZITTER verzoekt over te gaan
tot het benoemen van een lid der schattings
commissie voor de inkomstenbelasting, wegens
het voor de benoeming bedanken door den heer-
Joz. Haak. Ter benoeming worden aanbevo-
len de heeren Jacs. van Drongelen Wz. en
M. Verhelst. Hij noodigt de heeren Colsen en
Hamelink uit met hem het stem bureau te
vormen.
Met 11 stemmen wordt benoemd de heer
Van Drongelen; op den heer Verhelst zijn 2
stemmen uitgebracht.
9. Benoemen leden stembureau voor het 5e
district.
Met algemeene stemmen wordt benoemd tot
voorzitter van het 5e sitembureau (Arwbachts-
school) D. J. Dees; tot leden J. H. B. Buthfer
en L. de Feijter; tot plaatsverv. leden J. F.
Kunst en J. P. W. Rommel.
10. Benoemen leden en plaatsverv. leden
van stembureaux.
Wegens bedanken van benoemde heeren
worden voor het 2e stemibureau (Herv. school)
met algemeene stemmen benoemd tot lid H.
W. R. Kramer en tot plaatsverv. lid. L. J. de
Vries.
Tot plaatsverv. lid van bet 3e stembureau
(bijz. school Jozinastraat) wordt met alge
meene stemmen benoemd H. Heersema.
Tot plaatsverv. lid van het 4e stembureau
(school C) wordt benoemd A. F. Mannaert.
11. Verordening op de heffing en invorde-
ring eener rioolbelasting.
Burgemeester en wethouders geven het vol-
gende te kennen;
Nu in uwe vergadering van den 17 Februari
jl. besloten is om van alle perceelen welke op
,het geimeenteriool zijn aangesloten eene re-
cognitie te iheffen van f 1 per jaar, zal over
gegaan moeten worden tot vaststelling van
eene verordening op de (heffing eener riool
belasting, aangezien anders geen enkel redhts-
middel kan worden toegepast om de recognitie
te innen.
In veriband hiermede stellen wij u dan ook
voor, in uwe eerstvolgende vergadering vast
te stellen de navolgende:
VERORDENING op de heffing eener riool
belasting in de. gemeente Ter Neuzen.
Artikel 1.
Er wordt onder den naam van „rioolbelas-
ting" ten behoeve der gemeente eene belasting
geiheven voor het genot van waterafvoer naar
de gemeente-riolen en de openbare waterlei-
dingen welke door de gemeente gereinigd en
onderhouden worden.
Artikel 2.
De belasting wordt geiheven van den eige-
naar van de gebouwen, voor welke de. water
afvoer direct of indirect genoten wordt.
Artikel 3.
De belasting bedraagt 1,voor iedere
aansluiting van een perceel.
Artikel 4.
Het dienstjaar loopt van 1 Januari tot en
met 31 December.
Artikel 5.
Belastingplichtig is hij die het genot heeft
van de gebouwde eigendommen, krachtens
recht van bezit of eenig ander zakalijk recht.
Als genothebbende wordt aangemerkt, hij, die
op 1 Januari van het belastingjaar als zoo
danig in de kadastrale loggers is aangewezen,
tenzij kan worden aangetoond, dat eene mis-
stelling in die loggers heeft plaats gehad, of
dat de voor 1 Januari plaats gehad hefebende
veranderingen daarin nog niet waren opge-
nomen, in welke gevallen met den gewijzigden
toestand rekening wordt gehouden. De aange-
slagene, die in den loop van het belastingjaar
zijne rechten op het gebouw de eigendom
waarvoor hij is aangeslagen heeft verloren,
blijft gedurende het geheele jaar voor de be
lasting aansprakelijik.
Artikel 6.
Voor perceelen waarvan de aansluiting aan
het gemeenteriool is aangebracht voor 1 Juli
van het belastingjaar is de voile belasting
versdhiulddgd. Voor die, waarvan de aanslui
ting aangebracht wordt na 1 Juli van het be
lastingjaar, is in dat jaar geen belasting
meer verschuldigd.
Voor perceelen waarvan de aansluiting wordt
verwijderd, of buiten werking gesteld, mits
van die verwijdering of buitenwerking stelling
aan burgemeester en wethouders wordt ken-
nisgegeven, wordt door burgemeester en wet
houders aan den gemeenteraad voorgesteld
ontheffing te varleenein voor een half jaar,
wanneer die verwijdering of buitenwerking
stelling geschiedt voor 1 Juli van het belas
tingjaar.
Artikel 7.
Zij, die voor hunne perceelen aansluiting
verlangen, doen daartoe sohriftelijk aanvrage
aan burgemeester en wethouders, die beslissen
of aan, die aanvrage gevolg zal worden ge-
geven.
Artikel 8.
Geene belasting wordt geheven van gebou
wen toefoehoorende aan de gemeente.
Artikel 9.
De invwdering der belasting zal geschieden
overeenkomstig de verordening op de invorde-
ring der rioolbelasting in deze gemeente van
heden.
Artikel 10.
Deze verordening wordt geacht in werking
te treden op 1 Januari 1927.
VERORDENING op de invordering der
rioolbelasting in de gemeente Ter
Neuzen.
Artikel 1.
In de eerste helft van het jaar, waarover
de belastinig loopt, wordt door burgemeester
en wethouders een kohier der rioolbelasting
opgemaakt en aan den gemeenteraad ter vast
stelling aangeboden. Daarin wordt dan uitge-
drukt den naam van den belastingschuldige,
en- het bedrag der verschuldigde belasting.
Zoo noodig worden suppletoire kohieren op
gemaakt.
Artikel 2.
De gemeente-ontvanger zendt birrnen een
maand, nadat hem het kohier ter invordering
is gezonden, aan den belastingschuldige een
gedagteekend aansiagbiljet, inhoudende op-
gaaf van hetgeen krachtens artikel 1 dezer
verordening verschuldigd is.
Artikel 3.
De betaling geschiedt binnen eene maand
na de dagteekeming van het in artikel 2 be-
doelde aansiagbiljet, tegen een op het aanslag*-
hiljet te stellen kwitantie.
De verplichting tot betaling wordt niet ge-
schorst door de indiening van bezwaarschrif-
ten of door verzoeken om ontheffing.
Artikel 4.
De invordering dezer belasting geschiedt
overeenkomstig de artikels 258-262 der ge-
meentewet.
Artikel 5.
Deze verordening treedt in werking op
denzelfden dag, als die op de heffing eener
rioolbelasting in de gemeente Ter Neuzen.
Artikel 6.
Overgangsbepaling.
Voor de eerste maal zal het kohier door
burgemeester en wethouders worden opge
maakt en aan den gemeenteraad ter vaststel-
ling worden aangeboden, binnen twee maanden
na de goedkeuring der verordening op de hef
fing eener rioolbelasting in deze gemeente
door de Kroon.
De heer HAMELINK acht het een fout, dat
dit voorstel niet aan de leden is thuisgezonden.
Zij hebben daarvan thans niet voldoende kun
nen kennaisnemen en hij stelt voor de behande
ling op grond daarvan aan te houden, Van
sommige zaken van weinig beteekenis krijgen
de leden de verordening thuis, en van een
voorstel als dit moeten ze maar kennis nemen
op de secretarie. Hij acht daardoor een goede
behandeling niet mogelijk.
De heer D. SCHEELE kan niet inzien, dat
er tegen behandeling bezwaar kan zijn. Door
de meerderheid van den raad is een voorste!
aanvaard om f 1 per aansluiting als retributie
te heffen. Door indiening dezer verordening
maken burgemeester en wethouders alleen mo
gelijk, dat aan dat aangenomen voorstel uit-
voering kan worden gegeven. Door altijd
maar alles aan te houden komt men met zijn
werk nooit klaar.
De heer HAMELINK meent, dat hij een al-
leszins billijken eisch stelt. Hetgeen hij
vraagt is toch logisCh. Voor de goede behan
deling eener verordening dient men toch over
den inhoud voldoende te kunnen oordeelen en
dat is niet mogelijk ais men het voorstel eens
gelezen heeft. Men, moet by de versohillende
artikelen in de gelegenheid zijn den inhoud te
beoordeelen. Wel is waar is het beginsel door
de -meerderheid van den raad aangenomen,
maar het komt er thans op aan de toepassing
vast te stellen.
De heer COLSEN sluit zich aan bij de op-
merking van den heer Hamelink; ook hij had
gaarne de verordening thuis ontvangen en
stelt voor uitstel van behandeling.
De VOORZITTER wijst er op, dat de heeren
voor de vergadering op 18 November 1.1. een
voorstel tot invoering eener rioolbelasting
hebben gekregen, hetwelk ook opgenomen is
in de notulen. Dat voorstel is toen niet verder
behandeld, omdat art. 1 werd verworpen. Later
is op voorstel van den heer Van Riet besloten
eene algemeene retributie te heffen van f 1
per aansluiting, en nu wordt daarvoor door
burgemeester en wethouders de vroege veror
dening, met wijziging der artt. 4 en 5 inge
diend. De leden hadden dus uit de vroegere
van deze verordening kennis kunnen nemen.
De heer HAMELINK merkt op, dat men dan
naar de vroegere notulen had kunnen verwij-
zen. Hij heeft nu van de verordening geen
voldoende studie kunnen maken om ze voor
behandeling vatbaar te maken.
De VOORZITTER is dit niet met ham eens;
de hoofdizaak is nu eenmaal beslist. Burge
meester en wethouders kunnen toch niet ver-
onderstellen, dat de raad nu weer een anderen
weg zou opwillen.
Een voorstel van den heer Hamelink om de
behandeling aan te houden wordt verworpen
met 9 tegen 4 stemmen.
Voor stemmen de heeren Colsen, Hamelink,
Van Driel en Verlinde; tegen stemmen de hee
ren Freriks, Van Dijke, Van Riet, De Jager,
Van Aken, D. Soheele, Van Cadsand, Geel
hoedt en R. Scheele.
De heer HAMELINK wenscht nu in het alge-
meen nog iets te zeggen, en wenscht dan on
der de aandacht te brengen, dat het aan het on-
oordeelkundig optreden van den heer Van Riet
te wij,ten is, die de destijds voorgestelde ver
ordening heeft helpen verwerpen, dat de pro-
gressie, die aanvankelijk nog zou hebben be-
staan, nu geheel uit de heffing verdwenen is,
aangezien deze nu een heffing zonder proges-
sie zag aangenomen, die door hem zelf is voor
gesteld. Het was voor spreker juist een be
zwaar, dat bij het eerste voorstel de progres-
sie niet voldoende was, maar dank zij het voor
stel van den heer Van Riet zullen nu rijken en
armen evenveel moeten betalen.
De VOORZITTER zou nu boos moeten wor
den, want uit deze bemerking blijkt, dat de
heer Hamelink toch de zaak wel heeft bestu-
deerd.
De heer HAMELINK: Ja, in algemeemen
zin is de strekking der verordening mij be-
kemd.
De heer VAN RIET wil opkomen tegen de
besdhuldiging van den heer Hamelink dat
hij onoordeelkundig in deze zou zijn opgetre-
den. Of het water van den heer Hamelink door
het riool loopt of van een ander, is voor spre
ker vol komen gelijk, doch hij heeft er een eind
aan willen maken, dat de een 25 cent betaalde,
die 50 cent en anderen 1 of meer en wenscht
alien gelijk te stellen.
De heer D. SCHEELE betoogt, dat de heer
Hamelink den heer Van Riet er geen verwijt
van mag maken, dat dit voorstel aan de orde is
gekomer.; aangezien hij en zijne medestanders
de eerst voorgestelde heffing hebben verwor
pen. Zij hebben het dus aan zichzelf te wijten,
dat deze er nu is, aangezien men bemerkte,
dat het zonder eenige heffing, ter verzekering
van het eiigendomsredht der gemeente niet
gaan zou.
De heer HAMELINK noemt dat een onjuiste
voorstelling van zaken; hij was op principieele
gronden tegenstander der eerst voorgestelde
heffing, omdat de progressie volgens hem niet
ver genoeg ging, terwijl die niet verder bleek
door te voeren. Het gaat niet aan het hem
in de sohoenen te schuiven, dat hij nu zelf de
schuld zou zijndat er een nog slechtere hef
fing voor in de plaats zou komen. Men moet
ook niet uit het oog veiiiezen, dat aan deze
kwestie een historic is verbonden. De hef
fing voor aansluiting aan bet gemeenteriool,
vroeger eemvoudig bedoeld als een erkenning
van het eigendomsrecht der gemeente, is door
de elkaar opvolgende colleges van burgemees-
tei en wethouders van lieverlede opgevoerd
tot f 1 en later tot f 2,50. Men heeft daarvan
zoo zoetjes aan een bron van inkomsten van,
gemaakt en de raad heeft daarin geen erg ge
had. Nu betrof het in den laatsten tijid de
aamsluiting van kleine woningtjes. Het hoofd-
motief van, spreker, dat hij tegen de verorde
ning was, sproot voort uit de omstandi.gheid,
dat nu ook nog menschen zouden moeten be
talen doch via anderen op het gemeenteriool
zijn aangesloten en alzoo dubbele kosten zullen
hebben. Dat motief, dat toen ook door den
heer Verlinde in hoofdzaak tegen de verorde
ning is aangevoerd en dat tot hare verwerping
heeft geleid, bestaat oak bij deze regeling
nog. Alleen de beer Van Riet is naar later
bleek in dit opzieht van standpunt veranderd.
De heer VERLINDE, er op wijzende dat
feitelijk de bewoners het genot hebben van de
rioleering zou de belasting in plaats van op
de eigenaars willen verhalen op de bewoners.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat de
wet dit niet toelaat. Bij het wetsartikel. dat
deze heffing als gemeentelijk belastingobjeet
toelaat is alleen toegelaten, dat te verhalen
op de eigenaars der woningen.
De heer VERLINDE moet zich dan daarbij
neerleggen.
Bij art. 1 vraagt de heer COLSEN hoe het
gaan moet met lamdbouwers, van wie verschil
lenide buisjes van hun land in een gemeente-
sloot uitloopen. Hij kent een landbouwer van
wie 14 kannebuisjes het water in de sloot voe
ren. Moet die dan f 14 betalen
De VOORZITTER merkt op, dat de belasting
geheven wordt voor afvoer van het water van
de gebouwen.
Art. 1 wordt (aangenomen met 10 tegen 3
stemmen.
Voor stemmen de heeren Freriks, Colsen,
Van Dijke, Van Rieit, De Jager, Van Aken, D.
Scheele, Van Cadsand, Geelhoedt en R. Scheele;
tegen stemmen de jieeren Hamelink, Van Driel
en Verlinde.
Art. 2 wordt aangenomen met algemeene
stemmen.
Bij art. 3 stelt de heer HAMELINK voor de
heffing te herstellen van het oorspronkelijk
voorstel, alzoo 1, 2 en 3, naar gelang van
de geschatte huurwaarde.
De VOORZITTER zal art. 3 in stemming
brengen.
De heer HAMELINK brengt hem onder het
oog, dat toch volgens de gewone orde een
amendement op en artikel eerst in behandeling
moet komen, alvorems over het artikel zelf be
slist wordt.
De VOORZITTER beschouwt het artikel van
burgemeester en wethouders van verdere
strekking en brengt dit in stemming.
De heer HAMELINK verklaart bij een der-
gelijke behandeling maar niets meer te zullen
zeggen.
Het artikel wordt aangenomen met 10
tegen 3 stemmen.
Voor stemmen de heeren Freriks, Colsen,
Van Dijke, Van Riet, De Jager, Van Aken,
D. Scheele, Van Cadsand, Geelhoedt en R.
Scheele; tegen stemmen de heeren Hamelink,
Van Driel en Verlinde.
Artt. 4, 5 en 6 worden met algemeene stem-
men aangenomen.
De verordening in haar geheel wordt aange
nomen met 9 tegen 4 stemmen.
Voor stemmen de heeren Freriks, Van Dijke,
Van Riet, De Jager, Van Aken, D. Scheele,
Van Cadisand, Geelhoedt en R. Scheele; tegen
stemmen de heeren Colsen, Hamelink, Van
Driel en Verlinde.
De verordening op de invordering der belas
ting wordt aangenomen met algemeene stem-
men.
12. Beleening rentegevende stukken.
Burgemeester en wethouders, gezien, het
raadsbesluit van 17 Maart 1927, tot het aan-
gaan van eene geldleening groot 6900, af te
lossen in 30 jaren;
overwegende, dat de Nederlandsche Bank
dat bedrag kan leenen, door beleening bij die
bank van eenige rentegevende stukken der ge
meente tegen eene lagere rente, dan door an
deren bedongen wordt;
dat die bank daarvoor als waarborg eene
overwaarde verzoekt;
gelet op art. 194 der Gemeentewet;
stellen den raad voor te besluiten te belee-
nen, gedurenden een tijdvak van 30 jaren bij
de Nederlandsche Bank rentegevende stukken
tot een maximum bedrag van 9000, strekken-
de ter verkrijging van de gelden der in de
overwegingen van dit besluit genoemde lee-
ning ad 6900.
De heer D. SCHEELE zou gaarne zien, dat
toch eens goed onderzooht werd of dat nu zoo
moet.
De VOORZITTER merkt op, zooals hij reeds
vroeger ziede, dat gedeputeerde staten het zoo
wenschen.
De heer D. SCHEELE wijst er op, dat die
zich toch ook wel eens kunnen vergissen en hij
zou verder willen zien.
De VOORZITTER: Dien dan een desbe-
wust voorstel in, dan kunnen burgemeester en
wethouders daaraan handelen.
De heer GEELHOEDT begrijpt het bezwaar
niet, dat de heeren tegen deze regeling heb
ben, aangezien het, de voordeeligste manier
is en met de minste kosten gepaard gaat.
De VOORZITTER spreekt de hoop uit, dat
het te gelegenertijd tot genoegen der heeren
zal worden toegelicht.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
13. Conversie geldleening.
Burgemeester en wethouders gezien het
raadsbesluit van 6 April 1922, goedgekeurd
door gedeputeerde staten van Zeeland by hun
besluit van 21 April 1922, onder no. 48 A le
afdeeling, tot het aangaan eener geldleening
van f 41.800;
overwegende, dat die leening gesloten is
tegen eene jaarlijksche rente van 6
dat het blijkens het desbetreffemde leendngs-
contract tot 1 Augustus 1927 uitgesloten is
meer af te lossen dan de gewone jaarlijksche
aflossingen
dat de leening op dezen datum pro resto
36.575 groot is;
dat het in het financieel beJang der ge
meente is door conversie dder leening de ver
schuldigde rente terug te brengen tot eene
lagere
gelet op art. 136 en 194 der Gemeentewet;.
stellen voor te besluiten:
per 1 Augustus 19Z7 af te lossen het restant
der in de overwegingen van dit besluit om-
sohreven leening, en voor dit doel aan te
gaan eene geldleening, groot f 36.575 (zes en
dertig duizend vijf honderd vijf en zeventig
gulden), tegen een koers a pari, en eene jaar
lijksche rente van hoogstems 4.75 af te ios-
sen in 35 jaren en wel f 1045 per jaar, be-
houdens het recht der gemeente om tot ver-
vroegde aflossimg over te gaan;
en de rente eh aflossing te betalen uit de
gewone middelein der gemeente, zoo noodig
door ve.rhooging der plaatselijke belastingen.
Met algemeene stemmen wordt aldus be
sloten.
14. Aangaan eener rekening-courant-over-
eenkomst met de Boerenleenbank,
Burgemeester en wethouders geven het vol-
gende te kennen:
Telken jare komt het voor, dat de gemeente
eene kasgeldl eening moet sluiten. Bij uw be
sluit van 3 Febr. 1927, goedgekeurd door ge
deputeerde staten 11 Februari d. a. v. onder
No. 38, le afd., werd besloten tot het aan
gaan van eene kasgeldleening op loopende
rekening, groot 40.000. Ons is gebleken, dat
het onmogelijk is de over deze leening ver
schuldigde rente en aflossingen in de ge-
meente-rekening te verantwoorden. Wordt nu
eene rekening-courant-overeenkomst aange-
gaan, dan moet alleen of het crediet- of het
delbetsaldo geboekt worden, en wel aan. het
eind van het dienstjaar. Wij hebben te dezei
zake overleg gepleegd met het college van ge
deputeerde staten, welk college ons ook in
overweging gaf eene rekening-courant-over-
eenkomist te sluiten. Op gronid van het voren-
staande stellen wij U voor het volgende be
sluit te nemen, zoodat wij eene doorloopande
machtiging krijgen, om naar behoefte kasgeld
op te nemen, zoodat in de toekomst gec-n kas-
geldleeningen meer moeten worden aangegaan.
De raad der gemeente Ter Neuzen,
gehoord een voorstel van burgemeester en
wethouders,
besluit:
aan te gaan met de Codpeiatieve Boeren
leenbank te Ter Neuzen eene rekening-cou
rant-overeenkomst.
Het maximum van het op grond dezer over-
eenkomst door de Coop. Boerenleenbank in
rekening-courant te openen crediet zal, be-
houdens nader tusschen partijen ,voor zooveel
noodig na bekomen goedkeuring, overeen te
komen wijzigdngen bedragen veertig duizend
gulden 40.000).