Li
jiff
„Art. 3a. Leden van het Burgerlijk Armbe
stuur, die door dat bestuur bedeeld worden ten
behoeve van ziohzelf of hun gezin, houden van
af den eersten dag van bedeeling automatisoh
op lid van het armbestuur te zijn. Binnen drie
maanden zendt alsdan het armbestuur een aan-
beveling in overeenkamstig art. 1 van het
reglement.
Voorts stellen zij voor aan de subsidie aan
het Burgerlijk Armbestuur verleenid de voor-
waarde te moeten verbind-en, dat het maxi-
mumbedrag, dat aan een gezin wordt uitge-
keerd, zoowel in geld als in natura, met meer
mag bedragen dan 10 per week.
De heer VAN RIET danikt burgemeester en
wethouders, dat ze zijn voorstel hebben over-
gen omen. Hij acht het een pijnlijke geschie-
denis, dooh heeft niettemin gemeend dit te
moeten te berde brengen, omdat het een zaak
betreft, die toc-h in de gemeente leeft, zooals
versohillende dingen, die de rondte doen, en
waarvan het eene betrouwbaar is en het andere
niet. Dikwijls komt zoo iets niet tot uitwer-
king omdat er geen bewijzen zijn, doch dat is
in dit geval wel zoo.
Hij heeft zijn voorstel gedaan, omdat hij
meent, dat armlastige personen geen zegging-
schap behooren te hebben in een college waar
van zij zelf ondersteuning genieten. Vooral is
dat niet gewenscht in een college bestaande
uit zoo'n klein aantal leden, waarin juist een
stem zoo dikwijls den doorslag kan geven.
Ieder zal wel gevoelen, dat dit een bezwaar is.
Hij wijst er voorts op, dat een lid, dat na-
mens den gemeenteraad in dat college zirt, twee
verantwoordelijkheden heeft, nl. een als raad-
gever in het college, en een om onjuiste toe-
standen die daarin zouden voorkomen, te rap-
porteeren. Maar hoe denkt men er dan over j
vraagt spreker indien juist dat lid onder
steuning krijigt van het burgerlijk armbestuur
zelfs op tijdstippen dat hij werkt?
Hoe wordt de verhouding van zoo'n lid, dat
strijden moet voor een mansohwaardig lot van
zijn makkers, indien hij, werk of geen werk,
geregeld door het armbestuur worden onder-
Steund En dan doet zioh nog het geval voor,
dat dit niet plaats vond met medeweten van
het geheele armbestuur, dooh dat de vorige
voorzitter en de secretaris daar alleen weten-
de van waren. En stond die ondersteuning dan
nog op naam van dat lid, maar ook dit was
niet het geval, dat stond het geheele jaar door
op naam van zijn eahtgenoote. Hieruit Hijkt,
dat dit lid, dat in den raad tegenover zijn
medeleden verdedigde de werkloozen te steu-
nen door rechtstreeksohe steunuitkeering en
niet naar het armbestuur te zenden, langs een
adhterdeur van den ste-un van het armbestuur
genoot. Spreker meent, dat het niet aangaat,
dat op dergelijke wijze over de belastingpen-
ningen besehikt wordt, dat buitenom het be-
trokken college steun verleend wordt, aan wie
dan ook. En het is alleen door den volks-
monid, die daarvan iets bemerkt schijnt te heb
ben, dat het is uitgekomen-. Met spijt heeft
spreker het gebeurde vernomen. En dat het
betrokken lid ook zelf wel gevoeld heeft, dat
het een onrechtmatige steunverleening was,
blijkt wel daaruit, dat, zoodra het uitgekomen
is, het afhalen van die ondersteuning ook is
opgehouden. Hij -hoopt, dat de gemeente in
het vervolg zal gevrijwaard zijn voor derge
lijke pijnlijke toestanden.
te maken. Had men dan liever den tijd van zijn
aftreden afgewacht.
Aan dat lidmaatschap heoht hij niet zoo.
Denken de heeren soms, dat het daar zoo ge-
zeliig isIdler is spreker vertegenwoorddger
der S. D. A. B. Zou men niet denken, dat de
party hem ter verantwoording zou roepen, in
dien bleek, dat hij zijn positie als lid van het
armbestuur misbruikte om zichzelf te bevoor-
deelen? Toen had spreker voile bedeeling.
Thans loopt het nog over een melkbon ten
behoeve van een ziek kind; hij hoopt, dat ook
dit binnenkort tot een einde zai kunnen komen.
Indien de regeling moet worden, zooals de
heer Van Riet dat wenseht, zou het eenvoudig
worden een plutocratisehe regeering, zooals de
heer Domela Nieuwenihuis dat reeds beschreef
in zijn brochure hoe ons land geregeeid wordt,
d. w. z. een regeering van wemige rijken, dan
zou men alleen lid van het armbestuur kunnen
worden als men besehikt over een zak goud,
maar dan worden spreker en zijn kameraden'
uitgesloten, want als een werklooze 4 weken
per half jaar werkeloos is, moet hij bij het
armbestuur komen, aangezien hij een wadht-
week heeft door te maken en uit de werkloo-
zenkas met half jaar maar 3 weken uitkeering
krijigt.
En als men dan in die omstandigheden komt
te verkeeren, kan men beter uitroepen met den
ouden Joden Koning David, dat men beter kan
vail en in de handen van den levenden God dan
in die van de heeren Van Riet en consorben.
In de ure de-s gevaars, bij den oordeelsdag, zal
het uitkoinen, dat deze is een kleine Christen,
en spreker een grove Christen, dooh hij hoopt,
dat de Groote Ohristus hem humaner zal be-
handelen voor zijn ziel, dan hij thans de arbei-
ders lichamelijk beihandeld.
De heer HAMELINK merkt op, dat de heei
Van Riet het doet voorkomen, alsof iemand,
die werkt, niet in aanmerking zou kunnen ko
men voor ondersteuning vanwege het burger
lijk armbestuur. Kan hij zioh dan niet indenken
dat er in een gezin omstandigheden kunnen
voorkomen, dat, -ondanks de verddensten van
het hoofd van het gezin, ondersteuning van
wege het armbestuur moodzakelijk of ge
wenscht is? Spreker meent, dat de heer Van
Riet, alvorens dit ter sprake te brengen, zich
eens had behooren op de hoogte te stellen.
Men dieret toch ook rekening te houden met de
toestand en de grootte van het 'gezin. Hij
herinnert, dat door den voorzitter wel eens is
aangetoond, dat iemand met een groot gezin
eerst f 30 per week zou moeten verdienen,
am aangeslagen te worden voor de Inkom-
stenibelasting. Dat bedrag werd dus voor zoo'n
gezin nood-ig geacht voor eerste levenisbehoef-
ten. Het is dus bij de tegenwoordige verbou-
dingen wel te bagrijpen, dat iemand, ook al
werkt hij, armlastig kan worden. Hij gelooft,
dat de heer Van Driel het laatste jaar wel geen
900 zal verdiend hebben, en dat is heel wat
minder dan f 30 per week. Daarbij komt, dat
deze ook nog niet een van de me est begun-
nancieele positie in de maatschappij der voor-
stellers, die daardoor een belangrijke groep
van arbeiders voor dat werk uitschakelen, en
het hun onmogelijik maken medezeggingschap
te hebben in een baheer, dat hen en hun lot-
genooten zoo van nabij betreft. Misschien zou
dit voorstel niet gekomen zijn, als de betrok
ken e aan de andere zijde stond. Maar het is
juist van groot belang voor de steun noodig
hebben-den, dat er eens een andere strooming
in het armbestuur kwam en dat ze de men-
schen niet nog minder gingen geven.
Het voorstel is ecihter ingeimeen
De heer VAN RIET protesteert hiertegen;
hij wenseht zulke uitlatingen niet.
De VOORZITTER geeft te kennen, zelf wel
voor de leiding der vergadering te zullen zor-
gen.
De heer HAMELINK wil toegeven, dat zijn
uitdrukking misschien minder parlementair
was (hij zal eens nagaan of hij er in zijn
woordeniboek een ander w-oond voor vinden
kan), maar men moet hierbij in aanmerking
nemen, dat zijn oppositie in deze een college
geldt, dat zelf ook niet vrij uit gaat, terwijl
het voorstel bovendien inhoudt een afkeuring
van het geheele beleid van het burgerlijk arm
bestuur.
De heer VAN RIET vermeent, dat hij deze
zaak zoo kalm mogelijk in den raad heeft neer-
gelegd. Hij heeft met geduld geluisterd naar
hetgeen de heer Hamelink daartegen in het
midden bracht, dooh wanneer deze met derge
lijke uitlatingen aankomt, kan het niet uitblij-
ven dat er harde woorden vallen.
Door den heer Hamelink is gezegd, dat de
zaken van het armbestuur niet publiek bespro-
ken worden, doch het is juist de geste van de
leden der S. D. A. P. in dat college, zich op
het standpunt te stellen, dat volgens wet of
reglement die vergaderingen niet geheim zijn,
en ze zich daaraan ook niet blijken te houden,
zoodat andere leden, afkeerig van moeilijkhe-
den, soms mensohen moeten mijden, indien ze
in een of andere vergadering hebben meege-
werkt aan een uitspraak in hun nadeel, waar-
uit blijkt, dat de besprekingen en beslissingen
niet binmemskamers blijven.
Verder is spreker door den heer Hamelink
in deze voorgesteld als te spreken uit den mond
van het adres Markt 21, doch hij kan op zijn
woord van eer verzekeren, dat dit absoluut on-
juiist is. Hij heeft dit gehoord uit den mond
van Jan Publiek, dat zich zoo dikwijls met het
bespreken van versohillende zaken, ook van
ambtenaren, bezig houdt, en dat vooral aan de
brag plaats heeft. Zoo is aan spreker ook dit
uit den boezem van het volk aangebracht. Is
het niet verschrikkelijk, dat in het publiek
zulke verhalen loopen, dat men personen, die
in een of andere functie zit, besdhuldigt, daar
uit voordeelen ten eigen bate te halen. Dat zou
niet moeten plaats hebben. Omtrent de thans
door hem naar voren gebrachte feiten kreeg
hij echter zoodhnige inlichtingen, dat deze hem
aanleiding gaven tot een nader onderzoek,
stigde werklieden is om in aanmerking te j waarbij die, tot zijn leedwezen, werd en be-
komen om wat te verdienen. In elk geval, dat
is tegenwoordig, door de loonboekjes, precies
na te gaan. Als men nu aanneemt, dat de heei
Van Driel nog geen f 900 per jaar heeft ver
diend, en dat hij daarvan met z'n tienen moet
leven, kan men wel afleid'en, welk „bestaan"
dat zijn moet.
Indien de heer Van Riet een en ander eens
De heer COLSEN vimdt dit een zeer pijn- had overwogen, was hij wellicht niet zoo" uit
lijke Jcwestie en keurt het af, deze in open- den hoek gekomen.
bare zitting te bespreken; dat is een zaak andere
Er zullen ook nog wel
personen onidersteunid worden, wier
vestigd. Hij acht het geheel verkeerd, dat de
voorzitter, zonder medeweten van het college,
steun verleent aan een medelid. De tegenwoor
dige voorzitter heeft spreker hij herhaalt
dit hierover niet inigelicht. Meerdere per
sonen waren er echter mede bekend, en die
hebben het udtgebracht. Deze voorzitter wist
zelf van de zaak niets en is pas ingelioht toen
een onderzoek is ingesteld.
Alvorens er op in te gaan, heeft spreker het
zijn plieht geacht de feiten te onderzoeken,
Q-rmhod im v dnr,ij.J
heer Van Riet wel bekend zijn, dat, toen hier
het besluit werd genamen om de werkloozen-
uitkeering op te heffen en de werkloozen
naar het armbestuur te verwijzen, ook een
medelid dezer vergadering daardoor zou wor
den getroffen, en het was radicaler geweest,
am dan toen reeds de thans voorgestelde be-
paling in het reglement op te nemen; men
wist toen reeds wat volgen zou. Wat het laat
ste betreft, de uitkeering ook tijdens het lid
werk had, en de wijze waarop dit gesohiedde,
daar staat spreker buiten, dat moeten de
leden van het armbestuur voor hun rekening
nemen. Maar, zooals gezegd: liever had hij dit
in geheiime vergadering behandeld gezien, en
niet in dezen vorm.
Wat de vraag betreft, of het al of niet ge
wenscht is, dat een lid dat ondersteuning trekt
in het college mede verantwoordelijkheid
krijgt, daarover valt te spreken, men kan dat
zelfs uitbredden tot het zitting hebbend lid,
maar het laatste dat de heer Van Riet ter
sprake bracht, zou ihij van tafel willen nemen.
De heer VAN DRIEL merkt op, dat dit een
zaak is die hem aangaat. Hij is helaas twee-
maal door omstandigheden, onafhankelijk van
zijn wil, armlastig geworden. De tweede maal
toen hij buiten zijn wil door ziekte in zijn gezin
werd getroffen. Toen heeft hij den voorzitter
van het armbestuur gevraagd: hoe moet dat?
Deze heeft toen gemeend, dat het de beste weg
was, dit ten name van sprekers vrouw te doen
en de ondersteuning is ook aan het adres van
zijn vrouw verleend.
Men behoeft deze kwestie om zijnentwil niet
in geheime vergadering te bespreken; hij voor
zichzelf is zoo kleinzeerig niet.
Hij is in zijn leven nog eens armlastig ge
weest. 't Was in '21, toen de minister de uit
keering voor de werkloozen gedurende 3 weken
had stop gezet. Daar er geen werk was, kon-
den spreker en de met hem daardoor getrof
fen 42 andere personen met hun gezin toch
niet verhongeren? Het is toen ook de voor
zitter van het armlbestuur geweest, die hen
bulp heeft verleend.
Zijne benoeming tot lid van het armbestuur,
armbestuur dezen ondersteuning heeft ver
leend, ondanks hij werk had, is het daarmede
niet buiten haar boekj-e gegaan, daar het be-
voegd is, in bijzondere gevallen, buitengewone
maatregelen te nemen.
Spreker komt nu tot de vraag, of het wen-
tegemover de bungerij verantwoordelijk en heeft
daarom de vrijmoedigheid gehad dit hier aan-
hanig-ig te maken.
De heer HAMELINK moet constateeren, dat
de heer Van Riet niet heeft geantwoord op
zijn vraag, of hij het vreemd vindt, dat iemand
ook wel zou hebben meegedeeld ter plaatse
waar dat fchuis beihoorde, doch dat hij boven
dien zich niet kon indenken, dat het mogelijk
zou zijn op een bedrag van 1157 f 1000 te
verduisteren. Hy haalt dit aan, om aan te
toonen, dat het degenen, die zoo iets vertellen,
niet tot eer strekt. Zoo iets kan alleen gezegd
zijn door een persoonlijken vijand, of door een
dronken kerel.
Hij veroniderstelt dit zelfs nog niet van den
heer Van Riet, dat deze hier een daad zou
verrichten in strijd met zyn eigen eer, al is
het ook, dat zijn optreden aan bedenking onder-
hevig is, dioeh deze brengt hier de zaken te
berde zooals hy die zelf ziet.
De heer VAN RIET merkt op, thans nog te
moeten antwoorden op de vraag van den heer
Hamelink, en verklaart, dat hij er niets
vreemds in vindt, diat iemand, die werkt, toch
dioor het burgerlijk armbestuur wordt bedeeld,
muardat dan het geheele college daarvan
kennis moet dragen.
De heer VAN DRIEL: Dat heeft buiten myn
wetem plaats gehad en zoodra ik het wist, heb
ik daaraan ook een eind gemaakt.
De heer VAN RIET: Maar het is toch voor-
gekomen, en daartegen was myn bezwaar ge-
richt.
De heer HAMELINK: Dat bezwaar behoort
dan gericht tegen het geheele bestuur.
De heer COLSEN kan niet aannemen, dat in
het burgerlijk armbestuur de leden door een
man zouden word-en overwimpeld. Hij vindt het
juist goed, dat er iemand van de werklieden
in zit, omdat deze in verschillende gevallen
kan dienen als vraagbaak. Hij vraagt, of, in
dien dit voorstel wordt aangenomen, de heer
Van Driel zij.n antslag zou maete-n nemen.
De VOORZITTER merkt op, dat hij, onder-
steund wordende, automatisoh zou ophouden
lid van dat college te zijn.
De heer VERLINDE merkt op, dat vroe-ger
aan zulke omstandigheden niet werd gedaoht en
dat daaraan ook niet gedaoht is toen de heer
Van Driel tot lid van het burgerlijk armbe-
situur benoemd werd. Het staat echter vast,
dat, als de regeling wordt aangenomen, die
categorie geheel wordt uitgesloten, daar alle
werklieden er tegenwoordig aan bloot staan
werkloos, en daardoor te eeniger tjjd armlas
tig, te worden. Aanigezien hij het toch nuttig
acht, dat er een werkman in zit, kan hij aan
het voorstel zijn stem niet geven.
De hear D. SCHEELE geeft toe, dat men
zulks erg conservatief kan noemen, maar hij
meent toch, dat het voor iemand wiens om
standigheden zijn als die van den heer Van
Driel, beter is, dat -hij geen deel maakt van
het armbestuur. Hij wil aan diens eerlijkhedd
allerminst twijfelen, maar hij staat toch ni§t
geheel vrij, en het zou hem dikwijls in moei-
lijkheden kunnen brengen, indien hij in ver
sohillende gevallen bij beslissingen over per
sonen geroepen wordt -den door slag te geven.
Het was misschien beter geweest, dat de
raad, toen genoemde beer aftrad, hieraan had
gedacht. Waar het iets -betrof dat hem zelf
gold, had hij het zeer gemakkelijk kunnen ma
ken, en weggaan. En wat betreft de wensche-
lijikheid, dat er iemand uit die kringen be-
noem-d wordt, misschien is er toch ander de
S. D. A. P. wel iemand te vinden, voor wien
het gevaar, dat den heer Van Driel overkomen
is, niet te du-chten is. En als er nu iemand
anders van- zijn partij benoemd wordt, zou dat
dan toch even goed zijn als wanneer er een
arbeider zat. Hij gevoelt het echter ook als
een pijnlijke gesohiedenis en vraagt of de -heer
Van Riet niet op zij-n verzoek zou kunnen te-
rug komen. Hij vraagt ook, of er geen com-
promis gesloten zou kunnen worden, op dat men
tot een goede oplossing komt? Het komt in Q
den raad ook wel eerns voor, dat er over een achtte dat dit zonder nadeel voor de gemeente
oij vooi'komende openbare of ond-erhanclsche
aanbestedingen van bouwmaterialen der ge
meente Ter Neuzen, door inschrijving mede
te dingen en ook gaarne zou willen over-gaan
tot het leveren van hetgeen haar door de
gemeente wordt opgedragen;
dat, waar artikel 24 der Gem-eentewet in
de 3de aLinea, den raadsledeti ver-biedt, mid-
dellijik of onmiddellijk deel te nemen o.a. aan
leveringen of aannemingen ten behoeve der
gemeente, de gedachte is geop-perd, of het
bekleeden van bet amibt van commissaris van
een tweetal raad-sleden hiervoo-r geen belet-
sel zijn zou;
dat de Vennootschap, die in geen geval de
zetels der genoemde heeren zou willen in ge
vaar brengen, daarom gaarne Uw gevoelen
zou wenschen in te winnen, eer tot eenige
levering aan de gemeente wordt overgegaan.
Redenen, waarom adressante Uw college
beleefd verzoekt haar te willen mediedeelen
of de leveringen zonder bezwaar aan de be-
doelde gemeente zou kunnen geschieden.
Daarop is door gedeputeerde staten het vol-
gende geantwoord
Zooals U uit het in afschrift bijigevoegde
adre-s zal blijken, is ons de vraag gesteld,
of het verbod van art. 24 der Gemeenteiwet
toepasselijk is op raadsleden, die optreden
als -comimissarisse,n van een Naamlooze Ven
nootschap, welke deel neemt aan leveringen
of aanne-mingen ten- behoeve der gemeente.
Uit de bijfgevoegde Statuten dde-r vennoot
schap blijkt, dat aan den Directeur de ge
heele exp-loitati-e van het bedrijf is opgedra
gen en dat de comma ss-arissen alleen toezicht
uitoefen-en op dien Directeur door control®
van de boekon en van de aanwezige waar-
den.
Het komt ons, op grond van een en ander
voor, dat de commissarissen hoewel ge-
deeltelij-k in de zaak betrokken, toch niet
kunnen geacht worden en in den zin van
art. 24 der Geimeentewet middeUijk deel te
nemen aan door die vennootschap gedane
leveringen.
Wy hebben de eer U te verzoeken de
adressanten namens ons dienovereenkomstig
in te liehten.
Spreker meent, dat -het niet noodig is, daar
aan iets toe te voegen, en dat hij in deze ge
heel vry uit gaat.
De heer HAMELINK uit zijn spy't, dat <Je
heer De Jager door deze bespreking genood-
zaakt is geweest, om nog ter vergadering te
komen. De besprekingen hebben er echter on
danks spreker, aanleiding toe gegeven.
Naar aanleiding van den voorgelezen brief
van gedeputeerde staten meent hij echter toch
nog iets te moeten zeggen. Hij heeft er wel
degelijk op gewezen, dat, mage er, door den
vorm waarin die levering aan de gemeente ge-
sohied geen wettelijk bezwaar zijn, er toch ook
nog een moreelen kanit aan is, en dat, waar
burgemeester en wethouders met den heer Van
Riet meenen, dat het niet toelaatbaar is, dat
een door het Burgerlijk Armbestuur onder-
steund lid van dat college is, er toch voor een
commissaris eener naamlooze vennootschap,
tevens wetihouder der gemeente, wel eens
moeilij-ke oogenblikken kunnen voorkomen, als
hy bij het tot stand komen van transacties en
de utvoering der levering de niet steeds met
elkaar parallel loopende belangen van twee
p-artijen moet behartigen. De positie van een
wetihouder, die vo-or d-e gemeente met een uit-
voerende m-acht is bekleed, is daarin nog heel
anders dan die van een raad-slid. En waar de
heer De Jager aanhaalt, dat men er van wege
j de gemeente niet meer buiten kon met de
j n-aamlooze vennootschap zaken te doen, en hij
toen voor ziohzelf er geen bezwaar m zag en
J} nniri a. y l o h rlnrf- rron r) rv-v» -n r» n.til i
sohelijk is, dat een bedeel-d-e lid is van he-t bur- die werk heeft, door het burgerlijk armbestuur
gerlijk armbestuur.
Met -zijn ten deze u-itgedru-kt verlangen,
geeft de heer Van Riet blijk, niet de minste
notie te hebben van organisatorisch besef. Hij
verwacht van zoodanig lidmaatschap, dat het
betrokken lid zo-u trachten van zijne medeleden
een bevoorrechting te krijgen. Indien zulks het
geval bleek, zou spreker zich daartegen ver-
zetten omdat z-ulks ongepast zou zijn, maar hij
meent, dat het evenmin aangaat een lid, die
in d-e -terrnen valt van ondersteuning, tekort te
doen omdat hij lid is.
Spreker ziet foo-vendien in heel deze kwestie
niets anders dan dat de heer Van Riet die heeft
aangegrepen om een lid van het burgerlijk
armbestuur, dat bij bepaalde personen van dat
college minder welgevallg is, te treffen. Het
was bekend, dat de begrooting van het bur
gerlijk armbestuur en wat daarmee samen-
hangt, diltmaal bijizonder onder de loupe zou
worden genomen en -hij beschouwt den heer
Van Riet, hier nie-t anders dan den loud-speakei
van Markt 21.
Vervolgens wil spreker het hebben over het
stand-punt der heeren wethouders, in verbaml
met dit onderwerp, en de artt. 24 en 46 der
Gemeentewet. Toen die wet werd vasitgesteld,
had-den we n-og geen maatschap-pelijke inrich-
tingen zooals tegenwoordig en zullen ook wel
andere opvaittin-g-en hebben geheerscbt. Toen
ondersteund wordt.
Verder verwijt deze aan spreker en zij-n
fractie, dat zij wel eens iets weten uit de ver
gaderingen van het burgerlijk armbestuur,
m-aar hoe weat hij dan zelf, dat deze beslis
singen genomen worden waarbij juist de stem
van -het ondersteuning genietend lid de besli-s-
s-ing geeft?
De heer VAN RIET: Ik heb niet gezegd, dat
dit vo-or korn-t, doch dat het kan voor komen
De heer HAMELINK is eigemlijk over den
heer Van Riet niet verwonderd, hij verwacht
daar alias van. Is het iets vreemd-s, dat iemand
die werkt, door het armbestuur wordt onder
steund? Moet zoo iemand niet geholpen wor
den, ind-i-en hij, ond-ank-s zij-n werken, door om-
sta-ndiigheden niet in- den oogen-blilckelijken
nood van zijn gezin kan voorzien? Hij meenit
oc-k, dat hij er aan sprekers fraotie -geen ver
wijt van moet maken, dat ze -wel eens iets van
de behandeling der zaken in het armbestuur
weten. De heer Van Riet weet er toch zelf
ook wel eens iets van? Spreker heeft dat reeds
aangetoond door de bewaring van den heer
Van Riet over de sternmenverhouiding. Spreker
weet ook niet zegt hij of onze mensohen
daar zoo bar optreden als de heer Van Riet
dat hier doet voorkomen, maar als hij d-aar-
i omtrent iets weet m-oet hem dit toch ook uit
de vergaderingen van ihet armbestuur zijn mee-
ken-de men nog niet kooplieden met het karak- gede-eld. Hij had echter moeten aantoonen, dat
ter eener naamlooze vennootschap, dat tegen
woordig meer en meer wordt toegepast, en
waardoor handelingen kunnen voor komen, die
feitelijk gesc-hdeden tegen de bedoeling van de
aangehaal-de artikels der Gemeentewet, al mo-
gen ze dan volgens den letter niet te achter-
halen zijn. Er bestaan echter ook moreele wet-
ten. En dan vraagt spreker of het, de wetsbe-
nadat de heer Van Cadsand daarvoor had be- j palingen in aanmerking genamen, niet in strijd bevoorrecht.
er, door de verhouding waarin het ondersteu-
i ning genri-etend lid van het armbestuur tot dat
i college stond, iets onbillijks zou zij-n geschied.
Een fouit is het geweest, dat de ondersteuning
j niet stond ten name v-an dait lid, d-ooh dat was
een admin-istratieve fout. Er is echter niet
aangetoond, dat diens gezi-n onreahtmatig
-teun ontving en daardoor boven anderen werd
dan-kt, is wel als een incident eel geval te be-
sohouwen, en hij heeft het aanvaard, ofschoon
hij wist in een bijzondere positie daar te
komen. Hem is toen ook wel eens door ande
ren toegevoagdje zult het daar hard te ver-
antwoorden hebben.
Hij wil verklaren, dat hij in het college zeer
fatsoenlijk is behandeld. Hij heeft het er goed
kunnen vinden. Spreker is niet lastig en hij
meent, dat uit zijn optreden als zoodanig is
bewezen, dat een armlastig-e zeer goed kan
zijn lid van den raad en van dat college. Hij
versohilt hieromtrent van opvatting met bur-
met de moraal is, -dat voortdurend aan de ge
meente geleverd wordt door een naamlooze
vennootschap, waarbij een der wethouders een
ieidende positie inneem-t. Het -spijt hem, dat de
heer De Jager thans niet meer aanwezig is,
nu hij dit bespreken moet, maar de vraag is
toch te stellen of bij die leveringen de positie
van den wethouder der gemeente ook niet eens
in strij-d kan komen met die van den commis
saris der ve-nnootsdhap.
Met het oog op den tweed-en wethouder wijst
hij er op, dat -daze naar den letter der wet niet
zou mogen leveren aan het openbaar onderwijs,
gemeester en weith-ouders en den heer Van maar of dat moreel niet even-zoo behoort te
Riet. Als gevolg van een compromis tussche-n
Minister Cort van der Linden en onzen vriend
Troelstr^. werd aan man-nen en vrouwen het
actieve en het pas-sieve kiesrecht verleend,
onafhan-kelijk van hun maatschappelijfce po
sitie. Ieder, die dus wegens dronkensehap of
andere mind-erwaardige red-em niet i>s uitge
sloten, is verkies-baar. Hij acht d-at ook geen
bezwaar, omdat mensohein uit zij-n krin-g in
sommige practische z-aken wellicht een vlug-
ger kijk hebben- dan veel anderen.
Toen spreker aanvankelijk benoemd werd,
heeft hij bedankt, doch toen hij in de oppositie
kwam, heeft hij gemeend de benoeming te
moeten aan-vaardem, en zoo is hij lid van het
burgerlijk armbestuur geiworden.
Hij is nog een keer op zijn eigen naam be
deeld gew-ordem. Toen hij afgetreden is, bad de
raad een ander in zijn plaats -kunnen kiezen.
De raad is vrij, wie hij nemen wil. Hij heeft
zichzelf niet helpen -herkiezen, doch bianco
gestemd. Dat is zijn opvatting van het actieve
kiesrecht. Hij begrijpt niet, hoe men er op dit
tijdistip toe ko-mt, nu die wy-zigin-g aanhan-gig
zijn ten opzichte van -het bijzonder onderwij-s,
t aangezien dit toch ook uit de openbare kas ge-
subsddieerd wordt.
Hoe denken de (heeren wethouders over een
levering aan het burgerlijk armbestuur door
een ondergesehikte van den tweeden wethou
der, welke bediende zelf geen handel drijft
doch -met artikelem, waarvan de herkomst niet
twijfelaohtig is, gaat vemten, vermoedelijk om
zij-n positie te verbeteren?
Achten zij dat alles geoorloofd, en keurem
zij dan de verhouding van een ondersteunde
als lid van het burgerlijk armbestuur af
Een lid dezer vergadering is daarop geval
len. Spreker acht het echter een verouderde
gedachte, dat iemand, die deel maakt van het
armbestuur, daarvan zelf -geen ondersteuning
zou mogen genieten. Hij vindt in de Armen-
wet geen e-nkel artikel, dat zich daarover aldus
uitspreekt. De wet laat dit over aan de eer-
lyike opvatting van het armbestuur. En als dit
wettelijk geen bezwaar is,, dan is dit ook mo
reel niet het geval. De indiening van dit voor
stel is een misbrulk maken van de betere fi-
Het is toch niet de taak van een raad-slid om
zi-ch te gaan -gelegen- laten liggen aan alle
praatjes die aan de brag worden verteld
Zulke praatjes kunnen ook een gevolg zyn
van afgunst. En als men lid is van een of
ander college of bestuur, dan krijigt men on-
willekeurig wel eens iets n-aar het hoofd.
Spreker gelooft nog, dat het een organisa-
torisehe fout is van den heer Van Riet, wan
neer hij het een fout beschouwt, idat een ond-er-
steunde deel maakt van het armbestuur. Door
bet aanhangige voorstel uit te lokken, m-oet
hij het toch niet -daarheen trachten te sturen,
dat een werkman onmogelijk deel van dat col-
lege kan maken? En wanneer hij dat aanhan-
gig maakt op de manier waarop dat hier ge
schied is, maakt hij misbrulk van zijn positie.
Hoe zou de heer Van Riet er over denken, als
I zijn belangen zelf zouden moeten worden be-
j hartigd? Het gemeente-program van de Ch-ris-
S telijk Hist-orische partij is toch ook gebaseerd
op gemeenschappelijk overleg? Dat zou toch
belanig van een medelid moet besloten word-em.
Dan hebben de betrokken leden geen rec-ht tot
medestemmen.
De heer HAMELINK: Als het gaat over een
stukje grond koopen, mag een lid over zijn I
eigen verzoek ook niet meestemmen. Hier be- I
I treft het een uitkeering. 1
De h-eer DE JAGER komt ter vergadering.
De heer D. SCHEELE wijst er op, dat het i
voorstel gaat over een heele categorie men
sohen, imaar hy acht het moeilyk indien een
zelf ondersteunde een Ibesli-ssende stem heeft
uit te brengen. Komt er een ander lid van de
S. D. A. P. dan zullen de belangen der arbei
ders even goed verdeddgd worden.
De VOORZITTER deel-t mede, dat burge
meester en wethouders het standpunt hebben
ingen-omen, dat ze niet ko-nden ontkomen
aan een uitspraak in deze. Zij waren van de
feiten niet volledig op de hoogte. Hij wijst er
verder op, dat den leden van -het burgerlijk
armbestuur omtrent de beraad-slagingen in
hunme vergadering geen geheimhouding wordt
opgelegd. In den concreten vorm, zooals het
hier naar voren is gebracht, waren burgemees
ter en wethouders niet op de hoogte, maar nu
daarop door een raadslid ide aandacht is- ge-
vestdgd, moest het aan de orde worden gesteld.
Naar aanleiding van de opmerkingen van
den heer Hamelink over het commissariaat van
den heer De Jager bij de N. V. Bouwmateria
len „De Hoop", merkt hij op, dat aan dezen
jaren geleden door gedeputeerde staten reeds
dedharge is verleend, als zijnde dit geen be
zwaar voor leveringen aan de gemeente dooi
„De Hoop". Dooh misschien wil de heer De
Jager, die weder ter vergadering is gekomen,
en die hij omtrent den loop der besprekingen
heeft ingelidht, hieromtrent n-aidere m-ededee-
lingen doen.
De heer DE JAGER deelt mede, dat in
1911 is op-gericht. de naamlooze vennootschap
Bouwm-aterialen-h. „De Hoop", en dat aan spre
ker en wijlen den heer A. Visser een commis- I
sariaat daarvan werd opgedragen. Laat-s-tge-
noemid-e was w-ethouder en spreker raadslid. j
Bij die benoeming en het aaiwaarden der func-
tie werd overwogen, dat d-e omstandigheden
er wel eens toe zouden kunnen leiden, dat ook j
aan de gemeente Ter Neuzen geleverd werd.
Dooh in verband met de verhouding waarin de ;-
heer Visser en spreker tot de gemeente ston- j
dien, dat naar men meende daarvoor een be- -
zwaar kon zijn, werd contractu eel vastgelegd, i
dat d-e directeur in geen geval leveringen j
mocht doen aan de gemeente Ter Neuzen. Dit
heeft geduurd tot er een toestand ontstond, -
dat men er niet meer van tussohen kc-n, d-a-t
de gemeente met de naamlooze vennootschap i
z-a-ken zou moeten doen. Alvorens dat tot uit-
voering kwam, hebben spreker -en de heer Vis
ser zich vergewist, of daaruit naar het oord-eel
van gedeputeerde staten van Zeeland, -moei-
lijkhede-n konden voortspruiten in verband met
de door den (heer Hamelink aan-gehaalde be-
hieibij ook kunnen worden aangevoerd Er is palingen der Gemeentewet.
toch niets onbillijks in gelegen, dat mensohen,
over wier wel en wee beslist wordt, daarover
ook zelf eenige zaggingschap hebben? In d-it
geval zou -het er alleen zijn nut hebben om aan
de mensohen, die het zelf iets beter he-b-ben,
aan te toonen hoe weinig je van f 5 per week
kunt koopen.
De he-er VAN DRIEL haalt, in verband met
d-eze bespreking, nog aan, dat hij den wacht-
meester der marechaussee Cam-bier bij zich
kreeg, die inlichtingen kwam vragen over een
zekere fraude, die door een amJbteraaar z-ou ge-
pleegd zijn. Hij heeft dezen geantwoord, dat
hem daarover niets bekend was en dat hij,
indien hij er iets van wist, niet zou nalaten
die inlichtingen te geven, maar die bovendien
Dit is igeschi-ed bij het volgende adres:
Geeft eerbiedig te kennen de Naamlooze
Vennootschap Neuzensche handel in bouw
materialen, kalkblusscherij, cementijzer en
bouwmaterialenfabricage, enz. „De Hoop"
te Ter Neuzen.
dat, zooals uit art. 12 der hier bijgaandte
S-tatuiten van d-e genoemde Vennootschap
blijkt, als commissarissen zijn opgetreden
de heeren Jan Jacobus de Jager en Adriaan
Visser, beiden leden van den Raad der ge
meente Ter Neuzen.
d-at blijkens art. 21 dier Sta+ut-p-n He com
missarissen een aandeel genieten in de evetn-
tueel -te maken winst;
dat -de Vennootschap het voor-nemen heeft
kon geschieden, ondanks zyn verhouding met
beiden, dan moet hij oo-k hetzelfde vertrouwen
hebben in een ander en geen bezwaar maken
dat iemand, die d-aar uit anderen hoofde belang
bij heeft, deel maakt van het Burgerlijk Arm
bestuur.
De VOORZ-ITTER merkt op, dat d-it wel wat
tp muggenzifterij lij-kt.
D-e heer HAMELINKMen kan de zaken
toch niet steeds- intern houden.
De VOORZITTER: De heer De Jager wordt
opzettelijk in versChill-end-e z-aken niet ge-
men-gd.
De heer HAMELINK: D-at kunt u mij niet
wijs maken: burgemeester en wethouders zij-n
voor de gemeente toch de uitvoerende madht.
De heer DE JAGER: De heer Visser was
todh ook wethouder?
De heer HAMELINK: Het moet al een zeer
hoog staand mensch zyn, die zyn eigen belan-
g-en voor die der gemeenschap zal achter-
stellen.
De VOORZITTER kan verzekeren, dat van
de zijde van den heer De Jager steeds met
groote angstvalliigheid alles wordt vemedan,
wat naar eenigen imvloed zou zweemen op het
drijven van zaken met „De Hoop".
De heer HAMELINK merkt op, ook in het
geheel geen aanmerking op den heer De
Jager te hebben gemaakt.
De VOORZITTER: De zaak is geheel in het
reine, er is geen wettelijk bezw-aar.
De heer VAN AKEN merkt op, dat ook hij
in het geding is -gebracht, en wyst er op, dat
er zijnerzijids tegen leveringen aan de byzon-
dere Hervorm-cle -school geen bezwaar kan zijn.
Het is een particuliere vereeniging, maar bo
vendien kan hij op de prijzen, die officieel zrjn
vastgestel-d, geen invloed uitoefenen. En wat
de levering van zijn knedht aan het Burgerlijk
Armlbestuur betreft, dat zit zoo: een knecht
van -spreker had weinig werk. Hij heeft toen op
verschillende plaaitsen aangeklopt, om voor
levering van een of ander in aanmerking te
kunAen komen. Hij dreef die -handel voor eigen
rekening. Z-oo schijnt hij ook gekomen te zijn
bij den secretaris van het Burgerlijk Armbe
stuur, die van hem iets fcooht. Die artikel en
zullen wel bij spreker zijn gehaald, maar hij
heeft niet gevraagd waar een en ander ver-
k-ocht we-rd.
De heer GEELHOEDT merkt op, dat het een
heel pemibele zaak is geworden. Aanvankelijk
voelde spreker ook, dat er bezwaren tegen de
verhouding van een i-ld van het Burgerlijk
Armbestuur, tevens bedeelde, konden zij-n.
Waar de heer Van Driel echter zoo onomwon-
den omtrent een en ander een verklaring heeft
afgelegd, en op eerlijke wijze alias heeft mee
gedeeld, zou hij de vraag will en stellen: is het
nu we noodig de wijziging der verordening nog
in stemming te brengen. Is er geen compro
mis te vinden, w-aardoor -ddt ov-erbodig wordt
en de heer Van Driel, als eenmaal zijn tijd om
af te treden gekomen is, in de gelegehheid
stellen: ik dank de heeren voor het vertrou
wen, maar wensch niet verder in aanmerkimg-
te komen. Op die manier wa-s de zaak op te
los-sen en kon dit voorstel worden aangehouden.
De VOORZITTER meent, dat de raad nu
maar door den zuren appel zal moeten heen-
bijten en een beslissing nemen.
Het voorstel van burgemeester en wethou
ders wordt aangenom-en met 7 tegen 5 stem-
men en 1 onthouiding.
Voor s-temmen de heeren Van Aken, D.
Scheele, Van Oad-samd Freriks, Van Dijke, Van
Riet en De Jager; te-gen stem-men de heeren
Geelhoedt, R. Scheele, Verlinde, Colsan en
Hamelink; de heer Van Driel onthoudt zich
van -stem-men.
(Zie verder het Eerste Blad.)