Pur©! bi| Zonnebrarid - Sfukloopen GEMEENTERAAD VAN TER NEUZEN. INGEZONDEN MEDEDEELINflIN, E 5 E 5' B" E B o a. Vergadering van Donderdag 20 Med 1926, des namiddags 2 uur. Voorzitter, de heer J. Huizinga, burge meester. Tegenwoordig de leden: J. J. de Jager, D. van Aken, D. acneele, van Gadsand, L. J. Geeihoedt, R. Soheele, C. A. Verlinde, H. J. Coisen, N. A. Hamennk, l,. J van Uriel, i;. N. van injke, en J. van K.et. Aiwezig de heer E. Freriks. Lit vOo-ttzAi TER cpent ae vergadering en Stelt a..u ae orde: 1. Notulert. Het vaststellen van de notulen der vergade- (ing van 22 April en die van 4 Mei 1.1. wordt tangehouden, aangezien deze nog niet in druk zijn versehenen. 2 ingekomen stukken. a. De rekening van het Burgerlijk Armbe- stuur over den dienst 1925. De ontvangsten hebben bedragen f 23.002,06, de ultgaven f 22.339,91 het goed slot 662,14%. Burgemeester en wethouders stellen voor dezo rekening goed te keuren. Met algemeene stemmen wordt aldus be- sloten. b. de rekening der Gezonid'heidscommissie wier zetel is gevestigd te Ter Neuzen, over den dienst 1925. De ontvangsten hebben bedragen f 2771,59, de uitgaven 1267,53, goed slot f 1504,06. Burgemeester en wethouders stellen voor deze rekening 'goed te keuren. Met algemeene stemmen wordt aldus be- sloten. c. Het raadsbesluit van 22 April 1926, tot het aangaan van eene kasgeldleening groot f 40.000, voorzien van het bewijs der goedkeu- ring door gedeputeerde staten. Aangenomen voor kennisgeving. d. Het raadslbesluit van 22 April 1926, tot verkoop van een stukje gemeentegrond aan J. A. de Lege, voorzien van het bewijs der goed keuring door gedeputeerde staten. Aangenomen voor kennisgeving. e. Het raadsbesluit van 22 April 1926, tot vaststelling van een rooilijn te Driewegen, voorzien van het bewijs der goedkeuring door gedeputeerde staten. Aangenomen voor kennisgeving. f. Het raadsbesluit van 22 April 1926, tot vaststelling van een rooilijn te Sluiskil, voor zien van het bewijs der goedkeuring door ge deputeerde staten. Aangenomen voor kennisgeving. g. Het raadsbesluit van 22 April 1926, tot aangaan van eene geldleening, groot 107,250, voorzien van het bewijs der goedkeuring door gedeputeerde staten. Aangenomen voor kennisgeving. h. Het raadsbesluit van 4 Mei 1926, tot wijziging der begrooting voor 1926, voorzien van het bewijs der goedkeuring door gedepu teerde staten. Aangenomen voor kennisgeving. i. Het raadsbesluit van 4 Mei 1926, tot het aangaan eener geldleening groot f 6000, voor zien van het bewijs der goedkeuring door gede puteerde staten. Aangenomen voor kennisgeving. j. Een adres van R. Visser, waarin deze naar aanjeiddng van het raadsbesluit van 4 Mei 1926, thans verzoekt, aan hem te willen ver- koopen naast het gebouw van de Z. V. T. M. aan de Seheldekade een perceel grond, ter breedte van 7 en volgens opgaaf ter diepte van 26-"M. voor den prijs van 10 per vierkanten meter, onder voorwaarde, dat er een aohteruit- gang blijft naar de Nieuwstraat. Burgemeester en wethouders stellen voor aan adressant den gevraagden grond te ver- koopen, onder voorwaarde: 1°. dat als koopsom f 10 per M2. moet wor- den betaald; 2°. de kosten voor levering van het gekoch- te voor rekening' van den kooper komen; 3C. de op het verkoohte vallende belastin- gen komen van af '1 Januari 1927 eveneens voor rekening van den kooper; 4°. de levering van den grond moet binnen due maanden te rekenen van den dag der ver- eisehte goedkeuring van dit besluit geeischt word en; 5°. het gekochte moet worden bestemd voor den bouw van eene woning met fcoveniwoonver- j vertrekken, ingericht volgens de desbetreffen- j de bepalingen der bouwverordeningen; 6°. een uitgang moet worden verleend ach- ter het perceel over gemeentegrond naar de Nieuwstraat, ter breedte van ruim 1 meter tot de grens van het rijkseigendom. Het voorstel wordt aangenomen met alge meene stemmen. k. De begrooting der Gezondheidscommissie wier zetel is gevestigd te Ter Neuzen, voor den dienst 1927, op een eindcijfer van 2490,02. Berekerad a 2 cent per hoofd is de bijdrage van deze gemeente uitgetrokken op f 200,98. Deze begrooting wordt, overeenkomstg het voorstel van burgemeester en wethouders goed- gekeurd, om er rekening mede te houden bij de vaststelling der gemeentebegrooting. 1. Een schrijven van gedeputeerde staten van Zeeland, d.d. 30 April 1926, luidende als volgt: Het is ons voorgekomen, dat de jaarwedden- regelingen van de burgemeesters, secretaris- sen, ontvangers en wethouders der gemeenten die verschillende bases hebben, waarop zij zijn opgebouwd en vastgesteld in de prak- tijk aanleiding hebben gegeven tot ongelijk- heid in uitvoering en toepassing. Het schijnt ons daarom gewenscht, eene uni- forme regeling voor wat betreft bovengenoem- de titularissen in het leven te roepen, op den voet als hierachter wordt aangegeven, waarbij de jaarwedden worden geregeld naar het be volkingscijfer. Eene uitzondering kan alleen worden ge- maakt ten aanzien van enkele gemeenten, die naar het oordeel van den raad of van ons col lege, door hare bijzondere omstandigheden daarvoor in aanmerking komen. Daar het ons voorkomt, dat het gemeentelij- ke budget geen zuivere maatstaf is voor de be- rekening van de ontvangers-jaarwedden, is dat standpunt thans door ons verlaten en achten wij het gewenscht, die categorie van ambtena- ren ook te bezoldigen naar het bevolkings- cijfer. Eveneens achten wij het gewenscht, om in- zake de toepassing van den cumulatieaftrek gelijkvormigheid en billijkheid te brengen, in dier voege, dat bij samenvoeging der betrek- kingen de jaarwedde van de hoogstbezoldigde betrekking onaangetast blijft, terwijl de kor- ting alleen wordt toegepast op de tweede en volgende betrekkingen. Voorts zijn wij thans van oordeel, dat dienst- jareri, in eene of andere gemeente des Rijks doorgebracht, derhalve ongeaoht het bevol- kingscijfer, voor de berekening der jaarwedde moet meetellen. Wij verzoeken u overeenkomstig de bepalin gen der Gemeentewet, den raad omtrent deze concept-regeling te hooren en ons zijn ge- voelen voor 1 Juli 1926 mede te deelen. Is op dien datum geen bericht ontvangen. i dan wordt geacht, dat de raad met de voorge- steide regeling instemt. Ten slotte noodigen wij u uit, om bij uw I antwoord een exemplaar van de bijgevoegde staten, zoo volledig mogelijk toegelicht, terug te zenden. Het is de bedoeling, dat de nieuwe regeling zal ingaan voor de wethouders met 1 Septem ber 1927. Concept-besluit Gedeputeerde Staten van Zeeland, overwegende^ dat het wensohelijk is geble- ken, de jaarwedden van de burgemeesters, se cretarissen, ontvangers, en wethouders aan eene herziening te onderwerpen en overeen komstig dezelfde beginselen vast te stellen; gezien de berichten van de raden der ge meenten; gelet op art. 73, eer-ste lid, 94, eerste lid, 104 eerste lid, en 107, eerste lid, der Gemeentewet; besluiten: de jaarwedden van burgemeesters, secreta- rissen, ontvangers en wethouders der gemeen ten in Zeeland vast te stellen overeenkomstig de volgende beginselen, te rekenen van 1 Ja nuari 1927 (voor de wethouders met 1 Septem ber 1927). oo CD Cn O O Oi C7< 00 bO »-» o o Cft DO o o o o Oi (JI O O o -O CO CO o o o o DO o CD CD 5S 00 W w H—1 cr CD Q 00 o c-+ CD 3 CD 3 CD o c-+- Het 3 OQ 0Q cr h—1 2. <5 to o 00 o CD o o o W to to H M II o h oi to o 21 CO CD CO CO CO CO o o o o o I I I I SO C5 to OO I-1 t-1 5? O Gl 00 C bO o r o o o o o o o o o o o I I I I 53 5! 5: 5S M O CO O) OI Co 0 O O CO O O CO .O C2 CD o O O O 1 "l "l ~i "*1 "i CO tO 1 'i <1 CO oo o CJ1 C> O Q O O O O 3 3 to c CfQ CD CD U1 CD 3 ert- 3 OQ CD 3 <J V 3 CTQ 3- 3. CD I I I CD c-t cr o 3 3- CD 0Q U1 CD o 3" CD CfQ •-S o 3 3 2L 5T CTQ <1 o o 3 CD OQ CD 3 3 CD 2e. De aanvangsjaarwedide wordt vijfmaal, telkens na twee jaar dienst verhoogd: a. voor de burgemeesters: voor gemeenten van le, 2e en 3e klasse met f 90; voor gemeenten van 4e en 5e klasse met f 130; voor gemeenten van 6e, 7e en 8e klasse met 180; b. voor de secretarissen: voor gemeenten van de le, 2e en 3e klasse met 100; voor gemeenten van de 4e en 5e klasse met 150; voor gemeenten van de 6e, 7e en 8e klasse met /200; c. voor de ontvangers: voor gemeenten van de le, 2e en 3e klasse met f 50; voor gemeenten van de 4e en 5e klas se met80; voor gemeenten van de 6e, 7e en 8e klasse met 120. 3e. Het genot der bezoldiging vangt aan met den dag, waarop het ambt wordt aan- vaardt. 4e. Indien de benoeming ingaat op een anderen dag dan den eersten dag eener maand, worden de voor periodieke verhoogingen ge- stelde tijdvakken geacht aan te vangen met den eersten dag der onmiddellijk daarop volgende maand. 5e. De dienstjaren in betrekking van burge meester en(of) secretaris in eenige gemeente des Rijks doorgebracht, tellen mede voor de toekenning van de periodieke verhoogingen in de betrekking van burgemeester en (of) secre taris. De dienstjaren, als ontvangel1 in eenige ge meente des Rijks doorgebracht tellen mede voor de toekenning van periodieke verhoogin gen in die betrekking. 6e. Bij het gelijktijdig vervullen van meer dan eene der betrekkingen van burgemeester, secretaris of ontvanger word(t) en de jaar wedde (n) verlaagd, en wel: bij twee betrekkingen, met 25 bij drie betrekkingen, 30 bij vier betrekkingen, met 35 bij vijf betrekkingen, met 40 bij zes betrekkingen, met 45 met dien verstande: a. niet wordt toegepast op de hoogst bezol- digde betrekking; b. bij gelijke bezoldiging niet wordt toege past op de reeds bekleed wordende betrek- king; c. bij nieuwe betrekkingen van gelijke bezol diging voor een gelijk deel op elke dier be trekkingen wordt toegepast. 7e. De jaarwedden worden met ingang van 1 Januari 1927, 1931 en zoo vervolgens om de vier jaren in overeenstemming gebracht met het door het Centraal Bureau voor de Statis- tiek vastgestelde bevolkingscijfer op 31 De cember 1925, 1929 en zoo vervolgens om de vier jaren. 8e. Alle berekende jaarwedden worden, voor zoover zulks nog noodig mocht zijn, in tientallen van guldens naar boven afgerond. 9e. Wanneer eene gemeente bij de inwer- jcingtreding dezer regeling of bij eene herzie ning volgens het bevolkingscijfer in eene lagere klasse komt, zullen de dan nog toe te kennen periodieke verhoogingen worden toegekend volgens de bedragen der lagere klasse. lOe. Indien deze regeling of een periodieke herziening der jaarwedden volgens het bevol kingscijfer mocht leiden tot verlaging in totaal bedrag van thans of dan geldende jaarwed den, zal deze niet van toepassing zijn. op de personen, die op dat oogenblik in functie zijn. lie. Wanneer in eenige gemeente een nieuwe functionans in eenige betrekking op- treedt, wordt hem de jaarwedde volgens deze regeling toegekend, met uitsluiting van de af- wijkende (hoogere) jaarwedde, die voor den vorigen titularis eventueel mocht zijn vast gesteld. 12e. In die gemeenten, waar de ontvanger zelf voor een kantoor moet zorgen, wordt hem eene door gedeputeerde staten vast te stellen vergoeding toegekend, welke ten minste f 25 zal bedragen. 13e. Bovenstaande regeling gaat in met 1 Januari 1927 en voor de wethocders met September d.a.v. Voor de op dat tijdstip in functie zijnde titularissen tellen met inacht- neming van het sub 5e bepaalde de reeds door- j gebrachte dienstjaren mede. 14e. Alle thans nog van kracht zijnde jaar- wedderiregelingen van burgemeesters, secre tarissen, ontvangers en wethouders komen door deze regeling te vervallen. 15e. In afwijking van het sub le en 2e dezer regeling bepaalde worden de jaarwed den van den burgemeesters, secretarissen, ont vangers en wethouders der na te noemen ge meenten vastgesteld als volgt: Middelburg en Vlissingen: burgemeester 5500, secretaris j 5200, met vier tweejaarlijksche verhoogingen van /250; ontvanger f 3600 met vijf tweejaarlijksche verhoogingen van /150; wethouders Middelburg elk f 2000; wethouders Vlissingen elk 1500. Neuzen: burgemeester en secretaris /4200 met vijf tweejaarlijksche verhoogingen van j 200; ontvanger 1900 met vijf tweejaarlijksche verhoogingen van f 150; wethouders elk 600. Goes: burgemeester en secretaris f 4200 met vijf tweejaarlijksche verhoogingen van 200; ontvanger f 1900 met vijf tweejaarlijksche verhoogingen van f 150; wethouders elk 1000. Zierikzee: burgemeester en secretaris f 3900, met vijf tweejaarijksche verhoogingen van 200; ontvanger f 1900 met tweejaarlijksche ver hoogingen van 150; wethouders elk 500. Axel: burgemeester 3600 met vijf tweejaarlijk sche verhoogingen van f 200. Tholen: burgemeester f 2500 met vijf tweejaarlijk sche verhoogingen van 200. Hulst: burgemeester 2500 met vijf tweejaarlijk, sche verhoogingen van f 200. Oostburg: burgemeester f 2100 met vijf tweejaarlijk sche verhoogingen van 150. Sas van Gent: burgemeester f 2100 met vijf tweejaarlijk sche verhoogingen van 150. 16e. In afwijking van het in deze regeling bepaalde worden voor onderstaande titularis sen de jaarwedden vastgesteld als volgt: B. I. Zonnevijlle, secretaris, 1 Januari 1927 f 5200 (max.); D. Tholens, ontvanger, 1 Januari 1927 f 2650 (max.). Indien een van deze titularissen op of na 1 Januari 1927 in eene of meer nieuwe betrek king (en) wordt benoemd, wordt op deze laat- ste betrekking(en) de in 6e bedoelde korting toegepast. Burgemeester en wethouders stellen voor- met de voorgestelde regeling accoord te gaan. In de jaarwedden der burgemeesters en secre tarissen komt geen verandering in de cijfers, alleen bepaald, dat diensttijd in andere ge meenten doorgebracht in de betrekking van burgemeester en (of) secretaris meetelt voor de toekenning van periodieke verhoogingen. Hierdoor is ons bezwaar tegen de regeling van 1921, in uwe vergadering van November 1921 naar voren gebracht, weggenomen. Voor den gemeente-ontvanger tellen nu ook de dienst jaren in andere gemeenten doorgebracht mede, terwijl de periodieke verhoogingen in plaats van om de 3-, om de 2 jaren zullen worden toegekend. Aangezien alle gemeenteambtenaren hunne verhoogingen om de 2 jaar ontvangen, komt het hun billijk voor, dat voor den gemeente- ontvanger eenzelfden maatstaf wordt geno- men. De jaarwedde voor elken wethouder is vastgesteld op 600. Gezien de jaarwedden in andere gemeenten (in Goes '.v. neefi iedere wethouder eene jaarwedde van 1000), kunnen zij zich met deze verhooging vereenigen. Ten- gevolge van deze regeling zal de jaarweckie van den secretaris 5200 bedragen, die van den ontvanger 2650. Voor deze functionans- sen zal de regeling ingaan 1 Januari 1927, voor de wethouders met ingang van 1 Septem ber 1927. De heer VAN RIET vraagt het woord. De VOORZITTER wenscht, alvorens deze zaak besproken wordt, in overweging te geven deze in tweeen te splitsen, nl. de regeling der jaarwedde van den secretaris, aangezien de raad het beginsel dat aan deze regeling ten grondslag ligt in 1921 reeds zelf heeft ge wenscht, en in de tweede plaats de regeling der jaarwedde van de wethouders. De heer VAN RIET wil volstrekt niet zeg- gen, dat hij het onbillijk zou achten, dat de el ders doorgebrachte dienstjaren zouden mee- tehen, ©venmin als dat de jaarwedde der wet houders zou worden bepaald op 600 of die van den gemeente-ontvanger op f 2650. Hij vindt deze verhooging echter bedroevend tegenover de andere gemeenteambtenaren. Het salaris van de hoogere ambtenaren wordt door gedeputeerde staten bepaald en daarin zit iets onbillijks. Deze worden nogal royaal bedacht. De raad kan daaraan niets doen en heeft ten slotte te voteeren. Hij weet wel, als de raad er zich tegen verzet kan de Raad van State den gemeenteraad of gedeputeerde staten in het gelijk stellen, maar de raad zal er weinig tegen kunnen doen. Op het salaris van de an dere ambtenaren wordt door den gemeenteraad in den regel beknibbeld en die verhoogingen wegens diensttijd zouden dan ook voor de amb tenaren moeten worden ingevoerd. Hij kan er niets anders van zeggen, dan dat hij zijn stem aan het voorstel niet kan geven, als protest dat zij voor deze ambtenaren zeggen hoe het moet en de andere ambtenaren aan den raad overlaten om het zelf vast te stellen. De heer D. SOHEELE acht het wonderlijk, dat gedeputeerde staten nu in Mei 1926 nog komen met een voorstel tot verhooging van jaarwedden met ingang van September 1927, wanneer er mogelijk weer verandering in het college van wethouders komt. Hij vraagt: welke zwarte hand zit hier toch achter? Dat komt toch zoo maar niet in een.s op. Men heeft in de laatste tijden van gedeputeerde staten niets anders gehoord dan waarschuwingen om te bezuinigen op dat en daar nog wat af te knippen en nu komen ze voor den dag en zeg gen: dat wordt jullie met 1 Januari en 1 Sep tember 1927 opgelegd. Spreker doet aan heel deze kwestie niet mee. De heer HAMELINK wil hier vastnagelen, dat gedeputeerde staten blijkens hun voorstel niet doen, hetgeen ze steeds van den raad eischen, en dat ze voor het invoeren eener h. i. noodige regeling geen rekening houden met de financieele omstandigheden hetgeen spreker moet goedkeuren maar hij wil er op wijzen, dat ze dit standpunt toch niet innamen toen het er enkele weken geleden over ging om eene door den gemeenteraad ten behoeve van een aantal inwoners vastgestelde behoorli'Ve regeling goed te keuren. Spreker herinnert, dat zdn fractie in 192" heeft geageerd tegen de toen door gedeputeer de staten vastgestelde regeling, waarbij de dienstjaren van elders niet meetelden, daar ze dit als een fout beschouwde, doch gedeputeer de staten hebben toen niet willen toegeven. Nu komen ze zelf met die wijziging. De heer D. Scheele sprak zooeven van een zwarte hand, die daarachter zou gezeten hebben, maar dat zal dan geweest zijn de vereeniging van burge meesters en secretarissen, en dan bewijst dit alleen, dat die organisatie succes heeft be- haald en er met haar wensch rekening is ge- houden. Door den heer De Jager zijn in de vorige vergadering mededeelingen gedaan omtrent het onderhoud met gedeputeerde staten, in verband met de steunuitkeering voor werk- loozen, waaruit bleek, dat zij van meening waren, dat bij het vaststellen daarvan reke ning moest worden gehouden met de inkom- sten. Uit deze toegezonden regeling blijkt ech ter, dat gedeputeerde staten het salaris der ambtenaren niet willen beschouwen als—een sluitpost, en daar kan spreker mee accoord gaan, doch koestert de vrees, dat er todh wel aan het salaris van anderen zal worden be-< kniibbeid, bij de begrooting voor 1927. Van wege burgemeester en wethouders is gezegd we voteeren geen enkele uitgaaf, die niet op de begrooting voorkomt. Zoolang burgemeester en wethouders nu dat principieel standpunt innamen, om voorstellen die uitgaven met zich brengen niet te beoordeelen naar hunne nuttig- heid, doch wel in verband met de uitgaaf, zou spreker er tegen zijn, om dit voorstel aan te nemen. Hij "herinnert, dat de tegenwoordige wet houders bij hun optreden hebben te kennen gegev en, dat de jaarwedde voor wethouder, die 500 bedroeg, gerust tot 400 kon worden verminderd, in verband met het werk dat er van hen geeischt kan worden. Thans wordt f 600 voorgesteld. Spreker zal volstrekt niet zeggen, dat 600 voor een wethouder dezer ge meente, die zijn taak goed vervult, teveel is, maar hij zou dat dan ook willen bezien in het teeken der begrooting en daarom deze kwestie aanhouden tot bij de begrooting. De heer GEELHOEDT geeft te kennen, dat, toen hij dit voorstel doorliep, zijn gedachten een paar weken terugliepen, toen de raad f 1800 had uitgetrokken voor steun aan werk- loozen. en gedeputeerde staten met het oog op den staat, der financien het besluit niet anders wilden goedlkeuren, dan onder voorwaarde, d; de uitkeeringen over de 5 laatste dagen met 25 zouden worden verminderd. Hoewel dit een gering bedrag betrof, meenden gedepu teerde staten dus, dat ook daarbij het stand punt van bezuinigen moest worden ingenomen. En kort nadat gedeputeerde staten deze vin- gerwijzing van bezuinigen tot het uiterste ge geven hebben, komen ze met een voorstel, dat de uitgaven der gemeente verhoogt, dat dus in tegenstelling is met de gegeven vingerwijzing. Het spijt spreker, dat dit voorstel nu gekomen is; het werpt een eigenaardig licht op de ges- ties van gedeputeerde staten. Spreker zal vol strekt niet zeggen, dat hier een zwarte hand achter heeft gezeten, want het is natuurlijk een algemeene regeling die gedeputeerde sta ten willen maken. Wat de wethouderssalarissen betreft, men kan natuurlijk zeggen, dat 400 genoeg is, doch spreker is van oordeel, dat, indien men werk van dat ambt maakt, en zelf een zaak onderhanden heeft die meq. er voor verlaten moet, f 600 niet te veel is. Maar, dit is een kwestie die de wethouders zelf moeten weten, Spreker wenscht wel te protesteeren tegen het tijdstip waarop gedeputeerde staten met deze regeling komen. Of de raad er voor of tegen is, zal weinig helpen, het is wel jammer, maar de wijze waarop dit geregeld wordt is nu een- maal vastgesteld bij de gemeentewet. Indien burgemeester en wethouders hun voorstel willen aanhouden om het te behande- len bij de begrooting, dan kan spreker zich daarmede vereenigen. De heer VAN CADSAND moet zich bijna geheel aansluiten bij de vorige sprekers. Toen hij de raadsstukken las, dacht hij ook: wat heb lk nu hier? Gedeputeerde staten dringen voortdurend op zuinigheid aan, en nu drijven ze de uitgaven naar boven! Maar bovenal begrijpt spreker niet, hoe de wethouders er toe gekomen zijn om met die verhooging in te stemmen. Die hadden conse quent moeten blijven en zich er aan moeten houden, dat ze eenmaal gezegd hebben het voor f 400 te doen. De omstandigheden zijn sinds hun optreden niet veranderd, er is dus geen aanleiding om naar hooger salaris te ver-. langen. Maar nu zeggen ze: goed, wij accep- teeren het. Spreker is er tegen en hem spijt de houding der wethouders zeer, want als iemand hen daarop aanvalt slaat hij hen zoo lam als een stok. Ze hebben geheel hun prin- cipe overboord gegoold, ze hadden verhooging moeten weigeren, dan waren ze vrijuit gegaan. De heer DE JAGER heeft wel verwacht, dat dit voorstel van verschillende zij den critiek zou uitlokken en hij kan volmondig verklaren, dat hem die geheel uit het hart gegrepen is. Indien men er den voorzitter, den secretaris en zijn collega Van Aken naar vraagt, zullen deze kunnen verklaren, dat spreker daar on- geveer geheel geeft weergegeven hetgeen de heeren hier gezegd hebben. Hij is ook van meening, dat de jaarwedde van de wethouders tot September 1927 moet blijven 400. Die dan later leeft, die dan zorgt. Hij heeft ge zegd: je kunt het zoo laten. Dit, wat het eerste betreft, de billijkheid. Hij betreurt overigens ook, dat dit voorstel gekomen is na de vorige vergadering. Hij voor zich is in deze bianco papier, hij meent, dat de jaarwedde der wethouders op f 400 kan blijven en wil men er nog f 100 af- doen, dan zegt-hij nog dankje. De heer VAN AKEN geeft te kennen, dat hij, toen hij wethouder geworden is, meende, dat 400' voldoende jaarwedde was, doch de ervaring heeft hem ondertusschen geleerd, dat er, als men de taak goed wil vervullen veel werk aan is. Nu heeft spreker het geluk, den heer De Jager naast zich te hebben, die over veel tijd kan beschikken en nog wel eens hier en daar naar toe kan gaan, doch hij meent, dat die f 600 best gevoteerd kunnen worden. In verband met de woorden van den heer Van Cadsand merkt spreker op, dat de nieuwe jaarwedderegeling pas zou ingaan met Sep tember 1927 en dus voor de tegenwoordige wethouders, althans in dit zittingstijdperk niet meer geldt. De heer VAN CADSAND: Maar als het een jaar vroeger gekomen was, was het er ook door gegaan. De heer GEELHOEDT merkt op, dat de kwestie van de wethouders het best door de menschen van ervaring kan worden beoordeelt, en hij is ook overtuigt, dat, als iemand zelf een zaak heeft, waaraan hij zijn tijd aan de functie van wethouder besteed moet onttrek- ken, f 600 niet te veel is. Met betrekking tot de regeling van den secretaris en den ontvan ger zegt hij daarin niets onbillijks te zien, trouwens in 1921 hebben burgemeester en wet houders dat zelf voorgesteld en waren gedepu teerde staten er toen op ingegaan, dan hadden die titularissen dat reeds lang genoten. De VOORZITTER: Zoodat ze dit feitelijk reeds eenige jaren hebben toegegeven. De heer HAMELINK zal de cijfers niet aanvechten, in 1920 wiide de raad niet anders, maar werd toep in het ongelijk gesteld. Het is echter usance, dat, indien er een adres komt, dat tot uitgaven aanleiding geeft of verzoeken om jaarweddeverhooging e.d., steeds worden verwezen naar de begrooting. hij zou dit ook pas bij de begrooting willen behandelen. Het doet hem genoegen, dat gedeputeerde staten door hun voorstel eenerzijds ongelijk erkennen, maar aan den anderen kant moet hij bezwaar maken tegen de wijze, waarop dit nu aan de orde wordt gesteld. Onze critiek is terecht geweest, zij was goed. Willen de heeren kans hebben dat hun voorstel wordt aangenomen, dan zullen zij beter doen het aan te houden tot bij de begrooting. De heer D. SCHEELE merkt op, dat de heer Hamelink beweert, dat zijn critiek goed was, doch dit kan spreker nog niet toegeven, aan gezien de heer Hamelink f 600 voor de wethou ders op zichzelf geen bezwaar schijnt te ach ten. Daarover kunnen echter andere leden een andere meening zijn toegedaan, men hoort dat wel van den heer De Jager, die zelfs 300 al voldoende noemt, terwijl zijn rechterbuurman jf 600 noodig acht. En nu spreekt men wel van den tijd die daaraan besteed moet worden, doch men moet ook bedenken, dat de een op een half uur kan, waarover een ander 3 uur noodig heeft. In elk geval zouden de tegen woordige wethouders er- niet van pnofiteeren, zij houden hun 400, en de verhooging die zij noodig achten komt aan hunne opvoigers. He. gaat dus niet aan te zeggen, dat die critiek goed geweest is. De heer HAMELINK wijst er op, dat, toen dit voorstel onder de loupe genomen werd, dit met betrekking tot de wethoudersjaarwedde is geschied zonder rekening te houden met de personen'die dit ambt bekieede e heer De Jager heeft nu toevallig veel tijd disponibel en kan ook de jaarwedde missen. Hij zou het mis- sehien ook wel voor niets willen doen, of wel- licht nog met geld toe. Maar daarop mag men' niet rekenen. De regeling be'noort zoodanig te zijn, dat ieder, die daarvoor uithoofde zijn ca- paeiteiten wordt benoemd, in de gelegenheid is die benoeming te aanvaarden. Als men zich daarvoor offers moet getroosten is de jaar wedde niets te hoog. De VOORZITTER stelt in het licht, dat fei telijk tegen het principe van de regeling bij den raad geen bezwaar blijkt te bestaan, zoo dat gedeputeerde staten eigenlijk met de sa- menstelling daarvan goed hebben gezien. Het bezwaar van den heer Van Riet, dat gedepu teerde staten de jaarwedden van de andere ge meenteambtenaren niet vaststellen kan al aan- stonds worden uitgeschakeld, want die. rege ling is in de Gemeentewet vastgelegd. Als men dus een andere regeling daarin wenscht, moet men daarvoor op een andere plaats pro- pageeren, dat is juist een mooi punt voor de politieke partijen, nu de herziening der Ge meentewet aan de orde komt. Men staat hier, evengoed als het gedeputeerd college, voor de noodzakelijkheid de Gemeentewet uit te voeren. De heer D. Scheele sprak van een zwarte hand en daar werd zeker wel mede bedoeld de vereeniging van Burgemeesters, Secretarissen en Ontvangers in Oostelijk Zeeuwsch-Vlaan- deren. Spreker kan die meening op de beste gronden tegenspreken, die heeft er zich niet mee bemoeid. In die kringen heeft men in 1921 wel het onrecht gevoeld, dat in de vastgestel de regeling was begrepen, doch men heeft er zich zonder meer bij neergelegd. De heer HAMELINK: Maar als het pas gaf zal- er toch in conferenties wel eens over ge- sproken zijn. De VOORZITTER kan daarop geen ant woord geven, doch houdt zich aan zijn verkla- ring. Toen de regeling was vastgesteld, bleek, dat gedeputeerde staten geen voldoende reke ning hadden gehouafen met de combinatie van functies. Indien sommigen secretaris en ont vanger waren van 2 gemeenten, werden dat 4 tractementen. Toen is om daarvoor een rege ling te treffen in 1922 een regeling ingezon- den, maar sedert is de zaak blijven rusten. Nu is men in de provincie Zeeland in dit op- zicht niet ongelukkig geweest, daar hier be- trekkelijk tijdig verbeteringen zijn ingevoerd. In andere provincien, met name in Drenthe, was dit niet het geval. Daar is eene herzie ning der jaarwedden aanhangig gemaakt. waartegen zoo-veel bezwaren zijn gerezen, dat men die heeft moeten terugnemen. Deze gaf eene zoodanige verslechtering, dat geen der gehoorde gemeentebesturen van meening was, dat die moest worden toegepast. Spreker ver- moedt, dat het aanhangig maken van dusda- nige regelingen in andere provincien ook bij gedeputeerde staten van Zeeland de aandacht daarop doen vallen en thans doen inzenden. Burgemeester en wethouders hebben ook be- treurd, dat die regeling nu gekomen is. Tegen het verlangen van den heer Hamelink, om de zaak tot de begrooting aan te houden bestaat bezwaar, omdat gedeputeerde staten voor 1 Juli antwoord verlangen. Hij herhaalt, dat tegen het principe geen bezwaar is gemaakt, en over de rest valt te praten. Er is echter geen drang, van welke zijde ook, op gedeputeerde staten uitgeoefend. Wat het meetellen der elders doorgebrachte dienstjaren betreft, daar was de raad in. 1921 ook voor, zoodat de ambtenaren die dit betrof al sedert '22 wegens fiet derven van enkele termijnverhoogingen op hun salaris een offer hebben gebracht. De raad zal toch ook wel overtuigd zijn, dat het voor wethou der voorgestelde bedrag niet te hoog m. Niet alleen voor Vlissingen, doch ook voor Goes en Zierikzee is het hooger. Trouwens, indien een wethouder in deze gemeente zijn taak opvat zooals hij dat behoort te doen, moet een jaar wedde van 800 tot 1000 billijk genoemd worden. En men moet er geen rekening mee houden, of de wethouders persoonlijk al of niet dik in de inkomsten zitten. Gedeputeerde sta ten hebben bij het besluit voor steun aan de werkloozen aangedrongen op groote zuinig heid, doch zij geven hierbij toch blijk, dat zij op grond van het nut, meenen een hoogere uit gaaf te moeten voteeren. Zuinigheid wil nog niet altijd zeggen, dat iets geen geld mag kosten. De heer HAMELINK noemt dat verkeerde zuinigheid. De VOORZITTER kan wel verklaren, dat de wethouders zich geen oogenblik zullen boo? maken, als de raad de regeling voor de wet houders afwijst. Zij staan daarin nu gehee! vrij, aangezien het niet hen, doch hunne op voigers betreft. De raad zal toch ook wel van de meening uitgaan, dat men menschen die hun werk doen, er ook goed voor betaald moe ten worden. De heer De Jager kan het ge- makkelijk en goedkoop doen, doch zijn collega, die er zijn winkel voor moet laten staan, valt het niet zoo gemakkelijk. Maar de salarieering mag het later niet in.den weg staan om andere wethouders te kiezen. De heer HAMELINK: We hebben toch niet gezegd, dat we voor den heer De Jager een opvolger moeten hebben! De VOORZITTER wiist e.r op, dat men hier staat voor een uitspraak over de wenscheliik-

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1926 | | pagina 2