Tsrltfeuzensclie Courant
Woensdag 12 Mei 1926. =No. 7912.
WBIEZDIEI BLJlJD
Ekje °°k n°g We' 'n het een of andere
VAN
a.Z3B&
GEMEENTERAAD VAN TER NEUZEN.
Vergadering van Dinsdag 4 Mei 1926,
des namiddags 2 uur.
(2. Slot.)
(Vervolg van Punt 5.)
De heer VERLINDE merkt op, dat in de
vorige vergadering door hern gevraagd is naai
een opgaaf van het bedrag dat door hen, uie
in 1914 bootwerker waren, in het atgeloopen
jaar aan steun is ontvangen, aangezien hij en
zijne fmctie ten behoeve dier menschen toch
nog eene steunregeling wiiden getroffen zien.
Die cijfers zijn door burgemeester en wethou-
ders niet verstrekt en kan er alzoo niet ovei
besohikt worden. Evenmin is door burgemees
ter en. wethouders voldaan aan de uitnoodigmg
van den gemeenteraad in de vorige vergade
ring om ten behoeve van de transportarbeiders
van 1914 eene steunregelng voor te stellen,
zoodat spreker thans zoo vrij is, naast het
voorstel van burgemeester en wethouders tot
werkverschaffing ook nog een steunregeling
voor te stellen, aangezien anders de menschen
uit die categorie, in de weken, dat ze niet bij
de werkverschaffing te werk gesteld worden
toch nog 'bij het armbestuur zullen moeten
terecht komen.
Uit door hem verzamelde gegevens blijkt,
dat er nog ongeveer 182 personen zijn, die be-
schouwd kunnen worden als bootwerker van
1914. Daarvan zijn er 22 boven de 60 jaar,
60 aooder kinderen en 100 met kinderen.
Hlj zou aan de personen boven 60 jaar bij
werkktosheid willen uitkeeren 5 per week,
aan gehuwden zonder kinderen /6 per week
en aan gehuwden met kinderen beneden 14 jaar
6 per week, benevens /I per kind tot een
maximum van f 10.
Van de gezinsinkomsten wordt de helft in
mindering van het steunbedrag gebracht.
De kosten dezer regeling zouden naar schat-
ting op 30 lager blijven dan die der vorige
regeling. In 1925 is aan bovengenoemde cate
gorie uitbetaald, aan de personen boven 60
jaar 2200 en aan de overigen f 12.500, samen
f 14.700, of circa 50 van het in totaal aan
steun uitgekeerde bedrag van 31.000.
Naar schatting kan gerekend worden, dat
indien de thans afgeloopen steunregeling was
voortgezet, aan deze menschen in 1926 in
totaal 12.500 zou zijn uitgekeerd. Volgens de
voorgestelde regeling kan dit bedrag van 30
worden verminderd en zou alzoo worden
8750, zeg 9000. Hiervan is dit jaar reeds
uitbetaald ongeveer 4000, zoodat alsnog tot
31 December 1926 zou noodig zijn 5000.
Indien deze steuntrekkende menschen bij de
werkverschaffing worden in dienst gesteld kan
redelijkerwijze worden aangenomen, dat deze
post zeer zeker voor een zeer groot gedeelte
zal vervallen.
Op het voorstel van burgemeester en wet
houders betreffende werkverschaffing stelt
spreker de volgemde amendementen voor:
Te lezen:
1°. Voor dit werk in aanmerking te doen
komen valide gehuwde arbeiders, die in 1914
als aoodanig werkzaam waren en nog geen 60
jaren oud zjn, met een maximum aantal van
50 per week. Huisvaders met het grootste aan
tal kinderen onder 16 jaar genieten den voor-
rang.
2°. het loon te bepalen op f 3 per dag van
8% uur en, het aantal werkdagen per week te
stellen op
a. 3 dagen voor hen die geen kinderen be
neden de 16 jaar ten hunnen laste hebben.
1». op 4 dagen voor gezinshoofden met een
of Kieer kinderen.
Spreker doet dit voorstel, omdat het niet wel
mogelijk is al die menschen tegelijk aan het
werk te zetten, terwijl het dan bovendien ook
zeer spoedig zou afgeloopen zijn.
De heer HAMELINK acht het vanzelfspre-
kend, dat hij over deze zaak in het algemeen
wel lets wenscht te zeggen. Toch wil het hem
voorkomen, dat het thans nog niet zijn beurt
is om het woord te voeren, doch dat dit op den
weg zou liggen van die leden die er aan hebben
meegewerkt om de steunregeling om zeep te
helpen. En naar aanleiding van het gespro-
kene van den heer Verlinde merkt hij op, dat
de Vrijheidsbond niet het recht heeft zjch te
beklagen, dat door burgemeester en wethouders
niet is voldaan aan haar verzoek tot 'het indie-
nen van een steunregeling, aangezien voldoen-
de bekend is, dat dit college in zijn geheel
tegen zoo'n regeling gekant is. En indien de
Vrijheidsbond ook iets had \villen doen, dan
had zij, evenals sprekers fractie het voorstel
van burgemeester en wethouders tijdig moeten
amendeeren en de medeleden daarvan op de
hoogte stellen, opdat deze die amendementen
hadden kunnen beoordeelen. Door dit na te
laten heeft de Vrijheidsbond een misdaad be-
gaan tegenover de arbeiders, want ook zij be
hoort tot de groepen, die hebben meegewerkt
op de vroeger bestaan hebbende steunregeling
om zeep te helpen.
De partijen die schuldig zjn aan het Vervul-
len van de steunregeling hebben niet het min-
ste gedaan om verbetering te brengen in de
door burgemeester en wethouders voorgestelde
regeling tot werkverschaffing, die met recht
een modeme slavemij moet worden genoemd,
aangezien de menschen er met werken nog
gemi voldoende brood kunnen verdienen.
Spreker en de heer Van Driel hebben nog
-V0° jStellen getracht te redden wat te
1f' i'00]1 8een enkeIe der christelijke
vrvel/i n if daartoe blijkbaar roeping ge-
voeld. De heer Van Dijke gaf in de vorige ver-
gadenng reeds te kennen, dat hij een regeling
in den zak had. Daarvan heeft men echter na-
der nog mete kunnen bemerken. Indien men
voomemens is zoo'n regeling in te dienen te
het van belang daarvan vooraf op de hoogte te
worden gesteld, opdat men zich, bij verschh
van meening, daarover kan beraden. De voor-
d!6 thaTls aanhangig zijn kunnen ver-
strekkende gevolgen hebben.
Spreker .is in principe niet tegen werkver
schaffing. Hij zou gaarne hebben gezien dat
reeds vroeger op die wijze steun aan de werk
loozen was verleend. Als daarover vroeger
gespmken werd, was er geen werk te vinden
horo. n° °P h°ogst gestegen is hebben
Sri* T Wetf plotselin8 werk. En indien
nu uat de amendementen van sprekers fractie
zou vol gen, dat het werk vlugger afgeloopen
yas, is het met onmogelijk, dat burgemeester
en wethouders dan nog wel wat zouden weten
te vinden. Misschien vindt de heer De To r-
Dat de "Vrijheidsbond alleen steun wil verlee-
11611 aan hen> die in 1914 havenarbeider waren
noemt hij klinkkiare onzin, en daardoor is :iaar
voorstel een stdnkei.
Uit de omstandigheid, dat er nu nog 200
daarvan als aanwezig worden genoemd blijkt,
dat het juist is wat in de vorige vergadering
gezegd is: dat het aantal havenarbeiders niet
zooveel grooter kan zijn dan vroeger. Men
moet toch in aanmerking nemen, dat inmiddels
een zeker percentage der vroegere havenar
beiders sinds 1914 uit het bedrijf verdwenen
zijn, die zich op iets anders hebben toegelegxl,
dat er overleden en vertrokken zijn. Het wordt
dus verkeerd voorgesteld als men zegt, dat er
zoo'n massa zijn bijgekomen.
Spreker bezit geen cijfers over 1914, doch
wel van 1911, het jaar der laatste staking, toen
ongeveer alien waren georganiseerd; er waren
toen 400 personen ingeschreven. Het zal in
1914 iets minder geiweest zijn, maar als men
dat cijfer met dat van nu vergelijkt klopt dat
vrij wel.
Bovendien, hoe komt men in dat bedrijf. Als
kind kan men er niet bijkomen en er was des-
tijds nog geen Ambachtssehool, zoodat er zoo
goed als geen gelegenheid was om een vak te
leeren, daar, zooals van zelf spreekt de am-
bachtslieden zelf het best in de gelegenheid
waren om hun kinderen als leerling te brengen
in het vak, dat zij beoefenden. Maar boven
dien, de beeren die het nu ten kwade duiden,
dat de jongeren zich hebben beschikbaar ge
steld als transportarbeider waren destijds
tegen het oprichten eener amibachtsschool. De
heeren De Jager en D. Scheele waren destijds
immers ook al lid van den gemeenteraad?
Waar moesten de jongens dan heen? De maat-
staf van 1914 kan dus geen juiste zijn. Het
was destijds de gewoonte, dat de kinderen uit
de kringen der havenarbeiders, die ook geen
ander vooruitzicht zagen als in de toekomst
daarmede te trachten hun brood te verdienen,
in hun jonge jaren aan het werk trachtten te
komen bij het liolitere werk, het sorteeren van
hout of hier of daar loopjongentje te worden,
om dan, als ze volwassen waren, bij het haven-
bedrijf te gaan werken.
Spreker wijst er bovendien nog op, dat, toen
er een tijd was dat er veel werk was in de
slooperijen de patroons in het havenbedrijf
reeds bang werden, dat ze als er werk kwam
over geen voldoende reserve zouden kunnen
beschikken en daarom voor dat slooperswerk
reeds werkkrachten van elders binnenhaalden.
Hij moet er met kracht tegen op komen, dat
1914 als basis wordt aangenomen, omdat er
toen ook reeds veel jongelieden aanwezig wa
ren, die van kinds af er op waren aangewezen
havenarbeider te worden. Door den heer D.
Scheele is beweerd, dat de wereld open staat.
Maar dat was dan toch zeker niet het geval
in 1914 tot en met 1918, ja eigenlijk mag wel
gezegd worden tot 1920. En bovendien, aange
nomen dat thans de wereld open staat, waar
moet men dan been In andere landen kan men
ook niet terecht zooals vroeger. Men moet niet
uit het oog verliezen, dat er thans over de
wereld 5 millioen weiikloozen zijn. Men kan
dus nu wel zeggen, dat de wereld open staat en
men elders kan gaan werken, maar dat is prac-
tisch onuitvoerbaar.
Van de regeling die nu wordt voorgesteld
zullen hoogstens een 100 arbeiders profijt kun
nen hebben. Hij komt niet op tegen de werk
verschaffing, doch wel tegen de wijze waarop
men die wil regelen. 'Waar zullen de andere
werkloozen, die niet onder de regeling vallen,
naar toe moeten. Hij bezweert den raad, die
menschen toch niet te zenden naar het armbe
stuur. Daarvan zal niets anders het gevolg
zijn, dan dat hun zulks demoraliseert. Voordeel
kan er voor de gemeente niet in schuilen, want
men zal een gezin met 4 kinderen toch al'niet
minder kunnen geven dan f 10 per week. Want
wat schiet daar nog van over, indien er /3
huishuur af moet? Men zal toch moeten toe-
ge/ven, dat een gezin, dat maar 6 of 7 per
week heeft voor werkelijken leeftocht, om met
z'n vieren van te leven, toch aan den rand der
armoede staat.
Werkverschaffing juicht spreker toe, maar
men richtte die zoo in, dat zij aan alien ten
goede komt. Spreker beklaagt zich nogmaals
over de houding der andere partijen. Hij heeft
met zijn fractiegenoot voorstellen gedaan om
nog binnen te halen wat mogelijk is. Die
voorstellen zijn tijdig bekend geonaakt. De
andere heeren houden echter hun mond of ko
men ten laatste met een voorstel, dat niet kan
overzien worden, doch dat, naar hij meent, nog
minder biedt dan het armbestuur geeft.
De heer D. SCHEELE merkt op, dat de
heeren van den Vrijheidsbond zich beklagen
dat burgemeester en wethouders geen voorstel
hebben gedaan tot instelling eener nieuwe
steunregeling. Zij wenschen dus terug te ko
men op het raadfebesluit, waarbij die werd
afgeschaft. Het ligt niet op zijn weg burge
meester en wethouders tegen die klacht te ver-
dedigen, maar hij zou zeggen: heeren, haal dat
nu toch niet weer terug! Er moeten nu een 50
personen werken. Als men zich daarbij houdt
zal het werk langer duren en de daar buiten
vallenden moeten dan als het noodig is op an
dere wijze gesteund worden, zooals hij reeds
meermalen heeft doen uitkomen.
Tegenover den heer Hamelink geeft hij te
kennen, dat er z.i. geen enkele reden was, dat
de andere partijen in eerste instantie het
woord zouden moeten voeren. Burgemeester en
wethouders hebben een voorstel gedaan waar-
mede hij sympathiseert. Er was voor hem al
zoo geen noodzaak om zich met spreken te
haasten en dit meer op den weg dergenen ligt
die het met het voorstel niet eens zijn; was
zulks met hem het geval, hij zou niet schromen
dit te zeggen. Dat de heeren amendementen
hebben ingediend, vindt hij flink, dat getuigt
van studie over de zaak. Als zij meenen, dat
meer geboden moet worden, moeten zij trach
ten den raad te overtuigen.
Spreker kan het er mede eens zijn, dat f 8,
9 of 10 te weinig is, om een gezin te onder-
houden, maar daar gaat het niet over.
De menschen moeten werken en indien ze
geen werk kunnen vinden willen we voor hen
den weg openen om te werken. Maar als ze
ander werk kunnen krijgen moeten ze dat hoe
eerder hoe gauwer aangrijpen, opdat dit werk
kan worden bewaard voor tijden van slapte;
dan is er gelegenheid te zorgen, dat er toch
een stuk brood in het gezin binnenkomt. Hij
gevoelt ook wel, dat het voor de menschen op
leeftijd, die altijd in het havenbedrijf hebben
gewerkt, zeer bezwaarlijk is, om ander werk
te gaan zoeken, daarin zit wel eenige moeilijk-
lieid, maar het is onverantwoordelijk, dat de
jongere krachten, hoewel zij weten, dat er
voor hen hier geen werk is, hier maar blijven
hangen en niet elders werk gaan zoeken.
Een stem van de tribune: Waarheen?
De heer D. SCHEELE zal op stemmen bui
ten deze vergadering niet antwoonden. Hij
meent, dat het de taak van de jonge mannen
is hier niet zonder meer te blijven zitten om
alios maar van anderen te verwachten, doch
elders moeten uitzien. Er zijn toch versehib
lende voorbeelden van personen, die dit met
goed gevolg deden. Spreker stapte deze week
nog te Vlake uit den trein, Geregeld treft men
daar varensgezellen aan, die met hun gezin
hier of daar naar een schip trekken. Nu trof
hij er weer aan jonge mannen, waarvan som.-
nnge met hunne vrouw, die hem op zijn vratm;
I ts kennen ga.ven naar de IJpolders te gaaii,
waar zij meenden wel werk te kunnen vinden
:tgeen zij in hun eigan omgeving niet konden
vastkrijgen. Dat toon; een emstigen wil. Die
jonge kerels moeten evenwel niet in Ter Neu-
zen blijven hangen.
Stem van de tribune: Maar als dat verhuizen
250 kost!
De heer D. SCHEELE verzoekt den voor-
zitter inmenging van het publiek op de tribune
in de discussie van den raad tegen te gaan.
Laat dien kerel zegt hij er uitzetten als
hij zijn mond niet houit.
De heer HAMELINK verklaart het daarover
geheel met hem eens te zijn.
De VOORZITTER maant de hoorders op de
tribune aan zich te bepalen tot luisteren, daar
hij hen, die opmerkingen maken zal laten ver-
wijderen.
De heer D. SCHEELE verklaart niet op op
merkingen van de tribune te zullen antwoorden
maar overigens zijn opinie*te zullen zeggen
waarin hij zic'h van niemand zal laten terug- j!
houden.
De heer VERLINDE geeft te kennen, dat hij
en zijne fraetiegenooten evengoed als de heer
Hamelink gevoelen, dat de door hen voorge
stelde steunverleening niet kan voorzien in
voldoende onderhoud van een gezin. Zij kon
den hierin echter niet geheel met hun gevoel te
rade gaan_ en wenschten alleen te beproeven
nog iets te bereiken. Zij waren van meening,
dat het niet mogelijk was de steunregeling nog
in den ouden vorm te bestendigen. Het is waar,
spreker is niet bij den heer Hamelink geweest,
om kennis te geven van zijn voorstel, doch dat
de fractie van den Vrijheidsbond streefde naar
een steunregeling gel'aseerd op de havenar
beiders Van 1914 kon hem bekend zijn uit de
vorige raadszitting en het door hen aan bur
gemeester en wethouders gedaan verzoek. Hij
moet dus het verwijl, dat de Vrijheidsbond de
schuld zou zijn, dat er geen steunregeling is
of wordt voorgesteld, afwijzen. De heer Ha
melink weet toch bovendien ook, dat het juist
de leden van den Vrijheidsbond zijn geweest,
die de oude steunregeling hebben gesteund. Ze
zijn in hun voorstel zoover gegaan als ze
meenden te kunnen gaan.
De heer HAMELINK wijst er op, dat de heer
D. Scheele, die in het verleden steeds heeft ge
zegd, dat, als de steunregeling verviel, de
menschen toch nog wel te eten zouden hebben,
en dat bij den dan te verleenen steun rekening
zou worden gehouden met de gezinsomstandig-
heden, thans verklaart accoord te 'gaan met het
voorstel van burgemeester en wethouders. Nu
is spreker van meening, dat de betaling
bij de werkverschaffing toch nog iets boven
armenzorg behoort te staan. In het voorstel
wordt ook hepaald, dat 4 dagen mag gewerkt
worden, ongeacht het aantal kinderen, en daar
bij wordt dus geen rekoning gehouden met ge-
zinstoestanden. Daarom heeft spreker die bepa-
ling geamendeerd opdat grootere gezinnen in
een voordeeliger conditie zouden komen. En
indien de vertegenwoordigers der christelijke
partijen die amendementen zouden bestrijden,
dan maken zij de christelijke naastenliefde tot
een aanfluiting, want men kan toch wel na-
gaan, dat een gezin van 6 personen of meer
met van 12 kan rondkomen. Als de heer D.
Scheele daarmede instemt, dan miste deze het
recht om daar steeds zoo mee naar voren te
komen, dat de menschen toch wel zouden te
eten hebben, hij heeft het nu ietwat anders
gezegd, maar dan thans ook pas in waarheid
gesproken: dat er dan een korst brood in de
gezinnen kan komen. Hij wijst daarop met
nadruk de heeren die zich nu bij de besprekin-
gen zoo koest houden.
Als ze het eens zijn met burgemeester, dan
nemen ze eck cen staud^ano in, dat zelfs geen
enkele werkgever inneemt, dat iemand die
boven de 60 jaar is, te oud is om te werken.
Hij laat buiten beschouwing, dat deze dan in
vele gevallen zullen behooren tot gezinnen van
2 menschen, doch vraagt waaruit hieribij blijkt
van de eerbied voor den ouderdom bij de chris
telijke partijen? Ze maken hun beginsel tot
een aanfluiting. Ook de fractie van den Vrij
heidsbond schakelt de menschen boven 60 jaar
uit en wil deze maar naar het armbestuur
zenden. Zij had tegen dat voorstel van burge
meester en wethouders op moeten komen. Hij
noemt het van wege de Christelijke partijen
niets dan leuzen, al die uitingen over Chris
telijke naastenliefde, daar van de practische
toepassing bij dit voorstel niets blijkt en het
is zegt spreker jullie nergens anders om
te doen dan de menschen op die manier naar
jullie kerk te krijgen. En hij betoogt het te
moeten vastnagelen, dat dit voorstel uitgaat
van een college van burgemeester en wethou
ders bestaande uitsluitend uit Christelijke men
schen.
Hij maakt er den heer Verlinde volstrekt
geen verwijt van, dat deze met zijn voorstel
niet bij hem gekomen is, Als is hij persoonlijk
met hem bevriend, daarom behoeft hij nog
niet met zijn voorstel te komen. Het behoort
echter tot de goede politieke gebruiken, dat
men, als men een voorstel doen wil, daarvan
de medeleden op de hoogte brengt, opdat een
vruchtbare behandeling mogelijk is. Voor spre
ker persoonlijk was het niet noodig, want hij
heeft door tusschenkomst van een ander een
exemplaar van het voorstel van den heer Ver
linde in handen gekregen, doch de raad in zijn
geheel heeft er toch geen kennis van gekregen.
Spreker stelt in het licht, dat het niet de
schuld is van zijne fractie, dat de steunregeling
in het slop is beland, doch wel van de burger-
lijke partijen. Spreker wilde, tot het laatst toe
beproeven, de menschen uit het slop te houden,
want men moet niet vergeten, dat men nu niet
alleen de arbeiders treft, maar ook vele mid-
denstanders er door in moeilijke omstandig-
heden zullen komen. De menschen moeten toch
eten en zullen dus alle mogelijke moeite doen
om het te krijgen waar ze kunnen. Doch en in
de Christelijke partijen, en de Vrijheidsbond,
die zich uitgeeft althans iets te willen doen
voor de havenarbeiders van 1914, doen niets
voor de menschen boven de 60 jaar.
De heer D. SCHEELE betoogt, dat, indien
hij dit voorstel tot werkverschaffing aanbe-
veelt, hij daarmede volstrekt niet wil zeggen,
dat een gezin voor zijn onderhoud geen f 20
of meer per week zou noodig hebben, hij zal
daarom hierover geen woord meer zeggen. Hij
beschouwt echter in deze de werkverschaffing
in de plaats van steunverleening en dat er door
te werken aan de werkverschaffing ongeveer
evenveel aan loon wordt ontvangen als men
anders aaiy steun ontving. Dan is het nu in elk
geval verdiend loon. En wat nu het voorge
stelde loon zelf betreft, verwijst hij naar het
vrije bedrijf. Daar wordt eigenlijk ook te
weinig betaald. Op het land komen loonen
voor van f 2 of f 2,50. Dat is ook te weinig,
maar de ondernemers kunnen niet meer geven.
De bedrijfhehbers zitten zelf ook in nood. De
werkgever kan ook maar niet steeds voortgaan
om met verlies te werken, want dan gaat ten
slotte de geheele maatschappij ten gronde.
Zoowel werknemer als werkgever zullen zich
moeten inkrimpen om het hoofd boven water
te houden. Als spreker zoo eens wat los werk
uit te voeren heeft, betaalt hij ook meer als de
hier genoemde loonen, al is het ook, dat het
feitelijk niet lijden kan. En als het er dan op
aankomt moet hij dat verlies nemen van zijn
kapitaal, maar de heer Hamelink moet eens be-
denken, dat dit niet kan blijven duren, en dan
moet de ondernemer gaan vragen kan dat werk
nu niet eens voor een paar kwartjes minder.
Dat is de drang der omstandigheden, en heeft
niets te maken niet het Ghristelijk beginsel of
men de menschen geen hooger loon zou gunnen.
De heer Hamelink weet wel, dat spreker al
geruimen tijd niet meer voelde voor de steun-
uitkeering, dat hij wenschte, dat die werd uit-
geschakeld, en dat, als het niet anders kan, de
menschen die geen werk kunnen vinden, op
andere wijze moeten worden geholpen om in
hunne behoeften te voorzien. Maar daarin be-
grijpt hij dan alleen de ouderan, de jongeren
moeten al het mogelijke doen om zelf in hun
onderhoud te voorzien en maar niet stilletjes
hier blijven.
De VOORZITTER wenscht nu ook namens
burgemeester en wethouders in het algemeen
iets te zeggen. Hij wijst er den heer Verlinde
op, dat in de vorige vergadering is medege-
deeld, dat er gelegenheid was voor hen die een
of andere regeling wenschten, hun voorstel in
te zenden aan burgemeester en wethouders, die
dan daarmede rekening konden houden, en het
eventueel indienen nevens de door hen voorge
stelde werkverschaffing. Er is echter niets
gekomen. Burgemeester en wethouders hebben
uit het votum van den raad niet afgeleid, dat
deze nog een steunregeling wenschte. Wat de
door burgemeester en wethouders en den heer
Verlinde aangegeven getallen betreft, daarin is
ten slotte niet zooveel verschil. Zij wenschen
te helpen door werkverschaffing^
De heer GEELHOEDT wil nog even er op
wijzen, dat de voorzitter wel heeft gevraagd
of leden die een denkbeeld hadden omtrent een
regeling deze aan burgemeester en wethouders
wiiden kenbaar maken, doch dat hij in de vo
rige vergadering pertinent het voorstel heeft
gedaan burgemeester en wethouders te verzoe-
ken een steunregeling in te dienen, en dat er
dus op grond daarvan voor hem geen aanlei
ding was om nu zelf nog met een voorstel voor
den dag te komen.
De VOORZITTER kan hierover niets anders
zeggen, dan hij reeds deed en voegt er aan toe,
dat burgemeester en wethouders in hun stand-
punt ook zijn versterkt door hetgeen hun be
kend was over de houding van gedeputeerde
staten. Zij hebben zich afgevraagd, wat op het
oogenblik het meest in het belang was de zaak
waar het om gaat te dienen. Er zijn in het
voorstel twee elementen vervat, die ten doel
hadden bezwaren tegen de steunregeling te on-
dervangen. Het eene bezwaar is, dat men al
gemeen oordeelt, dat de categorie van gesteun-
de havenarbeiders te groot is. Burgemeester
en wethouders hebben zich daarom bepaald tot
die van 1914, omdat zij meenen, dat dit in het
algemeen en op meerdere plaatsen het best is
te verdedigen. Zij die tusschen '14 en '21 ha
venarbeider geworden zijn zullen ook niet aan
hun lot kunnen worden overgelaten, doch deze
zullen dan op een andere wijze moeten worden
gesteund, daar valt ook over te spreken.
Burgemeester en wethouders hebben niet
kunnen bevroeden, dat de raad, na afloop van
de vroegere steunregeling direct weer een an
dere in het leven zou willen roepen. Of burge
meester en wethouders na afloop van deze ge
legenheid tot werkverschaffing nog met an
dere voorstellen zullen komen kan hij thans
niet beoordeelen.
Bij de thans voorgestelde regeling zijn de
gehuwden zonder kinderen uitgeschakeld; het
aantal tot deze categorie behoorenden is niet
groot. Men staat thans voor iets nieuws en
spreker hoopt, dat de raad er zich in zal kun
nen vinden dit aan te nemen. Laat men het
eens afzien hoe het werkt; indien binnenkort
iemand kon aantoonen dat het niet deugt, is
er altijd nog gelegenheid de regeling te ver-
anderen.
Er is genomen de grens van 1914. Wellicbt
had men ook een ander jaar als basis hebben
kunnen nemen, doch burgemeester en wethou
ders hebben dit genomen, omdat zij meenen
met dat jaar hun standpunt het best te kunnen
verdedigen, ook tegen de geheele samenleving.
Dit betreft dan toch in elk geval de menschen
die in het vak van havenarbeider zijn opge-
groeid, die zich daarin hebben ingewerkt en in
geen geval eenige verantwoording voor hun
positie kunnen dragen.
De heer HAMELINK wijst er op, dat met de
regeling van burgemeester en wethouders
slechts een 60 tot 80 menschen zullen geholpen
zijn, terwijl er dan toch ook van die categorie
van 1914 toch nog een 70tal naar het armbe
stuur zal moeten gaan, hetgeen de menschen
geheel moet demoraliseeren. Hij acht het ook
onjuist, dat men als leeftijdsgrens slechts men
schen boven de 30 jaar aanneemt. Er zullen
onder de menschen beneden de 30 jaar ook wel
vaders van kinderen zijn. Hij kent er ook die
reeds 4 kinderen hebben en nu zal men mis
schien wel zeggen waarom zijn ze dan zoo
vroeg getrouwd, maar dat is nu eenmaal zoo.
Men staat voor dat feit.
Wat zal men dan met deze menschen doen.
De steun moest weg en er moest worden ge
werkt. Maar waar moeten die mensche"n dan
werken Ze zullen aan de armenzorg worden
overgeleverd, maar gewerkt zal er niet worden.
Er wordt bezwaar gemaakt meer menschen
te laten werken, omdat het werk dan vlugger
klaar zal zijn, maar men verliest uit het oog,
dat men dan het moreel van meerdere men
schen redden kan, dat zeker dalen zal indien
ze den gang naar het armbestuur moeten
maken.
En wat betreft de menschen meer clan 60
jaar, die men eveneens aan de simpele liefda-
digheid overlevert. Ze zullen daar zeker min
der krijgen dan bij de werkverschaffing, an
ders zou spreker zich daartegen niet verzetten,
want hij is ook van oordeel, dat men beter een
jonge man van 25 jaar kan laten werken dan
een van boven de 60. Men moet ook niet uit
het oog verliezen, dat de menschen van 60 in
1914 nog slechts 48 jaar waren, dus in de
kracht van hun leven.
Ondanks het betoog van den voorzitter, dat
burgemeester en wethouders beter tegen ge
deputeerde staten en heel de wereld kunnen
verdedigen de hulp verleend aan de haven
arbeiders van 1914, dringt spreker er ten
sterkste op aan alle havenarbeiders van af den
leeftijd van 24 jaar te helpen en hen te laten
werken in plaats van ze aan armenzorg over
te geven. Dringend doet hij op alien een be-
roep dezen er toch alien in te belrekken, in
plaats van hen voor een groot deel naar hel
armbestuur te verwijzen.
De VOORZITTER acht de zaak in het alge
meen voldoende besproken en meent, dat tot de
behandeling der regeling kan worden overge-
gaan. Burgemeester en wethouders handhaven
hun voorstel. Omtrent het eerste punt zal wel
geen verschil van gevoelen bestaan.
Op het tweede deel is een amendement inge
diend der heeren Hamelink en Van Driel, die
in de regeling willen opnemen havenarbeiders
volgens de lijst van 1920, ouder dan 24 en nog
geen 65 jaar.
Burgemeester en wethouders stellen voor die
van 1914, niet jonger dan 30 en niet ouder dan
60 jaar voor zoover ze kinderen hebben be
neden 16 jaar.
De heer COLSEN kan zich wel met het eer
ste deel van het amendement vereenigen, nl.
met gehuwden en tot 65jarigen leeftijd, maar
niet ongehuwden van af den leeftijd van 24
jaar.
De heer HAMELINK merkt op, dat onge
huwden niet onder de door hem voorgestelde
regeling vallen, indien ze niet zijn hoofd van
een gez' Het komt toch voor, dat er jongere
zoons ;ijn, die voor hun moeder en kleinere
broertjes of zusjes werken.
De heer COLSEN geeft in overweging, dat
burgemeester en wethouders verschillende
menschen die dit wenschen naar Canada zou
den helpen.
Daarvan is in Axel ook werk gemaakt. Naar
hij meende betaalde de gemeente daar het hal
ve reisgeld en het andere moeten de menschen
verdienen. Hij meent, dat er voor jonge men
schen veel kans is daar goed geld te verdienen.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat het
gemeentebestuur geen personen naar Canada
kan uitzenden. Het adres daarvoor is bij de
Emigratie Centrale in de Juliana van Stolberg-
laan in Den Haag. Eh dan moet per persoon
f 500 worden betaald. Hetgeen de heer Colsen
bedoelt is iets anders. Burgemeester eh wet
houders kunnen het zeker niet anders dan toe-
juichen indien personen onder contract naar
Canada trekken om daar een bestaan te vin
den, doch dat valt buiten hunne bemoeiing, die
contract-menschen gaan op zichzelf.
Vanwege de gemeente Axel is aan 5 jonge
menschen een deel van het reisgeld voorge-
schoten. Om er iets aan te hebben zou dit_op
groote schaal moeten geschieden, maar dan
zitten er groote bedragen aan vast. Men moet
daarmede voorzichtig zijn. Burgemeester en
wethouders willen met alle hun ten dienste
staande middelen personen die willen emigree-
ren helpen, door gratis passen e.d., maar de
gemeentekas is niet toereikend om daarvoor
groote bedragen te gaan voteeren.
De heer COLSEN wijst er op, dat nu jon
gens - particulier zijn weggeholpen nvn half
reisgeld. Als er nu eens een groep van 50 per
sonen bereid was te gaan, dan zou de gemeen
te die toch ook wel aan dat halve reisgeld kun
nen helpen. De andere helft kunnen ze gemak-
kelijk zelf verdienen. Ze krijgen daar 6 dollars
per dag; het leven is er niet duur, het vleesch
kost daar b.v. maar 30 cent per kilogram.
De VOORZITTER: Als we vijftig menschen
wiiden weghelpen kostte ons dat 25.000.
De heer COLSEN: Dat kan niet, want het
reisgeld kost maar 180 en dan bestaat de
kans nog dat de gemeente het voorschot terug
zou krjjgen.
De VOORZITTER deelt mede, dat van dat
laatste niet veel komt, men kan de menschen
ginds niet alle in het oog houden. Aanvanke-
lijk is die regeling beproefd en heeft een offi-
cier van het Leger des Heils zich daarmede
bezig gehouden. Die pogingen zijn echter op
een fiasco uitge'ioopen. Als men de menschen
weg helpt moet men er op rekenen, dat men
hun die bedragen schenkt.
De heer D. SCHEELE geeft te kennen, dat
er tegen het betoog van den heer Hamelink,
om ook de jongere menschen te laten werken,
op zichzelf niet veel te zeggen is, het is zeker
gewenscht, dat die ook werk vinden. Die moe
ten dat echter ergens anders zoeken. Het idee
is geweest om de menschen, die in 1914 haven
arbeider waren. te helpen. Die menschen kon
den toen niet anders meer, want de wereld
was dicht. Maar er was toch voor anderen, die
later kwamen toch geen aanleiding om zich
beschikbaar te stellen als havenarbeider, ter
wijl er toen geen havenarbeiders noodig wa
ren? Toch zijn er maar steeds bijgekomen en
hebben deze zich dus vastgeklampt aan een
bedrijf waarin geen werkkracht meer noodig
was. Dat is het groote bezwaar, dat zich bij
het verleenen van steun heeft voorgedaan.
De heer COLSEN geeft te kennen in de laat
ste weken met zoo'n emigratiemaatschappij in
onderhandeling te zijn geweest en dat het weg-
zenden van 50 personen geen 25.000 doch
sleeTTfs" 9000 zou kosten. Is dat nu vraagt
hij zdo'n som De maatschappij, die over
die menschen controle uitoefent, zou misschien
ook wel genegen zijn om voor het terugvorde-
ren van die sommen te zorgen. Dan hadden
we toch 50 personen aan goed loonend werk
geholpen.
De VOORZITTER wijst er op, dat men die
f 9000 dan toch zou moeten afnemen van de
thans voor steun aan werkloozen voorgestelde
bedragen en dat men dan voor die 50 de in-
komsten van 165 anderen zou moeten vermin-
deren. Hij meent, dat men dien weg niet kan
opgaan. Als men nu voor zoo'n bedrag eens
een 150 gezinnen kon helpen viel er over te
praten.
De heer HAMELINK tracht aan te toonen,
dat het toch zeer begrijpelijk is, dat er tus
schen de jaren 1914 en 1918 verschillende per
sonen ook bij den havenarbeid zijn gekomen.
Die menschen die anders op verschillende an
dere manieren hun brood verdienden konden
toen niet weg. Daar ze geen bepaald vak ver-
stonden, moesten ze wel worden opgenomen in
den kring van de havenarbeiders, dat steeds de
voornaamste bron van bestaan alhier geweest
is. Zij die inmiddels 24, 25 jaar waren gewor
den, konden niet anders meer. De stalling dat
men bij dit bedrijf geen nieuwe krachten noo
dig had, werd toen nog niet geuit. Er waren
tijdstippen dat er voor velen werk was.' Onder-
tusschsn hebben de toestanden zich weer ge-
wijzigd. Men moet niet uit het oog verlieren,
dat er reeds velen op Belgische schepen zijn
gaan yaren. Doch wat de Rijnvaart betreft,
gaat dit niet zoo gemakkelijk. Ook deze ver-
keert in een toestand van malaise en ai< men
niet door de een of ander geholpen wordt, komt
men daar zoo gemakkelijk niet bij. Er heerscht
in andere plaatsen, met name te Rotterdam,
waar die schepen veel komen, ook werkloos-
heid.
Indien het zoo gemakkelijk ging om daarbij
een plaatsje te krijgen, zou het Rijkscomite
voor werkverruiming daar ook wel rekening
mede houden. Hij is voorts van meening, dat
de raad emigratie naar Canada nog niet moet
steunem misschen zou in de toekomst in dit
opzicht iets kunnen worden gedaan, doch daar
mede is de misere voor de hoofden van gezin
nen nog niet weg. Hij betoogt ten slotte dat,
indien men aanneemt het cijfer van 1920, men
niet te ver teruggaat om hem te omvatten die
kunnen gezegd worden tot het havenbedrijf
te behooren. Neemt men deze er bij, dan be-
hoedt men velen voor een tocht naar het arm
bestuur. Als het werk klaar is zullen burge
meester en wethouders. die nu op een paar
dagen tijd werk konden vinden ook nog wel
iets anders weten, er wordt werk verricht in
plaats, dat men dit den menschen over het
annbestuur geeft en het werkt alzoo in het be
lang van de financien der gemeente en der
menschen zelf.
Het eerste deel van het amendement-Hame-
lihk c.s. wordt verworpen met 10 tegen 3
stemmen.
Voor stemmen de heeren Van Driel, Colsen,
eiy Hamelink; tegen stemmen de heeren Van
Dijke, Van Riet, De Jager, Van Uren, D.
Scheele, Van Cadsand, Geeiihoedt. R. Scheelej
Verlinde en Freriks.
Aan de orde komt nu punt 3°., de bepaling
van het loon.
Burgemeester en wethouders stellen voor uit
te betalen 40 cent per kar, hetgeen er op be-
rekend is, dat dagelijks 15 karren worden ver-
werkt, terwijl het amendement van den heer
Ha.melink beoogt een vast dagloon van f 3 voor
8M> uur arbeid.
De heer HAMELINK vraagt hoe men zich
de regeling denkt.
De VOORZITTER deelt mede, dat burge
meester en wethouders voor de karren zullen