De heer DIELEMAN boorde daar den da
tum van 1 December. Is toen het be:Iuic ge-
nomen
De VOORZITTER wyst er op, dat het be
sluit tot uitbreiding van het gasbuizennet is
genomen 6 October, daarop is in de vergade-
ring van 17 November het besluit tot het aan-
gaan der leening genomen; 27 November heb-
ben Gedeputeerde Staten het besiuit behan-
deld en op 1 December is hun schrijven afge-
zonden, waarin inlichtingen worden gevraagd.
De heer DIELEMAN merkt op, dat Burg,
en W'eth. zich uit den brand hebben ge-
red, dat de vertraging niet hun schuld is. Die
stonden echter met betrekking tot deze zaak
niet zoo hoog aangeschreven, voor wat het be-
trachten van spoed betreft. We gaan nu naar
Februari en Maart. Die maanden zouden zich
uitstekend hebben geleend voor het verrichten
van het werk, in verband met de heerschende
weilkloosheid. Nu zal het zomer zijn, eer de
goedkeuring komt. Spraker acht dat geheel
verkeerd en acht in dit opzicht den reriimenden
arbeid van Gedeputeerde Staten niet in het
beLang der gemeente.
De VOORZITTER deelt mede, dat Burge-
meester en Wethouders voornemens zijn dit
ter conferentie onder de aandacht te brengen.
De heer DIELEMAN meent, dat allereerst
dient gezorgd te worden voor uitbreiding van
het gasnet.
De heer 't GILDE merkt op, dat door mede-
deeling van het schrijven van Gedeputeerde
Staten wel een^ander Ucht over de zaak is op-
gegaan. De raad, die daarvan niets wist, tast-
te in het duis.ter en kwam daardoor tot andere
gevolgtrekkingen.
De VOORZITTER merkt op, dat men toch
niet iederen dag vergaderen kan om stukken
ter kennis van den raad te brengen.
De heer 't GILDE wijst er op, dat de raad
inmiddels toch reeds bijeen is geweest en het
daarom jammer is, dat deze van dat schrijven
niet is in kennis gesteld. Hij zou er met hand
en tand voor willen ijveren, dat de gemeente
in de gelegenheid gesteld wordt haar gasnet
uit te breiden en ook om zelf electrische stroom
op te wekken. Het Iijkt hem, dat de politiek
van Gedeputeerde Staten, om dit tegen te
houden, niet oorbaar is. Hij zal het hierbij
maar laten, doch zou zich veel scherper kunnen
uitdrukken.
De heer OGGEL merkt op, dat toch nu ook
weer blijkt, dat het aanbeveling verdient eerst
eens goed te onderzoeken, eer men tot de een
of ander verwijten richt.
De VOORZITTER: We hebben ons kunnen
verantwoorden en dat is voldoende.
De heer J. DE FEIJTER kan nog niet in-
zien, dat Gedeputeerde Staten in deze zoo'n
rare houding aannemen. Gedeputeerde Staten
is een college, dat staat boven den gemeente-
raad en dat de zaak van 2 kanten kan bezien.
Die kunnen wel van oordeel zijn, dat de ge
meente moet worden voorzien of van gas of
van electriciteit. Dat kan men thans ook zon-
der meer niet beoordeelen. Hij meent ook, dat,
toen besloten werd om het gasnet uit te brei
den naar de gehuchten, de gevolgen van dat
besluit wel wat te lioht zijn opgenomen. Er is
nader gebleken, dat verschillende in die buur-
ten wonende menschen de voorkeur geven aan
electriciteit boven gas. Kan dat geen motief
zijn voor Gedeputeerde Staten om de zaak eens
nader onder de oogen te zien. Is het niet mo-
gelijk dat zij van oordeel zijn, dat beide, en
gas, en electriciteit teveel wordt. Dat
zij van meening zijn, dat, als nu het
buizennet wordt uitgebreid en straks de elec
trische stroomlevering komt, dit te samen
niet rendabel kan worden Hij gelooft dat
men hier niet moet spreken van een rare hou
ding van Gedeputeerde Staten, doch dat men
het moet toejuichen, dat ze zoo'n houding aan
nemen, om zoo-mogelijk de gemeente van een
overijlde daad terug te houden. Want weldoor-
dacht kan men dat besluit niet noemen, het
stond niet eens op de agenda en is zoo maar
tijdens de vergadering geformuleerd en aan-
genomen. Hij meent dat Gedeputeerde Staten
volkomen het recht hebben den gemeenteraad
te wijzen op de aan een besluit verbonden
voor- en nadeelen.
c. De heer OGGEL wijst er op, dat Hare
Majesteit de Koningin dezer dagen het heug-
lijk feest zal vieren van Haar 25jarig huwe-
lijk. Alij stelt voor om bij die gelegenheid van
wege de gemeente een telegram van geluk-
wensch te zenden. In den loop der jaren is ge
bleken, dat de Koningin met Haar volk mee-
leeft. Wij hebben dat hier ondervonden in de
tijden van de annexatiebeweging en thans heb
ben we het ook weer kunnen ontwaren bij den
watersnood. Het is een Vorstin met een kloek
verstand en een edel hart, onder wier bestuur
het Nederlandsche volk zich gelukkig mag
rekenen.
De heer 't GILDE: Mijnheer de Voorzitter!
U hebt het dezer dagen ook kunnen lezen in
de polemiek van den heer Kleerekooper, het
gaat bij ons wel tegen het koningschap, doch
niet tegen de Koningin. Ik kan mij met dit
voorstel ook wel vereenigen.
Het voorstel wordt aangenomen met alge-
meene stemmen.
De VOORZITTER sluit de vergadering door
het uitspreken van het dankgebed.
GEMEENTERAAD VAN ZAAMSLAG.
Vergadering van Maandag- 8 Februari 1926,
des namiddags 1,30 uur.
Voorzitter de heer J. de Feijter, Burge-
meester.
Tegenwoordig de heeren A. de Feijter, S.
van Hoeve, D. G. Koopman, C. A. Wisse, A.
de Koeijer, W. van Petegem, D. Dees, C. H. H.
Wisse, M. Dekker, A. Haak en A. Dees, be-
nevens de Secretaris J. Stolk.
1. Opening.
De VOORZITTER opent de vergadering door
het uitspreken van het gebedsformulier.
Hij wendt zich vervolgens tot de leden van
den raad om hen in deze eerste vergadering in
dit jaar het welkom toe te roepen en zijne
blijdschap uit te spreken, dat hij op deze plaats
het nieuwe jaar weer mag beginnen in denzelf-
den kring waarmede hij het vorig jaar be-
eindigde, en alien konden tegenwoordig zijn.
Hij hoopt, dat het jaar 1926 voor alien een
rijk gezegend jaar moge zijn, zoowel voor hun
persoon als voor hun gezin, voor hun nering,
en bedrijf, am-bt of beroep en Gods rijken zegen
daarop moge rusten.
Een bijzondere omstandigheid doet zich
heden voor, n.l. dat thans herdaoht wordt het
heuglijk feit van het zilveren huwelijk van
Hare Majesteit onze geliefde Vorstin met Zijne
Koninklijke Hoogheid Prins Hendrik. Dit feit
is zoowel voor het Vorstelijk Huis als voor ons
land wel iets bijzonders, want slechts weinig
regeerende vorsten is het gegeven een dergelijk
feit te herdenken, daar velen reeds worden
weggenomen voor ze dat tijdstip beleven.
Spreker wil thans niet in herhalingen ver-
vallen door aan te halen wat onze Koningin
voor ons volk geweest is. Hij is overtuigd, dat
het Nederlandsche Volk alle aanleiding heeft
om God te danken voor de zegeningen die het
in zijne Koningin en Hare regeering heeft ont
vangen. Zij geeft blijk te zijn eene deskundige
regentes, een moedex van Haar voik, getuige
hetgeen, wij gezien hebben in het jaar 1906,
toen een deel van Oostelijk Zeeuwsch-Vlaande-
renn overstroomd was, we hebben dit bij ver-
nieuwing gezien n de dagen der annexatie-
badreiging en we hebben het weder kunnen
ontwaren bij de wisseling des jaars, toen de
Koningin, terwijl men zich allerwege opmaakte
om den jaarsovergang in den huiselijken kring
te vieren, Hare woning verliet om, trotseeren-
de storm en regen de menschen die door over-
strooming in nood zaten te helpen, te troosten,
en een riem onder het hart te steken. Wanneer
we dit alles bedenken is er stof tot blijde dank-
baarheid.
Spreker heeft met het oog hierop gemeend
den gemeenteraad juist op dezen dag te moeten
bijeenroepen en voor te stellen aan Hare
Majesteit een telegram van gelukwensch te
zenden.
(Applaus.)
Wanneer spreker verder een terugblik werpt
op het jaar 1925 ligt het nog versch in het
geheugen, dat hij een jaar te voren kon ver-
klaren, dat we dit jaar konden ingaan met
goeden moed en blijdschap over de gunstige
vooruitzichten. Die goede verwachtingen zijn
echter niet in alle opzichten in vervulling ge-
gaan. De landbouwprodueten waren goed in
prijs doch de natte zomer van '25 heeft in de
bestaamde hoop groote verandering gebracht.
Het koren ging door het natte weer dermate
in kwaliteit aehteruit, dat er slechts een kleine
prijs voor kon worden bedongen en met de an
dere artikelen ging het vrijwel evenzoo.
De oogst van vlas en suikerbieten, twee pro-
ducten die hier voomamelijk op den voorgrond
treden en van zoo groote beteekenis zijn omdat
daarom door de werklieden een hoog loon ver-
diend wordt, voldeden niet.
Spreker wil daarmede niet gezegd hebben,
dat 1925 voor de gemeente niet zou zijn ge
weest een gezegend jaar. Wat den loop der
gemeentefinancien betreft staat het er althans
gunstig voor. Blijkens van den inspecteur van
's rijks belastingen ontvangen mededeeling zal
er een groot saldo zijn van de inkomstenbelas-
ting, zoodat er alle kans is, dat het heffings-
percentage zal kunnen worden teruggebracht
tot 0,9.
De gemeente is bewaard gebleven voor aller-
lei rampen, terwijl andere provincien niet ge-
spaard bleven.
We staan nu gereed om 1926 in te treden.
Wat het ons zal brengen is moeilijk te zeggen,
doch reden om optimistisch te wezen zijn er
niet. De prijs van alle landbouwprodueten is
laag. Ook de paardenfokkerij, vroeger voor
deze gemeente een groote bron van inkomsten,
ligt tegen de vlakte. Het uitzicht is niet zoo
schitterend. Te hopen is het, dat vlas en bieten
nog iets zullen beteren, en aanleiding zullen
zijn tot verbetering van den toestand.
Spreker hoopt ten slotte, dat we aan het eind
van het jaar daarop nog met blijdschap zullen
mogen terugzien en Gods rijken zegen ook
moge rusten op den arbeid van den gemeente
raad, tot verheerlijking van Zijn naam en heil
en zegen van de gemeente.
De heer C. A. WISSE dankt als oudste lid
den Voorzitter namens den raad voor de harte-
lijke woorden en wenscht hem wedenkeerig alle
goeds toe, zoowel voor zijn persoon als zijn
gezin.
Niet minder stemt de raad in met de woor
den die door den Voorzitter zijn geuit naar aan
leiding van het zilveren huwelijksfeest onzer
geliefe Vorstin en zijn voorstel om Haar daar
mede namens den raad geluk te wenschen. Hij
hoopt, dat God Haar nog lang moge sparen, met
Haar gamaal en dochter. God geve aan dit
zilveren echtpaar zijn onmisbaren zegen en
moge Nederland er nog eenmaal getuige van
zijn, dat het versierd wordt met den gouden
rank.
(Applaus.)
De VOORZITTER dankt den heer Wisse
voor de geuite wenschen en stelt voor het vol-
gende telegram te verzenden:
Aan H. M. Koningin Wilhelmina.
't Loo.
De Raad der gemeente Zaamslag,
op heden in vergadering bijeen, biedt Uwe
Majesteit en Uwe K. H. Prins Hendrik alsmede
H. K. H. Prinses Juliana en H. M. de Konin-
gin-Moeder Emma eerbiedig en hartelijke ge-
lukwenschen aan, met de herdenking van Uw
vijf en twintigjarig huwelijk.
Het is zijn wensch en bede, dat God U nog
vele jaren met elkander in voorspoed spare,
voor uw huis, uw volk en het vaderland, ja, dat
ons volk nog eenmaal dankbaar getuige moge
zijn van de viering van uw gouden bruiloft.
JOH. DE FEIJTER, Voorzitter.
JAC. STOLK, Secretaris.
Zaamslag, 8 Februari 1926.
Het voorstel wordt onder applaus met alge-
meene stemmen aangenomen.
2. Notulen.
Burgemeester en Wethouders stellen voor de
notulen der vergadering van 1 December 1.1.
vast te stellen zooals die aan de leden in druk
zijn toegezonden.
De heer VAN PETEGEM zou nog gaame
eene wijziging zien aangebracht. Op bladzijde
14 staat vermeld het raadsbesluit tot verhoo-
ging van den toeslag op enkele pensioenen tot
40 Hij beweert alleen den raad voor dat
besluit dank te hebben betuigt en te hebben
gezegd, dat dit een stap is in de goede rich-
ting. Het verder vermelde wil hij doen schrap-
pen.
Na deze wijziging worden de notulen met
algemeene stemmen vastgesteld.
3. Mededeelingen.
a. Proces-verbaal van opname van boeken
en kas van den gemeente-ontvanger, d.d. 22
December 1925, waaruit blijkt, dat ontvangen
is 228.594,9514 en uitgegeven f 215.735,54,
zoodat in kas moest zijn 12.859,41 !4, hetgeen
overeenkwam met de vertoonde gelden.
Aangenomen voor kennisgeving.
b. Proces-verbaal van opname van boeken
en kas van den secretaris-penningmeester van
het algemeen burgerlijk armbestuur, d.d. 21
December 1925, waaruit blijkt, dat de ontvang-
sten hebben bedragen f 3407,84 en de uitgaven
f 1749,36, zoodat in kas moest zijn 1658,48,
welk bedrag overeenkwam met de vertoonde
gelden.
Aangenomen voor kennisgeving.
c. Proces-verbaal van opname van boeken
en kas van den administrateur van het gemeen-
telijk electrisch bedrijf, waaruit blijkt, dat de
ontvangsten hebben bedragen 10.672,1914 en
de uitgaven 10.182,82, zoodat in kas moest
zijn f 489,3714, welk bedrag overeenkwam met
de vertoonde gelden.
Aangenomen voor kennisgeving.
4. Ingekomen stukken.
a. Een schrijven van den heer P. C. de
Moor, houdende bericht van aanneming zijner
benoeming tot lid der commissie tot wering van
schoolverzuim, plaatselijke schoolcommissie.
Aangenomen vo'or kennisgeving.
b. Een besluit van Gedeputeerde Staten van
Zealand, houdende verdaging hunner beslissing
omtrent de begrcoting dienst 1926, tot 1 April
aanstaande.
Aangenomen voor kennisgeving.
c. Het verslag van de commissie tot wering
van schoolverzuim over 1925.
Wordt ter inzage gelegd.
d. Een drietal missive's van S. Scheele, C.
A. Wisse en C. H. H. Wisse, houdende bericht
van aanneming hunner benoeming tot leden
van het Algemeen Burgerlijk Armbestuur.
Aangenomen voor kennisgeving.
e. Een tweetal missive's van F. Hamelink
en J. C. Eijke, houdende dankbetuiging voor
toegeikende jaarweddeverhooging.
Aangenomen voor kennisgeving.
f. Het besluit van den raad, d.d. 1 Decem
ber 1925, numrner 8, inzake ovemame straten-
plan, voorzien van bewijs van goedkeuring.
Aangenomen voor kennisgeving.
g. Een adres luidende als volgt
Ondergeteekenden, A. Faas en 10 anderen, al
ien inwoners van de buurtschap De Val, met
hunne erven gelegen aan of rond den zooge-
naamden Valput, gelegen tusschen den Marga-
retha, Kleine Huissens- en Groote Huissens-
polder verklaren;
dat zij door de aanhoudende en vele regenval
der laatste dagen, veel last ondervinden van het
in genoemden Valput staande water, hetgeen
bij iederen, regenval nog stijgt;
dat ger.oemde Valput geene zichtbare water-
afvoer heeft;
redenen, waarom zij Uw college beleefd, doch
dringend verzoeken hen hiertoe de noodige mid-
delen of hulp te verscthaffen, dat de stand van
het water zoodanig wordt verlaagd, dat hunne
erven bij een zwaren regenval voor zulke hooge
waterstanden gevrijwaard zijn.
Terwijl nog is ingekomen eene opgave van
gemaakte kosten voor gebruik motor met be-
diening 25; voor gebruik buizen, pompen, enz.
f 10, totaal f 35.
Burgemeester en Wethouders van meening,
dat ten deze de buurtschap dient te worden ge-
holpen, deelen mede, dat benoodigd zijn 40 M.
betonnen buizen, welke kosten f 46 of 70, zijn-
de deze 20 of 30 c.M. Waar belang-hebbenden
deze zelf zullen doen halen en de buizen zelf
zullen leggen, stellen Burgemeester en Wet
houders de kosten, ten bedrage van 35 plus
f 46 of f 70, uit de gemeentekas te bestrijden.
De VOORZITTER wijst er op, dat alien we-
ten in welke moeilijke omstandigheden de be-
woners van de Val verlceerden en aangezien
er in deze gemeente zooveel gedaan is om de
menschen uit andere streken, die door den
watersnood getroffen zijn te helpen meenden
Burgemeester en Wethouders, dat de eigen in-
gezetenen ook behooren te worden geholpen.
Er is van alles beproefd, pompen met de brand-
spuit, en ook door ovenhevelen, doch dit heeft
alleen in zooverre baat kunnen brengen, dat
het water uit de woningen was. Burgemeester
en Wethouders stellen nu voor die kosten voor
rekening der gemeente te nernen en ook die
van het aanschaffen van buizen. Zijn die ge
legd, dan zullen de menschen voor overtollig
water gevrijwaard zijn. Er wordt thans alleen
nog beraden of men buizen zal nemen van 20
dan wel van 30 c.M. wijdte.
De heer C. A. WISSE betuigt zijn ingeno-
menheid met dit voorstel, waardoor m een
behoefte zal worden voorzien. Het hiervoor
gevraagde bedrag is alleszins te billijken en er
zal voor weinig geld een goeden toestand ont-
staan. Er is wel meer geld uitgegeven voor
andere werken die minder aan de verwachting
voldeden.
De heer HAAK is ook overtuigd, van het nut
van het werk en zou aanraden buizen te nemen
van 30 c.M. Men moet waken tegen een te Imo
gen waterstand en het verschil is maar f 24.
De VOORZITTER gelooft ook wel, dat de
buizen van 30 c.M. het beste zullen zijn. Het
leggen is gelijk en een buis van 20 c.M. geraakt
natuurlijk eerder verstopt dan een van 30 c.M.
Men zal daarmede beter gewaarborgd zijn voor
een goeden waterafvoer.
De heer VAN PETEGEM erkent, dat de
waterstand in den Valput hoog is geweest en
ongerief voor de omwonenden dreigde. Hij
vindt het- wel goed, dat men de menschen hel
pen wil. maar moet toch waarschuwen dit van
wege de gemeente te doen, aangezien de raad
het vorig jaar heeft afgewezen een verzoek
van de bewoners van de Oostzijde van het
dorpsplein om hun ook van hun water af te
helpen. Dat is toen geschied onder het motief
dat b el an gh ebb en den de vroeger bestaan heb-
bende sloot zelf hebben dicht geworpen, doch
ook aan den Valput is het z.i. moedwil. Die
put had vroeger afwatering in den Kleine
Huissenspolder, waarheen men ook nu de afwa
tering wil leiden, doch die is ook dichtgegooid.
Nu gaat het toch maar niet op, om aan de een
toe te staan, wat aan een ander geweigerd
wordt. Indien dit wordt toegegeven, zullen de
bewoners van de Oostzijde ook weer spoedlg
met een verzoek komen en hij zou ze daarin
groot gelijk geven ook. De raadsleden behoo
ren zich af te vragen waarvoor ze hier zitten.
Men is er altijd huiverig voor op particulier
terrein te komen, doch hier betreft het toch ook
particulier terrein?
De VOORZITTER noemt het door den heer
Van Petegem aangehaalde geval een groot
verschil. Dat betrof een sloot die tamelijk vol
water stond, doch hier is het een put, rondom
afgesloten. Het schijnt wel, dat die put in het
verleden afwatering had langs een riool. De
oudste bewoners zeggen, dat ze daarvan nog
iets weten, maar dat riool is zoek geraakt,
niemand weet waar dat ligt. De toestand is
bepaald onhoudbaar, en er zijn door de inge-
zetenen van Zaamslag zulke groote offers ge
bracht ten bate van de slachtoffers van den
watersnood in andere streken hij zegt de
inwoners bij deze nog dank voor de gehouden
prachtige collecte dat het niet opgaat om nu
de eigen ingezetenen in nood te laten zitten.
Die twee gevallen zijn niet op een lijn te stel
len.
De heer VAN PETEGEM: Dat is verschil
van inzicht; ik kan geen vrijheid vinden voor
te stemmen. Dat doe ik niet voor de menschen,
maar er zit m.i. weer iets in waar andere con
sequences op zullen moeten volgen.
De VOORZITTER: Indien u den toestand
gezien had, zooals wij dien gezien hebben, dan
zoudt u met ons overtuigd zijn geweest, dat
ingegrepen moest worden. Wij hebben daarom
ook aanstonds de noodige medewerking ge
vraagd aan Gedeputeerde Staten opdat zoo
spoedig mogelijk met het werk kan worden
begonnen. Ik had niet verwacht, dat er hier
iemand tegen zou zijn.
De heer VAN PETEGEM: Als het een ge-
volg was van een natuurramp was het iets an-
ders, maar het is een gevolg van moedwil. Op
dien grond is aan anderen hulp geweigerd en
moet dit dus ook afgewezen worden.
De heer C. A. WISSE acht de toestand bij de
aangehaalde gevallen ook niet gelijk. Van den
Valput is het misschien wel 70 jaren geleden
dat daar nog «en riool bekend was; geen der
menschen die er thans woont, kan voor den
tegenwoordigen toestand verantwoordelijk ge
steld worden. Bij de sloot aan de Oostzijde van
het dorp is het iets anders, dat is een toestand
ontstaan in de laatste 40 jaar en is er door het
thans nog l&vend geslacht op de sloot zelfs een
woning gebouwd. Natuurlijk is de toestand
\an den Valput een gevolg van onvoldoende
toezicht van de toenimalige bestuurders, maar
daarover kan men de daar wonende menschen
toch niet laten boeten.
De heer D. DEES verklaart er ook eens een
kijkje te hebben genomen en kan zich indertken
dat het een vreeselijke toestand geweest is. Er
wonen daar een 40 menschen en het gaat niet
aan te zeggen, dat de toestand aan hun moed
wil is toe te schrijven. Hij meent echter, dat
er wel 48 M. buizen zal noodig zijn.
De VOORZITTER weet het niet juist en
meent, dat de raming nogal ruim is genomen
en het werk voor het aan.gevraagde crediet wel
zal kunnen worden uitgevoend. Er is ook nog
een ander adres opgegeven waar de buizen
misschien goedkooper te krijgen zijn. Burge
meester en Wethouders zullen den goedkoop-
sten weg zoeken.
De heer VAN HOEVE bespreekt de opmer-
king van den heer Van Petegem, dat het ge-
meenbestuur zich niet moet begeven op par
ticulier terrein. Dat is geen slecht standpunt,
maar het maakt toch een groot verschil welke
zaak het betreft. Blijkens zijn spreken zou hij
het toejuichen, als de menschen van de Oost
zijde van het dorp weer met een verzoek kwa-
men en kunnen zij blijkbaar op zijn steun
rekenen. Hij wil er echter aan herinneren, dat,
toen dit stuk het vorig jaar behandeld werd,
er door den Voorzitter op gewTezen is, dat er
van de menschen die er schuld aan hebben, dat
die sloot dichtgeworpen is, nog in leven zijn,
en dat is met die afwatering van den Valput
met het geval. Die put ligt rondom in een dijk.
Indien die een uitwatering krijgt onder door
den dijk, dan wordt daarmede ook een alge
meen belang gediend. Er is daarom aanleiding
voor die buurt helpend op te treden. Er staan
daar verschillende woningen.
De heer VAN PETEGEM noemt het een
verschil van inzicht; of het door het vroeger
of het tegenwoordig levend geslacht is dicht
gegooid of verwaarloosd doet aan het beginsel
niets ter zake. Het is moedwil. Men laat het
maar loopen en dan moet na verloop van tijd
de gemeenteraad er maar voor op komen om
hetgeen door anderen moedwillig is dichtge
gooid te herstellen, en hij kan wel voorspellen
dat, als het zoo gaat, dit het laatste niet zal
zijn waarvoor bij den raad zal worden aanare-
klopt.
Hij meent, dat de voorstelling die omtrent
den toestand aan de Oostzijde is gegeven ook
niet geheel juist was. Hij kan zich dien toe
stand van een 59 jaar geleden nog eenigszins
voorstellen. Toen lag daar een sloot. Die is
sedert door verschillende personen dicht ge
gooid. Dergelijke toestanden krijgt men en nu
zou de gemeente die sloot weer open moeten
maken. Het is wel lastig voor de menschen
die het ongerief ondervinden, maar dat is het
ook voor anderen. Hij is er wel voor de men
schen te helpen, maar meent, dat men er de
gemeentekas niet aan moet wagen.
Het voorstel wordt aangenomen met 10
stemmen tegen 1.
Voor stemmen de heeren Van Hoeve, Koop
man, A. Dees, De Feijter, C. A. Wisse, Haak,
De Koeijer, C. H. H. Wisse, D. Dees en Dekker;
tegen stemt de heer Van Petegem.
De VOORZITTER wenscht thans aan de
orde te stellen punt 9 der agenda, het voorstel
van Burgemeester en Wethouders tot aanslui-
ting aan de Zeeuwsch-Vlaamsche waterleiding.
Hij deelt mede, dat de directeur van het
Rijkswaterleidingbureau, de heer Carriere, en
de heer Huizinga, voorzitter van het comite,
in het gemeentehuis zijn gearriveerd, en ver
zoeken in verband met de behandeling van dit
onderwerp in de vergadering te worden toege-
laten.
De heer C. A. WISSE uit zijn bevreemding
over dit verzoek. De publieke tribune staat
toch voor ieder, die de openbare raadszitting
wil bijwonen, open? Of, vraagt hij, is het de
bedoeling van de heeren om hier ook mee te
spreken.
De VOORZITTER vermoedt van wel, voor
het geven van inlichtingen, voor zoover die
nog mochten noodig blijken.
De heer C. A. WISSE is dan tegen hunne
toelating.
De heer D. DEES is er ook tegen. Hij kan
zich niet indenken, dat de raadsleden over dit
onderwerp nog inlichtingen noodig hebben en
begrijpt niet wat die heeren hier eigenlijk moe
ten komen doen.
De heer KOOPMAN wil het op dit oogemblik
niet hebben over het nut van een waterleiding,
maar kan toch maar moeilijk gelooven, dat de
heeren van dit onderwerp zoo op de hoogte zijn,
dat ze geen inlichtingen meer noodig hebben.
Hij acht de komst dier heeren wel degelijk
noodig. Hij is men weet het voorstander
van de waterleiding en heeft er al heel wat
over onderzocht, maar moet toch verklaren, dat
hij nog graag verschillende inlichtingen aan de
heeren zou willen vragen. Die heeren zijn des-
kundig.
De heer C. A. WISSE: lets anders zou het
zijn, als dit een nieuwe zaak was; het betreft
een onderwerp, dat reeds is behandeld en ver-
worpen. Hij ziet niet in waarom dit opnieuw
ter tafel moet komen, nog minder dat deskun
dige voorlichting daarover zou noodig zijn.
De VOORZITTER: De heeren zouden mis
schien nog inlichtingen kunnen geven die een
ander licht op de zaak werpen. Het kan toch
geen bezwaar zijn, dat ze die zaak komen ver-
dedigen
De heer C. A. WISSE: Er is reeds een wet-
tig besluit omtrent genomen, die zaak is af-
gehandeld.
De VOORZITTER: Maar er is weer een
verzoek gekomen, in verband met den sinds het
eerste verzoek veranderden toestand.
De heer C. A. WISSE: Er is al genoeg over
gesproken, ik zou niet weten wat er nog voor
nieuws over te vertellen is.
De heer KOOPMAN vindt, dat er na het
eerste verzoek toch nogal veel verandetd is.
Toen stond de garantie van den Minister nog
niet vast, thans is dat wel het geval. Bij de
exploitatieraming is het percentage aansluit-
bare perceelen verminderd; van het tarief bij
abonnement is 1 per jaar afgedaan en dit is
niet hoog. De toestand is veel veranderd.
Burgemeester en Wethouders stellen voor om
die zaak te behandelen en spreker zou gaarne
zien, dat die heeren van het comite in de ver
gadering werden toegelaten, niet om hier lei-
ding te geven, maar om te kunnen antwoorden
als er wat gevraagd wordt.
De heer DE KOEIJER: De heer Koopman
heeft zich altijd uitgelaten daarover nog al op
de hoogte te zijn, die heeft dus geen inlichtin
gen meer noodig.
De heer KOOPMAN: Integendeel, verschil
lende dingen zijn voor mij nog duister. Mis
schien zouden jullie ook nog wel veranderen
De heer C. A. WISSE: Als u die noodig
had, had je die toch als raadslid ook aan die
heeren kunnen vragen.
De heer KOOPMAN: Zeker, maar zoo is het
gemakkelijker; die heeren komen geheel gratis
en het is voor ons gemakkelijker dat ze hier
komen, dan wanneer wij er een reis voor naar
Den Haag moeten, maken.
De heer VAN PETEGEM gelooft, dat de
heeren hier moeten komen om dienst te doen
als aanjager. Hij moet zeggen, dat hem deze
houding van Burgemeester en Wethouders
tegenvalt. Het voorstel, dat zij hebben gedaati
behoorde er z.i. niet te zijn. Men wil echter
door dik en dun aansluiting bij de waterleiding
er door jagen. Hij acht die hier echter niet
noodig, die treft voor Zaamslag geen doel, men
kan haar missen. De waterleiding wordt ver-
ded:gd met het oog op- de volksgezondheid,
doch hij tart ieder bewijzen aan te halen, dat
in deze gemeente iemand nadeelige gevolgen
heeft ondervonden van het hier gebruikte water.
Hij betoogt voorts, dat, indien men bij de wa
terleiding zou aansluiten, ieder een deputatie
op zijn dak krijgt om zijn water te onderzoe
ken. Er wordt wel beweerd, dat het van Bur
gemeester en Wethouders zal afhangen of men
al of niet gedwongen zal worden aan te sluiten,
doch we weten ook wel, dat Burgemeester en
Wethouders daan-an zelf geen kennis hebben,
en het daarvoor noodige werk door anderen
moet geschieden en dan kunnen we wel op onse
vingers natellen zegt spreker - wat dit ons
brengen zal.
De waterleiding zou ons water brengen van
St. Jansteen, evenwel eerst gefiltreerd, en
dat zal ook wel noodig zijn, als men nagaat de
manier waarop daar de bodem wordt veront-
relnigd door aanwending van beer als mest op
het land. Hij gelooft, dat, indien men het in
deze gemeente verkregen water filtreert door
een huisfilter men wel hetzelfde resultaat
krijgen zal.
Wanneer de voorstanders van de wateriei-
ding zoo tegen het gebruik van minder zuiver
water zijn, waarom zijn zij dan niet opgeko-
men tegen het in den handel brengen van ver-
valschte eet- en drinkwaren in couranten en
verordeningen Erkend moet worden, dat
daarin nu door de Warenwet eeniger mate
wordt voorzien.
Er wordt wel beweerd, dat de verplichte aan
sluiting niet zoo erg is als het lijkt en dat die
bepaling soepel wordt toegepast. Hij wijst er
echter op, dat de Minister van het verstrekken
van garantie verplichte aansluiting eischt en
hij stemt ook toe, dat de waterleiding er zonder
die verplichting niet komen kan. Hij is daarom
tegen aansluiting dezer gemeente, omdat er
hier geen gebrek is aan goed water.
We zitten hier zegt spreker met 11
man, bekleedt met het vertrouwen der kiezers,
die van ons verwachten, dat we besluiten zul-
ler nemen in het belang der gemeente en van
ile bevolking. Twee derden der bevolking heeft
zich tegen de waterleiding verklaard en nu
gaat het niet aan, dat de raadsleden zouden
zeggen het beter te weten en de bevolking
toch dien last op den hals te schuiven. Men
mag het van hem gelooven' dat, als de raad
zoo n besluit nam, het volk woedend zou wor.
den.
Het ziet er hier in onze gemeente'voor wat
betreft het gebruik van drinkwater betreft niet
zoo droevig uit als men bij pleidooien voor de
waterleiding wel eens door voorstellingen van
slechte toestanden uit andere plaatsen naar
voren brengt. Er was in een van onze gemeen-
ten een dokter die ook zeide hier geen water
leiding nopdig te achten. We hebben dikwijls
een teveel aan water. In Duitschland is juist
een groot aantal personen ziek geworden door
het gebruik van water uit eene waterleiding,
doch dat wordt op die lezingen voor de water
leiding niet vertelt.
De heer HAAK meent, dat het thans weinig
zin heeft om ieder lid in de gelegenheid te stel
len een speech af te steken voor of tegen de
waterleiding, want dat voor het oogenblik nog
maar alleen aan de orde is de vraag: of de
heeren al of niet ter vergadering zullen worden
toegelaten.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat hij
ook de voor- en nadeelen van aansluiting bij
de waterleiding kent. Hij verklaart, dat het
hem echter zou spijten, indien de heer Carriere
die daarvoor speciaal uit Den Haag naar hier is
gekomen, door den raad niet in de vergadering
zou worden toegelaten. Hij kan niet inzien
welk bezwaar daartegen bij sommige leden kan
bestaan, aangezien zij toch wel niet zullen ver
wachten, dat door de uiteenzettingen van den
heer Carriere ook maar een lid zijn meening
over die zaak zal wijzigen. Indien hij dit be
zwaar had kunnen vermoeden zou hij den heer
Carriere natuurlijk hebben gewaarschuwd.
De heer VAN PETEGEM heeft den indruk
gekregen, dat door een poging zooals thans
ook hier weer wordt beproefd, getracht wordt
het zaakje aan den gang te brengen en als men
aan sluit kan men er levenslang voor betalen.
De waterleiding wordt op deze manier opge-
drongen en indien dat zou gelukken is dat te
beschouwen als eene verkrachting van het
recht. Bij de gerechtshoven prijkt de justitie
-met de schalen der gerechtigheid, doch hij zou
meenen, dat die schaaltjes dan wel eens zouden
behooren te worden verhangen. Hij wenscht
niet mee te werken om de ingezetenen de dupe
te laten worden van zoo'n ingrijpende zaak.
De heer VAN HOEVE herinnert, dat er een
verzoek is ingekomen en Zaamslag niet is toe-
getreden. Nu is er een nieuw verzoek gekomen.
met andere gegevens en hebben Burgemeester
en Wethouders beloofd, dat verzoek in behan
deling te zullen brengen, hetgeen trouwens
niets anders dan hun plicht is. Maar nu gaat
het toch niet aan om op grond daarvan te gaan
beweren, dat Burgemeester en Wethouders
aansluiting bij de waterleiding willen door-
zetten. Thans is de heer Carriere, in de wecen-
schap, dat de zaak heden aan de orde zou ge
komen zijn, hierheen gekomen en vraagt in ien
raad te worden toegelaten. Hij meent, dat
daartegen geen bezwaar kan zijn niet alleen,
doch dat de burgerlijke beleefdheid inwilliging
dier vraag tot plicht stelt, nu die mijnheer
hier eenmaal is.
De heer C. A. WISSE herhaait, dat het een
zaak betreft, die hier al behandeld is en dat
die niet meer aan de orde behoefde te komen.
Waarvoor heeft de raad nu nog toeliohting
noodig? Hetgeen de leden wenschten te weten
hebben zij vroeger al kunnen vernemen. Spre
ker heeft geen toelichting meer noodig.
De VOORZITTER merkt op, dat de omstan
digheid, dat vroeger over die zaak al eens be-
slist is geen motief is om dat niet meer aan de
orde te stellen. Er zijn toch ook andere ge-
meenten diie op het eerst genomen besluit
teruggekomen zijn? Hij zou dat best voor
elkaar te krijgen achten,
De heer C. A. WISSE geeft te kennen, dat
deze raad niet op zijn besluit zal terugkomer.,
De heer KOOPMAN: Dat is toch ook we!
eens voorgekomen.
De heer C. A. WISSE: Niet als het zoo'n
belangrijke zaak betrof.
Het verzoek van de heeren van het water-
leiding-comite om ter vergadering te worden
toegelaten wordt verwoipen met (T tegen 5
stemmen.
Voor stemmen de heeren Van Hoeve, Koop
man, A. Dees, De Feijter en Haak; tegen
stemmen de heeren C. A. Wisse, Van Petegem,
De Koeijer, C. H. H. Wisse, D. Dees en Dekker.
De VOORZITTER schorst de vergadering
om den heeren dit besluit mede te deelen.
Bij de voortzetting der vergadering deelt hij
mede, dat de heer Carriere geen gebruik
wenschte te maken van den wenk om op de
publieke tribune de behandeling van dit onder
werp bij te wonen.
In verband hiermede wordt de agenda in ge-
wone volgorde behandeld.
(Wordt vervolgdd