en waar de gemeente aver dien grond geen zeg-
genschap heeft, stellen wij U voor, de ge-
wenschte verbetering van dit gedeelte weg niet
te doen uitvoeren voor rekenmg van de ge-
mocTitc
De beer COLSEN geeft te kennen, dat deze
menischen te helpen zijn met wat sintels. Hij
meent, dat het hier toch een zelfde toestand
betreft als te Driewegen. Men begrijpt toch
wel, dat er van grond koopen van den weg
door die menschen niets komt. Laat men toch
die menschen een padje geven. Tot schande
voor de gemeente is er al eens over gesproken
om ten behoove van het maken van een padje
voor die menschen met een schaal rond te
gaan. Het lijkt nergens op, het is gelijk aan
een varkensbocht.
De VOORZITTER betoogt, dat ook hier van
gemeentewege niets aan kan gedaan worden,
aangezien zij geen eigenares van den weg is.
Mogelijfk zou in de toekamst bij verbetering
van de zooeven besproken wegen ook hier ver
betering kunnen worden aangebracht.
Het voorstel van burgemeester en wethou-
ders wordt aangenomen met algemeene stem-
men.
(Wordt vervolgd.)
GEMEENTERAAD VAN HOEK.
Vergadering van Dinsdag 2 Februari 1926,
des voormiddags 9 ure.
Voorzitter de heer A. Wolfert, Burgemeester.
Tegenwoordig de leden: J. A. Meertens, A.
Meertens, J. van 't Hoff, M. de Feijter, H.
Pladdet, D. J. Jansen en J. D. de Feijter.
Waar het thans de eerste vergadering van
dit jaar is, opent de voorzitter dezelve met
het uitspreken van de beste wensdhen voor de
leden en hunne betrekkingen en voor de ge
meente en hoopt in prettige samenwerking
ook dit jaar de belangen van de gemeente te
mogen behartigen.
De notulen der vorige vergadering worden
■zonder hoofdelijke stemming onveranderd
vaatgesteld.
Ingekomen stukken.
Proces-verbaal van door Burg, en Weth. bij
den gemeente-ontvarrger gehouden kasopname,
waarbij alles in orde werd bevonden.
Idem van kasopname bij den boekhouder van
het Gem. Electrisch Bedrijf.
Brief van Ged. Staten van Zeeland, houden-
de mededeeling, dat de wijzigingen in de ge
meente begrooting voor 1925 worden goedge-
keurd.
Idem, houdende goedkeuring van de begroo
ting voor 1926, zoodat in overeenstemming
met het in de vorige vergadering genonjen be
sluit, het kleedingsgeld voor den gemeente-
▼eldwachter met f 50 is verminderd.
Idem- houdende goedkeuring van de begroo
ting voor 1926 voor het Gem. Electr. Bedrijf.
Voorstel van den heer M. de Feijter om den
aftrek voor noodzakelijk Ievensonderhoud voor
geihuwden te brengen van 700 op 800 gulden.
De VOORZITTER: Wie van de heeren
wenscht over dit punt het woord?
De heer A. MEERTENS: Ik hoor geen
mensch, dan is het gauw afgeloopen, dan kun
nen we er dadelijk over gaan stemmen.
De heer PLADDET: Ik voor mij ben er van
overtuigd, dat een aftrek van 700 het mini
mum is en ik geloof ook, dat menschen, die
een inkomen hebben van 1000 en daar be
neden, het zeer goed kunnen gebruiken, maar
nu zou ik eens willen vragen, is het nu zoo'n
bezwaar, om die paar gulden belasting op een
jaar op te brengen. Zouden met die paar gul
den die de menschen nu moeten opbrengen
zouden ze daarmede zijn gered, als ze die niet
moesten betalen. Is daarmede de armoede van
-de deur te krijgen? Men moet niet vergeten,
dat bij de rechten die men heeft, er ook plich
ten te vervullen zijn.
De heer A. MEERTENS: Ik zou er den heer
Pladdet op willen wijzen, dat die belasting van
een inkomen van f 700 niet afkan, en dat hoe
meer men daarvan haalt, hoe minder er van
overblijft. U spreekt daar over rechten en
pliehten, maar een wenkman heeft in deze
maatschappij geen rechten, die worden alleen
pliehten toegekend, als dat anders was, dan
aou de verhouding tusschen werkgever en
werknemer heel anders zijn. Iedere cent, die
van zoon inkomen wordt afgenomen is te veel,
zelfs een noodzakelijke aftrek van f 800 is te
weinig, en daarom zal ik het voorstel van De
Feijter gaarne steunen.
De heer J. A. MEERTENS: Ik heb bij ver-
geiijking van onze gemeente met andere plat-
telandsgemeenten gezien, dat onze gemeente
ten opziehte van den aftrek voor Ievensonder
houd bovenaan staat, dus ben ik van meening,
dat we niet lager behoeven te gaan. Bovendien
als we van onderen af moeten gaan verlagen,
moeten we alle klasse n verlagen en dat kan
niet, dat weet de heer A. Meertens evengoed
als ik, dat we dan geld te kort komen.
De heer A. MEERTENS: Ik wil collega
Meertens even opmerken, dat we met die eer
ste Mase vanaf /700 te berekenen, nog geen
f 300 verdienen.
Het noodzakelijtk le>vensonderhoud werd vroe-
ger op voorstel van den heer Gudran op f 800
gebracht, naar aanleiding van eene circulaire
van den Minister, omdat dan de aftrek voor de
gemeente hetzelfde was als voor de Rijksbelas-
tingen, hetgeen eene vergemakkelijking in de
administratae der ontvangers teweegbracht.
Als we nu zien, dat er in de eerste klasse
1,80 en in de tweede klasse f 3,66 wordt be
taald, hoe zou het dan mogelijk zijn, dat we
dan hierdoor zooveel geld zouden te kort
komen. In elk geval nooit geen 500.
De VOORZITTER: Neen 350.
De heer A. MEERTENS: Zie je wel, en wat
bezwaar is er dan voor de betere klassen aan
verbonden, om dat kleine beetje, dat we daarop
te kort komen zelf te betalen. Ik weet wel de
belasting is hoog, maar wat voor praat is dat
van den heer Pladdet om in dien vorm over
rechten en pliehten te spreken, dus dan zou je
als je twee gulden belasting betaald wel rech
ten hebben, en betaal je die niet, nou dan heb
je geen rechten. Ik kan voor zooiets geen
woonden vinden, om mezelf uit te drukken.
De heer J. A. MEERTENS: Ik snap niet, dat
jij -als wethouder zoo kunt spreken, daar je
evengoed als ik weet, dat de gemeente er niet
rooskleurig voorstaat, hoe kun je het dan nog
verdedigen om de belastingen te doen vermin-
deren, waar moet dan het geld vandaan
komen
De heer A. MEERTENS: Dan moeit het per
centage maar naar boven gebracht worden.
De VOORZITTER: Als dit voorstel zou wor
den aangenomen, dan zou het vermenigvuldi-
gingscijfer zeer vermoedelijk op 1,3 moeten
worden gesteld.
De heer A. MEERTENS: Het is voor iemand
die geen werkman is niet moeilijk. Als het
Zaterdag is dan zeggen wij ik heb zooveel, dat
kunnen de werkmenschen niet zeggen. Daarom
is er ook geen bezwaar dat zij, die zeker zijn
van hun hoogere mkomens iets meer betalen
voor hen die het niet kunnen missen. Ik voor
mij geef er niet om daarvoor f 10, desnoods
f 20 meer te betalen. Het is van die klasse ab-
soluut niet te halen.
De heer M. DE FEIJTER: Als ik zie wat
er voor den watersnood is gegeven, en dat is
goed, ik heb ook naar mijn vermogen daaraan
bijgedragen, dan vraag ik hoe komt het, dat nu
daarvoor geen geld is, is het dan zoo'n bezwaar
voor de meergegoeden, om voor de minderen
hier in onze eigen gemeente eens een paar
centen meer te betalen!
De heer PLADDET: Als dit voorstel wordt
aangenomen wat voor mij persoonJijk nu niet
zoozeer een bezwaar is, ofscboon ik niet kan
aannemen, dat die 1,50 belasting zoo erg is,
zouden Ged. Staten dat wel goedkeuren?
De VOORZITTER: Dat zal later dan blijken.
De heer PLADDET: Het heeft destijds mijn
aandacht getrokken, dat de raad van Koewacht
destijds besloot het noodzakelijk levensonder-
houd te verhoogen tot 800 en dat Ged. Staten
het daarop brachten op 650, dan waren we er
nog mee achteruit.
De VOORZITTER: In elk geval moet een
zoodanig besluit ter goedkeuring worden voor-
gelegd.
De heer M. DE FEIJTER: Maar hangen we
dan heelemaal aan de goedkeuring van Ged.
Staten af
De VOORZITTER: Dan moet er weder eene
Koninklijke goedkeuring worden gevraagd.
De heer M. DE FEIJTER: Er zijn in deze
gemeente toch al zooveel menschen wier inko
men beneden de f700 blijft, dan is er toch geen
bezwaar voor d^ beter bedeelden, om voor die
enkele menschen die er dan nog overschieten,
dat kleine beetje te betalen.
De VOORZITTER: De menschen met groo-
tere gezinnen vallen haast alle buiten de belas
ting door den kinderaftrek van 50 per kind.
Ik zal het voorstel van den heer De Feijter in
stemming brengen.
Het voorstel wordt verworpen met 5 tegen 2
stemmen, die van de heeren M. de Feijter en A.
Meertens.
Verzoek van eenige leden der Werkloozen
kas, om bij eventueele werklooshedd uit de ge-
meentekas extra steun te mogen ontvangen,
nadat zij aan die kas zijn uitgetrokken, op den
oet zooals die in andere gemeenten wordt ge
geven.
De VOORZITTER: Is er iemand, die hier
over het woord verlangt?
De heer A. MEERTENS: Mynheer de Vooi-
zitter
Als vertegenwoordiger van den werknemer,
wil ik ook als te voren mijn standpunt tegen
over de vraag van de werkloozen om extra
steun uit de gemeentekas naar voren brengen.
Ik hoop, dat de Voorzitter, zoowel als de leden
van den raad, het mij niet kwalijk zullen
nemen, en dat mij het voile recht worde ge
geven hen te steunen zooveel in mijn vermogen
is. Ik wil hier bijvoegen, dat het mijn lust en
leven is, om alles te doen, wat ik voor hen doen
kan.
Aan wie ligt nu de schuld, dat het zoover
gekomen is, dat de stoere arbeider, zooals we
hem alien kennen, en hem hebben zien groot
worden, hier met dit verzoek is gekom^p? In
de eerste plaats niet aan den werknemer. Ik
voor mij wijt dit in hoofdzaak aan den grooten
wereldoorlog, dat is voorzoover ik er verstand
van heb de voomaamste factor, men kan dat
in de nieuwsbladen lezen. De tweede groote
factor is gelegen in het veelvuldige gebruik der
machinale krachten in alle bedrijven. Stelt
thans U alien in Uw gedaohten eens in de
plaats van den werknemer, moeten jullie dan
niet bekennen, dat de tegenwoordige toestand
absoluut onhoudbaar is? Ik ben er ten voile
van overtuigd, dat U alien zult moeten zeggen,
dat dit zoo niet kan blijven, Wij kunnen hen
niet alle aan het werk houden, maar waar wij
de gezegenden der aarde zijn, moeten wij van
die zegeningen een beetje afdragen aan de min
der gezegenden. Slaat men nu een blik in de
maatschappij dan zal men moeten zeggen, dat
het lastig is om als en tot werkman te zijn ge-
boren, en toch, de menschen zijn hier fiiet las-
tig, als men hun maar aan werk helpt, dan zijn
zij opgeruimd en tevreden. Nu kan men mij
wel tegenwerpen: „tevreden? wat zou het!"
Maar dan zeg ik: ja, de groote massa is tevre
den, als hij maar werk heeft, en zijn brood ver-
dient, want daar gaat het toch ten slotte bij
een ieder om. En wanneer men als werknemer
maar 6 a 7 maanden in een jaar meer kan wer-
ken, is het absoluut onmogelijk, om voor het
huisgezin den kost te verdienen. En daarom
hoop ik mijnheer de Voorzitter, dat de geheele
raad zoowel links als rechts zijn stem voor deze
uitkeering zal willen geven.
Ik wil hier een voorstel doen om 2000 uit
de gemeentekas te geven en in handen te stel-
len van den heer Van Petegem, als secretaris-
penningmeester der werkloozenkas, en dien
dan te belasten met het uitbetalen daarvan
aan de uitgetrokken leden der werkloozenkas.
En mochten er in de gemeente nog menschen
zijn, die door omstandigheden geen lid dier kas
kunnen zijn, dat die dan ook uit dat bedrag
worden geholpen, wellicht zullen zij die dan
nog geen lid zijn, tot de overtuiging komen, dat
zij dat dienen te zijn, want dat zij anders de
kans beloopen, om vergeten te worden. Tot
hiertoe. Ik zal nu hooren, hoe de andere heeren
hierover denken.
De heer M. DE FEIJTER: Ik sluit mij ge-
heel aan bij hetgeen aangaande dit punt door
den heer Meertens is gezegd. Zie eens wat er
in andere gemeenten wordt gedaan. De finan-
cieele toestand van onze gemeente is wel niet
gunstig, maar er kan toch wel eens iets worden
gedaan. In Ter Neuzen trekken ze eerst ge-
durende 6 weken uit de werkloozenkas f 12
per week. Zijn die om, en ze hebben nog geen
werk, dan trekken ze 24 weken lang f 10, en
daarna vallen ze weer in een andere regeling.
De VOORZITTER: U moet de gemeente
Ter Neuzen niet vergelijken bij deze gemeente,
want Ter Neuzen is veel kapitaalkrachtiger.
De heer PLADDET: Door wethouder Meer
tens werd daar voorgesteld, om f 2000 in han
den van Petegenj te stellen ter uitbetaling aan
de werkloozen, maar ik geloof niet, dat bet
noodig is dat geld zoodoende beschikbaar te
stellen en te zeggen verdeel die nu maar onder
de werkloozen in deze gemeente Dan zou ik
het liever anders zien. Er zijn in onze ge
meente verschillende werkzaamheden, die zou
den kunnen worden uitgevoerd. Kijk naar den
tramweg, met het riool, dat daarlangs ligt. De
weg van B. de Kraker tot aan J. van Hoeve is
veel te smal, waarlangs nog een diepe sloot
ligt, waar de wagens bij ver uitwiilren in weg
zakken. De weg in dei\ Kanaalpolder naar
Philippine ligt zeer slecht, en ik adit het nogal
erg, om alle eventueele kpsten van verbetering
daarvan te verhalen op de ingelanden van dien
polder. Als we dan toch dat geld zouden uit-
geven, laat ons dat dan doen in den vorm van
werkverschaffing, en de menschen zullen het
liever verdienen, dan dat zij er voor naar
iemand moeten om het als ondersteuning te
ontvangen.
De heer M. DE FEIJTER: Als ze er voor
kunnen werken zullen ze dat liever doen.
De heer J. D. DE FEIJTERKunnen ze dan
niet langer trekken uit de werkloozenkas, daar
is toch geld genoeg in
De VOORZITTER: Neen, dat kan niet. Er
is wel een aardig kasceld van ruim f 10 0-00,
maar ze zijn bij de uitkeering aan het regle-
ment gehouden en nu is er wel aan den Minis
ter gevraagd, om een week langer te mogen
uitkeeren, doch daarop is nog geen besluit ge
komen, en het is ook niet zeker, dat de Minis
ter dat zal toestaan. Ik denk, dat de Mim'stor
liever de contributie naar beneden zal willen
zien gaan orodnt dan ook de bijdragen voor
Rijk en gemeente verminderen.
De heer J. D. DE FEIJTER: En misschier
zal al% het weer meeloopt, de werkloosheid ook
wel iets verminderen.
De VOORZITTER: lets wel, maar voor de
measten zal er in den landbouw geen werk zijn
voor Mei.
De heer PLADDET: Zou het dan niet doen-
lijk zijn om de zooeven door mij genoemde wer
ken te doen uitvoeren? Misschien zouden de
ingelanden van den Kanaalpolder dat wel wil
len toestaan, als de gemeente het betaalt, en de
andere werken kunnen we zelf laten doen.
De VOORZITTER: We zouden eens hoogte-
pedl bij den polder kunnen nemen, maar voor
die wegverbreeding zou er onteigening moeten
plaats vinden, dat is niet uitvoerbaar.
De heer PLADDET: Het gezag over de
langs den weg loopende slooten berust toch wel
bij de polderbesturen, daar zou dan ten slotte
toch wel iets mee kunnen gebeuren, en we be-
waren er de menschen mede voor armoe.
De VOORZITTER: De polderbesturen wei-
geren in den regel gelden te geven voor wegs-
verbetering, als ze er zelf niet over moeten,
daarom was het aan te bevelen, dat het onder-
houdt enz. van de wegen in een beheer was
gelegd.
De heer PLADDET: Maar als de gemeente
het betaalt kunnen zij er toch geen bezwaar
tegen hebben!
De VOORZITTER: Als dat gebeurde, dan
geloof ik niet, dat ze dat zouden afwijzen, maar
als we zoo iets gingen doen, dan zouden we dat
met alle polderwegen moeten doen.
De heer PLADDET: De Kanaalpolder is een
verbindingsweg, die weg is toch te dien op
ziehte niet te vergelijken met b.v. het straatje
doer den Willemskerkepolder.
De VOORZITTER: Neen maar b.v. de bestu-
re van den Goesschenpolder en den Loven-
p der zouden wel om eene bijdrage komen.
De heer PLADDET: Het is een moeiiijke
kwestie, maar anders als de polderbesturen een
beetje wilden meewerken, dan zou er eits kun
nen gedaan worden.
De heer A. MEERTENS: Ik hoor daar de
heer Pladdet spreken over medewerking van
de zijde der polderbesturen, maar als de heer
Pladdet die besturen afmeet naar zijn eigen
hooding bij het vorige voorstel, inzake het
ievensonderhoud, dan is er van geenerlei mede
werking sprake. U wilt zelf geen steun geven
aan den werkman aan dat grauwe goed, je kun
nen niet beter doen dan slaat ze eenvoudig
kapot net als de jonge katten.
De VOORZITTER: Meertens U gaat te ver,
men moet niet vergeten, dat de calamiteuzen
polders zeer veel moeten opbrengen en de bin-
nenpolders haast niets betalen.
De heer M. DE FEIJTER: We zullen de pol
ders daarlaten, maar de gemeente kon toch
zeker op de een of andere manier werk ver-
schaffen, het wordt gevraagd voor de uitge
trokken leden en niet eens voor alle, want ge
zinnen, waar er twee of drie lid zijn zouden dan
ten onrecihte bevoordeeid worden boven ande-
ren. Een in elk gezin zou voldoende zijn.
De heer JANSEN: Maar wanneer er later
van die uitgetrokken leden zijn, die ondersteu
ning noodig hebben dan kunnen die menschen
toch ondersteuning krijgen bij de diaconie of
het armbestuur! Die zijn er toch voor om in
geval van nood te geven.
De VOORZITTER: Dat zijn twee lichamen
die van elkaar zijn gescheiden, het armbestuur
bedee-lt alien in den hoogsten nood.
De heer J. D. DE FEIJTER: Dan zou ik er
ook voor zijn, als die nood er dan is, om de on
dersteuning door middel van het Armbestuur
te geven.
De heer A. MEERTENS: Dat moet zoo niet.
Het armbestuur is voor oude menschen, niet
voor de jongeren.
De heer JANSEN: Ik heb toch ook wel eens
jonge menschen daar om ondersteuning gezien,
en ze worden toch nooit geweigerd.
De heer A. MEERTENS: Zoodoende maak
je de vemedering te groot. Ik had van jullie
als christenmensehen toch beslist andere ver-
wachtingen, maar als ik alles zoo eens naga,
dan blijft er van jullie godsdienst weinig meer
over. Men moet trachten, de menschen naar
1 boven te werken, maar niet te vernederen, en
dan zou ik toch in de eerste plaats van jullie
verwachten, maar als dat de vruchten zijn van
den godsdienst, dan zijn alle woorden die Ds.
Raams en zoovele andere domine's spreken
overbodig, dan kunnen ze den godsdienst wel
opruimen.
De heer J. A. MEERTENS: Je bent de plank
mis. Wanneer de geheele natie christelijk was
en tot een of ander genootschap zou behooren,
dan waren er geen armbesturen noodig, maar
door de afzakking en het onkerkelijk worden
van een groot deel der menschen is het arm-
bstuur ontstaan. Er worden bij de verschillen
de diaconien groote sommen uitgegeven voor
ondersteuning, als die weg waren, dan zou je
eens wat zien!
De heer A. MEERTENS Lees de rubriek
waarin te lezen valt, dat er van 1830 tot 1840
onder een christelijke regeering ten tijde van
Groen van Prinsterer het volk aan armoe ten
prooi was, Eerst toen Thorbecke is opgestaan
is de toestand verbeterd. Zoo moeten we er
weer een krijgen anders zijn we reddeloos ver-
loren. Ik wil iemands christelijke beginselen
respecteeren, maar dan moet ik ook daden zien,
maar jullie doen net als de hoenders je krab-
belen altijd maar terug. Ik heb hier nog het
een en ander opgeteekend, want ik ben in elk
geval hier om te praten.
Mijnheer de Voorzitter!
Na het gesprakene van enkele leden van den
raad, zie ik mij weder genoodzaakt, nog 'n lans
te breken. Het spjjt mij ten zeerste zooiets te
moeten doen. Wat is er nu ellendiger, dan
werkman te zijn. Man kan mij tegenwerpen
werkman zijn is toch niet ellendig, in den
waren zin des woords niet, maar dan moet men
werk hij werk hebben, en een loon verdienen
in overeenstemming met den Ievensstandaard,
maar elk zal er toch wel met mij van overtuigd
zijn, dat er bij een dagloon van 2 niets is over
te houden maar wel een te kort is. Maar daar
gaat het nu hier niet over, hier komen de werk
loozen met de vraag om steun uit de gemeente
kas.
Dr. Kuijper heeft eens gezegd, ze kunnen
niet wachten, geen dag en geen nacht, en daar
stem ik hier volledig mee in. Hetgeen ik hier
al jaren heb voorspeld, is nu werkelijkheid ge-
worden. Wellicht zijn er onder ons, die denken,
dat doen zij graag, neen mijne heeren, het is de
nood die dwingt, er dient wat gedaan te wor
den, zoo kan het niet langer, wil toch den
werknemer niet tot het uiterste drijven, geef
hun werk, zoodat zij te eten hebben, dan zijn zij
gerust, zij willen arbeiden, niet aan een ander
afhangen, maar hun eigen brood verdienen, dat
is bun leus. Er zal gezegd worden er is geen
geld, of er is geen bron voor, en de belastingen
zijn al zoodanig hoog. Met dit laatste stem ik
volkomen in, maar toch wil ik nog een enkele
bron aanwijzen, en dat is de opcenten op de
personeele belasting brengen van 50 op 80 en
van de vermogensbelasting op 100, daar kan
m.i. nog wel wat uitgehaald worden. Want
iedere werkgever in onze gemeente is toch wel
overtuigd, dat het zoo niet langer kan, de
meeste menschen werken ten slotte maar 6
maanden op een jaar. Willen de werkgevers
voort blijven gaan, met alles in hun bedrijf
machinaal af te werken, dan moeten ten slotte
toch de beurzen geopend worden, want men
kan met de menschen toch niet gaan leven als
met de jonge katten. De Allerhoogste gaf hun
het leven, en de aardbodem moet hen voeden
en kleeden, en hij, die het geluk heeft, daarover
het gezag te voeren, die is verplicht, om te zor-
gen, dat er voor elk levend wezen gezorgd
wordt. Want eik heeft er ten slotte Tokening
mede te houden, dat hij maar rentmeester is,
en dat hij ten slotte hier alles moet laten, naakt
uit het stof ter wereld gekomen, en naakt alzoo
weder te keeren, want Hij zegt: ,,stof zij't gij,
en tot stof zult gij wederkeeren." Ik hoop in
dezen, dat de heeren, die altijd een christelijk
standpunt innemen, dat nu hier eens in daden
zullen omzetten. En de vrijzinnigen kunnen nu
aantoonen, dat het hun ernst is, met de begin
selen, die zij zoowel als ik voorstaan. Ziet
mijne heeren, zoo las ik op mijn gemak in den
bijbel, in Heibr. 13 vers 16: „En vergeet de
weldadigheid en de mededeelzaamheid niet,
want aan zoo eene offerande heeft God een
welbehagen." Jacobus 1 26: „Indien iemand
onder u denkt, dat hij godsdienstig is en hij
zijne tong niet in toom houdt, maar zijn hart
verleddt, deze godsdienst is ijdel.''
Ik zal hier niet alles wat in de Heilige Schrift
staat, hier woordelijik naar voren brengen,
maar mij bepalen, tot het opgeven van enkele
verzen, die kunnen alien dan thuis eens op het
gemak naziea: Jacobus 2 vers 2 tot en met
8, en dan vender: vers 15 tot en met vers 22,
en tot slot dezer vergadering Jacobus 5: „Wel-
aan, nu gij rijken weent en huilt over uwe
ellenddgheden die over u komen. Uw rijkdom
is verrot en uwe kleeren zijn. van de motten
gegeten geworden. Uw goud en zilver is ver-
roest en hun roest zal u zijn tot eene getuige-
nis en zal uw vleesch als een vuur verteren; gij
hebt schatten vergaderd in de laatste dagen.
Zie het loon der werklieden, die Uwe landen
gemaaid hebben, hetwelk van u verkort is roept
en het geschred dergenen die geoogst hebben
is gekomen tot in de ooren des Heeren
Zebaoth."
En zoo staat dat boek vol van voorbeelden,
en werkelijkheden die men dagelijks zelf ziet
en ondervindt. Aldus hier is de tijd om te
oogsten en te helpen zooveel in ons vermogen
is, men mag niet terug schrikken voor enkele
honderden guldens. Heeft de gemeente niet
getoond met de ramp te Borculo en omstreken
en nu weder met den watersnood, goedgeefsch
te zijn? Voor deze twee rampen is door de
Hoekscihe ingezetenen bijeengebracht ruim
f 2000, zou men dan voor de ingezetenen niets
kunnen doen? Dat zou te betreuren zijn, met
een beetje goeden wil kan er veel tot stand
worden gebracht. Delft heeft bij de uitbetaling
aan de werkloozenkas betaald 54.456 en aan
bijzonderen steun f 91.030.
De heer PLADDET: Ik hoor daar de heer
Meertens spreken over eene christelijke regee
ring ten tijde van Groen van Prinsterer, maar
ik wil even opmerken, dat die niet geregeerd
heeft, waarom Thorbecke eens van hem zeide,
dat hij een veldheer was zonder' leger. Alleen
zal het maar moeilijk gaan om een land te re-
geeren. i
De heer A. MEERTENS: Ik zeg ook met,
dat Groen van Prinsterer zelf heeft geregeerd,
maar alleen, dat hij was een van de leidende
pers-o onl ij kheden
De heer PLADDET: Om verder te gaan, in
1924 is door de gemeente aan de werkloozen
kas betaald, een bedrag van 2700, in 1925
f 1800 en als daar nu nog twee duizend gulden
bijkomt, is dat 3800, dus we geraken van de
sloot in de gracht. De toestanden worden hier-
mede niet opgeheven. Nu is de groote vraag,
men kan het afkeuren, men kan met de werk
loozenkas rfiet sympafchiseeren, maar dit wil ik
hier naar voren brengen, dat ik, te samen met
Van Petegeim en anderen, een van de eersten
was, die heeft getracht een reglement voor de
toen in wording zijnde kas te helpen vaststel-
len. Als ik nu zoo'n tegenstander daarvan was,
dan zou ik mij daartoe niet hebben laten vin
den.
De heer A. MEERTENS: Daar zijn ze nu
niet mee geholpen.
De heer PLADDET: Ik weet niet goed, hoe
het daarmede op het oogenblik staat, maar toen
de Landarbeidswet van Minister Talma in het
leven werd geroepen, is ook in deze gemeente
onderscheidene malen vergaderd, teneinde ook
hier te trachten voor de landarbeiders een
plaatsje machtig te worden. Wat is de oorzaak,
dat dat zaakje zoo in het water is gevallen
Ik meen toch niet op grond van eenig politiek
verschil! Als er eens krachtig aan gewerkt
werd, om van landeigenaars een stuk grond
aan te koopen, dan vertrouw ik, dat er nog wel
kans was, om daarmede iets te bereiken. Er
zijn toch landeigenaars, b.v. in Middelburg, die
hier een goede 300 gemeten land hebben, en
dan is daar het land van de diaconie te Ter
Neuzen, Misschien was het mogelijk, om daar
land te kunnen koopen. Als daarvoor dan men
schen werden aangenomen, die werken willen,
dan was daarmede zeer zeker iets te bereiken.
Ik zie niet in, dat het nu daarvoor te laat is.
Vermoedelijk wordt dit jaar nog de Dijdc-
meester-polder verkocht, en als dat dan kon
worden aangekocht in kaveltjes van twee en
drie gemeten, dan zouden daarvan vele men
schen kunnen profiteeren, en het land ligt
daar haast allemaal vlak bij den verbindings
weg. Wanneer de vereeniging die hier te dien
opziehte heeft bestaan, aldus weer opstond,
en krachtig de zaak begon aan te pakken,
dan geloof ik voor mij, dat dat veel beter zou
zijn, dan al die steun uit werkloozenkassen.
Misschien kan dit denkbeeld ook de goedkeu
ring van Meertens wegdragen.
De heer A. MEERTENS: Ik stem gaame
toe, dat ik het bestaan van een flinke land-
arbeidersvereeniging in deze gemeente ten
zeerste zou toejuichen, wanneer er dan ten-
minste iets door zou worden gepresteerd. Er
heeft hier echter destijds eene neutrale ver
eeniging bestaan, en de oprichters van die
vereeniging zijn in onderhandeling getreden,
met de partijgenooten van den heer Pladdet.
maar de heeren wensehten niet mede te wer
ken, en vormden in allerijl eene z.g. christe
lijke landarbeiders vereeniging voor den kriug
het land van Axel, bij welke vereeniging de
partijgenooten van den heer Pladdet, die in
deze gemeente woonden zich aansloten. Af ge
scheiden van de kwestie, dat reeds direct door
den Minister er op gewezen was, dat de land-
arbeidersvereenigingen geen politieke neven-
bedoelingen mochten hebben, maar een strikt
neutraal karakter moesten behouden, werd
door de oprichting van dezen tweeden bond
den pas voor de eerste vereeniging afgesne-
den, aangezien er maar een vereeniging in
denzelfden kring mocht bestaan. Teneinde
echter het algemeen belang te stellen boven
het partijibelang, sloten de leden van den
eersten bond zich aan bij de nieuw opgerichte
vereeniging, en werd een algemeen bestuur ge-
kozen, teneinde de zaken verder te behandelen.
En wat bleek nu? Juist de mannen van Uw
partij, hebben de zaak tot niets gebracht en
zoodanig verwaarloosd, dat er niets van te-
recht is gekomen. Dat is de zaak.
De heer PLADDET: Ik dacht, dat het toch
zoover was, dat de Koninklijke goedkeuring
verkregen is
De VOORZITTER: Dat is ook inderdaad
zoo geweest.
De heer PLADDET: Het is best mogelijk,
dat het zoo geloopen is, daarom vroeg ik zoo-
ev§ji, of er politieke verschillen in het spel
zijn geweest, maar als er dan twee vereeni-
gingen zijn geweest, dan roep ik van deze
plaats de christelijke vereeniging toe, waar
blijven jullie met de resultaten van Uw werk'
ue VOORZITTER: Heeren we zullen de dis-
cussie thans beemdigen, ik zal het voorstel ran
den heer A. Meertens, om f 2000 uit de ge
meentekas beschikbaar te stellen voor de uit
getrokken werkloozen in stemming brengen.
Het voorstel wordt verworpen met 4 tegea
3 stemmen, die van de heeren A. Meertens, M
de Feijter en H. Pladdet.
De heer M. DE FEIJTER: Dat is dan ook
weer tegengevallen, iets, wat ik vooraf heb
voorzien. Dat de overige leden er tegen ster*-
men, is nog begrijpelijfc, maar dat de heer Vsw
't Hoff, die hier toch ook door den werkmajB
is gezet, dat door zijn sahuld laat mialukken,
vind ik verschrikkelijk, dat is een schandaai,
ik
De VOORZITTER: U moogt niet persoon-
lijk worden.
De heer A. MEERTENS: Het geeft nika.
gooi het er nu maar uit.
De VOORZITTER: Ik sluit de discusaie
over dit punt, we gaan over tot het volgende
punt van de agenda.
Verzoek van het kerkbestuur der Gerefor-
meerde Kerk, om op gemeentegrond een zink-
put te mogen leggen.
Zonder hoofdelijke stemming- wordt aan 4it
verzoek voldaan onder voorwaarde, dat de aaa-
leg op voldoende diepte gesohiedt.
Reclames tegen de hondenbelasting.
Zonder hoofdelijke stemming wordt aan der.
heer J. de Jonge ontheffing over een half jaar
verleend, terwijl twee honden van den heer P.
A. Kindt, die ten onrechte als bandhonden em
het kohier vermeld staan, worden geplaatst bij
de werkhonden. Evenzoo wordt een als los- -
loopenden hond te boek staand, op reclame van
den heer Dhhijvetter, verplaatst naar de klas
se bandhonden.
De reclame van den heer L. Dielemar, te
Schoondijke, houdende verzoek om ontheffing
wordt ongegrond verklaard.
Een schrijven van het Comite voor het leg
gen eener watorleiding in Zeeuwsch-Vlaande-
ren, waarbij den raad in overweging wordt
gegeven, om alsnog te willen toetreden.
De VOORZITTER: Zooals de heeren heb
ben gezien, zijn de voorwaarden waaronder de
gemeente thans kan toetreden veel gemakke-
lijker dan voorheen. Is er iemand, die naar
aanleiding van dit schrijven het woord ver
langt
De heer A. MEERTENS: Ik zou het ver
zoek eenvoudig voor kennisgeving willen aan
nemen, dan zijn we er in eens vanaf.
De VOORZITTER: Als de heeren anders
nog eerst uitvoeriger inldchtingen willen heb
ben, dan kunnen we de zaak nog wel eens a&n-
houden en een deskundige laten ontbieden ter
nadere verklaring. De garantie voor de ge
meenten is nu in de nieuwe voorwaarden ge-
heel vervallen, aangezien er een wetsontwerp
zal worden ingediend, waarbij het rijk rich
garant stelt.
De heer A. MEERTENS: Dat wetsontwerp
is er nog niet, dat moet toch ook nog eecrst
worden aangenomen.
De VOORZITTER: Dat zal zeer vermoede
lijk ook worden aangenomen, maar we kun
nen de garantie-stelling door het rijk als voor
waarde verbinden aan de eventueele toetredi ag
door de gemeente. De kwestie is deze, als 4e
waterleiding wordt aangelegd, dan moet de
gemeente er toch in helpen betalen, ook al
treden wij niet toe.
De heer A. MEERTENS: De menschen tyn
er hier zoogoed als allemaal tegen, en ik help
er niet aan mede, om ze tot aansluiting te
verplichten.
De VOORZITTER: Die verplichting is in de
nieuwe voorwaarden vervallen, het wordt w.n
Burg, en Weth. overgelaten, evenzoo het on-
derzoek van het water. Als iemand goed regea-
water heeft, dan zullen Burg, en Weth. er
niet toe overgaan, om iemand tegen zijn wil te
verplichten tot aansluiting, dat hebben we
zelf in onze handen.
De heer A. MEERTENS: Zoolang wij hier
zitten wel niet, maar wie zal zeggen, dat zijj
die na ons komen, dat ook niet zullen doen?
Als we een leiding willen leggen, laat er ofis
dan een leggen, om van het water dat er te
i veel staat af te komen.
De heer J. D. DE FEIJTER: Dat zou beter
zijn.
De heer A. MEERTENS: Als er later ees
college moest komen, dat met hand en tand
voor de waterleiding werkte, b.v. als je men
schen had, zooals hier de heer Van 't Hoff,
die zoo aan de waterleiding trekt dan
De heer VAN 't HOFF: Pardon, ik ben op
dat punt tot een ander inzioht gekomen, de
belastingen in de gemeente zijn al hoog ge
noeg en de tijd wordt steeds siechter. Boven-
dieh zijn de inwoners er tegen, zoodat ik mijn
stem niet aan het verzoek tot toetredmg mi
geven.
De heer A. MEERTENS: Profacmt dan!
De VOORZITTER: ^De aanleg kost niets.
het aanleggen van een kraan geschiedt koste-
loos, en er is een reductie op het tarief ge
bracht van 10
De heer J. A. MEERTENS: Ik zou er met
voor te vinden zijn, om, wanneer iemand goen
water heeft, dat af te keuren, en ook U niet,
maar afgescheiden daarvan, zou hier van een
aanleg niets terecht komen, omdat er zoogoed
als geen aansluitingen zouden zijn, en er moet
toch ook eenig uitzicht op verbruik zijn. Door
de heeren der maatschappij is destijds wel ge
zegd, dat de rentabilitedt niet twijfelachbig :a,
maar als ze daarvan dan zoo zeker zijn, dan
kunnen ze de aanleg ook wel op eigen risico
doen geschieden. Ik zal niet tegenspreker.
dat er een gedeelte van onze gemeente mee
zou gehaat zijn, b.v. in den Nieuw-Neuzmv
polder, maar juist daar, waar ze het hards,
zouden noodig hebben, kan niet worden aa-n-
gesloten, en we krijgen nu en dan al wat mee
over het licht, en clan zou de waterleiding er
nog eens bijkomen.
De heer JANSEN: Ik dacht, clat de leulmg
toch langs dien kant zou worden gelegd?
De VOORZITTER: Op het bestaande plan
niet, maar we zouden wijziging daarvan kun
nen aanvragen. Ik voor mij, ik zou het ver-
standig vinden, om het besluit op dit verzoek
nog eens aan te houden, en eerst nog eens
g^oedui inlichtingen in te winnen.
De heer A. MEERTENS: Ik ben er absoluut
tegen om de leiding aan te leggen, en sta nog
steeds op mijn vroeger ingenomen standpunt,
om er niet op in te gaan.
De heer J. D. DE FEIJTER: Ik zou er ook
maar geen verdere moeite meer voor doen.
Met algemeene stemmen wordt besloten,
niet tot toetreding over te gaan.
Rondvraag.
De heer M. DE FEIJTER: Naar aanleiding
van het verwerpen van mijn voorstel, om het
bedrag voor noodzakelijk Ievensonderhoud te
verhoogen, ben ik voomemens, om thans een
voorstel in te dienen, om den kinderaftrek te
brengen van f 50 op f 100.
De VOORZITTER: Dat kan toch in deze
vergadering niet meer, maar als U het goal
vindt, zal ik het op de agenda voor de volgende
vergadering doen plaatsen.
De heer DE FEIJTER: Het was ook met
mijne bedoeling, dit nu te doen, maar dan kun
nen de heeren er eens over denken tegen uat
we weer bij elkaar komen.
Niets meer te behandelen zijnde, en me-
mand meer het woord veriangende, slui1
VOORZITTER de vergadering.