Ho og water getij te TerNeuzen.
INGEZONDEN MEDeDEELING.
WAT DE NIEREM DOEN.
(Zonnetijd.)
D A
G E
N.
Voorm.
Nam
Zaterdag
IB
Juni
6.39
7.13
Zondag
14
7.49
8.25
Maandag
15
n
9 02
9.87
Dinsdag
16
n
10.11
10 43
Woensdag
17
n
11.12
11.38
Donderdag
18
12.02
Vrgdag
19
0 24
12.45
Indien het Schoolbestuur in een gevraagd
©nuerhoud, ons had toegelicht, wat hun wel, en
-ons niet bekend scheen, wij allicht tot een op-
lossing waren gekomen. Dit is niet geschied,
zoodat wij geen aanieiding hebben kunnen vin-
den op ons standpunt terug te komen, en hand-
haafden den inhoud van ons schrijven
Vraag 2.
Deze kan ik, na bovengedane uiteenzetting,
onbeantwoord laten.
Waar echter ddxe vragen zjjn ontleend aan
een ingezonden stuk van den heer „Vini",
waarin geschreven wordt als zou door deze
weigering het gemeentebestuur de R. K. bevol-
king te Sluiskil op onredelijtke wijze willen tref-
fen door de kinderen van enkele hunner, langer
dan r,oodig is, in een bedompt lokaaltje te laten
venblfrven, onjuist is.
Tegen deze voorstelling van zaken moet ik
ten zeerste opkomen.
Het is aan de besturen der Bijzondere scho-
len bekend, dat wij steeds bereid zijn aan hunne
verzoeken, indien deze in overeenstemming zijn
met de L. O. wet, op de meest bevredigende
wijze te voldoen.
Het was den inzender „Vini" er blijkbaar
om te doen, op het gevoel van de lezers te
werken, wanneer hij het heeft over „een be
dompt lokaal", waarin door schuld van het ge
meentebestuur, de kinderen zouden moeten ver-
toeven.
In de brieven aan burgemeester en wethou-
ders gericht, is met geen woord gerept over
eer. bedompt of ongezond lokaal.
Maar deze uitdrukking moet in de Courant
blijkbaa: dienst doen een soort „Hetze" uit te
lokken tegen het Protestantsche deel der be-
volking, of wel ontstemming te wekken tegen
burgemeester en wethouders.
Het bedoeld gebouw, thans in gebruik voor
bewaarschool, is ongeveer in 1910 geopend. In
1917 is het nieuwe voor de Lagere school be-
stemde gebouw gereed gekomen. Vanaf dat
oogenblik had men daarover de vrije beschik-
king.
Indien het dus waar mocht zijn, dat het
gebouwtje bedompt en ongezond is, zijn de
leiders van de Roomsch Katholieke bevolking
te Sluiskil oorzaak, dat de kinderen sedert meer
dan 8 jaren, nog niet in het nieuwe gebouw zijn
ondergebracht.
Ieder kan nu, na deze toelichting, beoordee-
len, wat er overblijft van zijne beschuldiging.
Het i? daarom, naar het oordeel van onderge-
teekende, onbehoorlijk en misplaatst het voor
te stellen als zouden burgemeester en wethou
ders net bestuur, bij in gebruikneming van de
lokalen, listig te willen vangen.
En het is zeker niet goed te keuren, dat een
blijklbaar ontwikkeld man, als de heer „Vini",
een geheele kolom van een blad noodig heeft
als inleiding, waarin zaken worden vermeld,die
met deze kwestie niets te maken hebben, een
lak te ieggen op het gemeentebestuur met het
kennelijke doel het eene deel der bevolking
tegen net andere deel op te zetten.
Zoe handelt men niet wanneer men gevoelt
een verantwoordelijke positie te hebben in het
op onto are leven.
De heer COLSEN moet opmerken, dat het
schrijven van burgemeester en wethouders toch
onduidelijk was; daaruit bleek niet of ze per-
missie gaven of niet. Volgens aan het school
bestuur gegeven advies was, naar aanieiding
van oat antwoord, voorzichtigheid gewenscht.
Als net antwoord in den brief had gestaan,
zooals de voorzitter het nu meedeelt, had de
zaak anders geloopen.
Wat de opmerking betreft over het lokaaltje,
toen dat in 1910 zooals de voorzitter zegt
were geopend, kwamen er nog maar een 20 of
25 kinderen en was het voldoende. Niemand
kon toen de uitbreiding die Sluiskil genomen
heeft, voorzien. Onlangs nam spreker er een
kijkj« en waren er 60 tot 70 kinderen. Het
lokaaltje is te klein gebouwd, maar men kon
toen niet verwachten, dat de bevolking zoo zou
uitbreiden.
De VOORZITTER merkt op, dat burgemees
ter er. wethouders niets te beslissen hadden en
niets te geven. Tusschen 1910 en nu is een
heelen tijd verloopen en als burgemeester en
wethouders in 1917 den toestand hadden be-
vonden, dat de bewaarschool in lokalen van het
gebouw, waarin de school gehouden wordt, was
ondergebracht, dan zouden ze dien hebben aan-
vaard. Naar zijn meening staan burgemeester
en wethouders er buiten.
De heei HAMELINK meent, dat dit toch niet
altijd het geval is.
De heer COLSEN meent, dat de lokalen zon-
der vergunning van burgemeester en wethou
ders niet mogen gabruikt worden.
De VOORZITTER: Wij hebben er niets over
te beslissen.
De heer D. SCHEELE veronderstelt, dat het
schoolbestuur eenige vrees koestert, dat het
eenige schade zou kunnen hehben, door, zonder
vergunning van het gemeentebestuur, over de
lokalen te beschikken en daarvoor kan hij wel
iets voelen. lets anders is het, of het geen
overweging kon verdienen om het gevaar van
het lij en van eenige schade liever te riskeeren
dan de kinderen in een lokaal te laten, dat,
volgens het ingezonden stuk, voor hunne ge-
zondheid ten zeerste verderfelijk is.
De VOORZITTER deelt mede, dat in de
eerste plaats bij burgemeester en wethouders
van dat motief in het geheel niets bekend is,
want daarover wordt in den door hen ontvan-
gen brief niet gerept. Nu komt het toch meer-
maien voor, dat een zaak niet aanstonds tot
klaa ->i<! komt en men er dan eens over komt
praten, waarbij dan meestal de zaak tot een
goede oplossing komt. Het schoolbestuur heeft
evenwel blijkbaar gemeend, dat niet te moeten
doen en heeft burgemeester en wethouders zoo
wijs gelaten als ze waren.
De heer COLSEN is toch van meening, dat
voor het gebruik van een schoolgebouw voor
andere doeleinden vergunning moet worden ge-
vraagd aan het gemeentebestuur, en wijst op
de verzoeken voor het gebruik van lokalen der
kop school.
De VOORZITTER noemt dat iets anders; het
gebouw te Sluiskil is geen gemeente-eigendom.
De heer HAMELINK acht in deze zaak toch
iets duisters.
De VOORZITTER sluit hierover de discussie.
3. Benoemen lid stembureau.
De VOORZITTER deelt mede, dat burge
meester en wethouders meenden, dat geen be-
noeming van leden van het stembureau noodig
was. Nader is er echter de aandacht op geval-
len. iat er een vacature is in het stembureau
te Driewegen, n.l. die van voorzitter, door het
owe ridden van den beer R. G. E. Nelson.
Burgemeester en wethouders geven in over-
waging daarvoor te benoemen den wethouder,
den heer Van Aken.
De heer Van Aken wordt met algemeene
stemmen benoemd.
4. Steunregeling.
De VOORZITTER stelt aan de orde de stem
ming over het voorstel van den heer Geelhoedt,
om de bestaande steunregeling te bestendigen
tot October a.s., waarover in de vorige verga-
daring de stemmen staakten.
Het voorstel wordt aangenomen met 7 tegen
5 stemmen.
Voor stemmen de heeren Geelhoedt. R.
Scheele, Verlinde, Freriks, Colsen, Hamelink en
Va' Driel; tegen stemmen de heeren Van Riet,
Van Aken, D. Scheele, Van Cadsand en Van
Dijke.
5. Reclame tegen aanslag wegens vergun-
ningsrecht.
Naar aanieiding van het in hunne handen
om bericht en ra'ad gestelde adres van J. M.
van der Velden, houdende eene reclame tegen
zijn aanslag wegens het vergunningsrecht voor
den verkoop van sterken drank in het klein,
steLlen burgemeester en wethouders voor, daar-
op afwijzend te beschikken. De aanslag is ge
schied met in aanmerkingneming van den aard
en den omvang van het bedrijf.
Met algemeene stemmen wordt aid us be-
sloten.
6. Maximum van het aautal vergunningen
volgens de Drankwet.
Burgemeester en wethouders deelen het vol-
gende mede:
Naar aanieiding van het adres van eenige
organisaties vereenigd in de Nationale Com-
misaie tegen het alcoholisme, houdende ver-
zoek om het aantal vergunningen op grond
van het bepaalde bij artikel 4 der Drankwet
te verlagen of te bepalen, dat geen nieuwe ver_
gunningen meer mogen worden verleend, welk
adres in uwe vergadering van den 26 Februari
j.l. in onze handen werd gesteld om bericht
en raad, deelen wij u het navolgende mede:
De gelegenheid om het aantal vergunningen
te verlagen of te bepalen, dat geen nieuwe
vergunningen verleend mogen worden is door
den wetgever gegeven, uit overweging, dat in-
perking van het aantal drinkgelegenheden een
middel is tot beteugeling van het alcoholisme.
Met dit standpunt zouden wjj ons kunnen
vereenigen, indien de wetgever niet de moge-
lijkheid geopend had, drankwetsverloven aan
te vragen, die niet aan een maximum gebon-
den zijn, niet kunnen worden ingetrokken zoo-
lang de bepalingen der Drankwet worden na-
geleefd en waarvoor geen recht moet worden
betaald. Wanneer de gemeenite dus overging
tot verlaging van het maximum aantal vergun_
ningen, tot intrekking der vergunningen ver
leend na 1 Mei 1904 of tot het bepalen, dat
geen vergunningen meer verleend mogen wor
den, dan zouden wij zoo goed als zeker in de
plaats van de vervallen vergunningen evenveel
verloven terug krijgen. En waar het nu een-
maal niet valt te ontkennen, dat verloven de
clandesitiene verkoop van sterken drank in de
hand kunnen werken, zou de toestand niet
beter worden dan ze nu is.
Ook wij staan op het standpunt, dat het mis-
bruik maken van sterken drank beteugeld
moet worden, maar naar de meening van de
meerderheid van ons college komt drankmis-
bruik in onze gemeente weinig voor en daar
om is er voor de ovenheid geen enkel motief
aanwezig om in te grijpen. Bovendien blijft
bij uitbreiding der gemeente het aantal ver
gunningen toch steeds 1 op de 500 zielen, met
een maximum van 38.
Door verlaging van het maximum zal o.i.
alleen bereikt worden, dat straks eenige
weduwen van vergunrtinghouders geditpeerd
zullen worden.
De minderheid van ons college staat op het
standpunt, dat door vermindering van het aan
tal drankgelegenheden daardoor ook het drank
gebruik zal afnemen. Die minderheid zag den
ook gaame het maximum aantal vergunningen
gebracht van 38 op 33.
De heer VAN RIET geeft te kennen, dat hij
hier ditmaal geen propagandarede zal gaan
houden voor geheelonthouding, doch gelet op
de omstandigheid, dat hier 38 drankwetvergun-
ningen zijn, benevens 3 logementsvergunnm-
gen, moet hij verklaren dit voor eene gemeente
als Ter Neuzen te veel te achten, waarom hij
voorstelt het maximum met 5 te vermindereti.
Hij acht zich daartoe verplicht, omdat hij daar_
in een middel ziet, dat kan medewerken om de
mannen hy behoeft gelukkig niet te zeggen
en de vrouwen, want die maken er zich niet
aan schuldig voor drankmisbruik te bewa-
ren. De raad behoort dit z.i. te doen om de
vrouwen te bewaren voor de gevolgen van die
drankellende, want het is treurig als men dat
ziet en het de thuis zittende vrouw hoort uit-
spreken, dat ze wenschte, dat er geen enkel
cafe meer was. En wanneer er hier een vrouw
zat als lid van den raad, zou die daar zeker
voor opkomen. Spreker zou er ook voor te vin-
den zijn om het met meer dan 5 te verminde-
ren, zelfs om ze alle af te schaffen zou voor
hem gansch geen bezwaar zijn. De bezwaren
die hiertegen van andere zijde reeds zijn aan-
gevoerd kunnen waarheid bevatten, doch spre
ker acht de vermindering, ter beteugeling van
drankmisbruik van grootere beteekenis, waar
om hij zijn voorstel doet.
De heer VAN AKEN: In de toelichting
over dit punt staat zoo eenvoudig: de minder
heid van ons college staat op het standpunt,
dat door vermindering van het aantal drank
gelegenheden daardoor ook het drankgebruik
zal afnemen. Die minderheid zag dan ook
gaarne het maximum aantal vergunningen ge
bracht van 38 op 33.
U begrijpt, dat ik als die minderheid in het
dagelijksch bestuur echter geen genoegen neem
met die enkele woorden, maar wil ik nog eens
duidelijk doen uitkomen, dat ik geen vrede kan
hebben met de motieven die de meerderheid
van het college naar voren brengt.
Het staat bij mij als een paal boven water,
dat het drankmisbruik met alle geoorloofde
middelen moet bestreden worden en dat de
overheid ook daaraan moet medewerken. Waar
het nu gebleken is, dat het .drankgebruik af-
neemt (Eat spfeekt toch duidelijk in de ver-
schillende reclames die tegen het vergunnings
recht ingediend worden), is het zooveel te ge-
makkelijker voor de overheid om daaraan nog
een stootje te geven. Een der reclamanten
schrijft zelfs in zijn reclame, dat er eigenlijk
van geen omzet sprake meer is, dan ligt het
toch voor de hand om te zeggen, dan kunnen
er ook wel een paar verdwijnen. Of nu de ge-
legenheden met of zonder vergunning zooveel
makkelijker zonder controle kunnen, kan ik
niet beoordeelen. In elk geval staat bij mij
onomstootelijk vast, dat de wetgever het ge
meentebestuur de gelegenheid geeft om het
aantal vergunningen in te krimpen en alzoo
de gelegenheden tot verleiding tot drankmis
bruik te verminderen. Zie, mijnheer de voor
zitter, dat is voor mij reeds een reden om met
vrijmoediglheid myn stem te geven aan het
voorstel, dat is gedaan door den heer Van Riet
in de voorgaande vergadering.
De heer GEELHOEDT merkt op, bij de
vorige behandeling van dit onderwerp zijn
standpunt te hehben uiteengezet, waarom hij
niet kan stemmen voor een voorstel tot vermin
dering van het aantal vergunningen. Hij stemt
in met de motieven van de meerderheid van
burgemeester en wethouders, dat alsdan in
plaats van vergunningslokalen verloflokalen
komen en het kwaad, voor zoover er kwaad in
zit, door die voorgestelde vermindering niet
uitgeroeid wordt.
Hij is ook volkomen overtuigd, dat de over
heid, waar dit kan, rnoet meewerken om het
misbruik van sterken drank tegen te gaan, doch
de door den heer Van Riet voorgestelde maat-
regel blijft daarop zonder invloed. Als voor-
beeld wijst spreker op Krommenie, waar de
gemeenteraad het aantal vergunningen ook
wilde verminderen, doch welk besluit op advies
van den Inspecteur voor de Vollcsgezondheid
niet is goedgekeurd. Die hoofdambtenaar acht.
te alzoo de vermindering van het aantal ver
gunningen niet in het algemeen belang en niet
strekkende tot beteugeling van het misbruik
van stei'Ken drank, of misschien acht de heer
Van Aken het advies van dien inspecteur zoo
slecht, dat de man daar niet op zijn plaats is.
De heer VAN AKEN acht dit niet onmoge-
lijk; het is in Axel ook voorgekomen, dat een
drankwetinspecteur adviseerde, tot het verlee-
nen eener vergunning boven het aangegeven
minimum, doch later bleek, dat hij niet de man
was voor dat ambt geschikt en is hij dan ook
verdwenen.
De heer GEELHOEDT: Nu, misschien ver-
dwijnt dan die inspecteur voor de velksgezond-
heid te Krommenie ook wel.
De heer COLSEN zou ook voor het voorstel
van den heer Van Riet zijn, indien hij er ver-
minderd (jrankgebruik van verwachtte, doch hij
meent, dat eer het tegendeel het geval zal zijn.
Want wat ziet men in Zuid-Beveland Daar
wordt in verschillende buitengemeenten met
maar 1 of 2 vergunningsgelegenheden heel wat
meer gedronken dan hier. Dat schijnt dus juist
een tegenovergestelde uitwerking te hebben.
Indien men hier het aantal vergunningen tot 10
of 12 verminderde, zou dat tot gevolg hebben,
dat men de drinkers in grooter aantal bij el-
kaar bracht en dan weet men hoe het gaat: dan
blijven ze nog langer zitten. Hij is van oordeel,
dat het drankgebruik niet verminderd door ver.
mindering van de vergunningslokaliteiten.
De heer HAMELINK merkt op, dat het be
kend kan zijn, dat de sociaal-democraten goede
propagandisten zijn voor geheelonthouding en
dat hij spreker op het gebied van de
bestrijding van het drankmisbruik wel eenige
ervaring heeft. Hij betoogt, dat er verschillen
de oorzaken zijn, die tot misbruik van sterken
drank aanieiding kunnen geven. Hij heeft dit
veie jaren van nabij kunnen waamemen, en
wijt die voor een groot deel aan maatschap-
pelijke misstanden: overmatig lange werktij-
den, slechte woningen, ongeregelde inkomsten
voor het gezin, en de weinige ontwikkeling van
het volk.
Naar zijn vaste overtuiging heeft de verbe
tering die in den toestand van het volk ge
komen is, door de verkorting van den arbeids-
tjjd en de betere woningen in sterke mate bij-
gedragen tot de vermindering van het drank
misbruik en -gebruik, veel meer dan de geheele
theoretische drankbestrijding, die ook vervat
is in het voorstel van den heer Van Riet. Daar-
mede komt men er niet. Indien men de drank-
vergunningen vermindert, zal het gebruik zich
overplaatsen naar de bierhuizen. Spreker ziet
niet in, dat het hier gedaan voorstel van eeni-
gen invloed zal zijn, op vermindering van
drankgebruik.
Laat de heeren zegt spreker meewer
ken tot verbetering van de economische toe-
standen van het volk, dat is een beter propa-
gandamiddel om het euvel te bestrijden, dan
al die theoretische maatregelen, die alleen het
resultaat hehben, dat men heeft getuigd ten
bate van drankbestrijding, maar waarvan niet
is aangetoond, dat zij eenig practisch resultaat
hebben en tot verminderd gebruik leiden.
Hij is van meening, dat de drankbestrijding
niet te voeren is met zulke kleine middelen,
doch dat die behoort te gaan langs groote lij-
nen, door middel eener landelijke wet, door
plaatselijke, of nog lifever door nationale keuze.
Spreker wenscht niet alle motieven van de
meerderheid van burgemeester en wethouders
te omschrijven om tegen het voorstel van den
heer Van Riet te stemmen. Hij wijst er op, dat
dit o.m. het geval is, met hetgeen daarin om-
trent het benadeelen van weduwen wordt ge-
zegd. Want het zou toch mogelijk wezen, dat
zulks in het algemeen belang niet te misgaan
was en dan is het nu een eenmaal aangenomen
regel, dat het particulier belang voor het al
gemeen belang moet wijken. Op de door hem
zelf aangevoerde gronden kan hij echter niet
stemmen voor het voorstel van den heer Van
Riet, gesteund door de minderheid van burge
meester en wethouders.
De heer VAN DIJKE merkt naar aanieiding
van het betoog van den heer Colsen op, dat hij
geen ervaring heeft opgedaan, dat er op Zuid-
Beveland zooveel sterken drank gebruikt wordt
en op Walcheren heeft hij opgemerkt, dat daar
door velen in de cafe's koffie en melk wordt
gedronkem hetgeen men hier niet zoo ziet. Hij
zal hier geen rede houden voor geheelonthou
ding, al is het ook, dat hij den drank geheel
weg zou willen hebben, maar als men al die el-
lende ziet die van het drankgebruik het ge
volg is, dan moet men toch elk middel, Eat lei
den kan tot verkleining van het gebruik aan-
grjjpen.
De Heer VAN RIET geeft te kennen, niet
alle sprekers te zullen beantwoordem, want dat
zou te lang duren. Verschillende heeren oppe-
ren bezwaar, omdat we niet in de toekomst
kunnen zien, of sprekers voorstel guhstig re
sultaat zou opleveren. Hij wijst er op, dat door
de Drankwet iedere 5 jaar aan de gemeente-
raden de gelegenheid wordt gegeven om het
maximum te verminderen. Nu bevreemdt het
aan spreker toch, dat, waar verschillende ge-
meenteraden van dat recht gebruik maken en
er dus een middel in zien om het drankgebruik
te verminderen, men in Ter Neuzen gaat zeg--
gen, dat men niet genegen is in die richting
te werken, omdat we niet zeker weten, of het
werkelijk wel verminderd gebruik tot gevolg
zal hebben, en dat men daarom het bestaand
maximum maar handhaaft.
Wat Zuid-Beveland betreft, daar is spreker
goed bekend; onjuist is het, uit de woordeh
van den heer Colsen af te leiden, dat daar
overal zooveel zou gedronken worden. Spreker
kan de plaatsen waar zeer veel drank gebruikt
wordt wel noemen, doch hij zal dat niet doen,
want dat zou voor den heer Colsen, in verband
met den geest of richting der bevolking nog
wel eens onaangenaam kunnen zijn; dat zou
volstrekt niet voor hem pleiten.
Wat de zaak zelf betreft, ziet spreker hier
op de 38 vergunningen en 3 logementsvergun-
ningen en acht dit aantal te hoog om die te
handhaven. Er wordt gewezen op de dan te
verwachten toeneming van het aantal verloven.
Spreker zag in de courant, dat er weer twee
werden aangevraagd, voor den verkoop van al-
coholhoudenden, anderen dan sterken drank.
Hij wil wel verklaren, dat hij het evenzeer zou
toejuichen, indien deze door het invoeren van
beperkende bepalingen konden verminderen.
Ook zonder vermindering der vergunningen
nemen de verloflokalen in aantal toe. Vandaag
vraagt deze, morgen een ander verlof. Als een
jonge dame zonder betrekking geraakt, sticht
zij een verloflokaal, waaraan misschien ook
nog een melksalon wordt verbonden. Hij acht
die inrichtingen evenzeer een gevaar.
Hij acht, er op lettende, dat dit een gemeente
is van 16.000 zielen, dat er te veel vergunnin
gen zijn, voora' indien hij er op let, dat, er ge-
meenten zijn van 7000 zielen met 26 drankver-
gunningen, waar men het ook noodig heeft
geacht, deze nog met eenige te verminderen.
De heer HAMELINKMaar. wordt er dan
ook minder gedronken
De heer VAN RIET acht dat, hoe meer ge
legenheden er zijn, hoe meer er zal gebruikt
worden.
De heer GEELHOEDT moet er op wiizen,
dat er door de woorden van de heeren Van Riet
en Van Dijike een smet wordt geworpen op de
bevolking van Ter Neuzen, want als men de
djkke woorden hoort, die zij over dit onder-
werp gebruiken, zou men als men het niet
beter wist wel tot de conclusie moeten ko
men, dat het hier een dronkemansbende is. Of
hebben de heeren iets anders op het oog, en is
het hunne bedoeling alle gebruik tegen te gaan.
Het is hem niet bekend, dat Ter Neuzen berucht
zou staan, als een plaats waar zooveel mis
bruik van sterken drank wordt gemaakt. Hij
bemerkt daarvan niets! Hoogstens loopt er eens
een enkeling wat scheef, doch dat komt zelfs
voor in Amerika, waar de drank geheel is af-
geschaft. Hij acht de woorden van die heeren
althans voor de gsmeente Ter Neuzen
erg overdreven.
De heer D. SCHEELE wijst er op, dat de
wetgever verschillende middelen heeft te baat
genomen om het gebruik van sterken drank te
beperken. Een dier middelen, die de wet aan-
geeft, is, dat om de 5 jaar de gelegenheid wordt
opengesteld het aantal vergunningen te beper
ken. Waar nu door den heer Van Riet wordt
voorgesteld het aantal met 5 te verminderen,
acht hij het den plicht van den raad dit middel
aan te grijpen.
Door den heer Hamelink is gezegd, dat de
verbeterde economische toestand der werklie-
den tot verminderd gebruik heeft geleid;
spreker gelooft niet, dat dit de hoofdzaak is.
De heer HAMELINK: De lange werktijd
leidde tot misbruik.
I De heer L). SCHEELE gelooft, dat het wer
ken der organisatie, die niet hebben opgehou-
den op het verkeerde van het drankmisDruik te
wijzen, daar veel meer tot vermindering heb
ben bijgedragen. Het misbruiken van sterken
drank ligt niet in de maatschappelijke positie,
want de ervaring heeft toch geleerd, dat er
ook menschen zijn wier levensbestaan niet van
enkele guldens meer of minder afhangt voort-
durend misbruik maken. Het is juist, dat er
vroeger vooral door werkmenschen veel meer
werd gedronken en dat de toestand in dit op-
zicht veel verbeterd is. Dit acht spreker een
gevolg van de waarschuwingen in woord en
daad, die de menschen het verderfelijke van
het drankgebruik hebben doen inzien en hij wil
ook toegeven, dat het werk der sociaal-demo
craten, onder wier vleugelen zich ontegenspre-
kelijk aihier een aantal werklieden hebben ge-
schaard, voor de drankbestrijding gelukkig
goede gevolgen heeft gehad en dat dit een
groot voorrecht is te noemen.
Hij meent, dat alle geoorloofde middelen om
het drankeuvel te bestrijden moeten worden
aangegrepen en zoolang er in onze woonplaats
nog een dronkelap loopt is dat er nog 1 te veel.
Hij herinbert er daarom aan, bij de vorige be
handeling ook nog de vraag te hebben gesteld,
of er geen middel is, om te voorkomen, dat de
herbergiers aan iemand die onophoudelijk dron-
ken is tappen, of een dronken persoon binnen
houden. Indien er maatregelen konden getrof-
fen worden tegen de herbergiers die zulks doen
en als zij gevaar iiepen alsdan hun vergunning
te verliezen, zouden er naar spreker meent
niet meer, zooals men het ftu wel eens ziet,
personen dronken over straat loopen.
Verschillende landen hebben maatregelen ge-
troffen tot beteugeling van het drankgebruik
en als we de statistiek nagaan, maakt Neder-
land in dit opzicht een pover figuur. Hij hoopt,
dat er eens een regeering zal komen, die een
nieuwe, verbeterde Drankwet indient.
De heer HAMELINK: Juist!
De heer D. SCHEELE: Maar inmiddels wil ik
aangrijpen het door den heer Van Riet voorge
stelde middel.
De heer HAMELINK acht het noodig, tegen
de critiek van den heer Scheele op zijn meening
een stukje praktijk te vertellen, omtrent de aan_
leiding tot drankge- en -misbruik. Hij spreekt
dan over de jaren van een 20 jaren geleden,
toen de menschen, zooals hij bet ook heeft
meegemaakt, werkdagen doormaakten van des
morgens 4 tot des avonds 8 uren, waaraan soms
nog verlengstukken werden geknoopt. Hij
heeft het meegemaakt, dat menschen, die in
het gewone leven geen behoefte aan -sterken
drank bleken te hebben, als ze op het werk
waren en des morgens te drie uur opgestaan,
zoo ongeveer 6 uur behoefte gevoelden aan het
gebruiken van een borrel. Dat was zoo, ze
hadden die behoefte, en hoe verkeerd spreker
het ook vond, kon hij het hun toch niet kwalijk
nemen. Hij heeft dat leven meegemaakt en dik_
wijls heeft hij tegen dat drankmisbruik strijd
gevoerd, en er ook meermalen een pak slaag
voor opgeloopen. Hij heeft alzoo daadwerkelijk
door woord en voorbeeld strijd gevoerd. Doch
hij moet erkennen, dat by die overmatige lange
werktijden de menschen hun borrel werkelijk
niet konden missen, want, ofschoon hij niet
over de nawerking zal spreken, staat het vast,
dat een borrel voor een oogenblik de spieren
tot verhoogde werking opwekt. Ook de onge
regelde werktijden gaven er aanieiding toe.
Daarom kon spreker zich die behoefte zoo in-
denken en nam het hun ook niet kwalijk, al
moest hij het afkeuren.
Er wordt ook dikwijls gezegd men moet in
zijn huishouden blijven en niet naar de kroeg
loopen. In dit opzicht werken slechte woning-
toestanden even verderfelijk. Zeer vele gezin-
nen moesten het vroeger doen met een een-
kamerwoning, in welke eene kamer alle huise-
lijke werkzaamheden moesten worden verricht,
waardoor er van huiselykheid geen sprake kon
zijn. Komen dan daarbij geregelde klachten
van de vrouw over de behoeften van het gezin
wegens de te geringe verdiensten, dan is het te
begrjjpen, dat de man de woning ontvliedt en
ontspanning zoekt in de kroeg, waar men gijn-
tjes verkoopt, en waar het gezelliger is dan
thuis, waar men nog geen gelegenheid heeft
een gewoon boek te lezen.
De verkorte arbeidsdag geeft aanieiding ge
geven, dat de werkman meer leest. Vroeger
was er geen gelegenheid om aan litteratuur te
doen Men kon te nauwemood van de gebeur-
tenissen op de hoogte blyven door het lezen
van een krant. Men .moest die nog naar het
werk meenemen om tusschen schafttijd door
te vliegen, daar men werkelyk na volbrengen
van de dagtaak des avonds thuis gekomen niet
meer in staat was om te lezen. De behoefte
om een courant te lezen werd dan ook over 20
jaar lang niet zoo gevoeld als thans en in dit
opzicht is er een zeer groot verschil.
Men heeft door een en ander een hoogere
opvatting gekregen van het leven en daaraan
is de verbetering ook in den besproken toestand
te danken.
Spreker keurt het in den heer Van Riet niet
af, dat hy zijn voorstel deed, maar meent, dat
er geenerlei gevolg van te verwachten is. Die
gemeente met 26 of 27 vergunningen is ver_
moedelyk een plaats in de omgeving, zeker
Axel.
De heer VAN RIET: Neen.
De heer HAMELINK vermoedde het, doch
wil er op wijzen, dat men des Zaterdags maar
eens moet zien naar de vele jongelieden die
van eiders naar Ter Neuzen komen. Die
komen toch ook niet naar hier, omdat er in
hunne woonplaatsen geen dranklokalen zijn, en
zoeken die ook hier niet, doch ze komen, omdat
ze in hun woonplaats geen ontspanning vinden.
Ook wil spreker nog wijzen op Zaamslag,
waarvan de burgemeester dier gemeente ver-
klaarde, dat men perplex zou staan, indien
men op de hoogte was van het drankgebruik
aldaar. En in die gemeente is het aantal ver
gunningen toch wel ter deeg ingekrompen.
Daaruit ziet men, dat dit niet altijd aanieiding
is voor verminderd gebruik.
De nieren vereischen steeds onze voile aan
dacht. Zoo lang zij gezond en krachtig zijn,
dragen deze organen zorg voor de zuiverheid
van het bloed en verwijderen zij urinezuur
en andere schadelijke onzuiverheden uit het
lichaam. De nieren behoeden ons zoodoende
voor talrijke pijnlijke en onaangename kwalen.
Doch wat gebeurt, als de nieren traag werken
en zich vergiften in het bloed ophoopen
Het urinezuur kan zich dan in zulke hoeveel-
heden afzetten, dat het scherpe kristallen vormt,
die rheumatiek veroorzaken, of we! kan een
onvoldoende hoeveelheid water aan het bloed
onttrokken worden, waardoor waterzucht ont-
staat. Ook andere kwalen kunnen optreden,
zooals urine-stoornissen, blaaszwakte, nierzand
en -steen, ischias, spit, hoofdpijn, duizeligheid
en zenuwachtigheid.
Welke verschijnselen zich ook voordoen,
gij kunt niet gezond worden, voordat uw nieren
weder gezond zijn. Laat Foster's Rugpijn
Nieren Pillen u bijstaan. Zij werken recht-
streeks op de oorzaken van uw kwaal, reinigen
de nieren en wekken deze op, doch zij werken
niet op de lever, maag of ingewanden. Vrouwen
zoowel als mannen kunnen op Foster's Rugpijn
Nieren Pillen vertrouwen.
Let op de verpakking in glazen flacons met
geel etiket (alom verkrijgbaar), waardoor gij
zeker zijt geen verlegen buitenlandsch goed
te ontvangen. Prijs fl. 1.75 per flacon. 33
Wat schiet men op met het nemen van be-
sluiten die geen doeltreffen? Wij hebben hier
zegt spreker indertijd een mooie melk-
verordening vastgesteld, die echter nooit In
praktijk is gebracht, omdat ze niet uitvoerbaar
bleek.
Met theoretisch getuigen schieten we niets
op, we moeten het volk opvoeden. Indien er
eens een gelegenheid komt om te stemmen
voor algeheele afsohaffing dan zal spreker
daaraan zijn stem kunnen geven.
De heer VAN RIET verklaart niet op zich
te kunnen nemen de bewering van den heer
Geelhoedt, dat hij door zijn betoog de bevolking
van Ter Neuzen zou hebben beleedigd, indien
dit in zijn woorden opgesloten ligt, treft dat
verschillende herbergiers. Hij heeft 3 weken
geleden nog waargenomen, dat iemand, uit een
cafe komende zoo dronken bleek te zijn, dat
hij zonder hulp niet op zijn motorfiets kon
komen. De herbergier, die eens kwam kijken,
hielp hem ten slotte, maar een paar honderd
meter verder kon hij het niet houden en moest
opnieuw geholpen worden en zoo ging dat ver
der. Zoo iemand die in dien toestand een
motorfiets berijdt is niet alleen een gevaar
voor zichzelf, maar ook voor de burgerij. Dat
zou niet mogen plaats hebben.
De heer GEELHOEDT merkt op, dat, wan
neer zoo'n feit plaats heeft, proces-verbaal be
hoort te worden opgemaakt en van den betrok-
ken herbergier de vergunning kan worden in
getrokken.
De heer VAN RIET: Ja, maar er was geen
politie in de buurt te zien en het was juist nog
al in de omgeving van het politiebureau.
De heer HAMELINK: Daar zijn ze juist
nooit.
De heer GEELHOEDT: Indien een her
bergier tapt aan een in staat van dronkenschap
verkeerend persoon, verliest hij zijn vergun
ning, terwij] de betrokken persoon wordt ver-
balisoerd.
De VOORZITTER meent, dat men by dit
onderwerp 2 dingen moet onderscheiden, nl.
het drankgebruijc en het drankmisbruik. In
1904 heeft de wetgever regelen gesteld voor
het teg-eaigaan van het misbruik en het gebruik
geregeld. Men moet zich hier niet op het
standpunt stellen wat men persoonlijk wenscht,
doch wel wat men in deze als overheid heeft
te doen. Indien men in aanmerking neemt, dat
volgens de algeheele statistiek van ons land
het gebruik 5 liter per hoofd is, dan komt Ter
Neuzen met 1,4 liter per hoofd, nog niet in
zoo'n ongunstig licht, al is het ook, dat zoo'n
statistiek geen juist beeld geeft, omdat een
groot aantal menschen tot de niet-gebruikers
behooren, en al wil spreker niet beweren, dat
er hier niet eens een dronkaard rondloopt. Een
feit is het echter, dat, indien de politie in deze
eens handelend moest optreden, het in den
regel menschen zijn van buiten de gemeente,
zoodat met goeden grond kan gezegd worden,
dat onze ingezetenen zich ten deze in de goede
richting hebben ontwikkeld.
Voorts wijst spreker er op, dat Ter Neuzen
behoort tot de zeer weinige gemeenten in ons
vaderland, waar men gebruik gemaakt heeft
van de gelegenheid tot beperking van de ver-
lofslokaliteiten, door daarvoor zwaardere
eischen te stellen. En, behoudens een enkele
gelegenheid, den heeren wel bekend, wordt aan
die eischen ook de hand gehouden.
Ook wijst spreker er op, dat de raad 10 jaren
geleden reeds een besluit heeft genomen., waar-
by het maximum vergunningen voor deze ge
meente inderdaad werd verlaagd, door te be
palen, dat er in plaats van 1 per 250 inwoners,
maar 1 mag zijn per 500 inwoners en met de
bepaling, dat het aantal niet boven 38 mag
stijgen. Al zou de gemeente dus 15.000 of
20.000 zielen gaan tellen, wat onder de tegen-
woordige omstandigheden wel niet te voorzien
is, dan nog komt er geen vergunning by. Dan
dient nog onder de aandacht te worden ge
bracht dat de gemeente geheele z.g. droge
wijken telt. Wat wil men nu nog meer? De
overheid heeft hier maatregelen genomen, zon
der dat daardoor voor bepaalde ingezetenen
nadeelige gevolgen ontstonden. Er zijn tijdig
maatregelen genomen tegen uitbreiding.
De meerderheid van burgemeester en wet
houders heeft daarom gemeend niet verder te
moeten gaan, terwijl de minderheid sfeun ver-
leent aan het uit den raad komende voorstel.
Als zijnde van de verste strekking zal spreker
dit het eerst in stemming brengen.
Het voorstel van den heer Van Riet wordt
verworpen met 7 tegen 5 stemmen.
Voor stemmen de heeren Van Riet, Van
Aken, D. Scheele, Van Cadsand en Van Dijke;
tegen stemmen de heeren Geelhoedt, R. Scheele.
Verlinde, Freriks, Colsen, Hamelink en Van
Driel.
Het voorstel van burgemeester en wethou
ders wordt nu geacht te zijn aangenomen.
(Wordt vervolgd.)
ir
k