fiflannen
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN.
lndien bij het scheren uw huid pijn doet of
stuk gaat, kunt gij dit voorkomen door uw
huid v66r het inzeepen eerst in te wrijven met
een weinig Purol.
hadden hierbij in de eerste plaats op het oog
het Wielingenvraagstiuk, Nu de onderhan-
delingen eenmaal op dit punt afgebroken
waren, had na de hervatting daarvan een
oplossinig mogen zijn verwacht, waarbij de
historische rechten van Nederland op de
W'ielingen erkend werden. In de tweede
plaats wordt tevergeefs gezocht naar eenige
bepalin'g, welke de medewerking van Belgi
sche zijd^ ten behoeve van de economische
belangen van Zeeuwsch-Vlaanderen in vol-
doende mate verzekert. Daarnaast meenden
deze leden, dat de belangrijkste vraagstuk-
ken, die wel in het tractaat tot oplossinig
zijn gebracht, daarin een weinig bevredigen-
de regeling hdbben gevonden. Deze leden
zouden het niet betreuren, indien dit trac
taat ten slotte niet tot stand kwam. Voor-
loopig hadden zij weinig neiging aan dit
wetsontwerp hun stem te geven. Slechts de
bij hen levende wensch om in vriendsfhap
met den zuiiderbuur samen te werken zou
hun wellioht hiertoe kunnen bewegen.
Andere leden waren van oordeel, dat de
aangevoerde bezwaren te breed zijn uitge-
meten. De Wielingenkwestie blijft door het
tractaat geheel onveranderd. Met het laten
rusten daarvan kon de Nederlandsche re-
geering reeds in 1924 genoegen nemen. Dat
ten slotte deze uitweg is gebaand, is zeker
niet als een nederlaag der Nederlandsche
diplomatic te beschouwen. Deze leden kon-
den niet toegeven, dat de belangen van
Zeeuwsch-Vlaanderen in economisch oog-
punt in het gedrang komen. Dit tractaat
moet uit een historisch oogpunt worden be-:
schouwd in verband met de moeilijke om-
standigheden, waarin Nederland zich in
1919 bevond. A1 mogen dan ook in econo
misch opzicht de voordeelen van Belgie
grooter zijn dan die van Nederland, daar
staat tegenover, dat de verhouding tusschen
beide landen op een zuiverder basis is ge
steld en los gemaakt is van de bemoeiing
van andere mogendheden. Daarenboven zou
het een sleohte politiek zijn om dezerzijds
medewerking te weigeren tot maatregelen,
welke den economischen bloei van Belgie
kunnen bevorderen. Door de bereikte over-
eenstemming zijn de voorwaarden gescha-
pen voor een duurzame ontwikkeling van
vredelievende verhoudingen. Dat dit is be-
reikt stemt tot groote dankbaarheid. Deze
leden spraken de verwachting uit, dat deze
oplossing bevorderlijk zal zijn aan de ont
wikkeling van een gezindheid van weder-
keerige vriendschap bij beide volken, die in
zoo velerlei opzicht op elkander zijn aange-
wezen.
Intusschen verklaarden -ook deze leden,
dat zij het gewenscht achten, dat bij de na-
dere onderhandelingen, die op onderschei-
dene punten alsnog moeten volgen, in meer-
dere mate met de economische belangen van
Nederland rekening zal worden gehouden.
Tegenover de voordeelen, bij het onderhavig
tractaat aan Belgie toegekend, heeft Neder
land er aanspraak op, ook van Belgische
zijde eenige tegemoetkoming te ontvangen.
3. Het politieke gedeelte van het ver-
drag gaf aanleiding tot de reeds hiervoren
uirgesproken teleurstelling, dat geen oplos
sing in zake het Wielingenvraagstuk is be-
reikt. De wrijving, waartoe zij in het ver-
leden aanleiding gaf, kan dus ieder oogen-
blik opnieuw ontstaan, zetfis worden uitge-
lokt, zonder dat het tractaat eenigen uitweg
biedt. Daarentegen is zij het om een an
dere reden de beloodsing van de Wielin-
gen stroornopwaarts in Belgische handen
gebracht, hetgeen het gevaar van het acuut
worden van deze kwestie niet vermindert en
bij een conflict de positie van Nederland
niet sterker maakt.
Yerscheidene leden achtten het voorts een
groote feemte dat niet is bepaald, welke
regelen wel gelden voor het bevaren der
Schelde door Belgische oorloigsschepen in
vredestijd en in oorlogstijd. Hiertegen werd
opgemerkt, dat deze aangelegenheid geheel
wordt beheerscht door de regelen van het
internationaal recht.
Algemeen verheugde men er zich over, dat
de oplossinig van de politieke moeilijkheden
is tot stand gekomen zonder een militalr
accoord.
1 Intusschen werd er door eenige leijen be
zwaar tegen geopperd, dat de verklaring is
afgelegd, dat de Nederlandsche regeering,
voor zooveel de bepalingen van het Hand-
vest van den Volkenbond zulks toelieten,
een opzettelijke schennis van het grondge-
bied van Nederland, waar zij ook zou plaats
hebben, als een casus belli zou beschouwen.
Niet dat men tegen den inhoud op zich zelf
dezer verklaring bezwaar had. Men achtte
het daarin gehuldigde standpunt voor Ne
derland vanizelf sprekend, maar het is en
blijft een zaak, die ter beoordeeling van
Nederland zelf is en ten aanzien waarvan
het zich niet kan binden zonder souvereini-
teitsrechten prijs te geven.
Een aantal leden had ook tegen den in
houd dezer verklaring bezwaar, omdat
Nederland zich daardoor internationaal
bindt om niet eenzijdig te ontwapenen. Zij
achtten die verklaring bovendien in strijd
met de Grondwet, omdat in art. 57 het ver-
klaren van oorlog afhankelijk is gesteld van
voorafgaande toestemming der Staten-
Generaal. Bij dit punt had althans bij die
verklaring een voorbehoud moeten worden
gemaakt.
Vele andere leden merkten hiertegen op,
dat in deze verklaring niet moet worden
gezien een bijzondere belofte aan of een
overeenkomst met Belgie, doch wel een
mededeeling van de opvatting, welke de
Nederlandsche regeering koestert betreffen-
de neutraliteitsbandhaving en neutraliteits-
pliehten, een opvatting, welke overeenkomt
met die, welke aan de neutraliteitspolitiek
van ons land gedurende den oorlog ten
grondslag heeft gelegen. Indien Nederland
zich bij de onderhandelingen had gesteld op
het standpunt van eenzijidige ontwapening,
dan zouden de gevolgen van een dergelijke
roekelooze houding ongetwijfeld ernstig zijn
geweest.
Van strijd met de Grondwet is, naar de
meening der hier aan het woord zijnde leden
geen sprake. in vel'e gevallen, waarin oor-
ioig ontstaat, zal dit geschieden zonder voor-
aigaande oorlogsverklaring. Slechts in de
-gevallen, waarin dit wel het geval is en der-
halve het initiatief tot den oorlog van Neder
land zelf zou uitgaan, is de bovengenoemde
grondwetsbepaling van toepassing.
4. Van de economische zijde van het
verdrag gaf vooral het nieuwe Schelde -
regiem aanleiding tot onderscheidene op-
merkingen. Vdle leden hadden hiertegen
ernstige bezwaren; zij meenden, dat onze
positie ten aanzien van de Schelde door dit
tractaat aanmerkelijk zal worden verzwakt.
De regeling der bevoegdheid van de ge-
mengde commissie van beheer is naar hun
oordeel een betreurenswaardige inbreuk op
de Nederlandsche souvereiniteit. Belgie
krijgt daardoor een groote medezeggen-
scihap in het beheer van de Schelde, die al-
licht den wensch van gemeenschappelijk be-
zit zal voeden en in ieder geval gevaren
schept voor nieuwe conflicten.
Voorts rijst de vraag, of de bepalingen
van 1 van art. Ill voldoende ruimte laten
voor het onbelemmerd fungeeren van de
Nederlandsahe politie en justitie. Men meen-
de, dat politie en justitie werkloos zullen
moeten blijven toezien ten aanzien van alles
wat op schepen, die de Schelde passeeren,
geschiedt.
Algemeen werd als bezwaar gevoeld, dat
de financieele verplichtingen van Nederland
ten aanzien van het ondenhoud en de bedie-
ning van de Schelde door het tractaat aan
merkelijk worden verzwaard. Er wordt een
zware druk gelegd op onze Staatsbegroo-
ting, waartegen regeering en Staten-Gene-
raal bij het vaststellen der begrooting niets
zullen kunnen doen.
Ook achtte men het een bezwaar, dat als
hoofdbeginsel is aangenomen, dat de
Wester-Schelde met haar toegangen van uit
voile zee wat de bevaarheid betreft, te alien
tijde moet beantwoorden aan de eischen,
welke door den vooruitgang van de
scheepvaart worden gesteld. Van een der-
gelijk beginsel is de draagwijdte niet te
overzien en het kan aanleiding geven tot
nieuwe conflicten.
Verscheidene leden, die ook bevreesd wa
ren, dat het nieuiwe Schelderegiem tot uit-
gaven voor ons land zal kunnen leiden,
welke thans nog niet zijn te overzien,*spre-
ken de hoop uit, dat de regeering bij de toe-
passing dezer bepalingen in de toekomst
deze aangelegenheid zoo goed mogelijk zal
regelen.
Vervoligens werd opgemerkt, dat de be
voegdheid der gemengde commissie zeer ver
reikt en zich zelfs uitstrekt over het al of
niet toelaten van eventueele inpolderingen.
Gevraagd werd, wat moet worden verstaan
under "de uitdrukking „verleggingen en
doorsnijdingen zelfs landwaarts van de
bandijken" in 4 van artikel IV. Voligens
de toeliohtende memorie zal de commissie
kunnen beslissen, dat een doorsnijding zal
worden gemaakt door het oevergebied van
den waterweg, maar alleen dan wanneer zij
zoodanig werk onmisbaar zou oordeelen om
de venbetering van den waterweg te ver-
zekeren. Zou daaronder ook kunnen vallen
een kanaal van Antwerpen naar Walsoor-
den, waarvan al eens sprake is geweest.
Gewezen werd ook op de laatste alinea
van 9 van artikel IV, dat de loodsgelden
welke worden geheven voor de reis van uit
voile zee naar Antwerpen en omgekeerd, be-
houdens overeenkomst tusschen de beide
regeeringen, niet megr zullen mogen bedra-
gen dan die, welke worden geheven voor de
reis van uit voile zee naar Rotterdam en
omgekeerd. Men aohtte dit een vreemde
bepaling, aangezien Antwerpen tocli verder
landwaarts in ligt dan Rotterdam. Gevraagd
werd of deze bepaling voor den Nederland-
schen Staat financieel nadeelig zal zijn en
zoo ja, in welke mate! Vooral had men be
zwaar tegen deze limiteering, omdat daarin
een ongemotiveerde protectie van Antwer
pen gelegen is. Daartegenover is niet be
paald, dat de loodsgelden voor Antwerpen
niet lager mogen zijn dan die voor Rotter
dam. In dit verband werd er ook op ge
wezen, dat geen bepaling is opgenomen die
waarborgt, dat de loodsgelden naar Gent
niet minder zullen bedragen dan die naar
Ter Neuzen, terwijl dit laatste tengevolge
van de waardedafing van den Belgischen
franc nu reeds ten nadeele van Ter Neuzen
het geval is.
Bij hetgeen hierboven werd opgemerkt
werd niet voorbijgezien, dat de bevaarbaar-
heid van de Schelde naar Antwerpen een
levensbelang is. Men wenschte dan ook
geenszins, dat Nederland zich zou onttrek-
ken aan de moreefe verplichting om aan het
onderhoud en de verbetering van dit vaar-
water mede te werken. Doch men kon niet
inzien, dat zoover moet worden gegaan, dat
aan Antwerpen een zekerheid wordt gegeven
die de Nederlandsahe havensteden missen
en onder voor Nederland bezwarende voor
waarden.
5. Tegenover de regeling betreffende
het Schelderegiem waarbjj Belgie ten be
hoeve van Antwerpen bepalingen heeft
weien te bedingen die op Nederland zwaar
zullen kunnen drukken, treft het destemeer
dat met de belangen van
Zeeuwsch-Vlaanderen, inzonder-
heid met die van TER NEUZEN,
zoo weinig rekening is gehouden.
Geen enkele bepaling is opgenomen die
voor de haven van Ter Neuzen, de derde
zeebaven van Nederland, eenig perspectief
biedt.
Gedurende 40 jaren waren de spoorweg-
tarieven, met name de speciale tarieven,
voor Ter Neuzen in den regel slechts zoo
veel hooger als met den grooteren afs'and
in overeenstemming was. Na den oorlog
zijn in B slgie aanvankelijk alle sociale
tarieven bniten werking gebleven. In 1921
zijn deze speciale tarieven die een reductie
van ongeveer 50 pet. beteekenen, weer inge-
voerd doch onder de havens waarheen de
exportgoederen verzonden moeten worden
om voor die reductie in aanmerking te
komen, wordt Ter Neuzen niet meer ge-
noemd. Men meende te weten dat Belgie
thans bereid is deze speciale tarieven ook
voor het verroer voor Ter Neuzen te laten
gelden doch met een verhooging van 10
pet. hetgeen juisf voldoenie is om concur
rences van deze havens uit te sluiten. Men
achtte het onbegrijpeluk dat terwijl Belgie
ten behoeve van de haven van Antwerpen
tal van voordeelen heefc weten te bedingen
ten nadeele van onze havens van onze zijde
niets is bereikt om voor de havens van
Ter Neuzen de coneurrentie-voorwaarden
met Belgische havens althans gelijk te
maken Evenats de Belgische havens water
wegen over Nederlandsch gebied noodig
hebben, zoo kan Ter Neuzen de spoorwegen
o/er Belgisch gebied niet oatberen. Ten
aanzien van het eerste pant wordt de mede
werking van Nederland contractueel vast-
gelegd. Zoo had ook t. a. v. het tweede puat
de medewerking van Belgie in het tractaat
moeten worden verzekerd. Wanneer dit
niet alsnog kan werden bereikt, dan is
Ter Neuzen als zeehaven ten
doode opgeschreven.
In verband met het bovenstaande werd
door enkele leden gewezen op het groote
Nederlandsche belang van een directe
onbelemmerde spoorwegverbinding van
Zeeuwsch-Vlaanderen met het overige ge
deelte van Nederland. Een dergelijke ver-
binding is niet andeds mogelijk dan over
Belgisch territoirmet de mogelijkheid
daarvan had toch ernstig rekening moeten
worden gehouden.
Terwijl ten behoeve van Ter Neuzen
niets is verkregen, worden in het tractaat
wel gucstige bepalingen gevonden ten be
hoeve van Gent met betrekking tot het
kanaal Gent Ter Neuzen. Mocht Belgie
een grootere sluis te Ter Neuzen wenschen,
dan zou Nederland 1/6 van de kosten daar
van moeten betalen. Deze bepa'ing zal
Nederland veel geld kunnen kosten. Ter-
wjjl t. a v. de verbeteringswerken aan de
Schelde is bepaald dat de beide Staten zich
omtrent ieders aandeel in de kosten daarvan
nader zullen verstaan, is hier reeds aanstonds
een gedeelte ton laste van Nederland vast-
gesteld
Eenige leden stelden de vraag
of niet alsnog bij een nadere over
eenkomst iets ten behoeve van
Ter Neuzen kan worden bedongen
alvorens dit wetsontwerp wordt
goedgekeurd.
6. Verscheiden leden hadden ook be
zwaar tegen den aanleg van het kanaal,
uitgaande van het havengebied van Ant
werpen en uitkomenda in het Hollandsch
Diep in de nabijheid van Moerdijk. Zjj
betoogdm, dat Belgifi hier voor dezelfde
zaak dubbele betaliDg krijgt. Immers, voor
het met dit kanaal beoogde doel zjjn vroesrer
reeds de kanaleu door Walcheren en Zuid-
Beveland gegraven. De aanleg van het
thans beoogde kanaal levert alleen voordeel
op voor Antwerpen, dat een zoetwater
kanaal naar Moerdijk verkrijgt en daardoor
in dezelfde omstandigheden komt als
Amsterdam, dat door middel van het Merwe-
dekanaal verbinding met den Rijn heeft.
Dit kanaal heeft geen ander doel dan aan
Antwerpen, hetwelk zelf een Scheldehaven
is, den handed en de scheepvaart van de
Maas- en Rijnhavens deelachtig te doen
worden, waardoor de Nederlandsche Maas-
en Rijnhavens zullen worden benadeeld.
Ook is het met onmogelijk, dat Belgie door
op het nieuwe kanaal gratis sleepdiensten
in te richten, zooals het thans doet tusschen
Dordrecht en Antwerpen, een nog sterkere
bevoorrec'nting van Antwerpen ten nadeele
van ons land in het leven roept. Deze
leden begrepen niet, dat de regeering hier
tegen geen waarborg in het tractaat had
weten te bedingen.
Andere leden hadden tegen aanleg van
dit kanaal minder bezwaar. Antwerpen zal
daardoor t.a.v. den Rijn niet in voordeeliger
conditio komen dan Amsterdam en altijd
nog achterstaan bij Rotterdam. Bovendien
zullen door dit kanaal ook Nederlandsche
belangen worden gediend. Zjj dachten
hierbij o.m. aan de gwnstiger positie waarin
Bergen op Zoom dientengevolge zal komen.
De kostelooze sleepdienst van Dordrecht
naar Antwerpen is een tijdelijke maatregel
waarvan te verwacbten is dat hjj zal ver-
vallen wanneer het kanaal Antwerpen
Moerdijk is tot stand gekomen.
7. Opgemerkt werd dat de aanleg van
een waterweg Rijn'Maas Scheldt tenge
volge zal hebben dat de provincie Limburg
en hat Ruhrgebied een betere verbinding
met Antwerpen zullen verkrijgen dan mat
Rotterdam. Deze belangrijbe gebieden,
welke thans tot het achterland van Rotter
dam behooren, zullen daardoor in de toe
komst bij het achterland van Antwerpen
worden getrokken. Het gevolg zal zijn dat
de groote uitga^en, besteed om het verkeer
te water van Limburg naar het Noorden
te verbeteren ten slotte zullen blijken
tevergeefs te zijn geweest. Het f'etoog in
de memorie van toeiichting, waarmede
dit kanaal wordt verdedigd, achtte men
niet overtuigend.
Het verdrag van 1839 liet aan Belgie
de keuze tusschen een land- en een water-
verbinding Doordat Belgie in 1873 zijn
keuze liet vallen op een spoorwegverbinding,
heeft Nederland aan zijn verplichtingen
voldaan. Het beroep op een toezegging
welke in 1912 t. a. v. een waterverbinding
we-d gedaan, achtte men niet juist.
In de rede van minister Regout, waarop
in de memorie van toeiichting een beroep
wordt gedaan, zegt deze bewindsman dat
hij met Belgie in overleg was getreden om
medewerking te verkrjjgen voor de Maas-
banalisatie. Belgie bad daarop verklaard
in beginsel gaarne met de Nederlandsche
regeering te willen ntedewerken tot het tot
stand brengen van die kanalisatie maar bad
tevens betoogd dat dit werk zoozeer in het
belang van Nederland was dat ongetwjjMd
de Belgische regeering tegenover haar
medewerking meerdare concessies of com-
peDsaties van Nederland zou moeten ont
vangen die Nederland al te duur kwamen
te staan De minister had toen een andere
oplossing gevonden die ons geheel onaf-
hankelijk maakte van Belg.e en dus geen
verplichting tot concessie of compensaties
zou medebrengen. Met geen mogelijkheid
kan ook uit de verdere mededeelingen van
den minister iets worden gelezen dat wijst
op een verplichting van Neder'and om
zonder meer thans naast de landverbinding
nog voor een waterverbinding te zorgen.
Bo7endien is in het tractaat van Versailles
sprake van een verbindmgskaDaal van den
Rijn bij Ruhrort met de Maas eu niet van
een verbinding van den Rijn met de Schelde
zooals in het onderhavige tractaat wordt
vermeld.
Hiertegenover werd opgemerkt dat een
verzet tegen den aanleg van dit kanaal op
grond van vrees dat de Maaskanalisatie
dientengevolge geen voldoende resultaten
zou afwerpen, niet zou strooken met een
juiste opvatting van de moreele verpiich-
tingen welke een staat tegenover aangren
zende staten heeft. Voorts bljjft t.a.v. de
Rijnvaart de open verkeersweg naar Rotter
dam toch steeds aantrekkelijker dan een
kanaal naar Antwerpen.
8. De voorgenomen verbetering van
het kanaal van Luik naar Maastricht en
van de Zuid Wiliemsvaart met de daarbij
behoorende werken werd over het algemeen
met instemming begroet. Intusschen trof
het dat waar in dit tractaat als regel is
aangenomen dat de uitvoeriDg van werken
aan de verschillende kanalen wordt bekostigd
door den staat op wier gebied die werken
worden uitgevoerd, reeds bij voorbaat hier
is bepaald dat alle kosten van het op Bel
gisch gebied gelegen gedeelte van de Zuid-
Willemsvaart door Nederland zullen worden
gedragen.
Enkele leden vreesden dat de uitvoeriDg
van de nieuwe plannen de totstandkoming
van het scheepvaartkanaal van Born naar
Maastricht in gevaar zal brengeD. Andere
leden betoogden dat die vrees hun ODge-
grond voorkomttot den aanleg van dit
kanaal is bij de wet besloten. Mocht dit
kanaal onverhoopt niet tot stand komen,
dan zal toch in elk geval de kanalisatie
van het Maaspand door Maastricht volgens
de wet van 28 Juli 1921, St.bl. 1012,
moeten plaats hebben.
9. Sommige leden wenschten dat t. a. v.
de commiss'es die volgens dit tractaat
zullen worden ingesteld, het voorzitterschap
bij toerbeurt door een Nederlander en een
Belg zal worden bekleed en dat de ver-
gaderingen b3urtelings in Nederland en in
Belgie zullen worden gehouden.
10. Gevraagd werd, welke de be-
teekenis is van de toelichtende memorie
en of de inhoud daarvan dezelfle kracht
heeft als het verdrag.
11. Gevraagd is waarom de memorie
van toeiichting tot dit wetsoDtwerp alleen
gecontrasigneerd is door den minister van
buitenlandsc'ae zaken en niet ook door de
ministers van watersfaat, van oorlog en
van marine.
12. Sommige leden verzochten het
ontwerp-tractaat waaromtrent in 1920 de
onderhandelingen zijn afgesprongen, te pu-
bllceeren, of althans ter griffie voor de
leden ter inzage te leggen.
13. Verscheiden leden zouden het op
prps stellen indien bp de onmorie van ant-
woord een kaartje kon worden overgelegd,
waarop de in het tractaat genoemde kana
len en plaatsen zijn aangegeven.
ARTIKELEN VAN HET TRACTAAT.
Art. II. Geklaagd werd dat de bepalin
gen vaD dit artikel een zwaren last zullen
leggen op de polders en waterschappen in
Zeeuwsch-Vlaandersn. Voorts vroeg men
of wel voldoende is rekening gehouden met
de gevolgea van de verontreiniging van
afvloeieud water door de industrie en waar
om alleen Nederland de kosten moet dra-
gen van de in het 4e lid bedoelde werkeD,
die op Nederlandsch gebied worden uitge
voerd, maar toch Belgische belangen dienen.
Art. III. Gevraagd werd of de Schelde
stroornopwaarts van Antwerpen en de Maas
boven Luik, voor zoover zp bevaarbaar is
of zal worden gemaakt, onder de in dit
artikel genoemde wateren vallen.
Voorts vroeg men ol onder de vrpheid
van scheepvaart verstaan moet worde vrijheid
van tol brug- en sluisgelden ea of de
thans in Belgie g-heven wordende patent-
rech'en eo verblpfgelden nog zullen kunnen
worden gehandhaafd.
De aandacht. werd gevestigd op de moge
lijkheid, dat Nederland in oorlog is met
een land waarmede Belgie in vrede ver-
keert. Van vrije vaart op de Schelde voor
de schepen van dat land zal dan toch
geen sprake kunnen zijn.
Opgemerkt werd, dat in de toelichtende
memorie bij dit artikel melding wordt
gemaakt van den tak van de Schelde, ge
naamd Ouster Schelde, in plaats van het
Kreekrak welk water blijkbaar bedoeld
wordt.
Art. 1XV. Men was van oordeel, dat het
aanbeveling zal verdienen, dat de vergade-
ringen van de commissie van beheer beurte-
lings in Nederland en in Belgie worden ge
houden en dat het in 4 genoemde huishou-
delijk reglement voor deze commissie met
algemeene stemmen worde goedgekeurd.
De bepalingen van 11 van dit artikel
betreffende de visscherij achtte men niet ge
heel duiidelijk. Blijft de visscherij op de
Ooster-Sohelde geregeld zooals deze thans
is n.l., dat ze alleen mag worden uitgeoe-
fend door de ingezetenen van het Rijk? Een
uitbreiding tot de Belgische visschers zou
voor onze visschers den ondergang kunnen
beteekenen. Van een dergelijk recht voor
onze visschers in Belgische wateren is in het
tractaat niets te vinden.
Gevraagd werd of onder de Schelde in
paragraaf ook het gedeelte der Schelde
boven Antwerpen is begrepen.
Verscheidene leden hadden er bezwaar
tegen, dat aan Belgische visschers de be
voegdheid1 is toegekend, hun mosselen te
lessen in de haven van Bouchaute, die op
Nederlandsch gebied is gelegen, welke be
voegdheid zij tot dusver niet hadden.
Art. VIII. Betreurd werd, dat aan Neder
land niet evenals aan Belgie het recht is
toegekend om water aan de Maas te om-
nemen, indien de rivier bij den uitlaat te
Maastricht 25 M3. of minder per seconde
afvoert.
Sommige leden hadden er bezwaar tegen,
dat voligens 5 van dit artikel de kosten van
de werken noodig voor de regeling van den
waterafvoer in het stroomgebied van den
Dommel, de Mark en de Roosendaalsche
Vliet, door de beide landen zullen worden
gedragen naar den maatstaf van hun weder-
zijdsche belangen. Het ware billijker, dat
Belgie in de kosten van de werken op
Nederlandsch gebied zal bijdragen naar den
maatstaf aan den snelleren toevoer van
water.
Voorts betreurde men het, dat terwijl in
7 van dit artikel bepalingen zijn opgeno
men betreffende de werken in de gekanali-
seerde Nederlandsche Maas, daartegenover
niets is bepaald over de stuwen in het Bel
gische gedeelte. Deze leveren ook wel be
zwaar voor Nederland op.
TER NEUZEN, 27 MEI 1925.
ONTVANGEN GIFT.
Door den heer burgemeester alihier is aan
de directrice van het Ziekenhuis ter hand
gesteld een gift van f 50 voor het aanschaf-
fen van een ziekenauto.
Dit bedrag was de opbrengst van een
liefdadigheid'savond.
NED. HERV. KERK.
Tot kerkelijk ontvanger en secretaris van
het college van kerkvoogden en nota'belen
der Ned. Herv. kerk alhier is benoemd, de
heer Jos. Millenaar, koster dier gemeente.
NAAR HET ZENDINGSFEEST.
Naar we vernemen zal op a.s. Maandag
een gezelschap van ongeveer 70 leden der
Ned. Herv. kerk onder leiding van den pre-
dikant Ds. A. Timmerman, een bezoek bren
gen aan Geeraardsbengen (Grammont),
alwaar dien dag een Zendingsfeest wordt
gehouden.
AFBREKEN EN HERBOUWEN
LANDBOUWSCHUUR.
Maandag werd door den architect L. de
Bruijne namens den heer V. Cortvriendt, in
het cafe van den heer L. de Krijger te Sluis-
kil aanbesteed: het afbreken, hehbouwen en
vergrooten van een landfoouwschuur in den
Pierssenspolder te Ter Neuzen:
Hiervoor werd ingeschreven als voligt:
voor het metselwerk door de heeren: W.
S. Nieuwelink te Hoek voor /7850, A. en
J. H. Moens te Ter Neuzen voor 7813, S.
van der Hooft te Ter Neuzen voor /6000,
W. H. van der Hooft te Zaamslag voor
5860, G. H. Kooman te Sluiskil voor/ 5810
en Gebr. Scheele te Ter Neuzen /5540;
voor het timmer- en ijzerwerk door de
heeren: A. J. de Krijger te Sluiskil voor
/6140, D. P. Bastinck te Zaamslag voor
5990 en J. van't Hoff te Hoek voor 5940;
voor de massa door C. H. H. Wisse te
Zaamslag voor 10.593, aan wien het werk
is gegumd.
UITSLAG AANBESTEDING.
Heden werd aan het gebouw van het
Gewestelijk Bestuur te Middelburg aanbe
steed: het herstellen van de verdedigings-
werken langs de Wester-Schelde op den
vooroever nabij Ter Neuzen, behoorende tot
de werken van het kanaal van Ter Neuzen.
Raming 5500.
Ingeschreven werd door de heeren: P.
Andriessen te Walsoorden voor 5425, J.
A. Meertens te Hoek voor 5380, C. Klaas-
sen Az. te Zaamslag voor /5200, I. A
Lagasse te Koudekerke voor 4936, A. de
Bruijn te Ter Neuzen voor 4625, G. A. van
der Straaten te Ter Neuzen voor /4592,
J. P. de Vos te Ter Neuzen voor /4590, en
R. Verschelting te Ter Neuzen voor 4549.
ZENDINGSFEEST.
De 9de Zendingsdag van d'e Zendingsver-
eeniging: West. Zeeuwsch-Vlaanderen, zal
gehouden worden op den tweeden Pinkster-
dag 1 Juni a.s., te Biervliet (Driewegen), op
een weide van de hofstede der kinderen
D'hondt, dicht bij de tramhalte: Nieuwland-
sche Molen.
Als sprekers hopen op te treden: Ds.
Goedhart van Maria-Hoorebeke, Zendeling
J. H. Pieters van Boeroe, Ds. Raams van
Hoek, Ds. Beukenhorst van Sluis en Ds.
Vrijlandt van Biervliet.
Voor zang en muziek wordt medewerking
verleend door de zangvereeniging: ,„De
Vlaamsche Olijfberg", van Maria-Hoorebeke
en het Christelijk fanfarecorps van Groede.
Bij mooi weder zullen ongetwijfeld ook uit
het land van Axel er zich wel opmaken om
dit feest te gaan bijwonen.
NED. BOND VOOR
ZIEKENVERPLEGING.
Te Middelburg heeft Zaterdag de 33e
jaarlijksche algemeene vergadering van
bovengenoemden Bond plaats geliad.
In de Middagvergadering werd door den
heer arts D. N. van Gelderen een lezing
gehouden over „Zeeland en de Ziekenver-
pleging". Spr. herrinnerde o.m. aan de
beschouwingen van dr. Schoute en van dr.
Wortman over de ziekenhuisverpleging ten
plattelande en aan de thans in Aeeland
bestaande ziekenhuizen en de plannen tot
bouw of uitbreiding van bestaande. V oorts
dat men eind 1924 in Zeeland kon beschik
ken over 11 ziekeninrichtingen met 370
bedden, d.i. 1.5 bed op 1000 inwoners
tegen 3 op de 1000 inwoners in het geheele
rijk.