ALGEMEEN hieuws- en advertentieblad voor zeeuwsch-vlaanderen. abohnementsprus: gMawawwaaM,»»MM,Bi«sa?rf8gwaa8M; DE INDRINGER No 7759. Woensdag 13 Mei 1925. 65e Jaargaxi Bekendmaking. s FE VILLITOB. BUITENLAND. 127. 8 lii N ERE A N It. TWEEDE KAMER. Vergadering van Dinsdag. Zonder hoofdelijke stemming wordt be- sloten het wetsontwerp van rn-ej. Westerman tot wijziging van de Lageronderwijswet nog op de agenda te plaatsen. Met 27 tegen 25 stemmen wordt verwor- pen het voorstel van den voorzitter om even zoo te handelen met het wetsontwerp tot wijziging van de Dienstplichtwet. Aan de orde is het wetsontwerp tot uit- breiding van de mogelijkheid der toepas- sing van de straf van geldboete. De heer Kleerekoper (s.-d.) is voor het ontwerp, dat z.i. verwarde toestanden syste- matiseert. De heer Sasse van Ysselt (r.-k.) betoogt, dat de rechter en het open'baar ministerie over inlichtingen omtrent de finantieele om- standigheden van den beklaagde zullen moe- ten beschikken. De heer Beumer (a.-r.) juicht het ont werp toe. De wet zal echter met beleid moeten worden toegepast. Minister Heemskerk zet uiteen, dat het ontwerp groote vrijheid aan den rechter laat. Het wetsontwerp wordt z. h. s. aange- nomen. Aan de orde is de wijziging van de Fail- lissementswqt. De heer Van Rappard (v.-b.) verdedigt een amendement om in art. 120 in te las- schen de woorden „verzuim of vergissing" na het woord „bedrag". Minister Heemskerk wijst op de bezwaren van het amendement. Spreker ondervangt de bedoeling door een nieuw lid aan art. 137 toe te voegen. De heer Van Rappard trekt zijn amende ment in. De heer Van Sasse van Ysselt licht een amendement toe om te bepalen, dat de fail- lissementskosten en 't salaris van den cu rator niet kunnen worden gebracht ten laste van de schulden. De heer Van Schaik (r.-k.) bestrijdt het amendement. HOOGE RAAD VAN ARBE1D. De Hooge Raad van Arbeid heeft advies vastgesteld omtrent de reorganisatie van den Raad. Hij heeft zich nagenoeg geheel vereenigd met het prae-advies van een daartoe inge- stelde bijzondere commissie uit zijn midden. Uitgesproken werd, dat de gereorganiseerde Hooge Raad van Arbeid zooveel mogelijk zelfstandig karakter zal moeten dragen. De Raad zal niet alleen op verzoek van een hoofd van een Departement van Algemeen Bestuur, zooals op het oogenblik het geval is, maar ook uit eigen beweging een advies moeten kunnen uitbrengen omtrent alle on- derwerpen welke de belangen van den ar beid raken. De Raad moet daartoe de vrije beschikking hebben over eigen financien. Hij moet zijn eigen voorzitter kiezen, een bindende voordracht opstellen, waaruit zijn secretaris wordt benoemd, en zijn eigen werkwijze regelen. De grondslag voor de organisatie van den Raad moet niet meer Yds tot dusverre in een algemeenen maat- Uit het Engelsch van Harold Bindloss. o regel van bestuur, maar in Verband met het nieuwe artikel 78 van de Grondwet, in een wet worden gelegd. In een opzicht week de Raad af van het prae-advies van de commissie uit zijn mid den. De commissie had in overweging ge- geven, dat de financien van den Raa'd ge- geven, dat de financien van den Raad gedeltelijk van rijkswege en gedeeltelijk door de organisaties van werkgevers en werknemers, die in het college vertegenwoordigd zijn, zouden worden ver- schatt. De Raad was van oordeel, dat, waar de Raad een instituut zou blijven, dat uit- sluitend zou werken in het algemeen belang, de kosten van het college uitsluitend door het rijk zouden moeten worden gedragen. Het advies van den Raad omtrent het doen aansluiten van de bepalingen van de Arbeidswet bij die van de onlangs gewijzig- de Onderwijswetten, komt eveneens nage noeg geheel overeen met het prae-advies van de daartoe ingestelde bijzondere com missie uit den Raad. MINISTER COLIJN OVER DE ANTI-REV. WENSCHEN. Minister H. Colijn heeft gesproken voor a.-r. kiesvereeniging te Alfen a. d. Rij.n. Hij memoreerde de benarde positie waarin 's lands financien zich in 1923 bevonden en zette uiteen, waarom hij, namens de anti- rev. partij, de zware taak heeft aanvaard in dezen toestand verbetering te brengen. De anti-rev. politiek besprekende, merkte de Minister op, dat vele wenschen nog on- vervuld zijn gebleven. Van wederinvoering van de doodstraf zal voorloopig geen sprake zijn. Een wetsontwerp tot opheffing der Staats- loterij komt weldra in behandeling, doch, hoewel de Minister het krachtig zal verde- digen, gelooft hij niet, dat het zal worden aangenomen. Wat 's lands financieelen toestand be- treft, de eerste tien jaar is er nog niet van blijvende verbetering te spreken. De krach- tige wij-ze, waarop spreker heeft moeten ,,maszregeln" duldt de eerste tien jaar geen verdere sterke maatregelen. De huidige verwarde toestand van het parlementisme weet spreker aan de kiezers- vrees, welke vele Kamerleden bezielt. Het contact tusschen parlementarier en kiezer moet veel sterker en klaarder worden, eerst dan is verbetering te verwachten. Men moet allerwege den moed krijgen, harde waar- heden te zeggen. Voor alle dingen heeft de regeering te zorgen, dat zij niet zooveel van het volks- inkomen behoeft te eischen, daar dit het volk-van-morgen te zeer schaadt. Het volks- inkomen moet minder zwaar belast worden, onze vaderlandsche welstand is ermee ge- moeid. (Vervolg). Behalve de groep houten huizen was er niets te zien dan een oneindigheid van schit- terend wit, hier en daar onderbroken door een wazigdonker wilgenboschje. Het half in onbruik geraakte hotel was nog slechter pnderhouden, bood nog minder comfort, dan. gewoonlijk het geval was. Zoo kwam het, dat Witham, die uit ver- veling met zijn gastheer vriendschap geslo- ten had, zich bepaald verlicht voelde, toen de kleine dikke man den tweeden middag van zijn verblijf daar, met een gebaar van ongeduld zijn kaarten neergooide. „Ik heb er genoeg van," barstte hij driftig uit. „Blijklbaar vindt u 't niet de moeite waard inzet zeker niet naar zin." „Wat bedoelt u daarmee?" vroeg Witham lachend, om zijn misnoegen te verbergen. „Pff," antwoordde de Amerikaan met een onwillige beweging van zijn hoofd. „Drievan de vier keeren, dat u't spel in handen gehad heeft, hebt u't laten loopen. Als ik dat zwarte paard niet kende, zou 'k beslist den- ken, den een of anderen gewonen stommen Canadeesdhen boer voor me te hebben. Toen u in Regent de jongens het vel over de ooren haalde, zult u wel anders gespeeld hebben, Mr. Courthorne!" „Regent?" herhaalde Witham vragend. DE TOESTAND. Lord Grey heeft zijn zeer lezenswaardige herinneringen aan zijn staatsmansloopbaan in een historischen tijd besloten met een ernstige waarsc'huwing, verbonden aan een blik terug naar het tijdvak van den gewa- penden vrede van voor 1914. Opnieuw ziet hij, schrijft de N. R. Crt., Europa's noodlot aan het werk met ophooping van wapens en oorlogstoebereidselen waarmee verschillen- de landen zich uit een gevoel van vrees, vei- ligheid denken te verzekeren, tot de vrees door al die toebereidselen overheerschend wordt. „En vrees is de voorbeschikking voor geweld en voor een ramp", zegt de half blinde staatsman, op den toon van een ziener. Verder: „Er is voor geen mogend- heid veiligheid, tenzij zij een veiligheid ge- De hotelhouder begon te lachen. „Ja, Re gent," antwoordde hij. „Als ik u was, zou ik er maar niet te gauw weer naar toe gaan. De jongens zijn heel tevreden zooals het is, en u zou niet bepaald vriendschappelijk door ze ontvangen worden. En wat dit spelen betreft ik heb geen zin om hier te zitten knoeien met een man, die te grootsch is om m'n geld aan te nemen en in den stal heb ik een paar rakkers van paarden, die noodig afgereden moeten worden. U bent iemand, die verstand van de dieren hebt alzoo als u zin hebt om een eind met ze uit te gaan van mij mag't." Dit was een welkome afleiding, want niet alleen had Witham langzamerhand meer dan genoeg van zijn. gastheer gekregen, maar 't feit, dat de man meer dan hijzelf van't doen en laten van Courthorne afwist, al had hij hem nooit gezien, vond hij uitermate beklem- mend. Met een gevoel van verlichting stapte hij, toen de slede een paar minuten later voorreed, naar buiten, vast besloten om den strijd met het half-getemde span, dat, met zijn ooren achterover, gereed om te begin- nen, met moeite door den staljongen in be- dwang gehouden werd, tot een goed einde te brengen. Tot zijn geluk wist Witham minstens evenveel van paarden af als Cour thorne; na een langdurigen strijd wist hij hun wil naar den zijne te buigen en juist toen het ongeveer op een mijl afstand van 't gehudhtje, in flinken draf door het seha- duwige ha If licht van het berkenboschje huis- toe ging. werd de aandacht van Witham plotseling getrokken door een zwakken, ge- dempten hoefslag achter hem op't pad, dat breed en recht, gebaand en vast-aange- stampt door vele paardenihoeven, van het posthuis naar het dorpje voerde. niet, waarin haar buren gelijkelijk deelen." Bijkans op hetzelfde oogenblik, dat deze woorden het licht zagen, sprak Houghton, de nieuwe Amerikaansche gezant, die zoo van het Witte Huis was gekomen, „over de noodzaak voor Europa om met de vernie- lende methoden op te houden, daar Amerika het anders niet kan helpen." Aan- waarschuwingen ontbreekt het dus niet op het oogenblik, dat de Gezantenraad bijeen zal komen, om te.beraadslagen over Duitschland's ontwapenfng en de ontrui- ming van de Keulsche zone, welke vraag- stukken vanzelf de veiligheidSkwestie aan de orde stellen. Men wil zich niet verhelen, dat Engeland en Frankrijk het niet geheel eens zijn. Zoo iets hebben wij meer beleefd. Het Duitsche aanbod voor een veiligheids- pact ligt nog op tafel voor de geallieerden, al is Hinden'burg inmiddels ook president van het nieuwe Duitsche rijk geworden. Hij heeft zich bereid verklaard, den definitieven afstand van Elzas-Lotharingen te onder- teekenen. In 1914 kwam het noodlot voor de West- Europeesche beschaving uit het Oosten. Daar begon de oorlogsbrand en Frankrijk had alleen ten koste van ontrouw aan zijn bondgenoot en van den e^rbied voor zich- zelf erbuiten kunnen blijven. De Duitsche gezant was geinstrueerd, de bezetting van de groote vestingen aan zijn Oostfront als waarborg te eischen, indien het bereid ware geweest. zijn tractaat met Rusland te ver- loochenen. Nu weer zijn de problemen van het Oosten een nachtmerrie. Tsjecho-Slo- wakije heeft zich pas met Polen erover ver- staan, dat in het tractaat van Versailles ge- schreven blijft wat erin geschreven staat. De Poolsche corridor, de verdeeling van Oost-Silezie zijn uitgemaakte zaken. Gelijk een wet slechts kan gewijzigd worden door de aanneming van een nieuwe wet, kan een vredestractaat bij zulk een onwilligheid slechts gewijzigd worden door een nieuw vredestractaat. Maar tusschen twee vredes- tractaten ligt een oorlog, zooals alle staats- lieden zich bewust zijn. Engeland acht het gebeente van zijn soldaten te goed om het te wagen ter wille van Poolsch-Duitsche grenzen of de aansluiting van Oostenrijk bij Duitschland (het Oostenrijksche vraagstuk komt ongeveer hierop neer hoe het dooier, dat Weenen voorstelt, kan leven en zich ontwikkelen, zonder voldoende eiwit erom- heen) waartegen ook Zuid-Slavie behalve de twee bovengenoemde staten zijn veto zou uitspreken, gezwegen nog van een in nieuwe kracht herrijzend Hongarije, waarover Roe- menie meezeggensChap zou verlangen. Tegenover Engeland neemt Frankrijk de po sitie in, dat het aan Polen gebonden is, ge lijk het in 1914 aan Rusland gebonden was. Als de Polen goedschiks niet tot verande- ring van de grenzen zijn te krijgen, wasc'ht Frankrijk er zijn handen van af. Men weet, dat de Polen hun recht op de uitbreiding van hun grenzen naar het Wes- ten toe, die het tractaat van Versailles hun gegeven heeft, gronden op de sterke Poolsch sprekende meerderheid in de corridor. De Duitschers daarentegen spreken van oud Duitsch „cultuurland". Aan beide kanten wordt overdreven. Het spreken van een taal is niet beslissend als nationaliteitskenmerk. Duitsch sprekende Zwitsers hooren krachtens hun heelen aard niet bij Duitschland. In de eerste volksstemming na den vrede hebben de Poolschsprekende Masoeren in de districten Marienwerder en Allenstein bij het kiezen tusschen Duitschland en Polen zich voor het eerste verklaard. Wat echter het „oude Duitsche cultuurland" betreft de Duitsche ridders streden in de dertiende eeuw tegelijk met de Polen tegen de woeste Pruisen, 'n vechtlustig volk, dat altijd maar Witham voelde zich driftig worden. Wan- neer hij zich even buiten het hotel vertoonde, dook er, als trouwe metgezel van hem, ergens uit de nabijheid een marechaussee op. Aanmoedigend sdhudde hij even de teugels. Het span schoot vooruit, de koude wind floot hem langs de ooren, de droge sneeuw stoof, onder de glij-ijzers vandaan, weg; maar toen hij even aandachtig luisterde, hoorde hij, dat het rhythmische klip-klop achter hem nu ook een vlugger tempo gekre gen had. Plotseling hoorde hij nu ook het melodische gerinkel, tusschen de hoefslagen door. Witham klemde zijn lippen vast opeen en keek om zich heen. Als een grauwe sluier lag de sdhemering reeds over de prairie, boven zijn hoofd in het strakke gewelf van donker-indigo was het al een geflonker van onteLbare sterren. „Dat begint vervelend te worden. Ik moet eens weten," wat de kerel wil," zeide hij in zichzelf. Hij liet het span keeren en ging denzelf- den weg terug, tot hij een donkerder scha- duw uit het alom-heerschende grauw zag opdoemen; toen zette hij zijn slede dwars over den weg. Aan beide zijden van het gebaande pad lag de sneeuw voetenhoog; dooi en daarop volgende vorst had de zach- te oppervlakte tot een harde korst bevroren, welke voor paarden het passeeren opzij van de slede langs onmogelijk maakte. Er bleef den ruiter dus niets anders over, dan zijn paard in te houden; met een rinkelen en rammelen, dat zijn beroep verraadde, door de duisternis was 't niet mogelijk om hem goed te zien maakte hij halt. ..Hallo, 't pad gekocht, maat?" vroeg hij. „Neen," antwoordde Witham rustig, zon- invallen in andermans gebied ondernam. j De Polen waren de rechtstreeksche bondge- nooten van de Duitsche orde in haren fellen strijd tegen de Pommersche vorsten. Zoo zijn er aan alle zaken twee kanten, maar juist hierom zou er veel te zeggen zijn voor schikking en overleg. Een natie van de be- teekenis van Polen heeft, zooals wij al meer opgemerkt hebben, ook recht op een verbin- ding met zee, welke het juist door de corri dor gekregen heeft. Het feit, dat de Groote Entente Bulgarije nog altijd niet aan de aan dat land beloofde verbinding met de Adria- tische Zee heeft geholpen, blijft voor de toekomst een bron van ontevredenheid en gevaar. Bij de onderhandelingen zal men zich hoe dan ook steeds bewust blijven, dat bij de tegenwoordige constellatii vredeswaarbor- gen en stabiliteit in het Westen geen duur- zaamheid beloven, indien zij niet in het Oosten hun tegenhangers hebben. Hinden'burg is te Berlijn binnengehaald met een geestdrift die, schrijft de N. R. Crt., uit verscnillende redenen te verklaren was. Onder het oude en het nieuwe stelsel is hij vereerd als de trouwe Eckart der natie. Toen het, na Moltke's dood en Falkenhayn's leiding van den generalen staf, met den oor log niet naar wensch ging, werd het tot van de kansels gepredikt, dat de Keizer den overwinnaar van Tannenberg en de Masoe- rische meren aan het hoofd van de weer- macht diende te plaatsen. Hij heeft den or- delijken terugtocht van het verslagen leger van millioenen en de geleidelijke onrbinding ervan bestierd. Nu is hij tot president der republiek gekozen en als hoofd van staat zijn alle partijen hem eerbied verschuldigd. Alles wat nationalistisch voelde, had zich t .vendien Maandag o'p den voorgrond ge- plaatst en heeit er een grooten schep op ge- daan en hem extra gehuldigd als stadhouder van de afgezette dynastie. Maar van Hin- den.burg's kant is geen daad en geen woord gekomen, waaruit blijken zou, dat hij de hulde anders heeft opgevat dan als eerbe- wijs aan het hoofd van de republiek. Maan dag ston>d niet alleen een groot gedeelte van de bevolking van Berlijn langs den weg van den stoet, maar ook en vooral de fascis- tische en nationalistische jongelingsschap, de Weerwolven, de Staalhelmen, de Jong- duitsche orde, de Bismarckorde, de Viking- bonders en hoe al de onwettige vrijkorpsen verder mogen heeten, die uit alle hoeken van het rijk naar de rijkshoofdstad waren getrokken. Hun luidruchtige ovaties kunnen het feit niet vefbloemen, dat Duitschland in zijn meerderheid republikeinsch heeft gestemd en dat Hinden'burg Dinsdag den eed van trouw aan de republiek zou afleggen, in- stede van een beroep te doen op al de heet- gdbakerde royalisten en iniperialisten tot omverwerping van de nieuwe staatsorde en herstel van het Hohenzollernhuis. Het geluk heeft den monarchisten ge- diend met een zoo populair candidaat als Hindenburg. Maar hij heeft de eerste grens van den Oudtestamentischen leeftijd al lang overschreden en als hij het hoofd zal neer- gelegd hebben, staat het te bezien, of de derde president weer een man naar hun hart zal zijn. Een andere staatkunde dan trouwe naleving van de Dawes-regeling en afzijdigheid van oorlogzuchtige bevlieging zou het lanjgzaam gevorderde en broze werk van Duitschland's wederopbouw enkel kun nen vernietigen. Dat Hindenburg dit beseft, heeft hij totdusver in zijn uitlatingen ge- toond. De eenige vrees zou kunnen zijn, dat anderen, die tot lichtzinnigheid in de poli tiek geneigd zijn, hem onder hun invloed brachten. Minister Chamberlain is Maandag in het Lagerhuis in het nauw gebracht over een oud memorandum, dat hij indertijd tot de leden van het kabinet gericht en een Ameri- kaansch blad aan de groote klok ge'hangen heeft. Hij beriep zich op zijn expose van 24 Maart als leidraad voor zijn beleid. Toen MacDonald aanhield met de vraag, of, de publicatie, voorzoover zij in strijd is met zijn uiteenzetting van 24 Maart, dan onjuist was, weigerde hij te antwoorden, wat men beschouwt als een bewijs dat het een echt stuk was. Zeker, een echt stuk, maar met slechts historische waarde. Er stond in, dat de Britsche rijksverdediging vereischte: 1°. dat niet een enkele mogendheid het Kanaal en de Noordzeehavens zou beheerschen 2°. dat vijandigheid tegenover Frankrijk, Bel- gie, Nederland, Duitschland en Denemarken vermeden diende te worden; 3°. dat geen land hetwelk met Frankrijk of Belgie in oor log is, die landen zal mogen bipnenvallen, waardoor de Kanaalhavens aan een lucht- inval zouden blootstaan; 4°. dat een over- eenkomst met Frankrijk en Belgie bereikt moest worden, welke een Britschen waar borg voor Frankrijk en Belgie met betrek- king tot hun veiligheid zou meebrengen. Aan dit vierde punt heeft het Britsche ka binet in zijn meerderheid niet gewild toen het Duitsche aanbod voor een veiligheids- pact bekend was geworden, en Chamber lain heeft zich ten slotte met dit standpunt vereenigd. Daarom zeide hij op 24 Maart, dat de Engelsche regeering aan dit aanbod de „hoogste beteekenis" hechtte en vond dat het „hoogst zorgvuldig onderzocht moest worden". Wat er precies over de Poolsche kwestie in gestaan heeft, is niet bekend, maar het schijnt wel zeker te zijn, dat Chamberlain niet zoo ver is gegaan, om de regeling van de Oostelijke grenzen (de corridor en Opper-Silezie) een ..onrecht- vaardigbeid" te noemen. Hij moet veeleer gewezen hebben op de mogelijkheid van conflicten, in verband met die grenzen. De onthulling van het Amerikaansche blad is in elk geval mosterd na den maaltijd geworden, sedert Chamberlain's openbare verklaring van 24 Maart authentiek richt- snoer is geworden. Hij heeft daarin het denkbeeld van een eenzijdig tractaat met Frankrijk of Belgie, „dat rechtstreeks tegen Duitschland gericht zou zijn", gewraakt. DE BELGISCHE CRISIS. Alea iacta est. Vandevijvere's pogingen om een kabinet te formeeren zijn met succes bekroond. Vandevijvere zal een dezer da- gen, men spreekt van Woensdag, een regee- ringsverklaring voor de Kamer afleggen en Woensdag zal de „Moniteur", het Belgische Staats'blad, de namen van de nieuwe minis ters bekend ntaken. Vast staat, dat de Ka- fholieke leden van het kabinet Theunis hun portefeuilles zullen behouden. Poullet, bin- nenlandsche zaken; Ruzette, land'bouw; Tschoffen, nijverheid en arbeid; Moyersoen, economische zaken, terwijl Vandevijvere zelf de portefeuille van financien zal aanvaar- den. De liberate leden van het kabinet- Theunis zullen worden vervangen door bui ten het parlement staande personen. Voor buitenlandsche zaken wordt genoemd de Belgische ambassadeur bij het Vaticaan, Beyens, die, toen de Belgische regeering in de oorlogsjaren in den vreemde, te Havre, zetelde, ook de functie heeft gehad. Over zijn plannen heeft Vandevijvere Za- terdag een en ander aan de journalisten medegedeeld. Hij verklaarde geen partij- politiek te willen voeren, doch aan het par lement allerlei nationale en sociale kwesties ter afdoening voor te leggen. Verder wil hij eenige financieele aangelegenheden regelen, der echter aanstalten te maken om zijn span te doen keeren. „Maar niettegenstaande dat heb ik't recht van elk burger om hier te loo pen of te rijden, zonder dat een ander me voortdurend op de hielen volgt. Daarom zou ik graag willen weten of er soms n speciale reden voor bestaat, dat u me voortdurend met uw gezelschap vereert." De man begon te lachen. „Ja, d'r bestaat een reden. We hebben bevel gekregen, dat ieder van ons, die dienst doet, een oogje op u moet houden. De quaestie is, als u plot seling lust mocht krijgen om te verdwijnen, moeten wij weten waar u naar toe gaat. „lk ben een Canadeesch onderdaan," pro- testeerde Witham. ,,Maar u bent eveneens Amerikaan," ant woordde de ander, „tenminste, dat heeft u onze kameraden in Regent verteld, toen u 't daar te benauwd kreeg. En wat u betreft geen verstandig man zou er zich op be- roepen, dat hij een Engelsch onderdaan was als hij't feit niet in zijn eigen voordeel noo dig had." Witham bedwong zijn opstijgende drift. ,,lk zou graag een eerlijk en open antwoord willen hebben. Kunt u me zeggen, waarom ik door u of door een van de anderen nage gaan moet worden?" „Neen," antwoordde de man, „maar de luitenant allicht wel. Als u geen reden kunt bedeinken, kunt u 't hem vragen. Witham nam zijn teugels wat korter. ,,Goed, dan ga ik nu meteen mee terug." De cavalerist gaf zijn paard de sporen en sloot zich achter bij de snel voortglijdende slede aan; terwijl het nu in flinke vaart heuvel op, heuvel-af ging, voelde Witham ineens, in plotselinge spanning, dat hem iets 1 ongewoons te wachten stond. Het eentonige, hopelooze leven van al die jaren lag voor- goed achter hem en al begreep hij, dat zijn zoogenaamde begeleider eigenlijk zijn be- waker was, 't feit, dat ieder oogenblik iets anders brengen kon, was de oorzaak, dat zijn verlangen naar het avontuurlijke een verlangen waaraan hij zich sinds jaren ont- groeid gewaand had weer met hernieuw- de kracht zich in hem gelden deed. Het was donker en heel koud toen ze eintjelijk voor het blokhuis halt hielden. Toch stond het gezicht van Witham opge- wekter en was zijn loop veerkrachtiger dan te voren, toen hij d§ slede aan den dienst- doenden cavalerist overgaf en de Wac'lit- kamer binnenging. Bij zijn binnenkomen keken een half dozijn mannen in uniform, met verweerde en gebruinde gezichten, nieuwsgierig op. Maar zijn begeleider bracht hem. zonder een oogenblik opont- houd, naar de hall, somber en ongezellig door een beschot van donker hout zonder eenige versiering, waar een jonge man in blauwe uniform zat te schrijven. ,,Ik verwachtte al zoo half en half een be- zoe'k van u," begroette deze hem. „Aange- naarn u te ontmoeten, Mr. Courthorne." Witham lachte eenigszins uitdagend, een goede imitatie van Courthorne's manier van optreden; ondertusschen verbaasde hij zich erover, dat het hem zoo gemakkelijk afging. Hij Witham, dezelfde man, die gedurende de laatste paar jaar alleen. nu en dan, wan- n-eer het te erg werd, spottend over zichzelf gelachen had, was in zijn genieten van dit avontuur weer geheel den jongen van twin- tig, die zes jaar geleden naar Canada ge komen was. (Wordt vervolgd.) De Burgerneester van TEK NEUZJEN, brengt ter algemeene kennis, dat het T elefoonnummer der Gerneente-Secretarie van 5 is veranderd in Ter Neuzen, 12 Mei 1925. De Burgerneester voornoemd, J. I1UIZ1NGA. 21)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1925 | | pagina 1