ALGEMEEN hieuws- en advertentieblad voor zeeuwsch-vlaanderen.
abohnementsprus: gMawawwaaM,»»MM,Bi«sa?rf8gwaa8M;
DE INDRINGER
No 7759.
Woensdag 13 Mei 1925.
65e Jaargaxi
Bekendmaking.
s
FE VILLITOB.
BUITENLAND.
127.
8 lii N ERE A N It.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Dinsdag.
Zonder hoofdelijke stemming wordt be-
sloten het wetsontwerp van rn-ej. Westerman
tot wijziging van de Lageronderwijswet nog
op de agenda te plaatsen.
Met 27 tegen 25 stemmen wordt verwor-
pen het voorstel van den voorzitter om even
zoo te handelen met het wetsontwerp tot
wijziging van de Dienstplichtwet.
Aan de orde is het wetsontwerp tot uit-
breiding van de mogelijkheid der toepas-
sing van de straf van geldboete.
De heer Kleerekoper (s.-d.) is voor het
ontwerp, dat z.i. verwarde toestanden syste-
matiseert.
De heer Sasse van Ysselt (r.-k.) betoogt,
dat de rechter en het open'baar ministerie
over inlichtingen omtrent de finantieele om-
standigheden van den beklaagde zullen moe-
ten beschikken.
De heer Beumer (a.-r.) juicht het ont
werp toe. De wet zal echter met beleid
moeten worden toegepast.
Minister Heemskerk zet uiteen, dat het
ontwerp groote vrijheid aan den rechter laat.
Het wetsontwerp wordt z. h. s. aange-
nomen.
Aan de orde is de wijziging van de Fail-
lissementswqt.
De heer Van Rappard (v.-b.) verdedigt
een amendement om in art. 120 in te las-
schen de woorden „verzuim of vergissing"
na het woord „bedrag".
Minister Heemskerk wijst op de bezwaren
van het amendement. Spreker ondervangt
de bedoeling door een nieuw lid aan art. 137
toe te voegen.
De heer Van Rappard trekt zijn amende
ment in.
De heer Van Sasse van Ysselt licht een
amendement toe om te bepalen, dat de fail-
lissementskosten en 't salaris van den cu
rator niet kunnen worden gebracht ten laste
van de schulden.
De heer Van Schaik (r.-k.) bestrijdt het
amendement.
HOOGE RAAD VAN ARBE1D.
De Hooge Raad van Arbeid heeft advies
vastgesteld omtrent de reorganisatie van
den Raad.
Hij heeft zich nagenoeg geheel vereenigd
met het prae-advies van een daartoe inge-
stelde bijzondere commissie uit zijn midden.
Uitgesproken werd, dat de gereorganiseerde
Hooge Raad van Arbeid zooveel mogelijk
zelfstandig karakter zal moeten dragen.
De Raad zal niet alleen op verzoek van een
hoofd van een Departement van Algemeen
Bestuur, zooals op het oogenblik het geval
is, maar ook uit eigen beweging een advies
moeten kunnen uitbrengen omtrent alle on-
derwerpen welke de belangen van den ar
beid raken. De Raad moet daartoe de vrije
beschikking hebben over eigen financien.
Hij moet zijn eigen voorzitter kiezen, een
bindende voordracht opstellen, waaruit zijn
secretaris wordt benoemd, en zijn eigen
werkwijze regelen. De grondslag voor de
organisatie van den Raad moet niet meer
Yds tot dusverre in een algemeenen maat-
Uit het Engelsch van
Harold Bindloss.
o
regel van bestuur, maar in Verband met het
nieuwe artikel 78 van de Grondwet, in een
wet worden gelegd.
In een opzicht week de Raad af van het
prae-advies van de commissie uit zijn mid
den. De commissie had in overweging ge-
geven, dat de financien van den Raa'd ge-
geven, dat de financien van den Raad
gedeltelijk van rijkswege en gedeeltelijk
door de organisaties van werkgevers
en werknemers, die in het college
vertegenwoordigd zijn, zouden worden ver-
schatt. De Raad was van oordeel, dat, waar
de Raad een instituut zou blijven, dat uit-
sluitend zou werken in het algemeen belang,
de kosten van het college uitsluitend door
het rijk zouden moeten worden gedragen.
Het advies van den Raad omtrent het
doen aansluiten van de bepalingen van de
Arbeidswet bij die van de onlangs gewijzig-
de Onderwijswetten, komt eveneens nage
noeg geheel overeen met het prae-advies
van de daartoe ingestelde bijzondere com
missie uit den Raad.
MINISTER COLIJN OVER DE ANTI-REV.
WENSCHEN.
Minister H. Colijn heeft gesproken voor
a.-r. kiesvereeniging te Alfen a. d. Rij.n. Hij
memoreerde de benarde positie waarin
's lands financien zich in 1923 bevonden en
zette uiteen, waarom hij, namens de anti-
rev. partij, de zware taak heeft aanvaard in
dezen toestand verbetering te brengen.
De anti-rev. politiek besprekende, merkte
de Minister op, dat vele wenschen nog on-
vervuld zijn gebleven. Van wederinvoering
van de doodstraf zal voorloopig geen sprake
zijn.
Een wetsontwerp tot opheffing der Staats-
loterij komt weldra in behandeling, doch,
hoewel de Minister het krachtig zal verde-
digen, gelooft hij niet, dat het zal worden
aangenomen.
Wat 's lands financieelen toestand be-
treft, de eerste tien jaar is er nog niet van
blijvende verbetering te spreken. De krach-
tige wij-ze, waarop spreker heeft moeten
,,maszregeln" duldt de eerste tien jaar geen
verdere sterke maatregelen.
De huidige verwarde toestand van het
parlementisme weet spreker aan de kiezers-
vrees, welke vele Kamerleden bezielt. Het
contact tusschen parlementarier en kiezer
moet veel sterker en klaarder worden, eerst
dan is verbetering te verwachten. Men moet
allerwege den moed krijgen, harde waar-
heden te zeggen.
Voor alle dingen heeft de regeering te
zorgen, dat zij niet zooveel van het volks-
inkomen behoeft te eischen, daar dit het
volk-van-morgen te zeer schaadt. Het volks-
inkomen moet minder zwaar belast worden,
onze vaderlandsche welstand is ermee ge-
moeid.
(Vervolg).
Behalve de groep houten huizen was er
niets te zien dan een oneindigheid van schit-
terend wit, hier en daar onderbroken door
een wazigdonker wilgenboschje. Het half
in onbruik geraakte hotel was nog slechter
pnderhouden, bood nog minder comfort,
dan. gewoonlijk het geval was.
Zoo kwam het, dat Witham, die uit ver-
veling met zijn gastheer vriendschap geslo-
ten had, zich bepaald verlicht voelde, toen
de kleine dikke man den tweeden middag
van zijn verblijf daar, met een gebaar van
ongeduld zijn kaarten neergooide.
„Ik heb er genoeg van," barstte hij driftig
uit. „Blijklbaar vindt u 't niet de moeite
waard inzet zeker niet naar zin."
„Wat bedoelt u daarmee?" vroeg Witham
lachend, om zijn misnoegen te verbergen.
„Pff," antwoordde de Amerikaan met een
onwillige beweging van zijn hoofd. „Drievan
de vier keeren, dat u't spel in handen gehad
heeft, hebt u't laten loopen. Als ik dat
zwarte paard niet kende, zou 'k beslist den-
ken, den een of anderen gewonen stommen
Canadeesdhen boer voor me te hebben. Toen
u in Regent de jongens het vel over de ooren
haalde, zult u wel anders gespeeld hebben,
Mr. Courthorne!"
„Regent?" herhaalde Witham vragend.
DE TOESTAND.
Lord Grey heeft zijn zeer lezenswaardige
herinneringen aan zijn staatsmansloopbaan
in een historischen tijd besloten met een
ernstige waarsc'huwing, verbonden aan een
blik terug naar het tijdvak van den gewa-
penden vrede van voor 1914. Opnieuw ziet
hij, schrijft de N. R. Crt., Europa's noodlot
aan het werk met ophooping van wapens en
oorlogstoebereidselen waarmee verschillen-
de landen zich uit een gevoel van vrees, vei-
ligheid denken te verzekeren, tot de vrees
door al die toebereidselen overheerschend
wordt. „En vrees is de voorbeschikking
voor geweld en voor een ramp", zegt de
half blinde staatsman, op den toon van een
ziener. Verder: „Er is voor geen mogend-
heid veiligheid, tenzij zij een veiligheid ge-
De hotelhouder begon te lachen. „Ja, Re
gent," antwoordde hij. „Als ik u was, zou ik
er maar niet te gauw weer naar toe gaan.
De jongens zijn heel tevreden zooals het is,
en u zou niet bepaald vriendschappelijk
door ze ontvangen worden. En wat dit
spelen betreft ik heb geen zin om hier te
zitten knoeien met een man, die te grootsch
is om m'n geld aan te nemen en in den stal
heb ik een paar rakkers van paarden, die
noodig afgereden moeten worden. U bent
iemand, die verstand van de dieren hebt
alzoo als u zin hebt om een eind met ze
uit te gaan van mij mag't."
Dit was een welkome afleiding, want niet
alleen had Witham langzamerhand meer dan
genoeg van zijn. gastheer gekregen, maar 't
feit, dat de man meer dan hijzelf van't doen
en laten van Courthorne afwist, al had hij
hem nooit gezien, vond hij uitermate beklem-
mend. Met een gevoel van verlichting stapte
hij, toen de slede een paar minuten later
voorreed, naar buiten, vast besloten om den
strijd met het half-getemde span, dat, met
zijn ooren achterover, gereed om te begin-
nen, met moeite door den staljongen in be-
dwang gehouden werd, tot een goed einde
te brengen. Tot zijn geluk wist Witham
minstens evenveel van paarden af als Cour
thorne; na een langdurigen strijd wist hij
hun wil naar den zijne te buigen en juist
toen het ongeveer op een mijl afstand van
't gehudhtje, in flinken draf door het seha-
duwige ha If licht van het berkenboschje huis-
toe ging. werd de aandacht van Witham
plotseling getrokken door een zwakken, ge-
dempten hoefslag achter hem op't pad, dat
breed en recht, gebaand en vast-aange-
stampt door vele paardenihoeven, van het
posthuis naar het dorpje voerde.
niet, waarin haar buren gelijkelijk deelen."
Bijkans op hetzelfde oogenblik, dat deze
woorden het licht zagen, sprak Houghton,
de nieuwe Amerikaansche gezant, die zoo
van het Witte Huis was gekomen, „over de
noodzaak voor Europa om met de vernie-
lende methoden op te houden, daar Amerika
het anders niet kan helpen."
Aan- waarschuwingen ontbreekt het dus
niet op het oogenblik, dat de Gezantenraad
bijeen zal komen, om te.beraadslagen over
Duitschland's ontwapenfng en de ontrui-
ming van de Keulsche zone, welke vraag-
stukken vanzelf de veiligheidSkwestie aan
de orde stellen. Men wil zich niet verhelen,
dat Engeland en Frankrijk het niet geheel
eens zijn. Zoo iets hebben wij meer beleefd.
Het Duitsche aanbod voor een veiligheids-
pact ligt nog op tafel voor de geallieerden,
al is Hinden'burg inmiddels ook president
van het nieuwe Duitsche rijk geworden. Hij
heeft zich bereid verklaard, den definitieven
afstand van Elzas-Lotharingen te onder-
teekenen.
In 1914 kwam het noodlot voor de West-
Europeesche beschaving uit het Oosten.
Daar begon de oorlogsbrand en Frankrijk
had alleen ten koste van ontrouw aan zijn
bondgenoot en van den e^rbied voor zich-
zelf erbuiten kunnen blijven. De Duitsche
gezant was geinstrueerd, de bezetting van
de groote vestingen aan zijn Oostfront als
waarborg te eischen, indien het bereid ware
geweest. zijn tractaat met Rusland te ver-
loochenen. Nu weer zijn de problemen van
het Oosten een nachtmerrie. Tsjecho-Slo-
wakije heeft zich pas met Polen erover ver-
staan, dat in het tractaat van Versailles ge-
schreven blijft wat erin geschreven staat.
De Poolsche corridor, de verdeeling van
Oost-Silezie zijn uitgemaakte zaken. Gelijk
een wet slechts kan gewijzigd worden door
de aanneming van een nieuwe wet, kan een
vredestractaat bij zulk een onwilligheid
slechts gewijzigd worden door een nieuw
vredestractaat. Maar tusschen twee vredes-
tractaten ligt een oorlog, zooals alle staats-
lieden zich bewust zijn. Engeland acht het
gebeente van zijn soldaten te goed om het
te wagen ter wille van Poolsch-Duitsche
grenzen of de aansluiting van Oostenrijk bij
Duitschland (het Oostenrijksche vraagstuk
komt ongeveer hierop neer hoe het dooier,
dat Weenen voorstelt, kan leven en zich
ontwikkelen, zonder voldoende eiwit erom-
heen) waartegen ook Zuid-Slavie behalve
de twee bovengenoemde staten zijn veto zou
uitspreken, gezwegen nog van een in nieuwe
kracht herrijzend Hongarije, waarover Roe-
menie meezeggensChap zou verlangen.
Tegenover Engeland neemt Frankrijk de po
sitie in, dat het aan Polen gebonden is, ge
lijk het in 1914 aan Rusland gebonden was.
Als de Polen goedschiks niet tot verande-
ring van de grenzen zijn te krijgen, wasc'ht
Frankrijk er zijn handen van af.
Men weet, dat de Polen hun recht op de
uitbreiding van hun grenzen naar het Wes-
ten toe, die het tractaat van Versailles hun
gegeven heeft, gronden op de sterke Poolsch
sprekende meerderheid in de corridor. De
Duitschers daarentegen spreken van oud
Duitsch „cultuurland". Aan beide kanten
wordt overdreven. Het spreken van een taal
is niet beslissend als nationaliteitskenmerk.
Duitsch sprekende Zwitsers hooren krachtens
hun heelen aard niet bij Duitschland. In de
eerste volksstemming na den vrede hebben
de Poolschsprekende Masoeren in de
districten Marienwerder en Allenstein bij het
kiezen tusschen Duitschland en Polen zich
voor het eerste verklaard. Wat echter het
„oude Duitsche cultuurland" betreft de
Duitsche ridders streden in de dertiende
eeuw tegelijk met de Polen tegen de woeste
Pruisen, 'n vechtlustig volk, dat altijd maar
Witham voelde zich driftig worden. Wan-
neer hij zich even buiten het hotel vertoonde,
dook er, als trouwe metgezel van hem,
ergens uit de nabijheid een marechaussee
op. Aanmoedigend sdhudde hij even de
teugels.
Het span schoot vooruit, de koude wind
floot hem langs de ooren, de droge sneeuw
stoof, onder de glij-ijzers vandaan, weg;
maar toen hij even aandachtig luisterde,
hoorde hij, dat het rhythmische klip-klop
achter hem nu ook een vlugger tempo gekre
gen had. Plotseling hoorde hij nu ook het
melodische gerinkel, tusschen de hoefslagen
door. Witham klemde zijn lippen vast opeen
en keek om zich heen. Als een grauwe sluier
lag de sdhemering reeds over de prairie,
boven zijn hoofd in het strakke gewelf van
donker-indigo was het al een geflonker van
onteLbare sterren.
„Dat begint vervelend te worden. Ik moet
eens weten," wat de kerel wil," zeide hij in
zichzelf.
Hij liet het span keeren en ging denzelf-
den weg terug, tot hij een donkerder scha-
duw uit het alom-heerschende grauw zag
opdoemen; toen zette hij zijn slede dwars
over den weg. Aan beide zijden van het
gebaande pad lag de sneeuw voetenhoog;
dooi en daarop volgende vorst had de zach-
te oppervlakte tot een harde korst bevroren,
welke voor paarden het passeeren opzij van
de slede langs onmogelijk maakte. Er bleef
den ruiter dus niets anders over, dan zijn
paard in te houden; met een rinkelen en
rammelen, dat zijn beroep verraadde,
door de duisternis was 't niet mogelijk om
hem goed te zien maakte hij halt.
..Hallo, 't pad gekocht, maat?" vroeg hij.
„Neen," antwoordde Witham rustig, zon-
invallen in andermans gebied ondernam. j
De Polen waren de rechtstreeksche bondge-
nooten van de Duitsche orde in haren fellen
strijd tegen de Pommersche vorsten. Zoo
zijn er aan alle zaken twee kanten, maar
juist hierom zou er veel te zeggen zijn voor
schikking en overleg. Een natie van de be-
teekenis van Polen heeft, zooals wij al meer
opgemerkt hebben, ook recht op een verbin-
ding met zee, welke het juist door de corri
dor gekregen heeft. Het feit, dat de Groote
Entente Bulgarije nog altijd niet aan de aan
dat land beloofde verbinding met de Adria-
tische Zee heeft geholpen, blijft voor de
toekomst een bron van ontevredenheid en
gevaar.
Bij de onderhandelingen zal men zich hoe
dan ook steeds bewust blijven, dat bij de
tegenwoordige constellatii vredeswaarbor-
gen en stabiliteit in het Westen geen duur-
zaamheid beloven, indien zij niet in het
Oosten hun tegenhangers hebben.
Hinden'burg is te Berlijn binnengehaald
met een geestdrift die, schrijft de N. R. Crt.,
uit verscnillende redenen te verklaren was.
Onder het oude en het nieuwe stelsel is hij
vereerd als de trouwe Eckart der natie.
Toen het, na Moltke's dood en Falkenhayn's
leiding van den generalen staf, met den oor
log niet naar wensch ging, werd het tot van
de kansels gepredikt, dat de Keizer den
overwinnaar van Tannenberg en de Masoe-
rische meren aan het hoofd van de weer-
macht diende te plaatsen. Hij heeft den or-
delijken terugtocht van het verslagen leger
van millioenen en de geleidelijke onrbinding
ervan bestierd. Nu is hij tot president der
republiek gekozen en als hoofd van staat
zijn alle partijen hem eerbied verschuldigd.
Alles wat nationalistisch voelde, had zich
t .vendien Maandag o'p den voorgrond ge-
plaatst en heeit er een grooten schep op ge-
daan en hem extra gehuldigd als stadhouder
van de afgezette dynastie. Maar van Hin-
den.burg's kant is geen daad en geen woord
gekomen, waaruit blijken zou, dat hij de
hulde anders heeft opgevat dan als eerbe-
wijs aan het hoofd van de republiek. Maan
dag ston>d niet alleen een groot gedeelte van
de bevolking van Berlijn langs den weg van
den stoet, maar ook en vooral de fascis-
tische en nationalistische jongelingsschap,
de Weerwolven, de Staalhelmen, de Jong-
duitsche orde, de Bismarckorde, de Viking-
bonders en hoe al de onwettige vrijkorpsen
verder mogen heeten, die uit alle hoeken
van het rijk naar de rijkshoofdstad waren
getrokken.
Hun luidruchtige ovaties kunnen het feit
niet vefbloemen, dat Duitschland in zijn
meerderheid republikeinsch heeft gestemd
en dat Hinden'burg Dinsdag den eed van
trouw aan de republiek zou afleggen, in-
stede van een beroep te doen op al de heet-
gdbakerde royalisten en iniperialisten tot
omverwerping van de nieuwe staatsorde en
herstel van het Hohenzollernhuis.
Het geluk heeft den monarchisten ge-
diend met een zoo populair candidaat als
Hindenburg. Maar hij heeft de eerste grens
van den Oudtestamentischen leeftijd al lang
overschreden en als hij het hoofd zal neer-
gelegd hebben, staat het te bezien, of de
derde president weer een man naar hun
hart zal zijn. Een andere staatkunde dan
trouwe naleving van de Dawes-regeling en
afzijdigheid van oorlogzuchtige bevlieging
zou het lanjgzaam gevorderde en broze werk
van Duitschland's wederopbouw enkel kun
nen vernietigen. Dat Hindenburg dit beseft,
heeft hij totdusver in zijn uitlatingen ge-
toond. De eenige vrees zou kunnen zijn, dat
anderen, die tot lichtzinnigheid in de poli
tiek geneigd zijn, hem onder hun invloed
brachten.
Minister Chamberlain is Maandag in het
Lagerhuis in het nauw gebracht over een
oud memorandum, dat hij indertijd tot de
leden van het kabinet gericht en een Ameri-
kaansch blad aan de groote klok ge'hangen
heeft. Hij beriep zich op zijn expose van 24
Maart als leidraad voor zijn beleid. Toen
MacDonald aanhield met de vraag, of, de
publicatie, voorzoover zij in strijd is met
zijn uiteenzetting van 24 Maart, dan onjuist
was, weigerde hij te antwoorden, wat men
beschouwt als een bewijs dat het een echt
stuk was.
Zeker, een echt stuk, maar met slechts
historische waarde. Er stond in, dat de
Britsche rijksverdediging vereischte: 1°. dat
niet een enkele mogendheid het Kanaal en
de Noordzeehavens zou beheerschen 2°.
dat vijandigheid tegenover Frankrijk, Bel-
gie, Nederland, Duitschland en Denemarken
vermeden diende te worden; 3°. dat geen
land hetwelk met Frankrijk of Belgie in oor
log is, die landen zal mogen bipnenvallen,
waardoor de Kanaalhavens aan een lucht-
inval zouden blootstaan; 4°. dat een over-
eenkomst met Frankrijk en Belgie bereikt
moest worden, welke een Britschen waar
borg voor Frankrijk en Belgie met betrek-
king tot hun veiligheid zou meebrengen.
Aan dit vierde punt heeft het Britsche ka
binet in zijn meerderheid niet gewild toen
het Duitsche aanbod voor een veiligheids-
pact bekend was geworden, en Chamber
lain heeft zich ten slotte met dit standpunt
vereenigd. Daarom zeide hij op 24 Maart,
dat de Engelsche regeering aan dit aanbod
de „hoogste beteekenis" hechtte en vond
dat het „hoogst zorgvuldig onderzocht
moest worden". Wat er precies over de
Poolsche kwestie in gestaan heeft, is niet
bekend, maar het schijnt wel zeker te zijn,
dat Chamberlain niet zoo ver is gegaan, om
de regeling van de Oostelijke grenzen (de
corridor en Opper-Silezie) een ..onrecht-
vaardigbeid" te noemen. Hij moet veeleer
gewezen hebben op de mogelijkheid van
conflicten, in verband met die grenzen.
De onthulling van het Amerikaansche
blad is in elk geval mosterd na den maaltijd
geworden, sedert Chamberlain's openbare
verklaring van 24 Maart authentiek richt-
snoer is geworden. Hij heeft daarin het
denkbeeld van een eenzijdig tractaat met
Frankrijk of Belgie, „dat rechtstreeks tegen
Duitschland gericht zou zijn", gewraakt.
DE BELGISCHE CRISIS.
Alea iacta est. Vandevijvere's pogingen
om een kabinet te formeeren zijn met succes
bekroond. Vandevijvere zal een dezer da-
gen, men spreekt van Woensdag, een regee-
ringsverklaring voor de Kamer afleggen en
Woensdag zal de „Moniteur", het Belgische
Staats'blad, de namen van de nieuwe minis
ters bekend ntaken. Vast staat, dat de Ka-
fholieke leden van het kabinet Theunis hun
portefeuilles zullen behouden. Poullet, bin-
nenlandsche zaken; Ruzette, land'bouw;
Tschoffen, nijverheid en arbeid; Moyersoen,
economische zaken, terwijl Vandevijvere zelf
de portefeuille van financien zal aanvaar-
den. De liberate leden van het kabinet-
Theunis zullen worden vervangen door bui
ten het parlement staande personen. Voor
buitenlandsche zaken wordt genoemd de
Belgische ambassadeur bij het Vaticaan,
Beyens, die, toen de Belgische regeering in
de oorlogsjaren in den vreemde, te Havre,
zetelde, ook de functie heeft gehad.
Over zijn plannen heeft Vandevijvere Za-
terdag een en ander aan de journalisten
medegedeeld. Hij verklaarde geen partij-
politiek te willen voeren, doch aan het par
lement allerlei nationale en sociale kwesties
ter afdoening voor te leggen. Verder wil hij
eenige financieele aangelegenheden regelen,
der echter aanstalten te maken om zijn span
te doen keeren. „Maar niettegenstaande dat
heb ik't recht van elk burger om hier te loo
pen of te rijden, zonder dat een ander me
voortdurend op de hielen volgt. Daarom zou
ik graag willen weten of er soms n speciale
reden voor bestaat, dat u me voortdurend
met uw gezelschap vereert."
De man begon te lachen. „Ja, d'r bestaat
een reden. We hebben bevel gekregen, dat
ieder van ons, die dienst doet, een oogje op
u moet houden. De quaestie is, als u plot
seling lust mocht krijgen om te verdwijnen,
moeten wij weten waar u naar toe gaat.
„lk ben een Canadeesch onderdaan," pro-
testeerde Witham.
,,Maar u bent eveneens Amerikaan," ant
woordde de ander, „tenminste, dat heeft u
onze kameraden in Regent verteld, toen u
't daar te benauwd kreeg. En wat u betreft
geen verstandig man zou er zich op be-
roepen, dat hij een Engelsch onderdaan was
als hij't feit niet in zijn eigen voordeel noo
dig had."
Witham bedwong zijn opstijgende drift.
,,lk zou graag een eerlijk en open antwoord
willen hebben. Kunt u me zeggen, waarom
ik door u of door een van de anderen nage
gaan moet worden?"
„Neen," antwoordde de man, „maar de
luitenant allicht wel. Als u geen reden kunt
bedeinken, kunt u 't hem vragen.
Witham nam zijn teugels wat korter.
,,Goed, dan ga ik nu meteen mee terug."
De cavalerist gaf zijn paard de sporen en
sloot zich achter bij de snel voortglijdende
slede aan; terwijl het nu in flinke vaart
heuvel op, heuvel-af ging, voelde Witham
ineens, in plotselinge spanning, dat hem iets
1 ongewoons te wachten stond. Het eentonige,
hopelooze leven van al die jaren lag voor-
goed achter hem en al begreep hij, dat zijn
zoogenaamde begeleider eigenlijk zijn be-
waker was, 't feit, dat ieder oogenblik iets
anders brengen kon, was de oorzaak, dat
zijn verlangen naar het avontuurlijke een
verlangen waaraan hij zich sinds jaren ont-
groeid gewaand had weer met hernieuw-
de kracht zich in hem gelden deed.
Het was donker en heel koud toen ze
eintjelijk voor het blokhuis halt hielden.
Toch stond het gezicht van Witham opge-
wekter en was zijn loop veerkrachtiger dan
te voren, toen hij d§ slede aan den dienst-
doenden cavalerist overgaf en de Wac'lit-
kamer binnenging. Bij zijn binnenkomen
keken een half dozijn mannen in uniform,
met verweerde en gebruinde gezichten,
nieuwsgierig op. Maar zijn begeleider
bracht hem. zonder een oogenblik opont-
houd, naar de hall, somber en ongezellig
door een beschot van donker hout zonder
eenige versiering, waar een jonge man in
blauwe uniform zat te schrijven.
,,Ik verwachtte al zoo half en half een be-
zoe'k van u," begroette deze hem. „Aange-
naarn u te ontmoeten, Mr. Courthorne."
Witham lachte eenigszins uitdagend, een
goede imitatie van Courthorne's manier van
optreden; ondertusschen verbaasde hij zich
erover, dat het hem zoo gemakkelijk afging.
Hij Witham, dezelfde man, die gedurende
de laatste paar jaar alleen. nu en dan, wan-
n-eer het te erg werd, spottend over zichzelf
gelachen had, was in zijn genieten van dit
avontuur weer geheel den jongen van twin-
tig, die zes jaar geleden naar Canada ge
komen was.
(Wordt vervolgd.)
De Burgerneester van TEK NEUZJEN, brengt ter
algemeene kennis, dat het T elefoonnummer
der Gerneente-Secretarie van 5 is veranderd in
Ter Neuzen, 12 Mei 1925.
De Burgerneester voornoemd,
J. I1UIZ1NGA.
21)