Het volgende jaar wenschte die maatschappij
del contract niet meer te hernieuwen, maar
4iet overschilderen zou veei gekost hebben,
waarom die reclame er thans nog op staat, of-
schoon er niet meer voor betaald wordt.
De heer VAN HOEV±l, wijst er op, dat in
punt 3 staat, dat indien de voorwaarden niet
worden nagekomen, alles eigendom der ge-
meente wordt.
De VOORZITTER meent, dat het minder ge
wenscht is te bepalen, dat bij het opruimen
alles in den ouden toestand moet worden her-
steld, want dan zou ook de klinkerbestrating
weer moeten worden opgenomen. Er zou kun-
nen bepaald worden, dat bij beeindiging der
exploitatie het opruimen moet geschieden ten
genoege van Burgemeester en Wethouders. De
door den heer Van Hoerve genoemde bepaling
slaat meer op het geval, dat de voorwaarden
niet warden nagekomen.
De heer KOOPMAN had meer het oog er
op. dat men, als de pomp opgeruimd wordt,
ook niet met den put blijft zitten. Hij kan er
zich mee vereenigen, dat wordt voorgeschre-
ven, dat de opruiming eventueel moet ge
schieden ten genoege van Burgemeester en
Wethouders. Ook zou hij bepaald willen zien,
dat de pomp des avonds electrisch verlieht
wordt.
De VOORZITTER meent, dat daarin bij de
Hinderwet wordt voorzien.
De heer KOOPMAN zou voorts wel een re
tribute wenschen als erkenming van het eigen-
domsrecht der gemeente, dooh in geen geval
daarvoor 50 willen vragen. Daarop zal alles
afstuiten en op die wijize geeft men geen blijk
de industrie en handel te willen steunen.
De VOORZITTER wijst er op, dat Zaam
slag dan toch de eenige gemeente niet is, die
dat vraagt. De verzoekende maatschappij doet
het om voordeel te behalen. Moet de gemeente
haar terrein dan daarvoor zoo maar afstaan
De heer KOOPMAN blijft het geen mede-
werking noemen; men wil het mogelijk maken,
dat automobilisten, die hier passeeren en be-
merken, dat zij te weinig benzine hebben, zich
daarvan ook alhier feunnen voorzien, tot voor
deel van den handelaar, terwijl zij anders door-
rijden naar Ter Neuzen.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat het
voorstel inderdaad gedaan wordt, om den han
del en de industrie te steunen, maar dat men
anders liever zoo'n pomp niet op de straat zou
hebbertjvwant zij strekt nu juist niet tot ver-
siering.
De heer KOOPMAN: Men kan ze wat uit
den weg zetten.
De heer C. A. WISSE verklaart geen be-
zwaar te hebben op het verzoek in te gaan.
De VOORZITTER wijzigt het voorstel thans
zoo, dat in de voorwaarden wordt opgenomen
de bepaling, dat bij beeindiging der exploitatie
een en ander moet worden opgeruimd ten ge
noege van Burgemeester en Wethouders. Dat
het onderhoud van de te maken bestrating
a am de gemeente komt, ligt reeds in het voor
stel opgesloten.
De heer C. A. WISSE zou het wel gewenscht
achten, dat, indien bleek, dat de gemeeente
van den te maken put overlast ondervond, zij
het recht verkrijgt die te verwijderen.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat dit
recht volgens de Hinderwet bestaat, terwii!
voorts de vergunning slechts gegeven wordt
tot wederopzeggens.
De heer KOOPMAN vermeent, dat binnen
een zekeren kring om den put een hoogere as-
-urantiepremie zal moeten worden betaald. Hij
zou dan liever willen bepalen, dat die verhoog-
de premie voor rekeming der verzoekende
maatschappij komt.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat
daarvan geen sprake is. Zoo'n inrichting levert
geen gevaar voor brand of ontploffing op.
De heer VAN PETEGEM kan zich met het
voorstel vereenigen. Waar ze f 50 aanhieden.
zou hii die maar nemen.
De VOORZITTER: Zij bieden die niet aan,
wii vragen ze. Indien ze het te bezwarend
achten, kunnen ze zich opnieuw tot den raad
wenden.
De heer KOOPMAN. die bezwaar heeft
tegen het bedrag, zal, indien het geheele voor
stel in stemming komt, tegen stemmen.
Het voorstel wordt aangenomen met 10
stemmen tegen 1.
Voor stemmen de heeren Van Petegem,
Dekker, Haak. C. A. Wisse, Van Hoeve, De
Feijter, Dees, Kaijser, De Koeijer en C. H. H.
1 Wisse; tegen de heer Koopman.
5. Wijziging verordening Vleeschkeurings-
dienst.
Naar aanleiding van een ingekomen schrij-
ven van het gemeentebestuur van Axel, stel-
len Burgemeester en Wethouders voor de ver
ordening op den Vleeschkeuringsdienst, kring
Axel, ite wijzigen als volgt:
in het lste lid van artikel 3 het woord ,,is"
te vervangen door „worden";
het 2de lid van artikel 3 te lezen als volgt:
De kennisgeving, dat een dier gestorven ot
in nood gedood is, gescluedt overeenkomstig de
voorschnfte-n van artikel 3 van het Koninklijk
besluit van 5 Juni 1920 (Staatsblad no. 285)
ten bureele van den keuringsdienst, zoo mo
gelijk voor des morgens 9 uur;
het 3de lid van artikel'3 te Laten vervallen.
De punt aan het eind van dit artikel te laten
vervallen, hdervoor in de plaats te stellen een
komma, waarna bij te voegen: tenzij de keu-
ringsveearts, hoofd van dienst heeft verleend
de ontheffing bedoeld in art. 9 eerste lid van
deze verordening, in welk geval de keuring ge-
schiedt ter plaatse waar het slachtdier gestor
ven of in nood gedood is.
Artikel 6 te lezen:
Op Zondag benevens de door Burgemeester
en Wethouders van Axel aan te wijzen dag-en,
wordt niet gekeurd.
In artikel 7 in plaats van „dier wet" te stel
len ,,-der Vleeschkeuringswet".
In artikel 11 „zoo spoedig mogelijk na de
inlevering van de kennisgeving te stellen":
4 „zoo spoedg mogelijk, althans bdnnen 24 uren
na de inlevering van de kennisgeviing". In
plaats van de woorden „zoo spoedig na de
sliachting": „uiterlijk binnen 12 uren na de
slachting".
Artikel 14 te lezen als volgt:
Met de keuring zij,n belast de keuringsvee-
arts, hoofd van dienst, en de 2de keurings-
veearts, bedoeld in artikel 25 van de Vleesch
keuringswet, de laatste met inachtneming van
zijn te ctezer zake wettelijke verleende be-
voegdheid.
In artikel 16: ..Burgemeester en Wethou
ders" te vervangen door: ..Burgemeester en
Wethouders van Axel".
In artikel 22 „artikel 53 van het Koninklijk
besluit van 5 Juni 1920" te veranderen in
„artikel 50 van dit Koninklijk besluit".
In sub b van artikel 28 ,,krachtens artikel 47
der Vleeschkeuringswet gesteld" te vervangen
door: „het bepaalde in art. 47 der Vleesch
keuringswet".
Artikel 29 te laten vervallen.
De heer KAIJSER vraagt, of de wijziging
van artikel 6, dat op Zon- en feestdagen niet
wordt gekeurd, geen aanleiding kan geven tot
moeilijkheden, als men voor het geval komt,
dat een dier uit nood geslacht moet worden.
De heer C. A. WISSE had ook op dat be
zwaar willen wijzen.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat men
bij noodzakelijkheid een dier mag slachten; er
is dan geen bezwaar, dat het keuren den vol-
genden dag plaats heeft.
De heer VAN HOEVE beschikt hier niet
over de verordening en kan dat niet nagaan,
doch meent, dat dit alleen spreekt op de ge-
wone keuri-ngen. En die zijn zoo te regelen,
dat het niet op Zon- en feestdagen noodig is.
Het voorstel wordt aangenomen met alge-
meene stemmen.
6. Benoeming leden Algemeen Burgerlijk
Armbestuur.
Aan de beurt van aftreding zijn: de heeren
C. de Putter en J. C. Kaijser
Met de aftredenden worden aanbevolen de
heeren: H. J. Dieleman. en W. Wisse.
De VOORZITTER noodigt de heeren Kaij
ser en Dekker uit met hem het stembureau te
vormen.
De aftredende heeren worden herkozen met
algemeene stemmen.
7. Benoeming der leden van de Commissie
tot wering van schooiverzuim.
Overgelegd wordt de navodgende aanbeveling:
1. J. C. de Jonge, A. P. Wisse, (G. van Dis
treedt af, maar komt omdat deze geen kinde-
ren heeft schooJgaan niet meer in aanmer
king; 2. P. C. de Moor, aftr., J. Jansen; 3. A.
Hoste, aftr., A, Simons; 4. K. Hamelink, aftr.
Ph. A. Knijff5. J. P. Geelhoedt, aftr., J. DeesI
Van Liere.
Gekozen worden de heeren J. C. de Jonge
met 6, P. C. de Moor met 6, A. Hoste met 7,
K. Hamelmk met 7 en J. P. Geelhoedt met 8
stemmen.
Op den heer A. P. Wisse zijn uitgebracht 3
en op de heeren J, Jansen en A. Simons ieder
2 stemmen.
8. Omvraag.
a. De heer KAIJSER heeft vernomen, dat
er in de gemeente een nachtwaker dienst doet.
hij vraagt wie deze heeft aangesteld.
De VOORZITTER antwoordt, dat dit is ge-
sohied door den burgemeester.
De heer KAIJSER heeft in de Gemeente-
wet niet kunnen vinden, dat de burgemeester
het recht heeft een nachtwaker aan te stellen
en uit de gemeentekas te bezoldigen, zonder
toestemnung van den gemeenteraad. Hoe is de
voorzitter er ook toe gekomen om zoo iemand
aan te stellen zonder oproeping van sollici-
tanten
De VOORZITTER verklaart dat de wet aan
den burgemeester het recht toekent politie-
beambten te benoemen en er staat een post op
de begrooting, waaruit de kosten kunnen be-
streden worden. Indien die niet toereikend
mocht blijken, zal hij tijdig bij den raad komen
om verhooging te vragen.
De heer KAIJSER heeft die post op de be
grooting niet kunnen vinden. Daarin staat al
leen tractement voor een gemeenteveld-
wachter.
De VOORZITTER wijst er op, dat er ook
een post van f 110 staat voor noodzakelijke
politiemaatregelen.
De heer KAIJSER heeft die dan over het
hoofd gezien.
De heer DE FEIJTER merkt op, dat de
voorzitter over dien post beschikken kan, naar
hij dat noodig oordeelt.
De heer KAIJSER, opmerkende, dat de
voorzitter hierover weliswaar geen verant-
woording aan den raad schuldig is, zou toch
gaarne wel eens vememen, waarom er geen
oproeping gedaan is.
De VOORZITTER wil daarop antwoorden,
dat het aanstellen van een politieman een zaak
van vertro-uwen is. Bij oproeping zou men ver-
moedelijk een heeleboel sollicitanten krijgen,
waarvan er aanstonds velen zouden moeten
worden uitgeschakeld. Hij heeft van den Com-
missaris der Koningin weten te verkrijgen, dat
de aangestelde nachtwaker is benoemd tot on-
bezoldigd gemeenteveldwachter. Hij kon hier
beschikken over iemand, die reeds geruimen
tijd bezig was zich als politieman te bekwa-
men en zag in hem alle noodige eischen ver-
eenigd, daar de nachtwaker zoo noodig ook
een proces-verbaal moet kunnen opmaken. In
een ander geval zou hij misschien een oproe
ping gedaan hebben, maar achtte, aangezien
hij een goede keus kon doen, dit niet noodig.
Er hebben zich trouwens ook nog meerderen
aangemeld.
De heer KAIJSER: Doet die nachtwaker
iederen nacht dienst Geschiedt dat in sa-
menwerking met den veldwachter?
De VOORZITTER: Hij doet elken nacht
dienst op zichzelf. Er wordt goed gesurveil-
leerd en hij meent, dat men nu, voor wat be-
waking betreft, goed is ingespannen. Er was
in de gemeente een grooten drang naar voor-
ziening, in den toestand en men beliep de kans,
dat de bevolking zou geklaagd hebben bij den
Commissaris, waarvan het gevolg had kunnen
worden de aanstelling van een tweeden ge
meenteveldwachter, en dan is men nu goed-
kooper uit. Het loopt nu naar sprekers ge-
noegen.
De heer KAIJSER acht het een bezwaar, dat
die nachtwaker nu juist alleen het dorp be-
waakt.
De VOORZITTER wijst er op, dat zich bui-
ten nooit wat voordoet.
De heer KAIJSER heeft daarvan nog niet
veel bemerkt. Eenmaal is hij eens opgeklopt,
maar verder nooit meer, terwijl dit bij infor-
matie bij anderen in zijn omgeving ook niet
het geval was. Dan zijn er hier 's nachts 3
politiemannen en buiten geen.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat door
de andere twee politiemannen in het najaar des
nachts buiten dienst wordt gedaan.
De heer KOOPMAN deelt mede, dat hij ook
eens uit zijn mond had laten vallen, dat hij
buiten nooit iets van de politie merkte, maar
toen werd hij op 14 dagen tijds wel 6 maal op
geklopt, om een boekje af te teekenen, zoodat
hij toen vroeg, toch ook eens naar een ander te
gaan. Een bewijs echter, dat ze wel komen.
Hij stelt zich de zaak zoo voor, dat de nacht
waker in het dorp dienst doet en de rijksveld-
wachter buiten. De gemeenteveldwachter moet
's nachts slapen om over dag dienst te kun
nen doen. Die kan toch niet nacht en dag in
't touw zijn. Alles wat die 's nachts doet is
extradienst. Er zijn verschillende aanwijzin-
gen dat er 's nachts buiten de gemeente wel
dienst wordt gedaan, maar de gemeente is
groot en de dieven zitten niet te wachten. Het
valt hem ook wel tegen, dat de gemeente een
nachtwaker rijk is geworden, want deze ge
meente zal op den duur voor wat politie be
treft, wel een zekere vermaardheid krijgen.
Hij acht het echter ook niet anders mogelijk.
Wat de buiten surveillance betreft merkt hij
op, dat de marechaussee ook dikwijls komt.
De heer VAN PETEGEM vraagt, of de
nachtwaker voor een bepaalden tijd is aange
steld.
De VOORZITTER antwoordt, dat dit is ge-
schied voor den winter; het kan echter nog
verlengd worden en op een ander jaar kan
weer gezien worden hoe het moet.
De heer VAN PETEGEM zal van den per-
soon niets zeggen, maar meent, dat het nog
niet zoo zeker is, dat deze ook geschikt zou
zijn voor het opmaken van een proces-verbaal,
aangezien daar nog al wat toe hoort, onder
meer ook een zekere mate van wetskennis.
Het is goed, dat hij kan optreden, ofschoon
het, als het tot een treffen kwam, wel eens zou
kunnen blijken, dat hij er niet toe bekwaam is.
Hij heeft echter op den persoon niets tegen.
Wel acht hij het niet gewenscht, dat diens
diensturen in het publiek bekend zijn, althans
hij heeft die herhaalde malen hooren noemen.
Is er ook kleeding voor hem aangeschaft?
De VOORZITTER: Hij is geheel ingespan
nen.
De heer VAN PETEGEM: Het is niet in het
belang van den dienst, dat het publiek de
diensturen kent.
De VOORZITTER is het daarmede eens. Hoe
men tot die wetenschap komt, is hem niet be
kend, doch die uren worden door spreker vast-
gesteld en kunnen ook worden gewijzigd. In
het algemeen wordt uitgegaan van de veron-
derstelling, dat de bewaking niet noodig is
voor alles in de rust is, dus omstreeks 11 uur
's avonds, en dat's morgens om 5 uur de men-
schen van lieverlede op de been komen. Het-
geen voor den nachtwaker is aangeschaft is
gekocht op Zaamslag, met uitzondering van
een paar gummischoenen. Hij wist niet, dat
die hier ook te koop waren. Die hebben f 9
gekost, verondersteld dus, dat daarop 10 pro-
cent winst zit, is dit een affaire van 90 cent.
De heer VAN PETEGEM meent, dat dit er
niet toe doet, doch dat het aanbeveling ver-
dient alles in de gemeente aan te koopen, in
dien het nadeel niet te groot wordt.
De VOORZITTER is het daarmede volkomen
eens, en regelt zich daarnaar ook zoo veel mo
gelijk. De aangeschafte beenkappen en gum
mischoenen waren terstond noodig. De bewa
king geschiedt bij wijze van proef en er zal
een worden uitgezien wat dit oplevert.
De heer DEES was ook voomemens deze
kwestie te bespreken, hij was echter voor-
nemens dit in ibesloten vergadering te doen met
het oog op het algemeen belang, doch de heer
Kaijser heeft hem wel wat het gras voor de
voeten weggemaaid. Hij ziet echter niet in
waarom de kom wel en den buiten niet bewaakt
wordt De buitenmenschen betalen toch ook
bun belasting Is het dan op het dorp zoo veel
gevaarlijker dan buiten Hij meende, dat het
andersom is. In het dorp woont men bijeen en
is in de geleganheid om hulp te roepen, indien
men m nood komt, terwijl daarvan buiten geen
sprake is.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat de
bewaking is ingesteld naar aanleiding van de in
den laatsten tijd in het dorp voorgekomen in-
braken. Indien er op de hofsteden kippen wor
den ontvreemd, is dit natuurlijk niet aange-
naam, maar spreker acht dit toch niet zoo
erg, als wanneer ongenoode gasten in de wo-
mngen komen en daarvan hoort men op den
buiten niet, maar wel in het dorp. Indien
meerdere bewaking moest worden ingesteld,
zou het ook weer duurder worden.
De heer C. A. WISSE meent, dat die zaken
beter in besloten vergadering konden bespro-
ken worden.
De heer DEES is ook van gevoelen, dat het-
geen hierover te zeggen valt, niet aan de
groote bel mag.
De VOORZITTER wil, indien de heeren
meenen, dat daarvan resultaat te verwachten
is, straks gaarne nog besloten vergadering
houden.
b. De heer DEKKER deelt mede, dat tegen
een persoon proces-verbaal is opgemaakt, we-
gens het in draf rijden met een boerenwagen
op het dorp. Deze wist niet, dat dit bjj de ver
ordening was verboden. Hij zou gaarne zien,
dat op borden dit venbod werd bekend gemaakt
daar anders het gevaar bestaat, dat meerderen
onwetend er in zullen loopen.
De VOORZITTER merkt op, dat de politie-
verordening op de voorgeschreven wijze is af-
gekondigd en dan moet worden aangenomen,
dat die ter kennis van een ieder is gebracht.
Indien alle verboden uit de politieverordening
op borden aan het publiek moesten worden
bekend gemaakt, want waarom zou men zich
dan bij dit verbod bepalen, dan zou men er nog
al veel noodig hebben en er zijn nu al veel
borden geplaatst met het oog op het autover-
keer.
De heer C. H. H. WISSE is van meening, dat
ondanks een verbod, iedereen toch wel zou be-
hooren te weten, dat hij met paard en wagen
niet door de kom van de gemeente mag vlie-
gen, daar dit gevaar oplevert. Hij zou gaarne
zien, dat aan het verbod nog wat meer de hand
gehouden werd.
De heer VAN PETEGEM vindt het nog veel
verschrikkelijker, dat de petroleumwagen uit
Ter Neuzen een keer of drie per dag met groote
vaart door de gemeente komt gevlogen, waar-
door het wel gelijkt of er een aardschudding
plaats heeft. Hij vindt zulks verschrikkelijk;
daartegen zijn geen regenbakken of muren
van woningen bestand.
Dat is heel kras, die komt soms wel een
keer of vier per dag. Daartegenover is het in
draf rijden met boerenwagens maar een klei-
nigheid. Hij acht het echter wel gewenscht,
dat de veldwachter de menschen zooveel moge
lijk waarschuwt.
De VOORZITTER stemt toe, dat het rijden
met dien oliewagen wel een bezwaar is.
De heer C. A. WISSE wijst er op, dat dit
meer een gevolg is van het buitengewone ge-
wicht, dan van de snelheid.
c. De heer KOOPMAN meent bij deze ge-
legenheid eens de aandacht te moeten vesti-
gen op den slechten toestand van sommige
wegen. Hij moet er alle dag passeeren, doch
treft wegen aan waar hij bijna niet door durft,
uit vrees van er met zijn auto in te blijven
zitten.
Hij wenscht er bij het dagelijksch bestuur
volstrekt niet op aan te dringen, om tijdens de
bietencampagne de onderhoudsplichtigen te
verplichten de wegen steeds in orde te houden,
maar meent, dat onmiddellijk na afloop daar
van, als de werkzaamheden op het land klaar
zijn en er werklieden disponibel komen, de
wegen weer zooveel mogelijk in orde zouden
moeten worden gebracht, althans die groote
putten gevuld zouden moeten worden. Er zijn
wegen, die nu al vier of vijf weken zoo maar
blijven liggen, zonder dat er iets aan gedaan
wordt.
De schouwing der wegen wordt nu slechts
eens per jaar gehouden, maar het zou alle aan
beveling verdienen, dat dit tweemaal per jaa'
gebeurde. De schouwing geschiedt nu op een
tijd, dat, zooals men zegt, de koekoek roept
en dan zijn ze over het algemeen wel in orde,
maar eer het dan zoover is, is er al heel wat
geslikt. Het zou niet meer dan behoorlijk zijn,
dat als het wagenwerk is afgeloopen, die groote
putten werden aangevuld. Burgemeester en
wethouders weten werkelijk niet hoe de toe
stand is.
De VOORZITTER merlct op, dat de heer
Koopman wel zegt, dat Burgemeester en Wet
houders het niet weten, maar hij moet daar
tegen aanvoeren, dat de heer Koopman als leek
niet schijnt te weten, dat het nu niet de tijd
is om zulke wegen te maken, want als men
slik met slik moet maken, is men er niets mede
vooruit. Integendeel, als men nu die putten
met slik aanvulde, zou men er zeker in hlijven
steken. Als er schouwing zal worden gehouden,
wordt dit ongeveer 5 weken te voren bekend
gemaakt, opdat belanghebbenden in de gelegen-
heid zijn, de wegen in orde te brengen.
De heer KOOPMAN geeft te kennen, dat er op
de wegen, die hij bedoelt, geen slik zit, er zijn
groote putten in gereden en op andere plaatsen
ruggen ontstaan, van de specie der wegbedek-
king, grint of macadam. Indien men de putten
daarmede aanvulde, kreeg men weer een vaste
laag. Dat is er juist eerste klas voor geschikt
om putten aan te vullen.
De VOORZITTER verklaart het wel eens aan
een dijkgraaf van een polder gevraagd te heb
ben, om putten te vullen, maar deze had daar
tegen bezwaar, omdat, naar hij zeide, dit er
toch weer uitgereden werd. Spreker meent, dat
men ook wat aan de onderhoudsplichtigen moet
overlaten, om hun weg te onderhouden zooals
zij denken, dat dit het beste is. Nu is het alles
natte specie dat op den weg ligt, waarmede
men niets doen kan.
De heer KOOPMAN noemt het wel opmer-
kelijk, dai. het toch altijd dezelfde polders zijn
waar de wegen zoo liggen. Dat komt, omdat
het daar zulke krenterige dijkgraven zijn. Hoe
komt het, dat de wegen er in andere polders
altijd zoo schoon uitzien, maar in die bepaalde
polders geruimen tijd zoo schanidelijk hlijven
liggen
De V OORZITTER merkt op, dat Burgemees
ter en Wethouders door den Commissaris der
Koningin tweemaal 's jaars worden uitgenoo-
digd schouwing der wegen te houden, maar hij
weet niet, of Burgemeester en Wethouders be-
,voegd zijn nog meer schouwing te houden.
De heer VAN PETEGEM zegt, dat ze dit op
grond van het Reglement op wegen en voet-
paden, zoo dikwijls kunnen doen, als ze dat
noodig oordeelen. Hij is ook van meening, dat
er besturen zijn, die er te weinig naar kijken
en er op dat gebied nog wel wat te verbeteren
valt.
De VOORZITTER zegt toe, er met de Wet
houders eens over te zullen spreken.
d. De heer KAIJSER meent, een of twee
jaar geleden, al eens te hebben gevraagd of
het niet mogelijk was ter plaatse van het brug-
getje te Othene buizen aan te leggen in den
watergang. H ij heeft daarvan niets meer ge-
hoord. Er is nu aan dat bruggetje ieder jaar
nog al wat onderhoud en hij meent, dat het
beter zou zjjn als daar buizen gelegd werden
dan was men er van af
De VOORZITTER gelooft dat ook.
De heer VAN HOEVE deelt mede, dat Bur
gemeester en Wethouders er het vorig jaar bij
geweest zijn; ze waren toen van meening, dat
het brugje nog wel een jaar mee kon gaan en
dat het, als dit versleten was, maar het best
was, er buizen te leggen.
De heer KAIJSER zegt, dat de jeugd nu
bezig is de leuning van het brugje af te breken.
De heer VAN HOEVE veronderstelt, dat de
jeugd op Othene eenigszins voorbarig is; trou
wens, in andere deelen van de gemeente is het
niet beter.
De VOORZITTER zegt toe, dat Burgemees
ter en Wethouders er hun aandacht aan zullen
schenken en te zijner tijd aan het bestuur van
den Margarethapolder zullen verzoeken, die
buizen in den watergang te mogen leggen om
den toestand te verbeteren.
Spreker geeft nog te kennen, dat men, naar
hij opgemerkt heeft, er de bewoners geen
dienst mee bewijzen zou door den watergang
te demp-en, daar men er nu gemakkelijk alles
in kwijt kan geraken.
De heer KAIJSER zegt, dat dit ook niet zijn
bedoeling was, doch alleen een buis of drie ter
plaatse van de brug voor het verkrijgen van
een goeden overgang.
e. De heer VAN HOEVE komt nog terug
op hetgeen de heer Koopman heeft gezegd over
de wegen. Men zou daaruit wel tot de conclusie
kunnen komen, dat de wegen in deze gemeente
er zoo slecht bij liggen. Dat is echter niet het
geval. De heer Koopman heeft vermoedelijk het
oog op wegen onder den zeedijk in den Marga
rethapolder, wellicht over een lengte van 500
a 600 meters. Nu moet men in aanmerking
nemen, dat daar een losplaats is voor bieten en
nu weten alien, dat een weg in de nabijheid of
bij een losplaats veel te lijden heeft. Dab is
nu eenmaal een sliktroep. Spreker heeft daar
ook eens een kijkje genomen. Hij schijnt er
niet op het hevigste moment geweest te zijn,
maar meent, dat het nu weer al goed voor el-
kaar is. Ze waren toen bezig om materiaal voor
de herstelling aan te voeren. Daar moet ook
rekening mee gehouden worden, dat men daar
voor ook van anderen afhankelijk is.
De heer KOOPMAN merkt op, dat ze het
een week of vier geleden al hadden kunnen
laten maken, maar dan komen ze er zelf niet
meer en denken dat een ander maar moet zien,
dat hij er door komt. Juist omdat het maar een
betrekkelijk kort eind weg is, meent hjj, dat
het niet toelaatbaar is, dat men dat weken
aan weken onberijdfaaar laat liggen.
De heer VAN HOEVE zal niet ontkennen,
dat het polderbestuur wat te langzaam is,
maar er moeten toch eerst materialen aange-
voerd worden en men moet in aanmerking ne
men, dat het zeepolders zijn, die reeds voor
zware lasten zitten.
De heer KOOPMAN voert hiertegen aan, dat
alles hun toch niet van de verpliehting ont-
slaat, ze moeten het toch maken, waarom hij
niet inziet, dat er aanleiding is zoolang te
wachten. Voor een f 25 zijn die gaten weer
gevuld.
De heer VAN HOEVE en de VOORZITTER
meenen, dat daar nog wel een nulletje achter
zal mogen.
f. De heer C. H. H. WISSE vraagt, of er
nog macadam beschikbaar is. Hij vraagt dit
met het oog op paden bij de huizen der woning-
bouwvereeniging, vooral tusschen het eerste en
tweede blok, Voorts deelt hij mede, dat een
deksteen van een rioolput stuk is, hetgeen ge
vaar oplevert voor hen die daar bij donker
passeeren.
De VOORZITTER deelt mede, dat er nog
macadam moet aangevoerd worden. De aan
dacht van den gemeenteopzichter zal er op ge-
vestigd worden.
g. De heer C. H. H. WISSE vraagt, of de
heining tusschen het land van den heer Dees
en de gemeente nog niet in orde is.
De VOORZITTER: Daarover zijn we nog
aan het onderhandelen.
De heer C. H. H. WISSE meenf, dat het toch
ook voor den heer Dees gemakkelijk zou zijn
als die kwestie was opgelost, dan wist hij ook
hoever hij komen mag.
De heer DEES: Och, gemakkelijk en moei-
lijk.
h. De heer DEKKER bespreekt den grep-
pel naast het voetpad op den Schenkeldijk, die
het vorig jaar van g.emeentewege daar is ge
maakt, ter bescherming van dat voetpad, Maar
die greppel is bijna geheel dicht.
De heer VAN HOEVE klaagt over de han
del wijze der gebruikers van den weg over den
dijk. Ze hebben den greppel totaal dicht ge
reden, waardoor ook het voetpad te lijden
krijgt. Hij noemt het jammer, dat de gemeen
te, in hare pogingen om iets ten behoeve van
de bewoners te doen, niet meer medewerking
ondervindt.
De heer DEKKER zou wenschen, dat tegen
zulke handelingen proces-verbaal werd opge
maakt. Hij noemt het treurig, dat dit ge
schiedt.
De VOORZITTER zegt toe, dat Burgemees
ter en Wethouders er weer eens naar zullen
zien.
i. De heer KOOPMAN vraagt, hoe het
staat met het voorstel naar aanleiding van zijn
pleidooi voor aanschaffing van motor-tractie
voor de brandspuit.
De VOORZITTER deelt mede, dat dit op
goeden voet is, en dat de gemeente spoedig,
zonder te veel stukken, in het bezit zal zijn
van een motorbrandspuit.
De heer KOOPMAN: Ja, maar, in het
bezitJe moesten toch eerst nog met een
voorstel komen?
De VOORZITTER stemt dit toe, maar al-
vorens met een voorstel te komen, moeten toch
de onderhandelingen afgeloopen ziin. Deze heb
ben op het oogenblik nog ten doel, wat meer
van het bestaande te krijgen.
Evenzoo staat het ook met de beerruiming
Burgemeester en Wethouders hadden al ge-
dacht hiervoor met een voorstel te kunnen ko
men, doch daartegen zijn moeilijkheden gere-
zen, die weer nieuwe onderhandelingen noodig
maken, eer zij met een afgerond voorstel kun
nen komen.
Eerst hadden Burgemeester en Wethouders
gedacht de faecalien rondom het dorp te ka»-
nen kwijt geraken, doch dit bleek niet doenlijk.
Nu kunnen zij ze wel i Zeeuwsch-Vlaanderea
kwijt, doeh alleen gratis. Zij zouden dan oek
een tankwagen moeten aanschaffen, die laag*
de lijn van de Zeeuw-Vlaamsche kon wordea
weggevoerd, maar dat kost ook weer veel geia.
De heer KOOPMAN: Zou die zaak zicheetf
bedruipen
De VOORZITTER: Onmogelijik!
De heer KOOPMANDan zou ik er niet wiee
komen.
De VOORZITTER: We zijn nu noch aan
het onderhandelen, of we de beer niet kunnen
verkocht krijgen, en dan zal het wat verschil
maken, maar zonder geld er bij kan het niet.
We hebben ook bij de ingezetenen briefjes
rond gestuurd, met de vraag of ze voor 5
per M3. van de beerruiming gebruik zouden
willen maken, maar dat gaf weinig resultaat,
waarna we gezegd hebben het tarief dan of
3 te zullen stellen, maar dan moet er geld bij.
De heer KOOPMAN moet dan ontraden hier-
mede aan te komen. Men moet niet uit het
oog verliezen, dat het tekort door alle gemeen-
tenaren moet bijbetaald worden, terwijl de
buitenmenschen die inrichting absoluut niet
noodig hebben. Hij zou de buitenmenschen
liever niet tegen de kombewoners willen uit-
spelen of opzetten maar wil er toch op wijzeii,
dat de kombewoners ook niet toeschieteiijk ge-
bleken zijn toen het over de waterleiding gang.
De buitenbewoners hebben water noodig, doch
de kombewoners waren daar fel tegen. onder
het motief, dat zij water genoeg hadden. Nu
hebben de buitenbewoners die beerruiming niet
noodig men late er hen dus in geen geval aan
betalen.
j. De heer VAN PETEGEM vraagt te mo
gen vememen het verschil tusschen den aan-
nemer der levering van kolen en zijn opvolger.
De VOORZITTER noodigt den Secretars uit
de inschrijvingen te willen mededeelen.
Daaruit blijkt, dat per 1000 K.G. werd inge-
schreven voor het leveren van anthraciet loor
de heeren 0. Hamerlinck te Ter Neuzen f 37,36,
J. Oppeneer te Axel f 38, J. van Rompu te Ter
Neuzen f 38,50, Gebr. Verstraeten te Ter
Neuzen f 38,94, A. Dees te Zaamlag f 39,25.
J. A. Lensen te Zaamslag f 39,50, C. Pladdet
te Zaamslag f 39,75, en A. de Mul te Zaamslag
voor f43.
Voor de stukkolen werd ingeschreven door
de heeren Hamerlinck voor 16, A. Dees
voor f 17,75, J. Oppeneer voor 18, J. van
Rompu voor f 18,50, Gebr. Verstraeten voor
f 18,95, C. Pladdet voor f 19,25 en A. de Mul
voor f 21 en f 18.
De heer VAN PETEGEM verklaart zich, nu
hij het groote verschil hoort, voldaan.
k. De heer VAN PETEGEM vraagt, of de
storing in het electrisch licht al is opgespoord.
De VOORZITTER deelt mede, dat er al ver-
schllende zijn opgespoord. Het net is echter
nog in onderhoud bij den aannemer, zoodat er
met hem en met den opzichter, den heer Van
Schoonhoven moet geraadpleegd worden. Owe-
rigens doen bij zoo'n uitgebreid net als in deze
gemeente, telkens onwillekeurige stormgen
voor.
De heer VAN PETEGEM vraagt nog inlich-
tingen omtrent onlangs ten behoeve van het
net geplaatste palen, voor een leiding naar de
hofstede van den heer Dees. Deze zijn ge
plaatst Iangs den dijk. Waarom niet langs de
dreef der hofstede en dan nog zonder vragen
De VOORZITTER geeft te kennen, dat de
gemeente thans even als het rijk en de pro-
vincie het recht heeft palen te plaatsen, doch
dat tijdig aan de eigenaars gevraagd is, die
palen te mogen plaatsen, waarop echter geen
antwoord is ingekomen.
De heer VAN PETEGEM zegt, dat de heet
De Putter, mede-eigenaar, beweerde, dat het
niet gevraagd was.
De heer VAN HOEVE bevestigt, dat het
tijdig gevraagd is, althans er had zeer goed
antwoord kunnen zijn voor het plaatsen der
palen.
1. De heer VAN PETEGEM vraagt, of er
bij den Voorzitter nog geen klachten zijn in
gekomen omtrent het doodbijten van hoen-
ders, kalkoenen, geiten enz. op afgesloten
erven.
De VOORZITTER antwoordt ontkennend,
De heer VAN PETEGEM verklaart, dat dit
in elk geval is voorgekomen en dat het ver-
moeden bestaat, dat dit door losloopende hon-
den is gedaan. Hij zou de betrokkenen maar
den raad willen geven, indien ze een losloopen-
den hond op hun erf aantreffen, dien zonder
meer dood te schieten. Artikel 6 van de wet
op de hondsdolheid geeft hun daartoe het vol-
ste recht.
m. De heer VAN PETEGEM vraagt, hoe het
staat met werkverschaffing van gemeentewege.
De VOORZITTER deelt mede, dat dit in
dezen winter van gemeentewege nog niet is
gedaan. Als het er toe komt, wordt er reke
ning mee gehouden, dat kostwinners van gezin-
nen of die voor een weduwe werken in de
eerste plaats in aanmerking komen. Ook is er
nu bijgekomen, dat de leden eener werkloozen-
kas voorgaan, omdat de gemeente daaraan be
talen moet.
De heer VAN PETEGEM kan zich met die
regeling best vereenigen, maar heeft wel eens
gehoord, dat het anders gaat. Er werd onlangs
op gewezen.
De VOORZITTER merkt op, dat men wel
licht gemeend heeft, dat iemand als werklooze
in het werk was gesteld, doch dit is onjuist.
Er was toen werk te doen en Burgemeester en
Wethouders moesten naar een man zoeiker.,
n. De heer VAN PETEGEM vraagt, of er
nog geen schrijven is gekomen van het water-
leiding-comite. betreffende aansluiting aan de
waterleiding.
De VOORZITTER antwoordt ontkennena.
De heer VAN PETEGEM had uit berichten
omtrent andere gemeenten afgeleid, dat dit
hier ook zou gekomen zijn.
o. De heer KOOPMAN wijst er op, dat het
in sommige gevallen zoo lang kan duren eer
in de buurtschappen een storing in het elec
trisch net verholpen is, door gebrek aan een
ladder. Onlangs kwam dit op 't Veer voor, des
namiddags. Eerst moest men den chef-elec-
tricien halen en toen deze er was, bleek hy een
ladder noodig te hebben, die van het dorp
moest gehaald worden, waarvoor hij ook weer
menschen noodig had. Door een en ander werd
het zoo laat, dat een met een motor aangeslo-
tene dien dag niet meer draaien kon,- want toen
het klaar was waren de sper-uren aangebroken.
Zou het niet mogelijk zijn te zorgen, dat in de
buurtschappen ook een ladder aanwezig was,
dan zouden herstellingen vlugger kunnen ge
schieden.
De VOORZITTER meent, dat dit wel bezwa-
ren zou ondervinden, als er overal een ladder
aanwezig moest zijn.
De heer KOOPMAN wijst er op, dat er hier
in het dorp wel een stuk of drie zijn, die zijn
daar misschien niet alle noodig. Verbetering in
den door hem geschetsten toestand is toch noo
dig, De stroom moest voor het werk van het
net worden afgesloten en sinds konden alien
die er gebruik van wilden maken hetzij voor
strijken of wat dan ook, dit toch niet doen.
De VOORZITTER zal er eens met de Wet
houders over spreken.
Niemand meer het woord verlangende,
schorst de VOORZITTER de openbare verga
dering, en gaat overeenkomstig het verzoek
van den heer Dees over tot het houden eener
vergadering met gesloten deuren.
Na het weder openbaar worden der vergade
ring wordt deze door den VOORZITTER door
het uitspreken van het dankgebed gesloten.