ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENT1EBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
1
Prijsverlaging
No. 7671.
Vrijdag 17 October 1924,
64e Jaargang.
V '1
ABDIJSIROOP
ABONNEMENTSPRIJS: Voor Nedflndig e^Ame/ik^/ ^pSTmaanden ^veng'buLnlan^3°35 pe^i mlndeT^^bonne^Tn'^
mmJZj&rrm bt.ajd.
Biijven in de roeping
B I NNENLAND.
WYBERT
LAWDBOUWBERICHTEfi
BfcMENBDE BLRtCBTtR.
Dit is een merkwaardig breede steiregel,
waarvan wij de kracht en de beteekenis
eigenlijk uiet hoog genoeg kunnen aanslaan.
Uaar zijn van die uitdrukkingen en regels,
waar wij soms wei eens iets aan kunnen
hebben, en die wel eens gelden in iit of
dat speeiaal gevai. Maar wij zijn van
meening, dat deze regel vrijwei aigemeen
geidt: wij moeten in onze roeping biijven,
waar wij in geroepen zijn.
Dit ondersteit dan^ wel in de eerste
plaats, dat wij een roeping hebben, niet
maar een beroep, inaar een roeping. Iedereen
voeit dadeiijk, dat het leven, ook zijn leven
liierdoor komt op een liooger plan, op een
tiooger niveau. Voigens bet inzicht van
somuiigen hebben maar enkeie menschen
een roeping, een speciale roeping, en wij
zouden dan ook niet bij alle gevaiien dade
iijk van een roeping willen spreken, tnaar
iets waarvan wij niet spreken, en waarvan
wij geen gewag maken, kan er daarom
toch nog wel zijn. In het oude veel
gesmade Huwelijksformuiier, dat in de
Protestantsche Kerken wordtgebruikt, wordt
tot den man gezegd, hoe het zijn plicht
is, om getrouw en ijverig in zijn //godde
lijk beroep" te arbeiden, opdat hij zjjn
gezin met eere kan onderhouden, en ook
daarenboveu zoo heet het dan aan
de nooddruftigen iets hebben mede te deelen.
Een goddelqk beroep, dat mag ons leven
zijn^en daar^behoeft ons werk heusch nog
niet eervol of wat men dan noemt: geeste-
lijk voor te zijn. Wij hebben jaren
geleden eens een aardig boekje gelezen,
dat getiteld was (het was ait het Engelsch
vertaald): uSchoenmaker bij de gratie Gods".
Zie, dat drukt het nu onzes inziens goed
en zuiver uit: Ons beroep is een goddelijk
beroep, en wij mogen dan ook alles worden
en onze kinderen gerust alles laten worden,
als^wij daar maar rekening mee houden:
dat wij ons werk moeten kunnen zien: als
een goddelijk beroep. Kan dat bij een of
ander vak of jin een of andere zaak niet,
dan doen wij beter, een dergelijke carriere
niet te kiezen, of onzen kinderen deze niet
op te dringen. Het is opvallend, dat een
man, die toch overigens zoo juist en precies
onderscheidt als Paulus, geen onderscheid
maakt tusschen roeping en beroep, doch
op dit punt alien over een kam scheert,
en tot iedereen en bij iedereen spreekt
over een „roeping". Wij hebben alien tot
taak ons werk tot een roeping te maken,
en als een roeping te zien.
Zelf moeten wij ons werk heerlijk maken,
Ons werk is datgene, wat wij er van maken.
Eens ieders leven kan uiooi en goed zijn,
het is precies datgene, wat wjj er van
weten te maken. Het heerlijke is ook, dat
op deze wijze de geestelijke, god lelijke
dingen voile realiteit voor ons worden.
Er is eigenlijk niets waar wij zoo tegen op
onze hoede moeten wezen, als tegen dit
eene, dat de godsdienst, het „geloof" buiten
het leven, buiten het voile leven komen
te staan. Er zijn menschen, die schijnen
te denken, dat zij toch pas recht geestelijk
zijn, als zij alleen maar over //kerkelijke"
kwesties praten en overigens lk weet niet
hoe onpractisch doen en zijn.j^Maar het
heerlijke van den wezenlijkenj godsdienst
is dit, als die dingen komen te staan in
het voile leven van iederen dag. En nu
zal iederen voelen, hoe dit ook aan ons
werk ten ,goede komt. Wij plukken er
niet alleen^ zelf de vruchten van, maar
het wordt ook een vreugde en een zegen,
voor de menschen met wie wij in aan-
raking komen, indien zij het aan ous zien
en uit ons merken, dat wij ons leven alien
zien als iets van God ons gegevens. Dan
is ons Christendom niet iets wat er bij aan
hangt, maar dan is het werkelijk een zout,
dat alles doortrekt. Dan is ons geloof een
zuurdeeg. Wij zouden een lijstje willen
geven, indien het duidelijkheidshalve nog
noodig is: een bakker, en een professor,
een ingenieur en een man van de gemeente-
reiniging, een politieagent, en een inspecteur
van een Levensverzekeringsmaatschappij of
Spaarkas, een gevangenbewaarder, en een
dienscbode, een deurwaarder en™een huis-
moeder, zij alien, en de laatste misschien
meest van alien, mogen ja moeten hun
leven zien als een roeping. Als wij daar
ernst mee maken, wordt ons werk een
vreugde en een eer. Dan hebben wij geen
koninklijke onderscheidingen noodig. Dan
hebben wij de onderscheiding eigenlijk alien
reeds beet, deze goddelijke onderscheiding:
dat ons werk ons door Hem is toevertrouwd.
Dan deinzen we ook bij de eerste de beste
teleurstelling niet meer achteruit Dan
vragen wij niet voor onszelf of voor onze
kinderen naar wat het gemakkelijkst is, of
naar datgene, wat het voordeeligste is, maar
dan geven wij ons over, vol vertrouwen
aan de hoogste leiding, en zoo als die leiding
besiist, zoo is het ons wel. Wij voelen
ook hoe outzaglyk groot de verantwoor-
delijkheid is, die daardoor juist komt te
liggen op de ouders, en allermeest in den
tegenwoordigen, moeilijken en gevaarlijken
tijd, nu maar al te veel andere factoren
den doorslag dreigen te geven.
Ons leven een roeping, inaar nu ook
in die roeping biijven.
Wij weten niet of het Bureau voor Statis
tiek in dgjj.. Haag kans ziet, daar eens wat
papier en tijd aan te wagen, maar het zou
zeker leerzaam zijn, indien het mogelijk ware
een inzicht te iverschaffen in de mutaties
in levenscarriere, die tegenwoordig op zoo
ruime schaal plaats hebben. In het Weekblad
„Bergopwaarts" heeft dezer dagen iemand
er op gewezen, dat het zoo merkwaardig
was, zooveel predikanten als ,het wondere
ambt" vaarwel-zeggen om over te gaan van
den kansel b.v. naar het Bibliotheek-wezen,
en er onzes inziens zeer terecht de aan-
dacht op gevestigd, dat het ontstemming
wekt bij de voor het Bibliotheek-wezen
opgeleiden, dat blijkbaar van de zijde der
Regeering of Stadsbesturen, dezen menschen
het veranderen van leverjspositie maar al
te gemakkelijk werd gemaakt. Dit is sleclits
een voorbeeld uit vele. Wij willen ook
niet onbillijk hierbij zijn, en wenschen dus
te erkennen, dat er motieven kunnen zijn,
die voor eenige verandering den doorslag
kunnen geven. Vooral bij die betrekkingen,
waar speciale roeping en bijzondere kwali-
teiten en bekwaamheden moeten worden
ondersteld en geeischt, zal het wel eens
ondoenlijk zijn, om er in te biijven, indien
er aan de geestelijke overtuiging iets gaat
haperen, of indien een al te lage bezoldi-
ging het vrijwel oumogelijk maakt met eere
door de wereld te komen. Overigens
meenen wij, dat ook in die reeds genoemde
kringen toch zeker wel allereerst en met
groote ernst mocht worden bedacht, wat
niemand minder dan de groote Heiden-
apostel heeft gezegd biijven in de roeping
Wat geeft zoo'n woord al dadeiijk een
rust. Zeker geldt tegenwoordig in de
meest^ sterke mate ,/ieder woelt hier om
verandering". Wie weet, of de oorlog ook
niet voor een goed en groot deel daar zijn
ontstaan aan te //danken"(?) heeft, dat er
bij de toonaangevende menschen verande-
ringszucht heersehte. En op tcelk terrein
van het leven men nu ook onderzoekt
veranderingszucht zit den meesten menschen
als in het bloed. Het was nog niet zoo'n
onaardige opmerking, die wij pas nog ergens
lazen, van die dame, bij wie zich een nieuwe
dienstbode kwam presenteeren, en aan wie
de Mevrouw toen de vraag stelde //Hebje
hier al eens gediend Het mag een beetje
overdreven zijneen ding staat toch wel
vast en dat is dit, dat wij naar zulke toe
standen op weg zi]n. Men is aigemeen
ontevreden over eigen lot en werk, men
meent, dat niemand het zoo druk heeft, en
dan bovendien nog zoo karig wordt betaald.
Men moppert dag-in-dag-uit. Men woelt,
kortom, om verandering.
Toch zijn er bij het toepassen van dezen
regel natuurlijk grenzen. Echter zij men
toeh vooral heel voorzichtig, voor en aleer
men meent in zoo'n uitzonderingsgeval te
verkeeren. In Paulus' dagen had men de
zeer krasse tegeustelling tusschen slaven
en vrijen. Dat was nog heel iets anders
dan de tegenwoordig veel te sterk op den
spits gedreven tegenstellingtusschen patroons
en arbeiders. (Daar zijn patroons, die tegen
woordig gerust arbeiders konden heeten, en
daar zijn ook arbeiders met patroonsmanie-
ren). In de dagen van Paulus was echter
die tegens telling een verre van alleen denk-
beeldige. Zjj was er, en zij was ontzaglijk
groot. Daar waren de slaven, die veelal
een hondenleven hadden. En daar waren
de vrijen, die zich tegenover die slaven veel
te groote „vrijheden" veroorloofden. En
toch dacht de Apostel Paulus er nu niet
zoo over, dat hij steeds en in alle opzichten
meende aan den toestand van vrijheid de
voorkeur te moeten geven. Hij zag de
gevaren evengoed als de voorrechten. Hij
kende de voorrechten. Hij was zelf een
vrije, en wie genoot meer van zijn vrijheid
dan hij Toch wist hij zich een gebondene
Ieder Christen was naar zijn meening een
slaaf, een dienstknecht van Christus. Met
een bloot vaarwel-zeggen van den slaven-
toestand was men er dus toch nog niet.
Men bleef slaaf. Men was toch onderworpen.
En men was aan den anderen kant toch
ook steeds een vrije. Ook zoo'n slaaf was
als Christen een vrijgemaakte. Hij diende
nu in vrijheid den Heer, ongebonden, ge-
hoorzamend alleen aan Gods wet, geschreven
in zijn hart.
Waarnaast echter tevens en eerlijkheids-
halve zal moeten worden opgemerkt, dat
Paulus nergens het recht van de slavernij
heeft gesteld of verdedigd. Het is zoo
merkwaardig, dat h(j in dat aardige kleine
en intieme briefje, waarin hij een goed
woordje doet voor Filemon, die als een
slaaf bij zijn heer was weggeloopen, toch
tegelykertijd er uit de verte op zinspeelt,.
dat hij hoopt, dat Filemon hem nu verder
zal beschouwen als een vrije, als een breeder.
Met andere woorden ieder onzer heeft het
recht, ja zelfs den plicht om te trachten
in dit leven voor uit te komen. Wij mogen
niet bij de pakken biijven neerzitten. Het is
heerlijk, indien een mensch zich wat ruim kan
bewegen. Het is een voorrecht indien wij niet
steeds met geldzorgen behoeven te kampen.
Daarom is die stehjigelBiijven in de
roeping allerminst ioeld^als een soort
rem, om den een of ander aan banden te
leggen bij een gewettigd en alleszins geoor-
loofd streven, in dit leven vooruit te komen.
Maar dan moeten wij weljzeer goed weten,
dat wij op den goeden^ weg zijn. Dan
drijve ons nimmer zucht naar verandering
Dan verliezen wij piooit^uit het oog, dat
er overal wel iets hapert. Dan laten wij
ons waarschuwen om vooral nooit zooais
dat oude spreekwoord het zoo teekenend
en raak zegt oude schoenen weg te
werpen voor wij nieuwe hebben. Dat ge-
beurt helaas maar al te veel. Men meent
zoo spoedig, dat het niet langer zoo gaat.
In overgroote overijling loopt men een
verkeerden kant uit, en tracht men dau
door het voorwenden van allerlei overdreven
klachten eigen dwaasheid of oploopendheid
goed te praten. Daarom|gelde het steeds
meer als onze leefregelbiijven in de
roeping En dan van ons leven een roeping
maken. Dat leven als een roeping zien.
Dan komt erglans over ons leven. Dan
wordt onze levenstaak ons een voorrecht,
een onderscheiding, en dan verrichlen wij
getrouw ons werk, dan zijn wij naarstig
bezig in ons /goddelijk beroep", het overige
overlatend aan Hem, die ons onze taak en
ons werk gegeven heeft.
INGEZONDEN MEDEDEELING.
Die erge verkoudheid
AKKER's
TOEN DE GULDEN DAALDE.
Het Utrechtjsch Dagblad wijst er op,
dat we in alle stilfe op h«t oogenblfk een
verjaardag vieren, die wel waard is, aan
de vergefcelheid te worden ontlrukf.
Het blad bedoelt die van de onrust om-
trent de veiligheid van den gulden en van
den groofen kapitaalexport waartpe deze
aanleiding heeft gegeven, in den vorm
van hoogst omvangrijke aankoopen van
Amerikaansche waarden hid" te lande.
Het was na de arribtsaanvaarding van
minister Colijn.toen aan iedereen duidelijk
begon te worden, in welk een precairen
toestand onze staatsfinancien verkeerden,
en toen dit bovendien door hen, die be-
zorgd waren voor een doorvreten van het
kwaad, wel in eenigszins schelle kleuren
moest worden aangedikt, terwijl daarente-
gen nog geenerlei zekerheid bestond, of
het krachtig ondernomen werk van een her-
stel van het financieel evenwicht binnen-
kort vrucht zou kunnen dragen. H«t was
begin October 1923, dat d« dollar zijn ver-
ontrustende rijzing begon, die door het
snelle t^mpo waarin zij plaats vond, zelfs
de onru,st nog meer in de hand werkte. Op
9 October 1923 no'teerde zich New-York
nog 2.50 op 19 November was de notee-
ring tot 2.70 gesteg^n.
Sindsdien is wel een groote verande
ring ingetreden. Sinds geruimen tijd is de
koers wed«r gedaald tot ca. 2.57 gld. Van
de onrust, die destijds de beleggingskrin-
gen hier te lande beneerschte, is feite-
lijk geen spoor ineer over. Het is ge,-
bleken, dat het herstel van het evenwicht
onze regeering ernst is geweest. Wel is
het doel nog niet geheel bereikf. En even
min kan men in elk opzicht vrede hebben
met de wijze, waarop het evenwicht is
benaderd. Men heeft het veel te veel ge-
zocht in de richting van het invoeren van
nieuwe belastingen, in plaats van in die
der aanvankelijk toegezegde versobering
van den Staatsdienst. Bij alle critiek stemt
het echter inieittemin tot bevrediging, dat
minister Golijn, wanneer de nog aanhan-
gige belastingvoorstellen zullen zijn afgei-
daan, voor 1925 een sluitende begrooting
in, het vooruitzicht stelt, een resultaat, dat
verled^n jaar vrijwel onbereikbaar scheen.
Men heeft dan ook hier te lande het ver
trouwen in de stabilitjeif van den gulden
herwonnen, wat wel duidelijk is gebleken
uit het bevredigende resultaat van de jong-
ste groote Jndische leening, waarvooj men
niet meer, zooais vroeger een beroep op
buitenlandsche geldmarkten heeft behoe
ven te doen.
Niettemin blijft de verdeding van den
gulden toch nog een moeilijk werk. Het
zijn thans niet meer onze eigen beleggers
die hieraan schuldig zijn, door kapitaal
export op ruime schaai En eVenmin de
Duitschers, die in den meest crideken
tijd den toesfand hebben gecompliceerd,
doorcfien zij eveneens vrees voor den gul
den zijn gaan voelen, en derhalve groote
bedragen van hun tegped uit Nederland
Weghaalden. Thans heeft men met geheel
natuurlijke oorzaken te doen, voorname-
lijk de eischen, welke de oogstbeweging
stelt; en die thans nog veel grooter zijn
dan gewoonlijk in het najaar 't geval is,
doordien de oogst in ons land voor een
gedeelte is mislukt. Dientengevolge moet
voor een veel hooger bedrag aan graan
uit Amerika worden ingevoerd hetgeen
af en toe een belangrijke vraag naar re
mises veroorzaakt.
Gelukkig staan daar ook gunstige fac
toren tegenover. Speeiaal geldt dit de ver-
laging, die in de katoenprijzen, alsmede
in die van petroleum en benzine is ingetre
den. Uit dien hoofde behoeft ons land
thans minder naar de Vereenigde Statjen
te remitfeeren. Technisch vallen de eischen
voor deze verschillende verschepingen,
echter niet altijd samen.
Vandaar dat de Nederlandsche Bank in
den laatsten tijd aanleiding heeft] gevon-
den om in verband met de groote behoef-
ten aan remise voor graaninvoer den gul-
denkoers krachtig te steunen door het be-
schikbaar stellen van cheque'-New York.
Dit heeft aanleiding gegeven tot een aan-
merkelijke vermindering van haar buiten-
landsch tegoed.
Ter gedeeltelijke aanvulling hiervan heeft
zij in |d e beide laatste weken voor een
totaalbedrag van c.a. 20 millioen gulden
goud naar New York verscheept. Thans
acht zij echter blijkbaar het gevaar voor
een verdere rijzing van den wisselkoers
weder voorbij, zoodat zij na de belang
rijke vermindering die haar wisselporte-
feuille in de vorjge weken had ondergaan
weder een met onaanzienlijke uitbreiding
heeft gegeven aan de diverse rekningen
onder het actief, waaronder haar tegoed
bij buitenlandsche correspondenton is be-
grepen.
Technisch verdienen d«ze fluctuaties in
de wissel- en goudvoorraden der Neder
landsche Bank bijzonder de aandacht om-
dat zij een beeld geven van hetgeen on
ze centrale credietinstelling in het belang
van de waardevastheid der Nederlandsche
valuta verricht en ook omdat bij een even-
tueele verdere belangrijke vermindering
van den goudvoorraad natuurlijk de vraag
zou kunnen opkomen, of niet een verhoo-
ging van het hankdiseonto noodig zou
kunnen worden. Op het oogenblik bestaat
hiervoor echter nog geenerlei gevaar,
noch wat den omvang van haar goudvoor
raad noch wat de geldkoersen op de open
markt betreff.
INGEZONDEN MEDEDEELINGET
TER NEUZEN, 17 Oct. 1924.
SAS VAN GENT.
Alweer een pngeluk? Gelukkig niet. Maar
er gaan toch niet veel dagen voorbij of er
gebeurt er een. Zelfs soms meer dan een.
Vooral verkeersongevallen. 't Wordt hoog
tijd, dat wij alien, groofen en kleinen een
cursus doorloopen, waarop de regels van
't verkeer worden behandeld en met voor-
beelden ge'illustreerd Wij ouderen achten
ons natuurlijk daartoe te wijs, te hoog,
te voornaam. Wij alien zijn slimmer dan
't toeval en als een voorzichtig man ons
op 't hart zou willen drukken, dat we wijs
zouden handelen, door zekere regelen van
het verkeer in toepassing te brengen als
we ons op straat begeven, dan lactien we
medelijdend. Waarom maakt zich zoo'n
stumper toch bezorgd; om groote, verstan-
dige menschen.
En de kinderen dan? Och, die hebben
nog meer lak aan alle philosofische ver-
keersbeschouwingen, dan de ouden.
't Ei wit altijd wijzer wezen dan de hen, en...
De meester in zijn wijsheid gist,
De leerling in zijn waan besiist.
Maar met dat al, neemt! het aantal ver
keersongevallen dagelijks toe in plaats van
minder te worden. Zoodat hef per slot
van rekening toch nog zoo kwaad niet zou
zijn, ons alien, hetzij1 oud of jong voi
gens zekere regels te gedragen.
Nu; is 't wel waar, dat niemand met deze
regels onbekend is, doch van den anderen
kant is het ook besiist c«n fejt, dat slechts
een gering percentage van het publiek ze
in toepassing brengt.
Of het nu gelegen is aan de omstandig-
heid dat ze veel te prozaisch zijn, dan
wel, dat ze ons als geboden worden opge-
discht, laat ik in het midden.
We zouden dan eens op een andere wij-
groote doozen
ze kunnen probeeren. In rijm bijvoorbeeld,
dat gaat er smakelijk in en biijft in den
regel goed hangen.
Als Descheiden pro«ve zouden ze dan
als volgt worden voorgediend:
Let op bij 't oversteken van de straat;
noutli recbts als gij op 't stoepje gaat;
voert in de straai niet uw gespreic,
Maar kiest daartoe een veil'ge plek.
Hangt niet aan wagens, tram gerei,
Lieht grijpt een auto u van ter zij.
Speeit niet op straat of open piein,
Voor kind'ren is het speeiterrein.
Yolg steeds den raad van den agent,
Want bij is met 't gevaar bekenid.
Wenilt om u met voorzichtigheid,
Hijkt uit als g' op fiets of motor rijdt.
Laat ik er als slot nog bijvoegen, dat ik
mij geenszins vlei het aantal verKeersonge-
vaueii door mijn berijmde proevc ptotse-
ling tot een onbeduidcnd aantal te zien te-
ruggebracht. Maar dat is geheel buiten
mijn verantwoordelijkheid. lk beb er het
mijne voor gedaan en dat bewustzijn strekl
mij tot troost.
BOSCHKAPELLE.
Er bestaan hier ernstige pjannen tot bet
oprichten eener muziekvereeniging. Dit
zal natuurlijk met belangrijke koston ge-
paard gaan. Daar evenwel de 'gegoeaen
der gemeente dit plan goed gezind zijn
en hun steun hebOen toegezegd; is het
Wel te voorzien, dat men in de opriciiting
slagen zal. j
De bouw van 't gemeentelijk elec-
trisch net is hier zi«-'r voorspoedig g eg aan.
In enkeie w«ken zijn de paien gerecnt en
de draden ongeveer gaspannen, zoodat
de aannemers in het bepaalde tijdsbestek
van drie-en-eien-halve maand gernakkelijk
met hun opdracht klaar komen. Die aan-
sluiting met de centrale zai naar men
hoort evenwel niet voor nieuwjaar tot
stand komen, omdat deze bouw in onze
gemeente het laatst wordt uitgevoerd.
LIJMBANDEN OM VRUCHTBOOMEN.
Die aaiidacht van belanghebbenden wordt
wederom gevestigd op het aanleggen van
lijmbanden; dat thans moet geschieden.
Ueze baiidm dienen om de vrouweiijke
winterviinders, die geen vleugels txezitven
en die dus ioopende de takken moeten be-
reiken om daar hare ejeren te leggen, het
opkruipen tegen den slam te beletten.
Daar alleen de vrouweiijke winterviinders
geen Vkugeis bezitten, kan deze bestrij-
dingsmethode alle£n tegen deze vlinder-
soort worden toegepasf.
De rupsen, die uit de wmtervlindereieren
te voorschijn komen, zijn de zgn. trek-
maden, die vooral aan Kersen en appel-
boonienmaar ook aan andere vruchtboo-
inen zeer schadelijk kunnen worden door
het aanvreten der jonge vruchten en door
het vernieien der bladeren.
In alle boomgaarden en tuinen, waar in
het afgeloopen voorjaar de trekmaden zijn
waargenomen, dienen lijmbanden om de
stammen der boomen te worden aange-
legd. In mededeeling No|. 3 van den Pian-
tenziektenkundigen Dienst is de wijze van
uitvoering nauwkeung beschreven.
Daar het resultaat, dat men bereiken zal,
zeer afhankelijk is van d« qualiteat (lan-
gen duur van de kleefkracht) der gebruikte
lijm, bepale men zich tot de aanschaffing
van een der goede handelssoorten.
Inlichtingen hierover worden gaarne ver-
strekt door den Plantenziektenkundigen
Dienst te Wageningen en door de op ver-
scriiilende piaatsen werkzame ambtenaren
van dezen Dienst.
OPGEPAST VOOR ELECTRISCriE
GELEIDINGEN.
Tengevolge van den harden wind brak in
liet dorp Meerdervoort, nabij Dordrecht,
een electrisehe draad van de straatverlichting.
Een achtjarig zoontje van den slager B.
aldaar heeft den draad aangeraakt, met het
gevoig, dat hij bewusteloos neerviel en door
den stroom in elkaar kromp. Een timmer
man, die daar juist in de omgeving werkte,
bemerkte het ongeval en spoede zich naar
het knaapje. Het mocht hem gelukken,
het uit zijn benarden, doch gevaarlijken
toestand te bevrijden. Onmiddellijk werd
geneeskundige hnlp ingeroepen. Spoedig
kwam het knaapje weer tot bewustzijn en
begon alweer te spelen. Het vel van zijn
handen was gedeeltelijk weggeschroeid, Een
waarschuwing voor anderen.
TER NEUZENSCHE COURANT
moogt U niet laten voortwoekeren
tot eene aandoening van borst of
keel. Bestrydt dat gevaarOntsmet
verzacht en versterkt de pijnlijk
ontstoken slijm vliezen met de slijm-
oplossende, zuiverende, genezende
Alom verkrijgbaar in kokers van 230 gram
1,50, 550 gram/2,75 en 1000 gram/4.50
De regels van 't Verkeer.
TABLBTTCN
Bij Apothekers
en Drogisten.
iiiiiiiiinnHiiiiiiiiiiiiiniiiHiniHiHiiiiniiHiminiiniiiiiiiiTiiniiiin'iiiniiiin'nmii'iinm