ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENT1EBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. 1 Prijsverlaging No. 7671. Vrijdag 17 October 1924, 64e Jaargang. V '1 ABDIJSIROOP ABONNEMENTSPRIJS: Voor Nedflndig e^Ame/ik^/ ^pSTmaanden ^veng'buLnlan^3°35 pe^i mlndeT^^bonne^Tn'^ mmJZj&rrm bt.ajd. Biijven in de roeping B I NNENLAND. WYBERT LAWDBOUWBERICHTEfi BfcMENBDE BLRtCBTtR. Dit is een merkwaardig breede steiregel, waarvan wij de kracht en de beteekenis eigenlijk uiet hoog genoeg kunnen aanslaan. Uaar zijn van die uitdrukkingen en regels, waar wij soms wei eens iets aan kunnen hebben, en die wel eens gelden in iit of dat speeiaal gevai. Maar wij zijn van meening, dat deze regel vrijwei aigemeen geidt: wij moeten in onze roeping biijven, waar wij in geroepen zijn. Dit ondersteit dan^ wel in de eerste plaats, dat wij een roeping hebben, niet maar een beroep, inaar een roeping. Iedereen voeit dadeiijk, dat het leven, ook zijn leven liierdoor komt op een liooger plan, op een tiooger niveau. Voigens bet inzicht van somuiigen hebben maar enkeie menschen een roeping, een speciale roeping, en wij zouden dan ook niet bij alle gevaiien dade iijk van een roeping willen spreken, tnaar iets waarvan wij niet spreken, en waarvan wij geen gewag maken, kan er daarom toch nog wel zijn. In het oude veel gesmade Huwelijksformuiier, dat in de Protestantsche Kerken wordtgebruikt, wordt tot den man gezegd, hoe het zijn plicht is, om getrouw en ijverig in zijn //godde lijk beroep" te arbeiden, opdat hij zjjn gezin met eere kan onderhouden, en ook daarenboveu zoo heet het dan aan de nooddruftigen iets hebben mede te deelen. Een goddelqk beroep, dat mag ons leven zijn^en daar^behoeft ons werk heusch nog niet eervol of wat men dan noemt: geeste- lijk voor te zijn. Wij hebben jaren geleden eens een aardig boekje gelezen, dat getiteld was (het was ait het Engelsch vertaald): uSchoenmaker bij de gratie Gods". Zie, dat drukt het nu onzes inziens goed en zuiver uit: Ons beroep is een goddelijk beroep, en wij mogen dan ook alles worden en onze kinderen gerust alles laten worden, als^wij daar maar rekening mee houden: dat wij ons werk moeten kunnen zien: als een goddelijk beroep. Kan dat bij een of ander vak of jin een of andere zaak niet, dan doen wij beter, een dergelijke carriere niet te kiezen, of onzen kinderen deze niet op te dringen. Het is opvallend, dat een man, die toch overigens zoo juist en precies onderscheidt als Paulus, geen onderscheid maakt tusschen roeping en beroep, doch op dit punt alien over een kam scheert, en tot iedereen en bij iedereen spreekt over een „roeping". Wij hebben alien tot taak ons werk tot een roeping te maken, en als een roeping te zien. Zelf moeten wij ons werk heerlijk maken, Ons werk is datgene, wat wij er van maken. Eens ieders leven kan uiooi en goed zijn, het is precies datgene, wat wjj er van weten te maken. Het heerlijke is ook, dat op deze wijze de geestelijke, god lelijke dingen voile realiteit voor ons worden. Er is eigenlijk niets waar wij zoo tegen op onze hoede moeten wezen, als tegen dit eene, dat de godsdienst, het „geloof" buiten het leven, buiten het voile leven komen te staan. Er zijn menschen, die schijnen te denken, dat zij toch pas recht geestelijk zijn, als zij alleen maar over //kerkelijke" kwesties praten en overigens lk weet niet hoe onpractisch doen en zijn.j^Maar het heerlijke van den wezenlijkenj godsdienst is dit, als die dingen komen te staan in het voile leven van iederen dag. En nu zal iederen voelen, hoe dit ook aan ons werk ten ,goede komt. Wij plukken er niet alleen^ zelf de vruchten van, maar het wordt ook een vreugde en een zegen, voor de menschen met wie wij in aan- raking komen, indien zij het aan ous zien en uit ons merken, dat wij ons leven alien zien als iets van God ons gegevens. Dan is ons Christendom niet iets wat er bij aan hangt, maar dan is het werkelijk een zout, dat alles doortrekt. Dan is ons geloof een zuurdeeg. Wij zouden een lijstje willen geven, indien het duidelijkheidshalve nog noodig is: een bakker, en een professor, een ingenieur en een man van de gemeente- reiniging, een politieagent, en een inspecteur van een Levensverzekeringsmaatschappij of Spaarkas, een gevangenbewaarder, en een dienscbode, een deurwaarder en™een huis- moeder, zij alien, en de laatste misschien meest van alien, mogen ja moeten hun leven zien als een roeping. Als wij daar ernst mee maken, wordt ons werk een vreugde en een eer. Dan hebben wij geen koninklijke onderscheidingen noodig. Dan hebben wij de onderscheiding eigenlijk alien reeds beet, deze goddelijke onderscheiding: dat ons werk ons door Hem is toevertrouwd. Dan deinzen we ook bij de eerste de beste teleurstelling niet meer achteruit Dan vragen wij niet voor onszelf of voor onze kinderen naar wat het gemakkelijkst is, of naar datgene, wat het voordeeligste is, maar dan geven wij ons over, vol vertrouwen aan de hoogste leiding, en zoo als die leiding besiist, zoo is het ons wel. Wij voelen ook hoe outzaglyk groot de verantwoor- delijkheid is, die daardoor juist komt te liggen op de ouders, en allermeest in den tegenwoordigen, moeilijken en gevaarlijken tijd, nu maar al te veel andere factoren den doorslag dreigen te geven. Ons leven een roeping, inaar nu ook in die roeping biijven. Wij weten niet of het Bureau voor Statis tiek in dgjj.. Haag kans ziet, daar eens wat papier en tijd aan te wagen, maar het zou zeker leerzaam zijn, indien het mogelijk ware een inzicht te iverschaffen in de mutaties in levenscarriere, die tegenwoordig op zoo ruime schaal plaats hebben. In het Weekblad „Bergopwaarts" heeft dezer dagen iemand er op gewezen, dat het zoo merkwaardig was, zooveel predikanten als ,het wondere ambt" vaarwel-zeggen om over te gaan van den kansel b.v. naar het Bibliotheek-wezen, en er onzes inziens zeer terecht de aan- dacht op gevestigd, dat het ontstemming wekt bij de voor het Bibliotheek-wezen opgeleiden, dat blijkbaar van de zijde der Regeering of Stadsbesturen, dezen menschen het veranderen van leverjspositie maar al te gemakkelijk werd gemaakt. Dit is sleclits een voorbeeld uit vele. Wij willen ook niet onbillijk hierbij zijn, en wenschen dus te erkennen, dat er motieven kunnen zijn, die voor eenige verandering den doorslag kunnen geven. Vooral bij die betrekkingen, waar speciale roeping en bijzondere kwali- teiten en bekwaamheden moeten worden ondersteld en geeischt, zal het wel eens ondoenlijk zijn, om er in te biijven, indien er aan de geestelijke overtuiging iets gaat haperen, of indien een al te lage bezoldi- ging het vrijwel oumogelijk maakt met eere door de wereld te komen. Overigens meenen wij, dat ook in die reeds genoemde kringen toch zeker wel allereerst en met groote ernst mocht worden bedacht, wat niemand minder dan de groote Heiden- apostel heeft gezegd biijven in de roeping Wat geeft zoo'n woord al dadeiijk een rust. Zeker geldt tegenwoordig in de meest^ sterke mate ,/ieder woelt hier om verandering". Wie weet, of de oorlog ook niet voor een goed en groot deel daar zijn ontstaan aan te //danken"(?) heeft, dat er bij de toonaangevende menschen verande- ringszucht heersehte. En op tcelk terrein van het leven men nu ook onderzoekt veranderingszucht zit den meesten menschen als in het bloed. Het was nog niet zoo'n onaardige opmerking, die wij pas nog ergens lazen, van die dame, bij wie zich een nieuwe dienstbode kwam presenteeren, en aan wie de Mevrouw toen de vraag stelde //Hebje hier al eens gediend Het mag een beetje overdreven zijneen ding staat toch wel vast en dat is dit, dat wij naar zulke toe standen op weg zi]n. Men is aigemeen ontevreden over eigen lot en werk, men meent, dat niemand het zoo druk heeft, en dan bovendien nog zoo karig wordt betaald. Men moppert dag-in-dag-uit. Men woelt, kortom, om verandering. Toch zijn er bij het toepassen van dezen regel natuurlijk grenzen. Echter zij men toeh vooral heel voorzichtig, voor en aleer men meent in zoo'n uitzonderingsgeval te verkeeren. In Paulus' dagen had men de zeer krasse tegeustelling tusschen slaven en vrijen. Dat was nog heel iets anders dan de tegenwoordig veel te sterk op den spits gedreven tegenstellingtusschen patroons en arbeiders. (Daar zijn patroons, die tegen woordig gerust arbeiders konden heeten, en daar zijn ook arbeiders met patroonsmanie- ren). In de dagen van Paulus was echter die tegens telling een verre van alleen denk- beeldige. Zjj was er, en zij was ontzaglijk groot. Daar waren de slaven, die veelal een hondenleven hadden. En daar waren de vrijen, die zich tegenover die slaven veel te groote „vrijheden" veroorloofden. En toch dacht de Apostel Paulus er nu niet zoo over, dat hij steeds en in alle opzichten meende aan den toestand van vrijheid de voorkeur te moeten geven. Hij zag de gevaren evengoed als de voorrechten. Hij kende de voorrechten. Hij was zelf een vrije, en wie genoot meer van zijn vrijheid dan hij Toch wist hij zich een gebondene Ieder Christen was naar zijn meening een slaaf, een dienstknecht van Christus. Met een bloot vaarwel-zeggen van den slaven- toestand was men er dus toch nog niet. Men bleef slaaf. Men was toch onderworpen. En men was aan den anderen kant toch ook steeds een vrije. Ook zoo'n slaaf was als Christen een vrijgemaakte. Hij diende nu in vrijheid den Heer, ongebonden, ge- hoorzamend alleen aan Gods wet, geschreven in zijn hart. Waarnaast echter tevens en eerlijkheids- halve zal moeten worden opgemerkt, dat Paulus nergens het recht van de slavernij heeft gesteld of verdedigd. Het is zoo merkwaardig, dat h(j in dat aardige kleine en intieme briefje, waarin hij een goed woordje doet voor Filemon, die als een slaaf bij zijn heer was weggeloopen, toch tegelykertijd er uit de verte op zinspeelt,. dat hij hoopt, dat Filemon hem nu verder zal beschouwen als een vrije, als een breeder. Met andere woorden ieder onzer heeft het recht, ja zelfs den plicht om te trachten in dit leven voor uit te komen. Wij mogen niet bij de pakken biijven neerzitten. Het is heerlijk, indien een mensch zich wat ruim kan bewegen. Het is een voorrecht indien wij niet steeds met geldzorgen behoeven te kampen. Daarom is die stehjigelBiijven in de roeping allerminst ioeld^als een soort rem, om den een of ander aan banden te leggen bij een gewettigd en alleszins geoor- loofd streven, in dit leven vooruit te komen. Maar dan moeten wij weljzeer goed weten, dat wij op den goeden^ weg zijn. Dan drijve ons nimmer zucht naar verandering Dan verliezen wij piooit^uit het oog, dat er overal wel iets hapert. Dan laten wij ons waarschuwen om vooral nooit zooais dat oude spreekwoord het zoo teekenend en raak zegt oude schoenen weg te werpen voor wij nieuwe hebben. Dat ge- beurt helaas maar al te veel. Men meent zoo spoedig, dat het niet langer zoo gaat. In overgroote overijling loopt men een verkeerden kant uit, en tracht men dau door het voorwenden van allerlei overdreven klachten eigen dwaasheid of oploopendheid goed te praten. Daarom|gelde het steeds meer als onze leefregelbiijven in de roeping En dan van ons leven een roeping maken. Dat leven als een roeping zien. Dan komt erglans over ons leven. Dan wordt onze levenstaak ons een voorrecht, een onderscheiding, en dan verrichlen wij getrouw ons werk, dan zijn wij naarstig bezig in ons /goddelijk beroep", het overige overlatend aan Hem, die ons onze taak en ons werk gegeven heeft. INGEZONDEN MEDEDEELING. Die erge verkoudheid AKKER's TOEN DE GULDEN DAALDE. Het Utrechtjsch Dagblad wijst er op, dat we in alle stilfe op h«t oogenblfk een verjaardag vieren, die wel waard is, aan de vergefcelheid te worden ontlrukf. Het blad bedoelt die van de onrust om- trent de veiligheid van den gulden en van den groofen kapitaalexport waartpe deze aanleiding heeft gegeven, in den vorm van hoogst omvangrijke aankoopen van Amerikaansche waarden hid" te lande. Het was na de arribtsaanvaarding van minister Colijn.toen aan iedereen duidelijk begon te worden, in welk een precairen toestand onze staatsfinancien verkeerden, en toen dit bovendien door hen, die be- zorgd waren voor een doorvreten van het kwaad, wel in eenigszins schelle kleuren moest worden aangedikt, terwijl daarente- gen nog geenerlei zekerheid bestond, of het krachtig ondernomen werk van een her- stel van het financieel evenwicht binnen- kort vrucht zou kunnen dragen. H«t was begin October 1923, dat d« dollar zijn ver- ontrustende rijzing begon, die door het snelle t^mpo waarin zij plaats vond, zelfs de onru,st nog meer in de hand werkte. Op 9 October 1923 no'teerde zich New-York nog 2.50 op 19 November was de notee- ring tot 2.70 gesteg^n. Sindsdien is wel een groote verande ring ingetreden. Sinds geruimen tijd is de koers wed«r gedaald tot ca. 2.57 gld. Van de onrust, die destijds de beleggingskrin- gen hier te lande beneerschte, is feite- lijk geen spoor ineer over. Het is ge,- bleken, dat het herstel van het evenwicht onze regeering ernst is geweest. Wel is het doel nog niet geheel bereikf. En even min kan men in elk opzicht vrede hebben met de wijze, waarop het evenwicht is benaderd. Men heeft het veel te veel ge- zocht in de richting van het invoeren van nieuwe belastingen, in plaats van in die der aanvankelijk toegezegde versobering van den Staatsdienst. Bij alle critiek stemt het echter inieittemin tot bevrediging, dat minister Golijn, wanneer de nog aanhan- gige belastingvoorstellen zullen zijn afgei- daan, voor 1925 een sluitende begrooting in, het vooruitzicht stelt, een resultaat, dat verled^n jaar vrijwel onbereikbaar scheen. Men heeft dan ook hier te lande het ver trouwen in de stabilitjeif van den gulden herwonnen, wat wel duidelijk is gebleken uit het bevredigende resultaat van de jong- ste groote Jndische leening, waarvooj men niet meer, zooais vroeger een beroep op buitenlandsche geldmarkten heeft behoe ven te doen. Niettemin blijft de verdeding van den gulden toch nog een moeilijk werk. Het zijn thans niet meer onze eigen beleggers die hieraan schuldig zijn, door kapitaal export op ruime schaai En eVenmin de Duitschers, die in den meest crideken tijd den toesfand hebben gecompliceerd, doorcfien zij eveneens vrees voor den gul den zijn gaan voelen, en derhalve groote bedragen van hun tegped uit Nederland Weghaalden. Thans heeft men met geheel natuurlijke oorzaken te doen, voorname- lijk de eischen, welke de oogstbeweging stelt; en die thans nog veel grooter zijn dan gewoonlijk in het najaar 't geval is, doordien de oogst in ons land voor een gedeelte is mislukt. Dientengevolge moet voor een veel hooger bedrag aan graan uit Amerika worden ingevoerd hetgeen af en toe een belangrijke vraag naar re mises veroorzaakt. Gelukkig staan daar ook gunstige fac toren tegenover. Speeiaal geldt dit de ver- laging, die in de katoenprijzen, alsmede in die van petroleum en benzine is ingetre den. Uit dien hoofde behoeft ons land thans minder naar de Vereenigde Statjen te remitfeeren. Technisch vallen de eischen voor deze verschillende verschepingen, echter niet altijd samen. Vandaar dat de Nederlandsche Bank in den laatsten tijd aanleiding heeft] gevon- den om in verband met de groote behoef- ten aan remise voor graaninvoer den gul- denkoers krachtig te steunen door het be- schikbaar stellen van cheque'-New York. Dit heeft aanleiding gegeven tot een aan- merkelijke vermindering van haar buiten- landsch tegoed. Ter gedeeltelijke aanvulling hiervan heeft zij in |d e beide laatste weken voor een totaalbedrag van c.a. 20 millioen gulden goud naar New York verscheept. Thans acht zij echter blijkbaar het gevaar voor een verdere rijzing van den wisselkoers weder voorbij, zoodat zij na de belang rijke vermindering die haar wisselporte- feuille in de vorjge weken had ondergaan weder een met onaanzienlijke uitbreiding heeft gegeven aan de diverse rekningen onder het actief, waaronder haar tegoed bij buitenlandsche correspondenton is be- grepen. Technisch verdienen d«ze fluctuaties in de wissel- en goudvoorraden der Neder landsche Bank bijzonder de aandacht om- dat zij een beeld geven van hetgeen on ze centrale credietinstelling in het belang van de waardevastheid der Nederlandsche valuta verricht en ook omdat bij een even- tueele verdere belangrijke vermindering van den goudvoorraad natuurlijk de vraag zou kunnen opkomen, of niet een verhoo- ging van het hankdiseonto noodig zou kunnen worden. Op het oogenblik bestaat hiervoor echter nog geenerlei gevaar, noch wat den omvang van haar goudvoor raad noch wat de geldkoersen op de open markt betreff. INGEZONDEN MEDEDEELINGET TER NEUZEN, 17 Oct. 1924. SAS VAN GENT. Alweer een pngeluk? Gelukkig niet. Maar er gaan toch niet veel dagen voorbij of er gebeurt er een. Zelfs soms meer dan een. Vooral verkeersongevallen. 't Wordt hoog tijd, dat wij alien, groofen en kleinen een cursus doorloopen, waarop de regels van 't verkeer worden behandeld en met voor- beelden ge'illustreerd Wij ouderen achten ons natuurlijk daartoe te wijs, te hoog, te voornaam. Wij alien zijn slimmer dan 't toeval en als een voorzichtig man ons op 't hart zou willen drukken, dat we wijs zouden handelen, door zekere regelen van het verkeer in toepassing te brengen als we ons op straat begeven, dan lactien we medelijdend. Waarom maakt zich zoo'n stumper toch bezorgd; om groote, verstan- dige menschen. En de kinderen dan? Och, die hebben nog meer lak aan alle philosofische ver- keersbeschouwingen, dan de ouden. 't Ei wit altijd wijzer wezen dan de hen, en... De meester in zijn wijsheid gist, De leerling in zijn waan besiist. Maar met dat al, neemt! het aantal ver keersongevallen dagelijks toe in plaats van minder te worden. Zoodat hef per slot van rekening toch nog zoo kwaad niet zou zijn, ons alien, hetzij1 oud of jong voi gens zekere regels te gedragen. Nu; is 't wel waar, dat niemand met deze regels onbekend is, doch van den anderen kant is het ook besiist c«n fejt, dat slechts een gering percentage van het publiek ze in toepassing brengt. Of het nu gelegen is aan de omstandig- heid dat ze veel te prozaisch zijn, dan wel, dat ze ons als geboden worden opge- discht, laat ik in het midden. We zouden dan eens op een andere wij- groote doozen ze kunnen probeeren. In rijm bijvoorbeeld, dat gaat er smakelijk in en biijft in den regel goed hangen. Als Descheiden pro«ve zouden ze dan als volgt worden voorgediend: Let op bij 't oversteken van de straat; noutli recbts als gij op 't stoepje gaat; voert in de straai niet uw gespreic, Maar kiest daartoe een veil'ge plek. Hangt niet aan wagens, tram gerei, Lieht grijpt een auto u van ter zij. Speeit niet op straat of open piein, Voor kind'ren is het speeiterrein. Yolg steeds den raad van den agent, Want bij is met 't gevaar bekenid. Wenilt om u met voorzichtigheid, Hijkt uit als g' op fiets of motor rijdt. Laat ik er als slot nog bijvoegen, dat ik mij geenszins vlei het aantal verKeersonge- vaueii door mijn berijmde proevc ptotse- ling tot een onbeduidcnd aantal te zien te- ruggebracht. Maar dat is geheel buiten mijn verantwoordelijkheid. lk beb er het mijne voor gedaan en dat bewustzijn strekl mij tot troost. BOSCHKAPELLE. Er bestaan hier ernstige pjannen tot bet oprichten eener muziekvereeniging. Dit zal natuurlijk met belangrijke koston ge- paard gaan. Daar evenwel de 'gegoeaen der gemeente dit plan goed gezind zijn en hun steun hebOen toegezegd; is het Wel te voorzien, dat men in de opriciiting slagen zal. j De bouw van 't gemeentelijk elec- trisch net is hier zi«-'r voorspoedig g eg aan. In enkeie w«ken zijn de paien gerecnt en de draden ongeveer gaspannen, zoodat de aannemers in het bepaalde tijdsbestek van drie-en-eien-halve maand gernakkelijk met hun opdracht klaar komen. Die aan- sluiting met de centrale zai naar men hoort evenwel niet voor nieuwjaar tot stand komen, omdat deze bouw in onze gemeente het laatst wordt uitgevoerd. LIJMBANDEN OM VRUCHTBOOMEN. Die aaiidacht van belanghebbenden wordt wederom gevestigd op het aanleggen van lijmbanden; dat thans moet geschieden. Ueze baiidm dienen om de vrouweiijke winterviinders, die geen vleugels txezitven en die dus ioopende de takken moeten be- reiken om daar hare ejeren te leggen, het opkruipen tegen den slam te beletten. Daar alleen de vrouweiijke winterviinders geen Vkugeis bezitten, kan deze bestrij- dingsmethode alle£n tegen deze vlinder- soort worden toegepasf. De rupsen, die uit de wmtervlindereieren te voorschijn komen, zijn de zgn. trek- maden, die vooral aan Kersen en appel- boonienmaar ook aan andere vruchtboo- inen zeer schadelijk kunnen worden door het aanvreten der jonge vruchten en door het vernieien der bladeren. In alle boomgaarden en tuinen, waar in het afgeloopen voorjaar de trekmaden zijn waargenomen, dienen lijmbanden om de stammen der boomen te worden aange- legd. In mededeeling No|. 3 van den Pian- tenziektenkundigen Dienst is de wijze van uitvoering nauwkeung beschreven. Daar het resultaat, dat men bereiken zal, zeer afhankelijk is van d« qualiteat (lan- gen duur van de kleefkracht) der gebruikte lijm, bepale men zich tot de aanschaffing van een der goede handelssoorten. Inlichtingen hierover worden gaarne ver- strekt door den Plantenziektenkundigen Dienst te Wageningen en door de op ver- scriiilende piaatsen werkzame ambtenaren van dezen Dienst. OPGEPAST VOOR ELECTRISCriE GELEIDINGEN. Tengevolge van den harden wind brak in liet dorp Meerdervoort, nabij Dordrecht, een electrisehe draad van de straatverlichting. Een achtjarig zoontje van den slager B. aldaar heeft den draad aangeraakt, met het gevoig, dat hij bewusteloos neerviel en door den stroom in elkaar kromp. Een timmer man, die daar juist in de omgeving werkte, bemerkte het ongeval en spoede zich naar het knaapje. Het mocht hem gelukken, het uit zijn benarden, doch gevaarlijken toestand te bevrijden. Onmiddellijk werd geneeskundige hnlp ingeroepen. Spoedig kwam het knaapje weer tot bewustzijn en begon alweer te spelen. Het vel van zijn handen was gedeeltelijk weggeschroeid, Een waarschuwing voor anderen. TER NEUZENSCHE COURANT moogt U niet laten voortwoekeren tot eene aandoening van borst of keel. Bestrydt dat gevaarOntsmet verzacht en versterkt de pijnlijk ontstoken slijm vliezen met de slijm- oplossende, zuiverende, genezende Alom verkrijgbaar in kokers van 230 gram 1,50, 550 gram/2,75 en 1000 gram/4.50 De regels van 't Verkeer. TABLBTTCN Bij Apothekers en Drogisten. iiiiiiiiinnHiiiiiiiiiiiiiniiiHiniHiHiiiiniiHiminiiniiiiiiiiTiiniiiin'iiiniiiin'nmii'iinm

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1924 | | pagina 1