ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
No. 7618.
Vrijdag 13 Juni 1924.
64e Jaargang.
Begiiiiiende van ieruzalem.
BINNENLANO.
Schoonhoudster Converge
van list Gemeentehuis.
yw^nscRr najuupllik
iserneprs
ixrfE tfEEREmmi
of fMESCHE SftAI -
SH1BSTS KXjJLX).
Burgemeester en Wethouders van TER
NEUZEN roepen op Sollicitanten voor de
op I September a. s. vacante
komende betrekking van
Schoonhoudster, tevens Congierge
van het Gemeentehuis.
Een ontwerp-instructie ligt ter Gemeer.te-
Secretarie ter inzage.
Sollicitatie inzenden bij Burgemeester en
Wethouders v66r 2© dezer.
Ter Neuzen, 13 Juni 1924.
Burgemeester en Wethouders vootnoemd,
1. HU1ZINGA, Burgemeester.
B. I. ZONNEVIJLLE, Secretaris.
Een van de allerlaatste woorden van den
Heiland der wereld vestigt onze aandacht
op een maar al te veel veronachtzaamde
leven&waariheid: wij beginnen niet giaag te
Jeruzalem. Wij vegen liever voor de deur
^van een ander dan op ons eigen stoep. .Wij
zien eer den splinter in het oog van onzen
broeder, en zijn druk in de weer am dien er
uit te doen, dan dat wij den splinter zouden
bemerken in ons eigen oog, en oak maar de
minste rnoeite zouden aanwenden om dien
te verwijderen. Wij willen niet wachten, wij
forceeren en overhaasten liever, dan dat wij
het oogenblik geduidig zouden afwachten,
als de tijd daar en de oogst rijp is. Het is
ook zooveel interessanter om bij vreemden
te werken en op ander terrein, in de vreem-
de verte. En zoo versloffen wij niet zelden
eigen werk en eigen omgeving ter wide en
ten gunste van den zooveel „eervollerar-
beid aan vreemden.
Deze dagen hoorde ik van iemand, die op
bezoek was geweest bij een niet onbekwaam
meubelmaker. De man had een goed be-
klante zaak, die zelfs in deze dagen nog
winst afwierp, en dat wil wat zeggen
.Maar het was hem opgevallen: toen hij bij
deze menschen op bezoek kwam, waar in
het begin alleen de vrouw hem ontving, was
hij op een makkelijke stoel toegeloopen, om
daarin te gaan zitten, doch word hem door
de vrouw des huizes op smeekenden toon
toegevoegd,,Neen, ga u als't u blieft daai
niet zitten, want die stoel Iheeft, eerlijk ge-
zegd, eigenlijk maar drie pooten!" Merk-
waardig: hier kwam men nu aan huis bij
een vakman, die het werk verstond en die
voor geen enkel karwei terugdeinsde, en zie,
toch had deze man er geen moment voor
over, om in eigen huis zijn eemvoudig meu-
bilair bruik'baar te houden!
Dit brengt sohrijver dezes een ander voor-
beeld te biinnen, dat niet minder treffend is.
Op het dorp, waar wij vroeger woonden,
was ook een zeer ijverig dokter. (De dok-
ters waren daar trouwens allebei ijverig,
omdater twee waren!) In dat gezin
werd er echter begrijpelijkerwijze over ge-
klaagd, dat de „man en vader" wel heel
goed zorgde voor zijn patienten, bij dag en
bij nacht, het was hem no'oit te veel, en het
was hem nooit te ver, en het was hem haast
nooit te vaak maar, als er bij zijn eigen
vrouw of kinderen iets mankeerde, en als
die klaagden over pijn hier of 'n „naar ge-
voel" daar, dan nam hij daarvan zop goed
als geen notitie. En nu begrijpen wij best,
dat een menseh zijn aandacht met over alles
en iedereen kan verdeelen, en willen wij obk
wel toegeven, dat verdeelde aandacht vaak
heelemaal geen aandacht heeten mag, maar
toch: Deze brave en vlijtige man had, ge-
looven wij, beter gedaan om zijn arbeids-
kracht in zoover te concentreeren, dat hij
niet alleen. aan vreemden bezig was. Ook
de zijnen hadden recht, en veel recht zelfs
op zijn zorg.
Hoe vaak hoort men niet de klaoht, dat
heel veel menschen juist voor en in eigen
kring oruiitstaanbare menschen zijn, terwijl
zij zich tegenover vreemden allerbeminne-
lijkst weten voor te doen. Zie, dan liggen
die „kleine vossen", waanover mevrouw
Beedher Stowe zoo'n mooi boekje heeft ge-
schreven, niet op de loer, die kleine vossen,
die den wijngaard bederven", en dan kan
men zidh zoo gemakkelijk „op zijn Zon-
dagsoh" laten zien. Het is dan zoo aange-
naam, dat men ons weinig kent; wij kunnen
zoo gemakkelijk onze mooie en vooral
scboon-klinkende „beginselen" ventileeren;
wij hebben dan alle gelegenheid om alleen
beginiselen te verkondigen, en kunnen bij de
„toepassing" niet op heeterdaad worden
betrapt op allerlei minder gelukkige daden
of feiten.
Maar „Jeruzalem" vraagt van ons trouw
in het kleine en een staag ons best en on
zen plicht doen iederen-dag-weer. „Jeru-
zalem" weet meer van ons dan de groote
menigte in de verre plaatsen, Jeruzalem
kent ons nog van vroeger, en gaat ons na
en controleert ons. En geoontnoleerd willen
de meeste menschen liever niet worden. Zij
willen het zelf beslissen, wanneer zij zich
en hun werk eens willen vertoonen, zij wil
len daar geheel vrij in blijven. En toch:
Er is in een geregelde controle ook weer
een element, dat de meeste menschen maar
moeilijk kunnen missen, en dat ook weer in
staat is 'n zekere voldoening o.n$ te geven.
Wie ziich laat controleeren en dan goed-
keuring ontvangt, is van de verdere verant
woordelijkheid ontheven. Men is dan, zoo-
als men het bij administraties zoo kenschet-
send noemt: „gedechargeerd"; men is van
den last en van de zware verantwoording
af. Menschen, die in onze dagen zoo mak-
kelijk en klakkeloos ijveren voor „mede-
zeggensdhap in het bedrijf", mochten toch
ook wel eens wat naarstiger ibedenken, wat
het zeggen wil: altijd, dag-in-dag-uit de
verantwoordelijkheid te moeten dragen, en j
hoe makkelijk het is om, als de poort van
de fabriek of de dear vac werkiplaats of
kantoor achter ons dicht valt, a//e zorgen
en alle verdere verantwoordelijkheid daar
te mogen laten. Wij gelooven, dat dit door
heel veel menschen veel te weinig in het oog
wordt gehouden. Het is zoo gemakkelijk
om op een meeting of bij een of andere mo-
t>ie een dik woord los te laten over de
schoonheid en wenschelijkheid van het
medezeggenschap; wie maar eens, al was
het in nog maar zoo'n kleine zaakj de ver
antwoordelijkheid heeft moeten dragen, zal
wel wat zaohter spreken en wat schnoom-
valliger zijn bij het uitbrengen van zijn stem
in die riohting.
Maar ter zake: Toch is het een voorrecht
om gecontroleerd te worden. Het lijkt dan
misschien een moeieliikheid om te Jeruza
lem te beginnen, en wij ontkennen geen
oogenblik, dat er zeer groote bezwaren aan
verbonden zijn daar staat tegenover al
deze moeilijklheden toch ook vooral dit eene
treffelijke voorrecht: dan men van-huis-uit
begint, en dat men, als het hier „aanslaat"
en „insiaat", toch ook zeker weet, dat de
indruk edht en dus blijvend zal zijn.
We hebben in onze buurt hier in de stad
een „huis- en decoratieschilder" wonen, die
een gunstige uitzondering maakt op den al-
gemeenen .regel, dat de meeste menschen
liever niiet bij Jeruzalem beginnen. Ook deze
man heeft het heel druk, en hij stelt zich er
niet tevreden mee om knechts aan het werk
te zetten en voor zich te laten arbeiden,
neen, hij werkt zelf ook dapper mee. Hij is
er het eerste bij enhij gaat het laatst
van alien naar huis. Maar hij heeft ook
zijn eigen huis wel verzorgd. Het is een
lust, zooals de verf er uitziet buiten en bin-
nen zijn waning. En hij is in1 zijn ijver haast
wat te ver gegaan. Hij heeft niet alleen zijn
eigen woning keurig in orde gemaakt, neen,
hij heeft zijn zorgende en versierende han-
den ook uitgestrekt over een lantaarnpaal,
die voor zijn woning op straat staat, ge-
meente-eigendom dus! Die heeft oak 'n
streekje gekregen. Deze man heeft niet in
de eerste plaats gevraagd, zooals zoo velen
hegenwoordig schijnen te redeneeren: met
hoe weinig inspanning of werk hij toe-kon.
Hij heeft zelfs zijn goede zorgen uitge
strekt tot gemeente-eigendam voor zijn wo
ning. En" deze eenvoudige, trouwe en werk-
zame man was mij daardoor juist een les.
Hij heeft mij laten zien, dat het toch kan:
eerst ook eigen huis verzorgen, en dat ook
de groote en goede zorg voor eigen bezit
niet en nooit behoeft uit te sluiten de ver-
zorging van de bezitti.ngen oolk der „ge-
meenschap".
Wij moeten beginnen te Jeruzalem. Dit
woord kan en mag natuurlijk ook zoo ge-
lezen worden, dat men dan klemtoon legt
op het werkwoord: beginnen. Wie te Jeru
zalem ibegint, behoeft zich daarom niet
voorgoed tot Jeruzalem te beperken. Wie
eerst an allermeest oog heeft voor de noo-
den van eigen kring en huis, zal zioh ook
op den duur niet met dit kleine terrein te
vreden stellen. Daar komt vanzelf een tijd,
waarop men verder mag gaan. Die tijd,
dat oogenbliik laat zich wel gevoelen. Als
men maar niet overhaast en vooral miet
dwingt. Rustig de dingen en de toestanden
laten groeien, dat is de leer van den hemel-
schen Meester, die hij in al zijn wonder-
schoone en zoo treffend rustige gelijkenis-
sen over het ,,'koniinkrijk der hemelen" heeft
neergelegd. Er komt een tijd van overver-
zadiiging. Er komt een tijd, dat Jeruzalem
het weet, of ook: er iniet meer van wil weten.
Maar wie zich afwendt, en verder gaat,
moet zeker wel heel goed weten, dat hij zijn
uiterste best heeft gedaan. Natuurlijk, als
Jeruzalem het duidelijk toont of zegt, dat
het van onze diensten niet ianger meer „ge-
diend" is, dan is zeker het oogenblik wel
gekomen, waarop wij verder mogen gaan.
Wij mogen niet blijven opdringen. Maar
toch, nog eens: wij moeten wel heel zeker
weten, dat onze taak daar geeindigd is.
Dan mogen wij naar breeder terrein ons
begeven. Dan behoeven wij niet steeds, dus
te blijven in en bij den kleinen ikring. Dan
mogen wij de vleugels uitslaan, en wat meer
hooi op ons vork nemen. Maar dat wijst
zich dan vanzelf. Hoofdzaak is maar: dat
wij te Jeruzalem beginnen en ons zoo
lang mogelijk op Jeruzalem concentreeren.
Deze dingen gelden de door ons aan-
gehaalde voorbeelden toonden deze onze
oedoeiing reeds duidelijk aan op alle
ievenstenrein. Zij gelden in staat en kerk,
in maatschappij en huisgezin. Wij moeten
thuis beginnen. De eigen kring heeft de
eerste en de oudste rechten. Trouwens: als
nu ergens van een ,,roeping" gesproken
mag worden, dan zeker wel daar. En is dit
niet het heerlijkste: in het leven onze roe-
ping te zien en ornze roeping heel zeker te
weten? Dat geeft aan ons leven de beste
kracht. Dat alleen is in staat ons rustig te
maken en ons te doen volharden. Dat geeft
ons ook geduld bij teleurstellingen, als wij,
onder-alles-door, ons bewust zijn van dit
eene, dat wij onze roeping gehoor hebben
gegeven en onze roeping getrouw zijn ge
weest. Dan ligt ook tenslotte de verant
woordelijkheid niet bij ons, maar bij Hem,
die ons riep.
Bii de groote onrust en onzekerheid, die
een algemeen kenmerk is van de menschen
van onzen tijd, kan het van de allergrootste
beteekenis zijn: de menschen te leeren, hun
roeping te verstaan en op te volgen. En die
roeping gaat wis en zek^r langs dezen
wegBeginnen te Jeruzalem. Daar ligt de
eerste taak. Wie niet heel zeker weet, dat
hij elders wezen moet, die beginne en blijve
ditar. De bekende Dr. Johannes Muller
voerde eenige iaren geleden in zijn „Grune
Blatter" een briefwisseling met verschil-
lende lezers. Daar was ook 'n jong meisje
bii. dat hern had gevraagd, of Dr. Muller
met zijn wiidvertakte relales haar niet kon
helpen aan een of aj^lere betrekking.
„Wa-ht", schreef dit i/eisje, „ik kan
thuis niet met mijn vadcr .overweg; Moeder
irriteert mij en ik irriteer haar, enhet
hulshouden verveelt mij". Toen gaf deze
grooten menschenkenner haar een wijzen
raad. Hij antwoordde: „kind, ik wil wel
heel graag mijn best voor je doen. En het
zal mij ook ongetwijfeld wel lukken je er
gons aan een positie te helpen, maar dan
moeit ik eerst van drie dingen zeker zijn:
Dan moet je eerst erg-*eel van je vader
gaan houden; dan moet je ook met je
moeder overweg kunnen en nog beter: haar
bewonderen en achten; en dan zal je
huishouden een aangenaam werk moeten
vinden!" Dr. Muller had groot gelijk. De
eerste taak ligt thuis. De eerste taak ligt
vlak voor de hand. Wij moeten beginnen te
Jeruzalem.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Donderdag.
Bij den aanvang der Tweede Kamerzit-
ting hield de Voorzitter, Mr. Koolen, de
volgende rede naar aanleiding van het of-
ficieel bericht van het overlijden van Jhr.
Mr. A. F. de Savornin Lohman:
„Het past mij bij de lijkbaar van Jhr. Mr.
Alexander Frederik de Savornin Lohman
een woord van eerbiedige hulde te spreken
voor zijn arbeid in deze Kamer. Van 1879
tot 1921 met een tusschenpoos van 4 jaar,
maakte hij er deel van uit. Hij behoort tot
de mannen die hun stempel op haar werk-
zaamheden hebben gedrukt. Honderden
leden hebben elkander in de laatste 45 jaar
afgewisseld. Allen vonde^. hier Mr. Loh
man den aristocraat van gebgorte, van ka-
rakter en van beschaving. Hij kwam hier
geschoold in het rechterlijk ambt. Daar had
hij de werking der wetten van nabij gezien.
Haar deugden en tekortkomingen opge-
merkt; wat wonder, dat zijn fijne geest zich
verlustig.de bij het onderzoek in de afdeelin-
gen en dat hij de Kamer bij schier ieder be-
langrij'k onderwerp door de kracht van zijn
overtuiging dwong naar zijn inzichten te
luisterem
Hem kenmerkte wat de eigenschap is van
alle werkelijk groote staatslieden; vast-
staande in de beginselen, die hij na veel stu-
die en nadenken tot de zijne had gemaakt,
wist hij van geen wijken op het stuk der
groote lijnen in het staatsbeleid. Betrof het
echter ondergeschikte punten, dan was hij
bereid met anderen samen te gaan, hoe ver
deze somtijds ook van hem afstonden.
Bij het woord van afscheid, dat ik op 8
Februari 1921 hier gesproken heb, wensch-
te ik Jhr. Lohman toe een heerlijken levens-
avond, oiiiringd van familie en bekenden.
De levensavond is thans heen, opgenomen
in het eeuwige leven, waarvan hij de ver-
zekerdheid had. On® laat hij het voorbeeld
van zijn leven, pliohtgetrouw en onkreuk-
baar."
De Voorzitter van den Ministerraad Jhr.
Mr. Ruys de Beerenbrouck sprak daarna
als volgt:
,,Het afsterven van den heer Savornin
Lohman stemt ook de regeering tot groote
droefenis. Met hem is de laatste van het
driemanschap, Schaepman, Kuyper, de Sa
vornin Lohman, heengegaan. Drie geesten,
alle fijn besnaard, en met onderscheiden
gansch uiteenloopende gaven toegerust.
Was reeds het maclitige rede-talent der
beide eersten een eigenschap, die hen tot de
meest op den voorgrond tredende figuren
in deze vergadering stempelde, de heer De
Savornin Lohman heeft zich een niet min
der hooge positie weten te verwerven en
door tal van jaren heen behouden, ja ver-
sterkt.
Zijn geloofsbrief, weinig samengesteld
als hij was, hield in: karakter en scherp-
zinnigheid. Scherpzinnig was hij als slechts
weinigen. Als de slanke gestalte zich ver-
hief, om de kern eener kwestie bloot te leg-
gen, den indruk van een debat neer te leg-
gen, luisterdh een ieder, niet slechts uit eer-
bied, maar omdat men stellig wist veel te
hooren, dat niemand zoo helder had weten
voor te dragen. De indruk van zijn woord
was te sterker, gedragen als het werd door
den roep van zijn karakter, dat plooien noch
kreukels kende. Tot in hoogen ouderdom
kon hij toornen als een 20-jarige, wanneer
hij den staf brak over hetgeen zijn nobele
opvatting van eer en plicht geweld aandeed.
Lohman's toorn dwong eerbied af, omdat
een ieder gevoelde, dat hier slechts een edel
oprecht gemoed en geen gebrek aan zelfbe-
heersching de drijfveer was. Als geleerd en
diepzinnig denker heeft hij de wetenschap
verrijkt met wef.ken over staatkunde en
staatsrecht, die lang na zijn verscheiden het
nageslacht tot leering zullen strekken. Deze
man is thans uit ons midden gescheiden en
al past diep gevoelde erkentelijkheid jegens
God, die dit rijke leven zoo lang heeft ge-
soaard, met grooten weemoed herdenkt ook
de regeering het zware verlies, dat het va-
derland lijdt.
De aanwezige Kamerleden hoorden de
redevoerlngen staande aan.
Het debat over de koelie ordonnantie van
Mr. Van Blommestein wordt voortgezet.
Minister De Graaf acht de poenale sanc-
tie noodig, zoolang zich geen blijvende be-
volking heeft gevestigd. Zij is niet immo-
reel, maar biedt slechts waahborgen voor
het nakomen van contractueele verplichtin-
gen. De tegenwoordige toestanden kunnen
thans reeds den toets van kritiek doorstaan,
waar arbeidsinspectie voldoende is ver-
tegenwoordigd. Laakbare handelingen zul
len ook zonder poenale sanctie blijven be-
staan.
De Minister zegt toe, dat hij den gouver-
neur-generaal zal uitnoodigen eventueel
aan te nemen meerderheidsconclusies uit te
voeren. Zoo breed mogelijke herziening der
koelie-ordonnatie ligt in het voonnemen van
den gouverneur-generaal. Een permanente
studiecommissie voor Sumatra's Oostkust
zou kunnen worden benoemd.
De heer Scheurer (a.-r). verdedigt het
amendement om periodieke herziening om
de 5 jaar te doen plaats hebben, met de
bedoeling de poenale sanctie geleidelijk af
te schaffen.
Bij de replieken betodgt de heer Mar-
chant (v.-b.) dat aanvaarding der meer
derheidsconclusies een voortdurende prik-
kel voor de Indische regeering zal zijn om
zich naar de afschaffing van de poenale
sanctie te haasten.
A. F. DE SAVORNIN LOHMAN. f
J.l. Woensdag is te 's Gravenhage over-
leden onze bekende staatsman, de heer Jhr.
Mr. A. F. de Savornin Lohman. Alle bladen
zonder onderscheid van richting wijden aan
zijn verscheiden waandeerende artikelen.
Wij ontleenen aan de H. Crt. het volgende:
Wederom heeft de dood een onzer groot-
ste politieke figuren weggemaaid, Jhr. Mr.
A. F. de Savornin Lohman, een figuur, die
in de rijen der christ.-historischen zal blij
ven leven, ook al is hij gestorven, gelijk dat
een Thorbecke voor de liberalen, een Groen
van Prinsterer voor de anti-revolutionnai-
ren, en Schaapman voor de Roomsch-Katho-
lieken doet. Een figuur ook, zooals elke
waarlijk groote, die gezag had bij politiek-
andersdenkenden en joowel rechts als links
een algemeene sympathie genoot. Niet al
leen als Staatsman echter, ook als- Chris
ten ibezat Jhr. Mr. De Savornin Lohman een
naam, welke hem slechts benijd kan worden.
Jhr. Mr. Alexander Frederik de Savornin
Lohman den 29n Mei 1837 te Groningen
geboren, promoveerde aldaar in de rechten
op 11 Maart 1861 en werd 19 December
1862 benoemd tot rechter in de reohtbank
te Appingedam. Den lsten September ging
hij als rechter naar 's Hertogenlbosch, waar
hij 22 October 1872 werd benoemd tot
raadsheer in het provinciaal gerechtshof in
Noord-Brabant, uit welke betrekking hij op
zijn verzoek den 24sten Februari 1884 ont-
slag verkreeg.
In 1879 voor het toenmalig district Goes
tot lid van de Tweede Kamer gekozen, zag
hij zijn mandaat telkens hernieuwd, totdat
hij 17 Februari 1890 tot Minister van Bin-
nenlandsche Zaken benoemd werd.
Na aftreding van het kabinet-Mackay. in
1891, werd hij den 8sten Juni 1892 tot lid
van de Eerste Kamer gekozen, welke func-
tie hij tot 1 Februari 1894 reeds weder
neerlegde, daar het district Goes hem op-
nieuw naar de Tweede Kamer afvaardigde,
als opvolger van den inmiddels overleden
Mr. Keuchenius. Ook in 1897, 1901, 1905,
1909 en 1913 (de laatste maal onder het
districts-stelsel, toen Mr. Lohman het
slechts met een kleine meerderheid kon
halen) werd zijn mandaat door de kiezers
van Goes hernieuwd.
Den 17den November 1883 werd Jhr. Mr.
de Savornin Lohman benoemd tot hoog-
leeraar aan de Vrije Universiteit te Amster
dam, welke betrekking hij van dien 'tijd af
tot aan zijn benoeming tot Minister (1890)
en verwolgens van October 1891 tot October
1896 heeft bekleed.
De heer Lohman was, gelijk bekend mag
worden verondersteld, een krachtig en on-
vermoeid strijder voor het bijzonder onder-
wijs. En 'het spreekt ook vanzelf, dat hij
niet alleen met het woord, doch eveneens in
geschrift bij herhaling zijn politieke over
tuiging verdedigde. Talrij.k zijn de brochu
res en geschriften, van zijn hand versche-
nen, zooals: ,,De vrije school", „De school
waaraan de natie gehecht is", De Staats-
school en de Roomsche Kerk", ,,Partij of
beginsel", „Hereeniging", enz. Als zijn
standaardwerk mag beschouwd worden
.Onze Oonstitutie". dat in 1891 't licht zag.
Jaren lang is Mr. De Savornin Lohman ook
hoofd-redacteur geweest van het offioieele
orgaan der christelijk-historische partij ,,De
Nederlander".
Toen de heer Lohman 8 Februari 1920. na
bijna veertig jaar lid van de Tweede Kamer
geweest te zijn, uit dit college zich terug-
trok, heeft president Koolen de vraag ge-
steld, of de christelijk-historische Staats
man, -die jaren lang voor de vrije school
heeft geiiverd, met de totstandkoming der
Lager Onderwijswet zijn staatkundig leven
bekroond achtte. Het bleek inderdaad wel
zoo te wezen. Want de vrije school, die hij
zoozeer begeerde, was toen verkregen
al was, naar anderer meening, al lang het
..mooie" van den schoolstrijd af, zoodra de
biizondere school geld verkreeg uit de
Staatskas.
Wellicht heeft hij, al bleef dat voor de
groote massa verborgen, voor de verwezen-
liiking van dat ideaal meer gedaan dan de
man. die langen tiid zijn medestrijder was.
Dr. A. Kuyper. Deze was als organisator
INGEZONDEN MEDeDEELING.
stellig de meerdere van Lohman; als wei
nigen wist hij zijn volgelin.gen te bezielen.
Maar Lohman, hoe he'ftig ook bijwijlen,
miste de eigenschap, om andersdenkenden
te verbitteren. Scherp kon hij zijn, tot op
zijn ouden dag; toch werd hij ook dtoor zijn
politieke tegenstanders geeerd en gewaar-
deerd om Zijn gave eerlijkheid, zijn oprechte
overtuiging, die alleen rekende met wat hij
recht achtte, waaraan het belang onderge-
schikt werd gemaakt.
Lohman was een arristocraat van huis
uit, in manier van zijn en in richting van
denken, een heer in den besten zin des
woords. Kuyper was meer de man van
grove kracht, voor wiens gezag alles bui-
gen moest, bij wien het belang der partij
uitstak boven alles, die doorzette als hij
eenmaal een doel had gekozen, die op zij
stiet alles en alien, die hem traden in den
weg.
Een herinnering
In veler geheugen ligt nog de grootsche
huldiging, welke Mr. Lohman 29 Mei
1917 in ,.De twee Steden". ten deel viel bij
het bereiken van zijn taahtigsten geboorte-
dag. Ook ons blad wijdde toen waardee-
rende woorden aan den grijzen Staatsman.
Om den thans ontslapene in het kort te
karakteriseeren, willen wij uit dit artikel de
volgende passages overnemen:
„Het Tweede Kamerlid de Savornin Loh
man viert heden zijn tachtigsten verjaar-
dag.
Er is in de kringen van het parlement
misschien geen figuur, voor wie zoo alge
meen bewondering en waardeering wordt
gevoeld als voor den grijzen afgevaardig-
de van Goes.
Bewonderingvoor de zeldzame werk-
kracht en den grooten ijver van dezen oude
van dagen, die zijn functie van Kamerlid
opvat met een nauwgezetheid en 'n pliohts-
getnouwheid, waaraan velen zijner collega's
een voorbeeld kunnen nemen. De heer Loh
man moet wel een ijzeren gestel bezit-
ten, om op zijn eerbiedwaardigen leeftijd
nog zulk een werkzaam aandeel te kunnen
nemen in de prineipieele potitiek, in het
praktische werk van de Kamer, die in dezen
tijd zulk een stoeren, stagen, vermoeienden,
afmattenden arbeid te leveren heeft. Als
men wat in den laatsten tijd nogal eens
geschiedt dreigde, te veel van haar
krachten te vergen, stond de heer Lohman
op de bres om daartegen- te protesteeren.
Hij werd hiertoe gedreven juist door zijre
conscientieusheid, die maakt, dat hij ziclb
thuis grondig en degelijk voorbereidt op de
openbare behandeling der dikwijls ingewik-
kelde wetsontwerpen. Om de dingen „met
een FransChen slag" af te doendaar is
de man niet naar. Diezelfde concientieus-
heid heeft metzijn temperament hem
eenigen tijd geleden zelfs er toe gebracht,
te staken; tegen een al te veelvuldig ver-
gaderen had hij zich verzet en toen het toch
werd doorgevoerd, verscheen hij niet in de
Kamer. Dit laatste was demonstratief; de
heer Lohman is overigens een der trouwste
opkomers, en aan het euvel van het absen-
tei'sme heeft hij in de laatste plaats
schuld.
Wat zijn invloed op de prineipieele poli-
tiek betreft, de thans tachtigjarige is een
man van sterke trouw aan zijn beginsel. De
bekostiging van het bijzonder onderwijs
door den Staat was een zijner levensdoel-
einden, en hij heeft daarvoor gestreden met
al de telle kracht, die in hem was, met al
zijn jong-bruisende drift, met al zijn vlarn-
mende passie voor wat hij goed acht en
rechtvaardig. Dit belangrijke doel, dat hij.
zich gesteld had, ziet hij thans bereikt
een voorrecht, dat bij lange »iet alien den-
kers en daders te beurt valt.
Doch hoe hoog het vuur zijner overtuiging
in hem oplaaide, meermalen heeft hij ge-
toond de verdraagzaamheid te willen be-
trachten. Wanneer de eischen ziiner geest-
verwanten onredelijk werden, zette hij de
rem van het praktische beleid in werking
en legde er Ib.v. den nadruk op, dat hij vol-
strekt niiet voor elke plaats een bijzondere
miadelbare school wenscht, wanneer daar-
aan geen behoefte bestaat.
's Heeren Lohman beginselen strooken
niet meer met den geest van dezen tijd en hij
zal zich aan de ontwikkeling der moderne
Staatkundige en maatschappelijke instellir-
gen, aan de vordering der sociale gedachte
hebben onderworpen, meermalen uitsluitend
omdat de noodzakelijkheid het gebood. Dit
echter maakt de algemeene waardeering
voor zijn persoon des te frappanter".
De begrafenis van het stoffelijk overschot
van Jhr. Mr. de Savornin Lohman zal Za-
terdag op Oud Eik en Duinen plaats heb
ben.
De nouwstoet vertrekt om half twaalf van
het sterfhuis in de Trompstraat.
De ontslapene heeft den uitdrukkelijken
wensch achtergelaten, dat geenbloernen
IIR
ISC HE
SfeflSMflfca