ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. No. 7618. Vrijdag 13 Juni 1924. 64e Jaargang. Begiiiiiende van ieruzalem. BINNENLANO. Schoonhoudster Converge van list Gemeentehuis. yw^nscRr najuupllik iserneprs ixrfE tfEEREmmi of fMESCHE SftAI - SH1BSTS KXjJLX). Burgemeester en Wethouders van TER NEUZEN roepen op Sollicitanten voor de op I September a. s. vacante komende betrekking van Schoonhoudster, tevens Congierge van het Gemeentehuis. Een ontwerp-instructie ligt ter Gemeer.te- Secretarie ter inzage. Sollicitatie inzenden bij Burgemeester en Wethouders v66r 2© dezer. Ter Neuzen, 13 Juni 1924. Burgemeester en Wethouders vootnoemd, 1. HU1ZINGA, Burgemeester. B. I. ZONNEVIJLLE, Secretaris. Een van de allerlaatste woorden van den Heiland der wereld vestigt onze aandacht op een maar al te veel veronachtzaamde leven&waariheid: wij beginnen niet giaag te Jeruzalem. Wij vegen liever voor de deur ^van een ander dan op ons eigen stoep. .Wij zien eer den splinter in het oog van onzen broeder, en zijn druk in de weer am dien er uit te doen, dan dat wij den splinter zouden bemerken in ons eigen oog, en oak maar de minste rnoeite zouden aanwenden om dien te verwijderen. Wij willen niet wachten, wij forceeren en overhaasten liever, dan dat wij het oogenblik geduidig zouden afwachten, als de tijd daar en de oogst rijp is. Het is ook zooveel interessanter om bij vreemden te werken en op ander terrein, in de vreem- de verte. En zoo versloffen wij niet zelden eigen werk en eigen omgeving ter wide en ten gunste van den zooveel „eervollerar- beid aan vreemden. Deze dagen hoorde ik van iemand, die op bezoek was geweest bij een niet onbekwaam meubelmaker. De man had een goed be- klante zaak, die zelfs in deze dagen nog winst afwierp, en dat wil wat zeggen .Maar het was hem opgevallen: toen hij bij deze menschen op bezoek kwam, waar in het begin alleen de vrouw hem ontving, was hij op een makkelijke stoel toegeloopen, om daarin te gaan zitten, doch word hem door de vrouw des huizes op smeekenden toon toegevoegd,,Neen, ga u als't u blieft daai niet zitten, want die stoel Iheeft, eerlijk ge- zegd, eigenlijk maar drie pooten!" Merk- waardig: hier kwam men nu aan huis bij een vakman, die het werk verstond en die voor geen enkel karwei terugdeinsde, en zie, toch had deze man er geen moment voor over, om in eigen huis zijn eemvoudig meu- bilair bruik'baar te houden! Dit brengt sohrijver dezes een ander voor- beeld te biinnen, dat niet minder treffend is. Op het dorp, waar wij vroeger woonden, was ook een zeer ijverig dokter. (De dok- ters waren daar trouwens allebei ijverig, omdater twee waren!) In dat gezin werd er echter begrijpelijkerwijze over ge- klaagd, dat de „man en vader" wel heel goed zorgde voor zijn patienten, bij dag en bij nacht, het was hem no'oit te veel, en het was hem nooit te ver, en het was hem haast nooit te vaak maar, als er bij zijn eigen vrouw of kinderen iets mankeerde, en als die klaagden over pijn hier of 'n „naar ge- voel" daar, dan nam hij daarvan zop goed als geen notitie. En nu begrijpen wij best, dat een menseh zijn aandacht met over alles en iedereen kan verdeelen, en willen wij obk wel toegeven, dat verdeelde aandacht vaak heelemaal geen aandacht heeten mag, maar toch: Deze brave en vlijtige man had, ge- looven wij, beter gedaan om zijn arbeids- kracht in zoover te concentreeren, dat hij niet alleen. aan vreemden bezig was. Ook de zijnen hadden recht, en veel recht zelfs op zijn zorg. Hoe vaak hoort men niet de klaoht, dat heel veel menschen juist voor en in eigen kring oruiitstaanbare menschen zijn, terwijl zij zich tegenover vreemden allerbeminne- lijkst weten voor te doen. Zie, dan liggen die „kleine vossen", waanover mevrouw Beedher Stowe zoo'n mooi boekje heeft ge- schreven, niet op de loer, die kleine vossen, die den wijngaard bederven", en dan kan men zidh zoo gemakkelijk „op zijn Zon- dagsoh" laten zien. Het is dan zoo aange- naam, dat men ons weinig kent; wij kunnen zoo gemakkelijk onze mooie en vooral scboon-klinkende „beginselen" ventileeren; wij hebben dan alle gelegenheid om alleen beginiselen te verkondigen, en kunnen bij de „toepassing" niet op heeterdaad worden betrapt op allerlei minder gelukkige daden of feiten. Maar „Jeruzalem" vraagt van ons trouw in het kleine en een staag ons best en on zen plicht doen iederen-dag-weer. „Jeru- zalem" weet meer van ons dan de groote menigte in de verre plaatsen, Jeruzalem kent ons nog van vroeger, en gaat ons na en controleert ons. En geoontnoleerd willen de meeste menschen liever niet worden. Zij willen het zelf beslissen, wanneer zij zich en hun werk eens willen vertoonen, zij wil len daar geheel vrij in blijven. En toch: Er is in een geregelde controle ook weer een element, dat de meeste menschen maar moeilijk kunnen missen, en dat ook weer in staat is 'n zekere voldoening o.n$ te geven. Wie ziich laat controleeren en dan goed- keuring ontvangt, is van de verdere verant woordelijkheid ontheven. Men is dan, zoo- als men het bij administraties zoo kenschet- send noemt: „gedechargeerd"; men is van den last en van de zware verantwoording af. Menschen, die in onze dagen zoo mak- kelijk en klakkeloos ijveren voor „mede- zeggensdhap in het bedrijf", mochten toch ook wel eens wat naarstiger ibedenken, wat het zeggen wil: altijd, dag-in-dag-uit de verantwoordelijkheid te moeten dragen, en j hoe makkelijk het is om, als de poort van de fabriek of de dear vac werkiplaats of kantoor achter ons dicht valt, a//e zorgen en alle verdere verantwoordelijkheid daar te mogen laten. Wij gelooven, dat dit door heel veel menschen veel te weinig in het oog wordt gehouden. Het is zoo gemakkelijk om op een meeting of bij een of andere mo- t>ie een dik woord los te laten over de schoonheid en wenschelijkheid van het medezeggenschap; wie maar eens, al was het in nog maar zoo'n kleine zaakj de ver antwoordelijkheid heeft moeten dragen, zal wel wat zaohter spreken en wat schnoom- valliger zijn bij het uitbrengen van zijn stem in die riohting. Maar ter zake: Toch is het een voorrecht om gecontroleerd te worden. Het lijkt dan misschien een moeieliikheid om te Jeruza lem te beginnen, en wij ontkennen geen oogenblik, dat er zeer groote bezwaren aan verbonden zijn daar staat tegenover al deze moeilijklheden toch ook vooral dit eene treffelijke voorrecht: dan men van-huis-uit begint, en dat men, als het hier „aanslaat" en „insiaat", toch ook zeker weet, dat de indruk edht en dus blijvend zal zijn. We hebben in onze buurt hier in de stad een „huis- en decoratieschilder" wonen, die een gunstige uitzondering maakt op den al- gemeenen .regel, dat de meeste menschen liever niiet bij Jeruzalem beginnen. Ook deze man heeft het heel druk, en hij stelt zich er niet tevreden mee om knechts aan het werk te zetten en voor zich te laten arbeiden, neen, hij werkt zelf ook dapper mee. Hij is er het eerste bij enhij gaat het laatst van alien naar huis. Maar hij heeft ook zijn eigen huis wel verzorgd. Het is een lust, zooals de verf er uitziet buiten en bin- nen zijn waning. En hij is in1 zijn ijver haast wat te ver gegaan. Hij heeft niet alleen zijn eigen woning keurig in orde gemaakt, neen, hij heeft zijn zorgende en versierende han- den ook uitgestrekt over een lantaarnpaal, die voor zijn woning op straat staat, ge- meente-eigendom dus! Die heeft oak 'n streekje gekregen. Deze man heeft niet in de eerste plaats gevraagd, zooals zoo velen hegenwoordig schijnen te redeneeren: met hoe weinig inspanning of werk hij toe-kon. Hij heeft zelfs zijn goede zorgen uitge strekt tot gemeente-eigendam voor zijn wo ning. En" deze eenvoudige, trouwe en werk- zame man was mij daardoor juist een les. Hij heeft mij laten zien, dat het toch kan: eerst ook eigen huis verzorgen, en dat ook de groote en goede zorg voor eigen bezit niet en nooit behoeft uit te sluiten de ver- zorging van de bezitti.ngen oolk der „ge- meenschap". Wij moeten beginnen te Jeruzalem. Dit woord kan en mag natuurlijk ook zoo ge- lezen worden, dat men dan klemtoon legt op het werkwoord: beginnen. Wie te Jeru zalem ibegint, behoeft zich daarom niet voorgoed tot Jeruzalem te beperken. Wie eerst an allermeest oog heeft voor de noo- den van eigen kring en huis, zal zioh ook op den duur niet met dit kleine terrein te vreden stellen. Daar komt vanzelf een tijd, waarop men verder mag gaan. Die tijd, dat oogenbliik laat zich wel gevoelen. Als men maar niet overhaast en vooral miet dwingt. Rustig de dingen en de toestanden laten groeien, dat is de leer van den hemel- schen Meester, die hij in al zijn wonder- schoone en zoo treffend rustige gelijkenis- sen over het ,,'koniinkrijk der hemelen" heeft neergelegd. Er komt een tijd van overver- zadiiging. Er komt een tijd, dat Jeruzalem het weet, of ook: er iniet meer van wil weten. Maar wie zich afwendt, en verder gaat, moet zeker wel heel goed weten, dat hij zijn uiterste best heeft gedaan. Natuurlijk, als Jeruzalem het duidelijk toont of zegt, dat het van onze diensten niet ianger meer „ge- diend" is, dan is zeker het oogenblik wel gekomen, waarop wij verder mogen gaan. Wij mogen niet blijven opdringen. Maar toch, nog eens: wij moeten wel heel zeker weten, dat onze taak daar geeindigd is. Dan mogen wij naar breeder terrein ons begeven. Dan behoeven wij niet steeds, dus te blijven in en bij den kleinen ikring. Dan mogen wij de vleugels uitslaan, en wat meer hooi op ons vork nemen. Maar dat wijst zich dan vanzelf. Hoofdzaak is maar: dat wij te Jeruzalem beginnen en ons zoo lang mogelijk op Jeruzalem concentreeren. Deze dingen gelden de door ons aan- gehaalde voorbeelden toonden deze onze oedoeiing reeds duidelijk aan op alle ievenstenrein. Zij gelden in staat en kerk, in maatschappij en huisgezin. Wij moeten thuis beginnen. De eigen kring heeft de eerste en de oudste rechten. Trouwens: als nu ergens van een ,,roeping" gesproken mag worden, dan zeker wel daar. En is dit niet het heerlijkste: in het leven onze roe- ping te zien en ornze roeping heel zeker te weten? Dat geeft aan ons leven de beste kracht. Dat alleen is in staat ons rustig te maken en ons te doen volharden. Dat geeft ons ook geduld bij teleurstellingen, als wij, onder-alles-door, ons bewust zijn van dit eene, dat wij onze roeping gehoor hebben gegeven en onze roeping getrouw zijn ge weest. Dan ligt ook tenslotte de verant woordelijkheid niet bij ons, maar bij Hem, die ons riep. Bii de groote onrust en onzekerheid, die een algemeen kenmerk is van de menschen van onzen tijd, kan het van de allergrootste beteekenis zijn: de menschen te leeren, hun roeping te verstaan en op te volgen. En die roeping gaat wis en zek^r langs dezen wegBeginnen te Jeruzalem. Daar ligt de eerste taak. Wie niet heel zeker weet, dat hij elders wezen moet, die beginne en blijve ditar. De bekende Dr. Johannes Muller voerde eenige iaren geleden in zijn „Grune Blatter" een briefwisseling met verschil- lende lezers. Daar was ook 'n jong meisje bii. dat hern had gevraagd, of Dr. Muller met zijn wiidvertakte relales haar niet kon helpen aan een of aj^lere betrekking. „Wa-ht", schreef dit i/eisje, „ik kan thuis niet met mijn vadcr .overweg; Moeder irriteert mij en ik irriteer haar, enhet hulshouden verveelt mij". Toen gaf deze grooten menschenkenner haar een wijzen raad. Hij antwoordde: „kind, ik wil wel heel graag mijn best voor je doen. En het zal mij ook ongetwijfeld wel lukken je er gons aan een positie te helpen, maar dan moeit ik eerst van drie dingen zeker zijn: Dan moet je eerst erg-*eel van je vader gaan houden; dan moet je ook met je moeder overweg kunnen en nog beter: haar bewonderen en achten; en dan zal je huishouden een aangenaam werk moeten vinden!" Dr. Muller had groot gelijk. De eerste taak ligt thuis. De eerste taak ligt vlak voor de hand. Wij moeten beginnen te Jeruzalem. TWEEDE KAMER. Vergadering van Donderdag. Bij den aanvang der Tweede Kamerzit- ting hield de Voorzitter, Mr. Koolen, de volgende rede naar aanleiding van het of- ficieel bericht van het overlijden van Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lohman: „Het past mij bij de lijkbaar van Jhr. Mr. Alexander Frederik de Savornin Lohman een woord van eerbiedige hulde te spreken voor zijn arbeid in deze Kamer. Van 1879 tot 1921 met een tusschenpoos van 4 jaar, maakte hij er deel van uit. Hij behoort tot de mannen die hun stempel op haar werk- zaamheden hebben gedrukt. Honderden leden hebben elkander in de laatste 45 jaar afgewisseld. Allen vonde^. hier Mr. Loh man den aristocraat van gebgorte, van ka- rakter en van beschaving. Hij kwam hier geschoold in het rechterlijk ambt. Daar had hij de werking der wetten van nabij gezien. Haar deugden en tekortkomingen opge- merkt; wat wonder, dat zijn fijne geest zich verlustig.de bij het onderzoek in de afdeelin- gen en dat hij de Kamer bij schier ieder be- langrij'k onderwerp door de kracht van zijn overtuiging dwong naar zijn inzichten te luisterem Hem kenmerkte wat de eigenschap is van alle werkelijk groote staatslieden; vast- staande in de beginselen, die hij na veel stu- die en nadenken tot de zijne had gemaakt, wist hij van geen wijken op het stuk der groote lijnen in het staatsbeleid. Betrof het echter ondergeschikte punten, dan was hij bereid met anderen samen te gaan, hoe ver deze somtijds ook van hem afstonden. Bij het woord van afscheid, dat ik op 8 Februari 1921 hier gesproken heb, wensch- te ik Jhr. Lohman toe een heerlijken levens- avond, oiiiringd van familie en bekenden. De levensavond is thans heen, opgenomen in het eeuwige leven, waarvan hij de ver- zekerdheid had. On® laat hij het voorbeeld van zijn leven, pliohtgetrouw en onkreuk- baar." De Voorzitter van den Ministerraad Jhr. Mr. Ruys de Beerenbrouck sprak daarna als volgt: ,,Het afsterven van den heer Savornin Lohman stemt ook de regeering tot groote droefenis. Met hem is de laatste van het driemanschap, Schaepman, Kuyper, de Sa vornin Lohman, heengegaan. Drie geesten, alle fijn besnaard, en met onderscheiden gansch uiteenloopende gaven toegerust. Was reeds het maclitige rede-talent der beide eersten een eigenschap, die hen tot de meest op den voorgrond tredende figuren in deze vergadering stempelde, de heer De Savornin Lohman heeft zich een niet min der hooge positie weten te verwerven en door tal van jaren heen behouden, ja ver- sterkt. Zijn geloofsbrief, weinig samengesteld als hij was, hield in: karakter en scherp- zinnigheid. Scherpzinnig was hij als slechts weinigen. Als de slanke gestalte zich ver- hief, om de kern eener kwestie bloot te leg- gen, den indruk van een debat neer te leg- gen, luisterdh een ieder, niet slechts uit eer- bied, maar omdat men stellig wist veel te hooren, dat niemand zoo helder had weten voor te dragen. De indruk van zijn woord was te sterker, gedragen als het werd door den roep van zijn karakter, dat plooien noch kreukels kende. Tot in hoogen ouderdom kon hij toornen als een 20-jarige, wanneer hij den staf brak over hetgeen zijn nobele opvatting van eer en plicht geweld aandeed. Lohman's toorn dwong eerbied af, omdat een ieder gevoelde, dat hier slechts een edel oprecht gemoed en geen gebrek aan zelfbe- heersching de drijfveer was. Als geleerd en diepzinnig denker heeft hij de wetenschap verrijkt met wef.ken over staatkunde en staatsrecht, die lang na zijn verscheiden het nageslacht tot leering zullen strekken. Deze man is thans uit ons midden gescheiden en al past diep gevoelde erkentelijkheid jegens God, die dit rijke leven zoo lang heeft ge- soaard, met grooten weemoed herdenkt ook de regeering het zware verlies, dat het va- derland lijdt. De aanwezige Kamerleden hoorden de redevoerlngen staande aan. Het debat over de koelie ordonnantie van Mr. Van Blommestein wordt voortgezet. Minister De Graaf acht de poenale sanc- tie noodig, zoolang zich geen blijvende be- volking heeft gevestigd. Zij is niet immo- reel, maar biedt slechts waahborgen voor het nakomen van contractueele verplichtin- gen. De tegenwoordige toestanden kunnen thans reeds den toets van kritiek doorstaan, waar arbeidsinspectie voldoende is ver- tegenwoordigd. Laakbare handelingen zul len ook zonder poenale sanctie blijven be- staan. De Minister zegt toe, dat hij den gouver- neur-generaal zal uitnoodigen eventueel aan te nemen meerderheidsconclusies uit te voeren. Zoo breed mogelijke herziening der koelie-ordonnatie ligt in het voonnemen van den gouverneur-generaal. Een permanente studiecommissie voor Sumatra's Oostkust zou kunnen worden benoemd. De heer Scheurer (a.-r). verdedigt het amendement om periodieke herziening om de 5 jaar te doen plaats hebben, met de bedoeling de poenale sanctie geleidelijk af te schaffen. Bij de replieken betodgt de heer Mar- chant (v.-b.) dat aanvaarding der meer derheidsconclusies een voortdurende prik- kel voor de Indische regeering zal zijn om zich naar de afschaffing van de poenale sanctie te haasten. A. F. DE SAVORNIN LOHMAN. f J.l. Woensdag is te 's Gravenhage over- leden onze bekende staatsman, de heer Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lohman. Alle bladen zonder onderscheid van richting wijden aan zijn verscheiden waandeerende artikelen. Wij ontleenen aan de H. Crt. het volgende: Wederom heeft de dood een onzer groot- ste politieke figuren weggemaaid, Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lohman, een figuur, die in de rijen der christ.-historischen zal blij ven leven, ook al is hij gestorven, gelijk dat een Thorbecke voor de liberalen, een Groen van Prinsterer voor de anti-revolutionnai- ren, en Schaapman voor de Roomsch-Katho- lieken doet. Een figuur ook, zooals elke waarlijk groote, die gezag had bij politiek- andersdenkenden en joowel rechts als links een algemeene sympathie genoot. Niet al leen als Staatsman echter, ook als- Chris ten ibezat Jhr. Mr. De Savornin Lohman een naam, welke hem slechts benijd kan worden. Jhr. Mr. Alexander Frederik de Savornin Lohman den 29n Mei 1837 te Groningen geboren, promoveerde aldaar in de rechten op 11 Maart 1861 en werd 19 December 1862 benoemd tot rechter in de reohtbank te Appingedam. Den lsten September ging hij als rechter naar 's Hertogenlbosch, waar hij 22 October 1872 werd benoemd tot raadsheer in het provinciaal gerechtshof in Noord-Brabant, uit welke betrekking hij op zijn verzoek den 24sten Februari 1884 ont- slag verkreeg. In 1879 voor het toenmalig district Goes tot lid van de Tweede Kamer gekozen, zag hij zijn mandaat telkens hernieuwd, totdat hij 17 Februari 1890 tot Minister van Bin- nenlandsche Zaken benoemd werd. Na aftreding van het kabinet-Mackay. in 1891, werd hij den 8sten Juni 1892 tot lid van de Eerste Kamer gekozen, welke func- tie hij tot 1 Februari 1894 reeds weder neerlegde, daar het district Goes hem op- nieuw naar de Tweede Kamer afvaardigde, als opvolger van den inmiddels overleden Mr. Keuchenius. Ook in 1897, 1901, 1905, 1909 en 1913 (de laatste maal onder het districts-stelsel, toen Mr. Lohman het slechts met een kleine meerderheid kon halen) werd zijn mandaat door de kiezers van Goes hernieuwd. Den 17den November 1883 werd Jhr. Mr. de Savornin Lohman benoemd tot hoog- leeraar aan de Vrije Universiteit te Amster dam, welke betrekking hij van dien 'tijd af tot aan zijn benoeming tot Minister (1890) en verwolgens van October 1891 tot October 1896 heeft bekleed. De heer Lohman was, gelijk bekend mag worden verondersteld, een krachtig en on- vermoeid strijder voor het bijzonder onder- wijs. En 'het spreekt ook vanzelf, dat hij niet alleen met het woord, doch eveneens in geschrift bij herhaling zijn politieke over tuiging verdedigde. Talrij.k zijn de brochu res en geschriften, van zijn hand versche- nen, zooals: ,,De vrije school", „De school waaraan de natie gehecht is", De Staats- school en de Roomsche Kerk", ,,Partij of beginsel", „Hereeniging", enz. Als zijn standaardwerk mag beschouwd worden .Onze Oonstitutie". dat in 1891 't licht zag. Jaren lang is Mr. De Savornin Lohman ook hoofd-redacteur geweest van het offioieele orgaan der christelijk-historische partij ,,De Nederlander". Toen de heer Lohman 8 Februari 1920. na bijna veertig jaar lid van de Tweede Kamer geweest te zijn, uit dit college zich terug- trok, heeft president Koolen de vraag ge- steld, of de christelijk-historische Staats man, -die jaren lang voor de vrije school heeft geiiverd, met de totstandkoming der Lager Onderwijswet zijn staatkundig leven bekroond achtte. Het bleek inderdaad wel zoo te wezen. Want de vrije school, die hij zoozeer begeerde, was toen verkregen al was, naar anderer meening, al lang het ..mooie" van den schoolstrijd af, zoodra de biizondere school geld verkreeg uit de Staatskas. Wellicht heeft hij, al bleef dat voor de groote massa verborgen, voor de verwezen- liiking van dat ideaal meer gedaan dan de man. die langen tiid zijn medestrijder was. Dr. A. Kuyper. Deze was als organisator INGEZONDEN MEDeDEELING. stellig de meerdere van Lohman; als wei nigen wist hij zijn volgelin.gen te bezielen. Maar Lohman, hoe he'ftig ook bijwijlen, miste de eigenschap, om andersdenkenden te verbitteren. Scherp kon hij zijn, tot op zijn ouden dag; toch werd hij ook dtoor zijn politieke tegenstanders geeerd en gewaar- deerd om Zijn gave eerlijkheid, zijn oprechte overtuiging, die alleen rekende met wat hij recht achtte, waaraan het belang onderge- schikt werd gemaakt. Lohman was een arristocraat van huis uit, in manier van zijn en in richting van denken, een heer in den besten zin des woords. Kuyper was meer de man van grove kracht, voor wiens gezag alles bui- gen moest, bij wien het belang der partij uitstak boven alles, die doorzette als hij eenmaal een doel had gekozen, die op zij stiet alles en alien, die hem traden in den weg. Een herinnering In veler geheugen ligt nog de grootsche huldiging, welke Mr. Lohman 29 Mei 1917 in ,.De twee Steden". ten deel viel bij het bereiken van zijn taahtigsten geboorte- dag. Ook ons blad wijdde toen waardee- rende woorden aan den grijzen Staatsman. Om den thans ontslapene in het kort te karakteriseeren, willen wij uit dit artikel de volgende passages overnemen: „Het Tweede Kamerlid de Savornin Loh man viert heden zijn tachtigsten verjaar- dag. Er is in de kringen van het parlement misschien geen figuur, voor wie zoo alge meen bewondering en waardeering wordt gevoeld als voor den grijzen afgevaardig- de van Goes. Bewonderingvoor de zeldzame werk- kracht en den grooten ijver van dezen oude van dagen, die zijn functie van Kamerlid opvat met een nauwgezetheid en 'n pliohts- getnouwheid, waaraan velen zijner collega's een voorbeeld kunnen nemen. De heer Loh man moet wel een ijzeren gestel bezit- ten, om op zijn eerbiedwaardigen leeftijd nog zulk een werkzaam aandeel te kunnen nemen in de prineipieele potitiek, in het praktische werk van de Kamer, die in dezen tijd zulk een stoeren, stagen, vermoeienden, afmattenden arbeid te leveren heeft. Als men wat in den laatsten tijd nogal eens geschiedt dreigde, te veel van haar krachten te vergen, stond de heer Lohman op de bres om daartegen- te protesteeren. Hij werd hiertoe gedreven juist door zijre conscientieusheid, die maakt, dat hij ziclb thuis grondig en degelijk voorbereidt op de openbare behandeling der dikwijls ingewik- kelde wetsontwerpen. Om de dingen „met een FransChen slag" af te doendaar is de man niet naar. Diezelfde concientieus- heid heeft metzijn temperament hem eenigen tijd geleden zelfs er toe gebracht, te staken; tegen een al te veelvuldig ver- gaderen had hij zich verzet en toen het toch werd doorgevoerd, verscheen hij niet in de Kamer. Dit laatste was demonstratief; de heer Lohman is overigens een der trouwste opkomers, en aan het euvel van het absen- tei'sme heeft hij in de laatste plaats schuld. Wat zijn invloed op de prineipieele poli- tiek betreft, de thans tachtigjarige is een man van sterke trouw aan zijn beginsel. De bekostiging van het bijzonder onderwijs door den Staat was een zijner levensdoel- einden, en hij heeft daarvoor gestreden met al de telle kracht, die in hem was, met al zijn jong-bruisende drift, met al zijn vlarn- mende passie voor wat hij goed acht en rechtvaardig. Dit belangrijke doel, dat hij. zich gesteld had, ziet hij thans bereikt een voorrecht, dat bij lange »iet alien den- kers en daders te beurt valt. Doch hoe hoog het vuur zijner overtuiging in hem oplaaide, meermalen heeft hij ge- toond de verdraagzaamheid te willen be- trachten. Wanneer de eischen ziiner geest- verwanten onredelijk werden, zette hij de rem van het praktische beleid in werking en legde er Ib.v. den nadruk op, dat hij vol- strekt niiet voor elke plaats een bijzondere miadelbare school wenscht, wanneer daar- aan geen behoefte bestaat. 's Heeren Lohman beginselen strooken niet meer met den geest van dezen tijd en hij zal zich aan de ontwikkeling der moderne Staatkundige en maatschappelijke instellir- gen, aan de vordering der sociale gedachte hebben onderworpen, meermalen uitsluitend omdat de noodzakelijkheid het gebood. Dit echter maakt de algemeene waardeering voor zijn persoon des te frappanter". De begrafenis van het stoffelijk overschot van Jhr. Mr. de Savornin Lohman zal Za- terdag op Oud Eik en Duinen plaats heb ben. De nouwstoet vertrekt om half twaalf van het sterfhuis in de Trompstraat. De ontslapene heeft den uitdrukkelijken wensch achtergelaten, dat geenbloernen IIR ISC HE SfeflSMflfca

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1924 | | pagina 1