ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREH.
No. 7610.
Y ti dag 23 Mei 1924
64® JaargteiA-;
Gelrileeriing ad f 20.000.
Uit het hooga isooiden,
B gll&SXB BXj-A-P
Qemeente Zaamslag.
BINNENLAND.
en ^UescAe^i
BUITENLAN D.
Burgemeester en W ethouders der gemeente
ZAAMSLAG maken bekend, dat ingevolge
leeningsbesluit, in obligation ran 500,
rentende maximum 5l/2 °/ode inschrijving
is opengesteld tot en met 2 Juni, des
voormiddags ten 10 lire.
De storting moet geschieden voor of op
15 Juli a. s., in den voormiddag bij den
Gemeente-Ontvanger.
Het leeningsbesluit ligt ter Gemeente-
Secretarie ter inzage.
Zaamslag, den 19 Mei 1924.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
JOH. DE FEIJTER Pz Yoorzitter.
J. STOLK Lzn., Secretaris.
LXXV.
Onlangs handelend over de relativiteits-
theorie van Einstein rnaakte ik enkele op-
merkingeni over het licht en den afstand van
sterren. Laat mij hierover nog een en ander
vertellen, Wij weten, dat het licht noodig
heeft dri'ehonderdduizend kilometer per se-
conde om te worden gezien. De standaard-
meter voor sterren-afstanden is het „licht-
jaar", wat een afstand beteekent van 9 bil-
lioen 467 milliard kilometer. Een ster, die
dus 400 lidhtjaren van ons afstaat (de roode
ster Antares in het sterrenbeeld Schor-
pioen) staat dus meer dan 3700 billioen
K.M. van ons af (d. i. 37 met veertien rnul-
len er achter). Er zijn echter aan den hemel
nevelvlekken", waarvan de afstand gere-
kend wordt te zijn ongeveer een millioen
lichtjaren. Dat beteekent dus, dat op
't oogenblik, dat wij zulik een nevelvlek zien,
wordt ons oog getroffen door een licht-
straal, die een millioen jaar geleden wegge-
worpen werd in de onpeilbare diepte van
het heelal, zoodat allicht in werkelijkheid
thans die nevelvlek gecondenseerd is tot een
nieuw sterrenstelsel, dat echter zoo verre
verwijderd is, dat eerst een laat nageslacht
daarvan iets bemerken zal. Maar verre ach
ter die nevelvlekken zijn hoogstwaarschijn-
lijk weder andere sterrenhoopen, wier licht
te ver wegstaat om door ons oog te worden
opgevangen, zelfs wanneer wij de grootste
verrekijkers bezigen. Doch wie zal ons zeg
gen of ons eigen zonnestelsel het middel-
punt vomt van dit heelal? Dan krijgen wij
een uitgestrektheid naar alle zijden van 10
biljoen maal een millioen kilometer van-
waar het licht ons bereikt.
Hoeveel sterren zijn er nu wel? Met het
bloote oog zien wij ongeveer tweeduizend
sterren. Met behulp van de imstrumenten
onzer sterrenwachten kunnen thans reeds
twee -milliard sterren, die alle zonnen in
een zonnestelsel zijn, worden waargenomen.
Dat beteekent, dat rond ieder van die ster
ren of zonnen een groot aantal planeten
draaien, die wij echter niet kunnen zien, om-
dat deze geen eigen licht uitzenden.
Bij ons eigen zonnestelsel loopen rond de
zon onze aarde en enkele groote planeten
(Mercurius, Venus, Mars, Jupiter, Satur-
nus, Uranus en Neptunes), waarvan enke
le manen bezitten, terwijl er nog een groot
aantal kleine planeetjes ronddraaien, samen
wel een driehonderd. Maar onze zon is in-
derdaad een van de kleinste zonnen uit het
heelal. Dat beteekent, dat elk zonnestelsel,
waarvan de zon grooter is, zelf veel uitge-
strekter is, dus dat daaromheen waarschijn-
lijk veel grooter planeten dan onze aarde is
en. een veel grooter aantal kleine planeetjes
draaien. Wij mogen dus wel aannemen ge-
middeld 500 hemellichamen (planeten en
manen) per ster of zon. Zoo komen wij tot
een aantal van duizend milliard hemel
lichamen, behalve nog de nevelvlekken. En
dat alles is nog slechts een gedeelte van de
oneindige hemelruimte, n.l. dat deel, het-
welk eenigszjins voor onze optische instru-
menten bereikbaar is.
iviet behulp van die instrumenten is van
sommige sterren reeds de omvang en de
doorsnede berekend. Nu is de gemiddelde
doorsnede van onze aarde 12.742 kilometer.
Onze eigen zon is 109 maal zoo groot als
onze aarde. Maar de ster Betelgeuze (in
het sterrenbeeld Orion) heeft een 246 maal
grootere doorsnede dan onze zon en de ster
Antares een 474 maal grootere doorsnede.
Dat wil zeggen bij Betelgeuze een zon zoo
groot, dat Mercurius, Venus, de Aarde en
Mars, die op afstamden van 58, 108, 149 en
228 millioen kilometer van onze zon liggen,
geheel in die zon zouden zijn opgesloten.
Maar ook is de aantrekkingskracht van zulk
een reusachtige zon zoo groot en de hitte
ervan zoo hoog, dat de planeten, die zich
daarbij bevinden op veel grooter afstanden
moeten staan, als bij ons zonnestelsel het
geval is.
Welnu in dat ontzaglijk groot heelal
heerscht eenzelfde goddelijke natuurwet,
wat licht, zwaartekracht, draaiende bewe-
ging enzoovoorts betreft. A1 die sterren of
zonnen werpen op de bijbehoorende pla
neten licht en warmte. Hierdoor wordt op
onze eigen aarde een millioenenvoudig
leven van planten en dieren mogelijk. Op
onze aarde zijn levende wezens. Niemand
kan het zeggen of op die tot andere zonne-
stelsels behoorende planeten levende wezens
voorkomen, die dan ook wel van anderen
bouw kunnen zijn, maar wel mogen wij
zeggen, dat het alleszins mogelijk is, dat el
ders ook levende wezens zijn. Wij mogen
zeggen: dat is waarschijnlijk, want als er
vele milliarden planeten zijn, lijkt het toch
wat onwaarschijnlijk, als er slechts op een
enkele planeet, nl. onze aarde, levende we
zens zouden voorkomen. Zelfs valt geen
muschje ter aarde zonder den wil van onzen
hemelschen Vader. Als wij blijmoedig en
vertrouwvol gelooven in een goddelijke zorg
voor vele en vele millioenen menschen en
dieren op deze aarde, dan breiden wij het
uit tot het geloof: God zorgt voor levende
wezens op ontelbare planeten.
Tegenover dit heelal in het reusachtige
groote, staat het heelal in het onmeetbare
kleine. Tegenover de zon staat het atoom
en de molecuul, de kleine deeltjes, waaruit
alle elementen zijn opgebouwd. Volgens
een Amerikaansch geleerde bevat een ku-
bieke Engelsche duim lucht in onzen damp-
kring 43 trillioen moleculen (d. i. 43 met 18
nullen er achter). Luister naar wat de be-
roemde Fransche astronoom Camille Flam-
marion zegt:
Nog verbazingwekkender is het oneindig
kleine, dat ons de atomen der scheikundiga.
elementen vertoont als zonnestelsels in mi-
niatuur. Verbeeld u een „zon", zoo klein,
dat de doorsnede ervan niet meer bedraagt
dan een tienmillioenste centimeter. Stel u
dan voor, dat om dit cenfrale lichaam pla
neetjes wentelen van nog veel geringer af-
metingen. Dat zijn de „electrcnen" (eerst
sinds enkele jaren ontdekt), ongeveer een
biljoenste millimeter groot. En die elec
tronen draaien als een planeet rond hun
zon in een min of meer elliptische baan. Het
atoom „waterstof" telt slechts een electroon
rond zijn 'kern draaiend, maar het atoom
„uraniu,m" heeft 92 electronen, die elk in
een goed afgebakende loopbaan rond
draaien. A1 deze electronen zijn met fan-
tastische snelheden begaafd. De dichtst bij
de kern gelegene draaien er om been met
een vaart van 150.000 K.M. per sekonde.
Dat is de helft van de snelheid van het licht
en zulke bewegingen gaan ons bevattings-
vermogen verre te boven.
Maar al is dit zoo, met zekerheid kan
door proefnemingen door elk van onze
scheikundigen het bestaan en het rond
draaien van die electronen in de atomen
worden aangetoond Als nu een kutoieke En
gelsche duim lucht reeds 43 trillioen mole
culen bevat onze dampkring is enkele
duizenden meters dik rond deze aarde
dan wbrdt het aantal moleculen in onze
lucht eigenlijk al onberekenbaar groot.
Doch die milliarden zonnen en planeten zijn
eveneens uit dezelfde elementen opge
bouwd, d. i. met dezelfde moleculen, ato
men, electronen. Hier houdt alle mensche-
lijke berekening stil en komen wij tot het
onberekeoibare en onbegrijpbare. En wij
stamelen, dat slechts een enkele blik, in wat
die wereld van het reusachtig groote en het
onmeetbaar kleine ons onthult, ons een'god
delijke scheppingskracht openbaart, die te-
gelijk huiveringwekkend-mysterie en ver-
bijsterende majesteit is.
Nog iets anders: gij weet, dat onze aarde
in 24 uur ronddraaif om haar as, d. w. z.
in duizelingwekkende vaart. En daarbij
maken wij een tweede draaii'ng, n.l. in 365
dagen rond de zon. Maar er is nog een
derde draaii'ng, n.l. ons geheele zonnestelsel
vliegt door de heelal-ruimte met een snel
heid van 600 Kilometer per seconde. (Er
zijn nevelvlekken, die drie maal zoo snel
vliegen). Dus in drie bewegingen draaien
wij voortdurend snel in het rond. Toch be-
merkt men in zij-n, gewone leven niets van
die beweging. Die snelheid is niet te be-
speuren. Maar het is boven alien twijfel ver-
heven, dat wij die drie draaibewegingen on-
afgebroken maken. Proefondervindelijk kan
het worden aangetoond. Evenwel dit is
nog aantoonbaar. En het is best mogelijk,
dat er nog andere bewegingen en trillingen
zijn, die wij niet opmerken, omdat onze zin-
tuigen niet fijn genoeg zijn samengesteld
om het te kunnen bespeuren, terwijl het toch
allicht in de toekomst aan onze geleerden
gelukken zal zulke onbekende bewegingen
en trillingen te bewijzen en te berekenen.
Een voorbeeld: Reeds ongeveer het jaar
1870 was men in de wereld der natuurkun-
digen ervan theoretisch overtuigd, dat het
licht een soort electrische golf was, maar
praktisch kon men dat niet aantoonen of
bewijzen, omdat men nog geen electrische
golven kende. Eerst ongeveer dertig jaren
daarna vond men de methode tot uitzending
van zulke golven, wat het begin is geweest
van da uitvinding der draadlooze telegrafie
(ook: felefoon), die thans tot zulk een per-
fectie is gebracht, dat zij overal door dilet-
tanten tot op kleine dorpen wordt toege-
past. Maar eerst daarna is door den Neder-
landschen geleerde Zeeman (te Amsterdam)
het praktische bewijs geleverd (ihet zooge-
naamde Zeeman-verschijnsel). dat het licht
inderdaad een electrische golf of trilling is.
Hij heeft voor deze ontdekking de Nobel-
prijs gekregen. Dat beteekent, dat gedu-
rende meer dan een derde van een eeuw
theoretisch iets werd aangenomen, dat ten
slotte praktisch werd bewezen. Maar dat
zegt ons ook, dat het zeer goed mogelijk is,
dat bij voortgezet wetenschappelijk onder-
zoek en bij het samenstellen van nieuwe in
strumenten onze sterrekundigen misschien
ten slotte in staat zullen zijn te komen ach
ter geheimen uit de sterrenwereld, waarvan
wij thans nog geen vermoeden hebben.
Evenwel geloof ik toch, dat hetgeen deze
brief behelst, aan mijn lezers het besef zal
hebben gegeven, dat het wetenschappeliik
werk der sterrekundigen en der scheikundi
gen ons-een onthulling is van een onbegrijp
bare Almacht van den Schepper van hemel
en aarde, van zon en atoom. T. g. T.
EERSTE K4JMER.
Vergadering van Woensdag.
De heer Van Embden (y.-d.) critiseert het
beleid van Minister Van Karnebeek, die de
militaire factoren heeft versterkt en dringt
aan op het sluiten van afbitrage-verdragen
als aanvulling van het statuut van den
V olkenbond.
De heer De Jonge (s.-d.) bepleit de aan-
stelling van gezantschapsattache's voor
sociale aangelegenheden.
Volgens spreker heeft de Minister in de
memorie van antwonr geen bevredigend
antwoord gegeven op dPfvraag, waarom hij
in de diplomatie niet meer breedheid van
toon heeft betracht. Spreker wijst op de
bfiefwisseling tusschen MacDonald en
Poincare, welke een sfeer van vertrouwen
gesohapen heeft.
Vergadering van Donderdag.
Voortgezet wordt de behandeling van de
begrooting van binnenlandsche zaken. en
landbouw.
De heer De Vos van Steenwijk (c.-h.)
klaagt over het weglaten van adelijke titels
in het proces-verbaal van het centraal stem-
bureau.
De heer Rink (v.-b.) merkt hiertegenover
op, dat het stembureau slechts candidaten
heert vast te stellen niet hun namen.
De heer Van Emden (v.-d.) wenscht het
mogelijk te maken, dat de leden der Provin-
ciale S/taten, die niet ter vergadering kun
nen aanwezig zijn, hun stem schriftelijk uit-
brengen voor een Eerste Kamer-verkiezing.
De heer Slotemaker de Bruine (c.-h.) be-
treurt de vloekver'boden. Deze zijn in strijd
met de meeningsuiting.
De heer ldevnburg betoogt, dat die ver-
boden niet in strijd zijn met de wet of het
openbaar belang en dus niet vernietigd kun
nen worden.
De heer De Jonge (s.-d.) bepleit werk-
verruiming en werkverschaffing tegen nor-
maal geldende loonen.
De heer Rugge (s.-d.) is niet tevreden
met ons pachtstelsel en bepleit socialisatie
van den grond.
De heer Westerdijk (v.-d.) klaagt over de
groote kosten van verschillepde proef- en
controlestations.
Minister Ruys zal rekening houden met
wat de heeren De Vos van Steenwijk en Rink
hebben gezegd over het centraal stembu
reau. Hij steunt het betoog van den heer
De Jonge inzake het stellen van werkverrui-
ming boven steunverleening. De Minister
heeft geen bezwaar tegen het inwinnen van
het advies van de pachters-organisaties over
het rapport van de staatscommissie.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Woensdag.
Bij den aanvang van de vergadering
wordt gestemd over de amendementen en
sub-amendementen op het ontwerp tot wij-
ziging van de Motor- en Rijwielwet.
Het amendement-Van Sasse van IJsselt
wordt aangenomen met 44 tegen 30 stem-
men, nadat het gesub-amendeerd is door
aanneniing van het le, 5e en 6e sub-amen-
demen.t-Van Schaik. be andere sub-amen-
dementen-Van Schaik en het sub-amende-
ment-Van Voorst tot Voorst worden verwor-
pen. Het wetsontwerp zal in tweede lezing
worden behandeld.
De wijziging van de Merkenwet wordt
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Bij het wetsontwerp tot wijziging van het
wetlboek van strafrecht met betrekking tot
de uitlokking hebben de heer Kleerekoper
(s.-d.), mevrouw Bakker-Nort (v.-d.) en de
heer Dresselhuys (v.-b.) bezwaar tegen
strafbaarstelling van een mislukte uitlok
king, omdat de noodzakelijkheid daarvan
niet kan worden aangetoond.
De heer Van Sasse van IJsselt (r.-k.)
verdedigt de wijziging, omdat de tegen-
woordige toestand onhoudbaar is.
Minister Heemskerk verdedigt het ont
werp.
De Minister betoogt, dat de uitlokker
thans weinig risico loopt.jomdat hij bij mis-
lukking van de uitlokking niet strafbaar is.
Daarin moet worden voorzien.
Vergadering van Donderdag.
De Kamer behandelt verschillende con-
clusies, waaronder het verslag betreffende
het adres van den heer Wentink te Alkmaar
met verzoek om schadevergoeding voor in
beslag genomen zeep.
De heer Duijs (s.-d.) verdedigt de mee-
ning van de minderheid der commissie, die
schadevergoeding wil verleenen.
De heer De Wilde (a.-r.) wil geen scha
devergoeding verleenen.
De heer Oud (v.-d.) steunt den heer Duijs.
Na eenige discussie besluit de Kamer op
voorstel van den heer Van der Voort Van
Zijp (a.-r.) te schorsen de verdere beraad-
slagingen over de conclusie van het verslag
der commissie omtrent de inlichtingen op
ket adres van de Coop. Veevoederfabriek
Zeeland en West-Brabant te Goes, houden-
de verzoek om schadeloosstelling in ver-
band met een door die fabriek met den re-
geeringsadviseur voor veevoederbereiding
gesloten contract. De bedoeling van de
schorsing is, de Kamer alsnog inzage te
doen nemen van eenige regeeringsbeschei-
den betreffende deze aangelegenheid.
Minister Colijn, had de conclusie der
commissie, aan de fabriek f 104.000 uit te
keeren, bestreden.
HET EERSTE KAMERL1D IDENBURG.
De heer Idenburg heeft, na zijn langdurig
verblijf in het buitenland wegens gezond-
heidsredenen, Woensdag de vergadering
der Eerste Kamer voor het eerst weder bij-
gewoond.
HET KAMERL1D JUTEN.
Het Tweede Kamerlid, de heer juten,
woonde Woensdag, na een langdurige en
ernstige ongesteldheid, voor het eerst weer
de Kamervergadering bij.
DE STEUNVERLEENING AAN
WERKLOOZEN.
Verlaging van de leeftijdsgrens tot 65 jaar.
De Minister van Binnenlandsche Zaken
en Landbouw heeft naar de Tel. ver-
neemt onder dagteekening van 13 Mei
aan een aantal gemeentebesturen een circu-
laire gezonden betreffende de steunverlee
ning aan werkloozen, waarvan de aanhef
als volgt luidt:
,,'s Lands geldelijke toestand maakt in
afwachting van meer definitieve voorzie-
ning, dringend beperking van de gelden
de steunregeling noodig. Daar mij boven-
dien gebleken is, dat de steunregeling
meermalen niet juist wordt toegepast,
heb ikbesloten omtrent de uitvoering der
steunregeling een en ander nader uifeen
te zetten en de regeling op enkele punten
te wijzigen en aan te vullen."
In die nieuwe circulaire wordt er op ge-
wezen, dat de steunregeling te veel als al-
gemeene regeling wordt beschouwd, in
plaats van dat elk geval op zichzelf wordt
beoordeeld. De beginselen van een goede
steunverleening eischen, zegt de Minister,
dat ondersteuning slechts wordt verleend
aan hen, die zich het noodzakelijk levens-
onderhoud niet kunnen verschaffen en dat
slechts in zoo.danige mate steun wordt toe-
gekend als met het oog op de behoeften en
de omstandigheden van den ondersteunde
noodzakelijk moet worden geacht. Bij de
steunverleening aan de werkloozen blijkt
dus denzelfde maatstaf te moeten worden
aangelegd als bij de armenbedeeling (art.
28 en 29 der Armenwet).
De Minister vervolgt dan:
„Hieruit volgt, dat ook met de inkom-
sten van het betrokken gezin voor de
werkloosheid rekening moet worden ge-
houden, en indien die inkomsten daartoe
aanleiding geven moet een wachttijd wor
den vastgesteld, welken de werklooze
moet doormaken, alvorens hem steun
wordt toegekend.
V-erder mogen alleen worden onder-
steund valide arbeiders en moet voor on
dersteuning aan beroepswerkloozen wor
den gewaakt. Daarbij wordt op een mid-
del gewezen om te kunnen vaststellen,
wie als beroepswerkloozen moeten wor
den beschouwd. Diegenen, die verdacht
worden daartoe te behooren, moeten n.l.
worden geplaatst bij een werkverschaf
fing".
De leeftijdsgrens, waarbij nog steun
wordt verleend, is nu verlaagd van 69 tot
65 jaar. De aandacht wordt er op geves-
tigd, dat bij de vastsfelling van den steun
rekening moet worden gehouden met de
loonsdalingen, in het bedrijf, waartoe de
ondersteunden behooren. De uitkeeringen
mogen n.l. een zeker percentage van het
loon niet overschrijden.
Tot nu toe was bepaald, dat geen steun
mocht worden verleend aan hen, die weiger-
den werk te aanvaarden, waarvoor een be-
hoorlijk loon werd aangeboden.
De Minister heeft thans echter vastge
steld, dat de ondersteunden alle werk
moeten aanvaarden. Een gebiedende eisch
is, zegt de Minister, dat de werkloozen
trachten in de eerste plaats zelf in eigen
onderhoud te voorzien.
Vervolgens is in de circulaire opgenomen
de regeling, zooals die in overeenstemming
met het vorenstaande is gewijzigd en zijn
de voorwaarden weer opgenomen, waaron
der subsidie van rijkswege wordt toege
kend. Deze blijken dezelfde te zijn ge-
bleven.
Verder volgen de voorsohriften omtrent
de samenstelling der plaatselijke commissie
van steunverleening en de werkwijze van
deze.
Ten slotte wordt ter toeh'ohting het ver-
loop van de behandeling van de aanvragen
om steun nagegaan. Hierbii zijn nadere
voorscbriften gegeven in verband met het
plegen van fraude door de werkloozen. Naar
blijkt kon dikwijls geen strafvervolging te
gen een ondersteunde, die fraude had ge-
pleegd, worden ingesteld, omdat de bewijs-
stukken niet in orde waren. De Minister
heeft daarom bepaalde formulieren voorge-
schreven, waarvan in de circulaire modellen
zijn opgenomen.
EEN AMERIKAANSCHE MEENING
OVER DEN NEDERLANDSCHEN
HANDEL.
De New-Yorksche corresp. van de N. R.
Crt., schrijft d.d. 5 Mei:
De New-York Times van 4 Mei schrijft
o.a. het volgende over den Nederlandschen
handeL
Een scherpe concurrence is te verwachten
tusschen verschillende landen om den voor-
rang in den internationalen hc<ndel, wan
neer de toestanden weder geheel normaal
zullen zijn. Tot nog voor korten tijd bestond
in Amerika de meening, dat Engeland de
voornaanrnte mededinger was. Doch in de
laatste wcken is gebleken, dat Nederland
naar een van de eerste plaatsen onder de
concurrenten streeft. De uitgifte van
40.000.000 Nederlandsche obligaties op
de Amerikaansche markt is een kenmerk
voor dezen toestand. Deze leeninp werd
gesloten met het doel, behalve om dv_ schuld
te consolideeren, om een crediet te schep-
pen, waardoor de Nederlandsch-Ameri-
.KZUNDU VJK.DftfKKLUN
VERBODEN h
TEROOKEN
Uii9£M2derd NlEMEIJERJ
9ii£scfte Z&eZentiaai
PHI'
kaansche handel zou herleven. De bankiers
hier te lande hebben de overtuiging gekre
gen, dat Nederland tracht vasten voet te
krijgen op de wereldmarkten in een veel
grootere mate dan zij ooit heeft gehad.
Nederland heeft reeds veel gedaan in het
Verre Oosten; het heeft handel gedreven in
de Afrikaansche landen en sedert den oor-
log is de Nederlandsche handelsvlag gezien
in de zeeen rondom Zuid-Amerika. Het heeft
voorts bestaande moeilijkheden voor den
handel met Amerika uit den weg geruimd.
Met het opnemen van geld in Amerika is
Nederland van een eeuwenoud gebruik af-
geweken. Het stond altijd bekend als een
natie, die belangrijke credieten verleende.
Zijn handel was indertijd de voornaamste
van alle vreemde mededingers. De wereld-
oorlog wijzigde ook in Nederland de toe
standen, en het was slechts door de be-
moeii'ngen van Nederlandsche kooplieden
en bankiers, dat de handel uit den maal-
stroom bleef. Ofschoon zeer dicht bij het
centrum, waar de groote oorlog werd ge-
voerd, slaagde Nederland er desondanks in,
den grondslag te leggen voor een verdere
uitbreiding van den Nederlandschen over-
zeeschen handel. In Zuid-Amerika werden
nieuwe banken geopend en stoomvaartmaat-
schappijen werden gesteund.
De bekwaambeid der Nederlanders bleek
in de moeilijke tijden vlak na den oorlog.
De waarde van het geld van verscheidene
landen van Europa, wier handel voor een
deel van Nederland afhankelijk is, vermin-
derde zeer aanzlenlijk. Deze landen waren
niet in staat, hun waardeloos geworden pa-
pieren geld te gebruiken om hun aankoopen
op de buitenlandsche markt te doen. De Ne
derlandsche bankiers besloten betalingen
slechts te doen geschieden in guldens, pon-
den sterling of dollars. De papieren mark,
de roebel of kroon of eenige andere gelds-
waarde kwamen bij deze transacties niet in
aanmerking.
Bij zijne mededinging in den wereldhan-
del tegen de V. S. en Engeland ondervindt
Nederland echter een bezwaar. De totale
rijkdom van dit land bedraagt slechts
6.500.000.00(1. terwijl in de V. S. verleden
jaar alleen al S 12.000.000.000, bestaande
uit spaarpenningen, aan den algemeenen
riikdom werden toegevoegd".
DE TOESTAND.
Wij hebben er pas de aandacht op ge-
vestigd, schrijft de N. R. Crt.; dat Rusland
voor c-en 'bedrag van 722.500.000 pd. st.
bij Engeland in het krijt staat uit hoofde
van leCningen, tijdens en in verband met
den oorlog v©rstrekt, en als grootste schul-
denaar m«t die som de lijst van da En
gelsche vorderingen op oorlogsbondgenoo-
ten opent. Wij hebben daarbij tevens de
verwaciiting uitg©sproken dat, zoo de En-
gelsch-Russisch'e cont'ereniie te Londen tot
e^nig succes wil leiden, een van nare uN,
komsten zal zijn dat Sowje.i-Rusland van
elke terugbetafing van die schuljd „voor-
loopig" vrijgest«ld zou worden. Niet in
strijd met die verwacht'ing is het bericht
dat de Russische gevolmachtigden op de
Engelsch-Russische oonferentie thans Rus.
land's schulden van voor den oorlog aan
Britsche onderdanen hebben erkend '-ii de
voorwaarden hebben aangegeven, vvaarop
zij geicgvld kunn.n worden. Van die voor
waarden zou rnCn kunnen zeggen dat zij
het eeuwig-Russische karakter ciragen. <Jn-
worden door Let aangaan van teik«ns
nieuw® leeningen. Vooraf Fransche beleg-
gers verschaften in dien tijd dan het nieu
we geld, waaruit de betaiing vai. rente op
oude schulden verzekerd werd. Nu er
sprake is van een gedeeltehjke voldoening
van financieele verpfichtingen door de
Sowjet-iegei ring jegens Engelsche schuld-
houders zullen volgens de oude Russische
^metnode, ook Engelsche geldschieters de
fondsen ervoor moeten fourneeren.
Het officieele communique ovr de vol-
tallige vergadering van de confe.-entie zegr
er o.m. het volgende van: De Sowjet-dele-
gatie deelde mede, dat haar regeering erin
zou toestemmen, indien zij met den fcijstand
van de Britsche regeering, een leening op
langen termijn zou kunnep krijgen, een
ronde som af te zonderen om de schul
den van Rusland aan Britsche onderdanen
uit den tijd voor den oorlog te dckken.
Vorderingen in verband hiermee zouden
alleen in ove,'weging genomen worden voor
zoo ver het personen gold, die voor 12
Maart 1917 (den datum waarop de bolsje-
wiki de macht vermeesterden) Russische
bonds bezaten. Vorderingen van personen
die daarna actief deel hebben genomen
aan operaties tegen de Sowjetl-regeering
zouden niet erkend worden. Kleinere vor
deringen zouden den voorrang genieten.
.1 I