ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIE8LAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
Mo 7518.
63e Jaargang.
Woensdag 17 October 1923,
HIHDERWET.
BIMNENLAND.
FEU1LLET0N.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Vrijdag 12 October.
Interpellatie-T roelstra.
Aan ide prde is de voorfeetting van de in-
torpellatie-.Trcelstra.
De heer Trcelstra (S. D. A. P.) betcogt,
dat men gister langs elkaar heeft h< enge-
praat en dat hij eiger.lijk geen bepaaid ant-
woord van de Regeering heeft gekregen.
De voorzitter van den Minis'.erraad kan
nog zoo mooi praten, maar zijn heele hou-
ding wordt beheersc'nt door let sfa:dpunt,
niet mede le deelen wat in den Minister-
raad is geschied. De grondv.et eischt, dat
de Regeering moet antwoorden op vragen
door Kamerleden gedaan, mits zij niet in
strijd zijn met 's lands belang. Hiervan,
van in strijd zijn met 's lands
belang, is gee:n sprake. De Regeering heeft,
volgens spreker, haar constitutior.eelen
plicht geschonden.
Spreker zou wel eens gaarne willen we-
ten welke de gedachten van den gouver-
neur-generaal zijn omtrent het tijdstip van
invoering van de Vtootwet. Het spreekt
vanzelf, dat do gouverr.eur-generaal niet
tegen de Vlootwet is.
Komend tot de kostenberekening, oor-
deelt spreker dat de Regeering niet is
ingegaan op bepaalde punten, welke spre
ker gister heeft aangeroerd, welke wel
onder de kostenberekening mcesten valkn.
Een deskundige als van Rossum nteint
den financieelen opzet van het Vlootplan
een groote misleiding; de ramingen van
de steunpunten zijn \eel te laag, 'n 5-voud
van de genoemde getallen zou teter de kos-
ten weergeven.
De kosten voor marinewerven, enz. te
Priok zouden gebracht worden onder die
van een apart bedrijf. Maar zijn we daar-
mee van de kosten af?
De Regeering kan zich niet afmaken
van deze zaak. In haar antwoord op de
vraag betreffende de pressie door het bui-
tenland uitgeoefend, Iaat de Regeering bui-
ten beschouwing de urgentie van de Vloot
wet.
De spreker acht het van belang, inge-
licht te worden nopens haar uiting van
gister in verband met den Russlsch-Japan-
schen oorlog.
Wat bedoelt de Regeering er mee, als zij
zegt, dat bij die gelegenheid gebleken is,
dat men zijn souvereiniteit moet kunnen
handhaven.
Met genoegen heeft spreker gehoord,
dat de spanning in de Stille Zuidzee do or
en na 'de Washington-conferentie is v< r-
minderd, maar van een streven bij de Re
geering om aan te toonen, dat het gevaar
Roman van Nederland gedurende
den oorlog,
door
CHARLES HUYOENS.
52)
Frank gat een energieken ruk aan zijn
eigem licliaam, het was alsof hij de bdlicefte
in zich gevoclde om zich op te richten.
Er was iets van een voorgevoel in hem
geweest, dat zich bezwaren moeilijkheden
zouden voordoen; hij had nauwelijks ge-
weten welke die konden zijn, maar onver-
wacht kwamen ze hem niet.
Maar intusschen zijn gedachten gingen
verder. Men bleek op het Britsche gezant-
schap goed ingelicht en vooral tegenover
hem zou Airdale geen dergelijke vermoe-
dens uiten, als ze niet vaststonden. Air-
dale had zijn meening gemotiveerd met
een algemeen beroep op de nauwlettend-
heid van den inlichtingendienst, maar
Frank vermoedde anders. Er zou aan het
Britsche gezantschap wel over het geval
zijn gesproken; er was een zekere resoluut-
heid in Airdale's mededeelingen, die Frank
niet kon bedriegen. Doch, als men zoo
goed ingelicht was, dan wist men blijk-
baar ook, dat nog op dit oogenblik Carla
spionnenwerk deed. Dan had zij dus, niet-
tegenstaande Frank's nitdrukkelijk verbod,
de relaties met het Duilsche gezantschap
voortgezet; dan werd hij nog de hem> 1
thans weer dreigt, is ge?n sprake. H'erom*
trent zou de spreker wel nadcr wihen inge
licht worden.
Wat de millioenennota van e'ea tegen -
woordigen Minister van Financien aangaat,
deze stcekt door haar optimisme wel zeer
af tegen de pessimistische nota's van de
vorige jaren. Spreker hoopt, dat de Mi
nister zijn optimisme in 1925 bevesti,gd zal
zken. Of moet de kwestie zoo gcsteld
worden, dat de Minister optimist is als het
de mihtaire uitgaven betreft, doch pes
simist wanneer 't geldt de ambtenaren-
salarissen, onderwijs werkloosheidszo: g?
De Vlootwet-oommissie is van oordeel,
dat er eerst 'n slui'end budget moet zijn,
voordat deze Vlootwet kan worden inge-
voerd en spreker is van oordeel, dat darr-
om ook van een verdere voortzetdng van
de behandeling van de Vlootwet g..en spra
ke kan zijn voor het Nederlandsche volk
en parlcment zich binden tot het aanvaar-
dtn van deze Vlootwet?
Er zijn zonderlinge gedachten verbn id
over deze wet onder het volk, zoodat velen
gelooven, dat zij cei bezuiniging zal bren
gen. Aan deze suggestie heeft ook de
,.Neder!ander" me.gedaan. Zekcr te veei
geestelijken vlootwijn" gednonken.
Het misleidende is het woord fonds,
waarvoor het woordenboek aangeeft: ten
kapitaal, tot zeker doel apart gezet. Zeker
is dit dus een vloot op afbetaliing1! Zooals
het dienstmeisje een naaimachine op af-
betaling koopt!
De uitgaven, welke nu gedaan zullen
worden, loopen tot in de eeuwigheid, we
kunnen hier niet spreken van een tonds. De
kosten moeten gebracht worden onder de
gewone uitgaven.
Behalve de uitdrukkeiijke uitlatingen van
de interdeparlementale commissie, dat drie
kruisers noodig zijn voor deze ,.verken-
ningsvloot" (en geen twee), zijn er nog tal
van andere voorbeelden, genceg om te
bewijzen, dat de vloot, na 12 jaar ge-
bouwd, nog een ufterst minimum blijft.
En dan hebben we een vloot, die niets
te beteekenen heeft en gerust gekwalifi-
ceerd kan worden als ,.oud-reest".
Uitgaande van het beginsel, dat Neder
land en Indie tezamen de vloot betalen,
komen de kosten voor ons voor de eersle
6 jaren bouw, na 12 termijnen, tot een
bedrag van 100 millioen, voor Indie komt
dit volgens dezelfde berekening op 260
millioen.
En hierbij moeten nog de enderhouds-
kosten van de schepe.i, en de aanschaffing
van nieuwe, die de oude moeten vervangen.
De vlootbasiskosten zijn te laag bere-
kend. Behalve een uitstekende outiUage,
moet achter die basis ook een goede orga-
nisatie van het leger zijn, daarvoor wordt
5 millioen per jaar uitgetrokken, omdat
men ien betere toerusting van het leger in
Indie noodig acht. Voor aanbouw van de
vloot komt spreker tot 400 millioen, voor
vlootbasis 100 millioen, rente 15 millicen,
exploitatie 100 millioen.
Spreker roert de kruiserskwestie aan.
Hij meant, dat welke motieven ook inder-
tijd voor den afbouw van de .Java'" en
de .Sumatra" hebben geleid, de Kamer
zich tot niets anders verbond dan totj
die twee kruisers.
Hoe staat nu de zaak? De heer Colijn be-
rekent, dat de vloot zander Vlootwet. ons
weinig minder of meer kost. Hoe onjuist
di't is toont spreker aan met de voorgesJel-
de annui'teit van 13 rnillioc'ri voor dit
jaar, in plaats van ruim 8 millioen.
We doen geen voordeelig zaakje) door
deze vloot te bouwen, noch voor Neder
land, noch voor Indie. Is het mogelijk,
dat Nederland en Indie deze consequentie
aanvaarden? zou spreker willen vragen.
Komend tot de rede van den presidept
van den Ministerraad, kwalificeert spre
ker deze als knap naar den vorm; zij had
weer een gebrek, ze had geen inhoud!
,.Waarom we zoo'n vloot bouwen
Omdat ik 't zoo will" Dat was de toon
die te beluis!eren viel in de red s vai den
wist o;p !welke wijze misschien dage-
lijks begluurd in zijn handelingen, werden
onwillekeurige uitingen overgebracht naar
plaatsen, waar zij niet behoorden. Carla
was niet valsch, maar zij was Duitsdhe,
zij voelde zich aan het vaderland verplicht
het te dienen. Frank's nuchter-koele aard
stond als voor een onbegrepen raadsel,
maar tegelijk woelde en kookte en ziedde
het in hem tegen deze ono\erkomenlijke
hinderpaal.
Op het Ministerie van Buitenlandsche
Zaken vroeg hij naar den Secretaris-Gene-
raal. Ik meen uit uw voorkomen te moe
ten afleiden, mijnheer Van Oosterzee, al-
dus deze die Frank nimmer zoo ont-
steld ihad gezien dat er iets onaange-
naams gebeurd is. Kan ik u daarbij hel-
pen. U hebt het maar voor het zeggen.
lets onaangenaams. Inderdaad, u hebt
gelijk. Zij hebben mij op het Engelsche
gezantschap weten te vertehen, dat mijn
vrouw in dienst van de Duitsche Regee
ring staat; dat zij als spion bij hen te
boek staat; dat zij daarom geen pas naar
Engeland kan krijgen.
Uw vrouw een spion. Mijn waarde heer
Van Oosterzee dat is toch al te dwaas
om te zeggen. Nu ja, uw vrouw1 is een
Duitsche, haar vader was, als ik het wel
heb generaal in Duitschen dienst, haar
beide broers zijn in het leger. Zoo zijn
er meer hier in Holland, maar zouden wij
die alien als spionnen moeten beschouwen.
Belachelijk, Nien dat is een vermoeden
van het Britsche gezantschap, dat op niets
berust. Ik zal! er zelf wel eens met Lord
Airdale of met den gezant over gaan pra-
Minister, argumenten z|n niet gegeven.
Kunnen de kolonien dit dragen? Voor
deze vraag moet spreker zich richten tot
den Minister van Kokinien. De indische
gulden is gedeprecieerd.
Wat de kwestie van J et advies van d.n
gouverneur-gereraal be r ft, sfr. \er-
inocdt, dat dit afwijzend is gewe st, cn
dat de Regeering dit feit niet wil mee-
deelen.
Op den bouw terug te komen, verklaart
spr., dat hij toch niet alien marinebouw
wil stopzetten. Het kn'isersmateriaal h<eft
waarde en daarin zit voldoende perspectief
voor het personeel. A an gezien de working
van de-n Volkenbond uiet krachtig genoeg
is, is spr. ook voofPhet instandhouden
van onze Marine.
Deze Kamer heeft zich tegen Marine
nooit gekeerd, zelfs kruisers toegestaan,
maar de Vlootwet" heeft een geest wak-
ker geroepen, die tegen de Marine is. die
haar populariteit schade doet en dit vindt)
spr. te betreuren. Als het on twerp aan
de orde komt, zal spr. op financieele gron-
den tegen stemmen.
De heer Marchant (krijz.-dem.) acht het
de verdienste van deze interpellatie, dat ze
is een voorbereiding tot de algemeene be-
raadslagingen over "het ontw erp-Vrootwet.
Om een misverstand in het leven fe roe-
pen, zou spreker wil'e^ verzocken wel te
onderscheiden tusschen het advies van den
landvoogd voor of tegen het ontwerp,
of advies tegen de invo^rijn'g van de Vloot
wet op Januari 1924.
Aan den Minister van Marine v.enscht
spreker te vragen, te willen meedeelen,
hoe groot op het oogenblik het bedrag is,
uitgegeven voor den bouw van de kruisers
„Java" en Sumatra".
De heer Hugenholtz (S. D. A. P.) wijst
op uen tof, welken de Christelijke pers
uitbracht op de Regeering, die in deze
financieel moe-Hike tijden toch ten wet
als deze voorstelde. Als ze dit died, dan
moest de Regeering hiervoor ieden hebben.
En welke is dan die reden? De Minister
van BLnnenlandsche Zaken heeft tenige
algemeene frases ten beste gegeven over
internationale verplichtingende hier Co
lijn bracht niets nieuws, wist mee te deelen,
dat wij eenig voordeel van de iqvoering
van de Vlootwet konden verwachten. Doch
het bleef een gegoochei met cijfers. Nu
eens heeft men wel gwrekend met de in
voering van de Vlootwe't, dan weer niet,
zooals blijkt uit do 5 voor vliegtuigen,
welke men van de begrooting heeft af-
gebracht.
Spreker sluit zich aan bij het meester-
lijk betoog over de financieele zijde der
zaak van den heer Dresselhuys en acht,
dat begrootingscijfer geen vast punt voor
vergelijking kunnen vormen. Tcrloops
maakt spreker melding van het bekende
manifest van de ,.Standaard", dat afzonder-
lijk is verspreid en waarin hij een penne-
vrucht ziet van den Minister van Finan
cien.
Spreker wijst crop, dat wanneer over
6 jaren de internationale toestand benard
is, de vlootbouw wordt doorgezet terwijl
van stopzetting niets vermeld wordt, want;
dan zijn we pas toe aan de helft van het
uiterste minimum.
Spreker is van oordeel, dat de twiede
helft van den bouw voor ons land op 15
millioen neer komt, en voor Indie op 23,5
millioen, op globale ramingen voor de
Staatssteunpuntert is in't geheel geen staat
te maken.
Het is moeilijk, oezuiniging te krijgen op
de marine en spreker verwacht van' de
pogingen van den Minister ook weinig.
Wat de Vlootwet bij het Nederlandsche
volk zoo hatelijk maakt, is het feit. dati er
nu nog niet bezuinigd wordt op de mili-
taire uitgaven. Gedurende den oorlog
moest men zich hierbij neerleggen; toen
kon het niet anders, en men was gespitst
op het oogenblik, dat de oorlog zou ge-
eindigd zijn. Dit oogenblik brak met den
wapenstilstand aan.
■ten en u zult zien, die moeilijkheid is gauw
uit den weg geruimd.
Frank constateerde n et zander voldoe-
ning dat men althans op Buitenlandsche
Zaken blijkbaar niets van de werkelijke
rol, die zijn vrouw speelde. wist. Het zou
niet de eerste kier zijn, zoo bekende hij
zichzelf, dat buitenlandsche agenten over
datgene wat in Nederland geschiedde, be-
ter waren onderricht dan de Nederland
sche Regeering zefve. Hoe kon het ook
anders? Aan die buitenlandsche agenten
Frank wist het wel stonden onbeperk-
te credieien ter beschikking; over welke
gelden kon de Nederlandsche Regeering
voor zoodanige doeleinden beschikken?
Over bijna geene. En bovendien, Frank
zelf had een eigenaardigen Hollandschen
aard om dusdanigen geheimen arbeid niet
te wenschen, den te verafschuwen, hoe-
wel hij wist, dat men zich zwak daardoor
maakte. Hij, hoewel geen vriend van de
Duitschers, had toch altijd uit liberaal oog-
punt gepleit voor een volkomen vrijheid
van alle nationaliteitien in ons land; ook
bij hem was een Duitsche huisknecht, wa
ren Duitsche dienstboden werkzaam ge
weest. Hij had gelachen om de verhalen
van spionnage die hij .vernam; hij had
sensatieromans gencemd alle lectuur die
daarop doelde. En nu? Stond hij niet voor
de naakte werkelijkheid in zijn alleronmid-
dellijkste omgeving, daar waar hij die niet
het minst had verwacht? Aan dergelijke
opvattingen van pl.chtsbesef had Frank
nimmer gedacht, hij was (e koel te logisch
verstandig aangelegd, om zich daarin te
begeven.
Er ligt nu eenmaal een psychologisch
verband tusschen Vlootwet en bezuinig.ng
dat de Regeering niet wil zienr
In dezelfde lijn van het reactionnair op-
treden der Vlootvet-oommissic ligt de be
zuiniging op de ambtenarensalariseen, met
verkrachtiging van de handteekemng van
de Koningin.
De voorzitter roept den spreker tot de
orde en verzeekt hem, wannier hij tot
de Regeering spreekt, zich wel te willen
matigen.
Blijkens een bericht van de „Nieuwe
Ct." die inlichtingen inwon bij het depar-
tement van Marine, zou niet langer met
de indiening van de Vlootwet kunnen
worden gewacht, omdat de voorbereiden-
de maatregelen voor de personeelsvoorzie-
ningen reeds gaande waren. Dat er geen
gebrek aan personeel is, is een gevolg
van de malaise, de marine is trouwens al
tijd een toevlucht geweest voor maat;-
schappelijk onbehuisden, maar dat zegt
nog niets voor de toekomst.
Over het verloop van de officieren wil-
lende spreken, maakt de voorzitter den heer
Hugenholtz er op attent, dat deze kwestie
met financier niets te maken heeft.
De voorzitter: Ik wil den heer Hugen
holtz herinneren aan ons gesprek van he-
denmiddag, en de heer Hugenholtz heeft
toen toegezegd, zich bij de financieele
kwestie te zullen houden.
De heer HugenhoDz is van oordeel,
dat de personcelskwestie en het Verloop
der officieren wel degelijk te maken heeft
met de financieele zijde der Vlootwet.
Spreker kan geen motief vinden voor
de doordrijving thans van de Vlootwet.
De heer Gerritsen (Vrijheidsbond) haalt
het rapport aan van de Indische commis
sie, welke als haar oordeel te kennen geeft,
dat de financieele toestand van Ned.-Indie
zorgelijk is, terwijl zh er op aandringt,
dat eerst gespecificeerd zullen worden de
maatregelen, welke noodig zijn om het
budget van Indie op gezonder grondslag
te vestigen, voordat de Vlootwet zal wor
den behandeld, ofschoon zij aan den ande-
ren kant wel beseft voor de vetfigheid
van Indie een vloot niet te kunnen missen.
Het tekort op den gewonen dienst becij-
fert de commissie voor de periode 1912
tot 1929 op 296.236.000.
De heer Van Ravesteijn (Comm. P.)
meent, dat het zeer duid lijk is gebleken,
hoe deze interpellatie een onjuiste en on-
tijdige behandeling van zaken is. De fractie
van spreker heeft, toen de heer De Geee
afgetrcden was, onmiddelHjk een gelegen
heid om inlichtingen te verkrijgen over de
crisis willen aangrijpen en zich htertoe in
verbinding gesteld met de fractie van den
heer Troelstra, om te gcraken tot een bij-
eenroeping van de Kamer. Doch tevergeefs.
Spreker heeft bij die gelegenheid kunnen
/hooren, dat hij het parlementarisme over-
schatto, maar thans zou hij willen zeggen,
dat de interpellatie van den hier 1 roel
stra geleden heeft aan die overschatting
van het parlementarisme.
Komend tot het optreden van den hter
Colijn stelt spreker vast, dat de Vlootfwet
tegen den zin van het volk zaf doorgedre-
ven worden, aangezien de leider der anti-
revolutionnaire partij minister geworden
is. Maar hierdoor is tevens het karaktir.
van de regeering verandeud en is de nieu
we minister daarmee ,.chef" van de Re
geering geworden. Dit betiekent een nieu-
wen stap in de richting der dictatuur van
het groot-kapitalisme. Spreker moet met
verandering van de uiterlijke s e:iliek Ita-
liaansche vormen den heer Colijn als een
Mussolini beschouwen. Zakelijk en sociaal
gekwalificeerd is de heer Colijn een repre-
sentant van de grootste internationale ah
nationale kapitaalsmadht.
Achter den rug van parlememt en volk
om hebben we hier gekregen een nieuvv
koningschap, waarvan de heer Colijn de
drager is. Het koningschap van Cclijn is
niet ,.erfclijk" maar verdrrfelijV is het
wel.
Ik geloof, dat het u niet mogelijk zal
zijn Lord Airdale te overredm. U weet,
hij is in de verte familie van mijn moeder;
ik (denk dan ook, dat ik het alleen aan die
verhoudingen te danken heb, dat hij mij
zoo onomwonden en vol'edig inlichtte.
Maar hij gaf me duidelijk te verstaan, toen
ik de vrijheid nam op mijn relaties met het
Ministerie te zinspelen, dat de bezwaren
tegen mijn vrouw van dien aard waren,
dat de Engelsche legatie er een diploma-
tiek incident op zou wagen om haar reis
naar Engeland te verhinaeren.
Het gelaat van den Secretaris-Generaal
betrok. Ik gaf mijn belofte tot intierventie
niet, omdat ik onzen invloed overschat.
Ik weet even goed als geheel de wereld
dat weet, dat wij op het oogenblik wei
nig gedaan kunnen krijgen, dat wij uiterst
zwak staan naar beide kanten, juist om
dat wij moeten onc'erhandi 1 n naar re:h's
en naar links. Maar er zijn van die kleine
belcefdheden onder diplomaten, die men
elkander bewijst en daaronder idkende ik
ook deze. Wat u mij vertelt, gieft te den-
ken. U weet, ik ben beste vrienden met
mevrouw Van Oosterzee, maar toch, de
Engelsche legatie is goed ingelicht. Wij
hebben het meerma'.en ondervonden. Lord
Airdale zal zoo iets u begrijpt het zelf
niet zeggen dan op goede gronden.
Natuurlijk tast hij mis, maar kan mevrouw
Van Oosterzee ook onvoorzichtig zijn ge
weest; kan men van Duitsche zijde van
die onvoorzichtigheid misbruik hebben ge-
maakt? Er lijkt mij toch eenige aanleiding
Tegenover het doordrijven van de
Vlootwet ierwille van de groot-kapita!: -ti-
sche belangen staat he: Nederlandsche volk
machteloos. De heer Troelstra, die ge/cgd
heeft, dat de afsland tussch.e.i dez- Re
geering en Let volk zoo groot is als z 1-
den is geweest, staat hieraan m de schul-
dig. Hoe sterk zouden de arbeid' rs thans
niet staan, indien de gelegenheid om bij
de laatste grondwetsherziening h t referen
dum mede op te nemen, was aangegrepi-n.
Het parlement is nu een reactionnair
element geworden. Dat erkent cok de heer
Marchant.
Wat staat nu te doen? Als een verster-
king van de Zondagmeeting van 23 Sep
tember zou kunnen! dienen ien demon
strate op a.s. Dinsdag, als inleiding tot
massale demonstraties. (Rumeer, interrep-
ties, spreker is eenige oogenblikken onver-
staanbaar).
Wat het debat aangaat, vervolgt spreker,
dit is in het moeras verloopen m de Vloot
wet zal er doorgedreven worden doer,
naakte macht.
De voorzitter van den minis'erraad, de
heer Ruys de Eeerenbrouck, replied rend,
acht het gevaar van ten dictatuur niet aan-
wezig; spreker hoopt nog lange jaren met
den heer Colijn te kunnen samenwerken.
(Oelach, uitroepen; de hi©r Duys zingend:
lang zal hij leven.)
Aangaande het advies van den gouver-
neur-generaal verklaart de minister, dat het
feit, dat de gouverr.eur-generaal als zoo-
danig aanblijft, als een bewijs moge gel
ded ydat deze acooord gaat met de invoe
ring van de Vfootwlet op 1 Januari 1924.
Het standpunt van den heer Dressel
huys, die tegen de Vlootwet zich verklaart,
maar niet tegen de in standhouding van
de Marine en die wil blijven doorsukke'en
met do Marine, kan spreker niet begrijpen.
De heer Dresselhuys (Vrijheidsbond):
Hoe verzint u het, Excellentie ik heb het
woord ..doorsukkelen" niet gebruikt.
De voorzitter van den minis'erraad, de
heer Ruys de Eeerenbrouck, heeft. toen hij
in 1920 een kabinet mcest vormen, de hee-
ren in het ministerie kunnen vereenigen
met de conclusies van het ontwerp. Van
overhaasting is dus geen sprake; er is cen
normaal verloop van zaken geweest en
anders niets.
Met het oog op onze internationale ver
plichtingen hebben we iets te doen in Indie
Bij een conflict is het n et voldoende, al
leen inaar neutraal te zijn; dan bestaat
er de onafwijlsbare eisch den wil te too
nen, onze volkenrechtel'ijke verplichtingen
na te komen.
Inzake de uiting in verband met den
RussischJapanschen oorlog, deelt spre
ker mede, dat de Japansche regeering er
op aangedrongen heeft, dat wij geen ge-
bruik mochten laten maken van havens
door de Russen en zoo wij dat wel deden,
dat dan maatregelen zouden genomen wor
den om dit te voorkomen. De Regiering
heeft toen geantwoord, dat reeds maatre
gelen waren getroffen, onze neutraliteit te
handhaven. Een ,.papieren" protest, zoo
was men ingelicht, tegen schending van
onze neutraliteit, zou noodzakelijk het bie-
den van ,.hulp" tengevolge hebben, met de
gevolgen daarvan.
Wijlen prof. Struycken, lid der Vloot-
wetoommissie en tehoorend tot de meer-
derheid dier commissie, heeft verklaard,
dat ons land den plicht heeft, zich binnen
de grenren van zijn vermogen .e verdt'di-
gen. En met deze uitspraak is spreker
het geheel tens.
De minister van Financien, de heer Co
lijn, zai in tegenstelling tot andere spre-
kers, zich houden aan zijn verklaring, om
niet over de Vlootwet te spreken.
Spreker zou ten aanzien van het karak-
ter der mededeelingen van gister willen
opmerken, dat men hem blijkt te beschou
wen als ,.een ministre qui pleurt", en een
,.ministre qui rit." Ten opzichte van Ne
derland vervverpt spreker de opvatting als
zou hij optimistisch zijn, wat Indie ech-
Franlc kc
,e', da. hij betir
dan iemand anders wist hoezeer een dus-
danig onderzoek onnoodig was. Hij ge-
voelde uit ce woorden van den Secretaris-
Generaal heel goed, dat Buitenlandsche
Zaken hem geen voldoening zou kurir.en
schenken, dat men te zijner wille geen
zelfs geen klein conflict met Enge and zou
wagen. Frank zou het ook niet gewenscht
hebben. Terecht zou men later, als men al-
les wist, hem valschheid in zijn optreden
hebben verweten, hem hebben veroordeeld
dat hij terwille van een schuldige vrouw,
het belang van Nederland in de vvaag-
schaal stelde.
Het spreekt vanzelf, dat u in dizen niejs
voor mij doen kunt. Eigenlijk kwam ik
ook hier niet om uw bemiddeling in te
roepen, Ik zou dit niet mogen doen. Maar
ik wilde u gaarne volledig inlichten en
meende goed tc dcen u geheel op de
hoogte te siellen.
Ik dank u zeer, mijnheer Van Oosttrzee.
Wat ik voor u kan doen, doe ik gaarre.
Absolute stilzwijgendheid is u toegezegd,
maar het wil mij voorkomen, dat het aan-
beveling zal verdienen, indien ik den Mi
nister dit voorval mededeel.
Zijne Excellentie hi eft toch in deze da
gen gie.i tijd om familie-aangelegenheden
van vreemden te bespreken.
Van vreemden, mijnheer Van ^Ooster
zee. U bent voor den minister al'erminst
een vreemde. En bovendien juist in dagen
als deze zijn de kleine inddenten, die
men niet verwacht, de gevaarlijks e. Dat
weet de Minister be er dan iemand anders.
oncet>.
TER
UZENSCHE COURANT
kki
Burgemeester en Wethouders van FER NEUZEN
brengen ter openbare kennis, dat ter gemeente-
seeretarie ter inzage ligt een verzoek met bijlagen
van de GERRS HAMERLINCK te Ter Neuzen, ora
VERGUNNING tot het oprichten van een be-
waarplaats voor petroleum en ruwolie, op het perceel
kadastraal bekend in sectle C, no 4674.
Op Maandag den 29 Oct. a s., des namiddags dne
uur, zal in het gemeentehuis gelegenheid bestaan op
bezwaren tegen de inwilliging ,van dit verzoek in
te brengen en deze mondeling en schriftehjk toe
te lichten
Zoowel de verzoeker, als zij, die bezwaren hebben,
kunnen gedurende drie dagen, voor het bovenge-
melde tijdstip, ter seeretarie der gemeente kennis
nemen van de ter zake ingekomen schrifturen.
De aandacht van belanghebbenden wordt er op
gevestigd, dat volgens de bestaande jurisprudents
niet tot beroep gerechtigd zijn, zi), die niet overeen-
komstig art 7. der Hinderwet op den bovenbepaalden
dag voor het gemeentebestuur zijn verschenen, ten
einde hun bezwaren mondeling toe te lichten.
Ter Neuzen, den 15 October 1923.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. HUIZINGA, Burgemeester.
B. I. ZONNEVIJLLE, Secretaris. I
ii da. .e.
moeilh'k z
i '.Ui 7. e.vr.
(Wordt vervolgd).
geld, zijn int ee deud,
pluunvie do
ding van de mededeeling
iierinu
^tcoinmiss;
NVoorstc]