ALGEMEEN NIEUW8- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. No 7517. Maandag 15 October 1923. 63e Jaar gang. BIHHEHLAND. FEUILLETON. PHHRllP <**m TWEEDE KAMER. Vergadering van Donderdag 11 October. Interpellatie-T roelstra. Aan de orde is de interpellatie-Troelstra betreffende de oorzaak en de oplossing der crisi, mede in verband met den financieelen toestand van Nederland en Nederlandsch IndiS, waaromtrent wij aan de H. Crt. utelden: De heer Troelstra (S. D. A. P.) ver- klaart, dat deze interpellatie eigenlijk over- bodig had moeten zijn, indien de Regeering haar plich't had vervuld, toen in den tijd van bet reces een crisis ontstond. Heeft de Re geering niet begrepen, dat het bier gold een zaak van zoo groot belang, zoo in de be- langstelling van groote groepen van het volk siaande? Met bet optreden van den nieuwen Minis ter van Financien is een andere koers inge- slagen; vroeger was deze bezuiniging over de geheele linie. Ten opzichte van sociale wetgeving, am'btenarensalarissen, werkloos- heidszorg, ten opzichte van allerlei zaken wordt een drastisahe bezuinigingspolitiek ingeleid. Doch een punt blijft buiten de be zuiniging: de nieuwe Vlootwet Het rapport Patijn-Trip geeft te kennen, dat, wanneer niet de strengste bezuinigings- maatregelen worden genomen, de econo- mische toestand van het rijk en de overzee- sche bezittingen op het spel staan. En op grond hiervan mag de nieuwe Vlootwet niet ingevoerd worden. Wij zijn dus al bezig te gronde te gaan en toch wil de Regeering de Vlootwet doorvoeren. De heer De Geer was van oordeel, dat de be zuiniging ter beveiliging van den gulden niet vervangen mag worden door bezuiniging ter veiligstelling van-de Marine. De heer Colijn heeft in November 1922 verklaard, dat de departementen niet buiten de bezuinigingen moohten vallen. En dit is geweest voor de crisis. De vragen, welke de heer Troelstra zou willen stellen betreffen de oorzaak van het geschil in den Minister- raad, welke Minister De Geer tot aftreden Koopte en de debatten, welke leidden tot de henoeming van den tegenwoordigen Minister van Financien; voorts de aanvaarding van ie conclusies der commissie-Patijn door de Regeering. Minister De Geer nam een „sterk stand- punt" in, en spreker gelooft nu, dat dit ster- ke standpunt is vervangen door een „sterken naar". Vooropstellend, dat hij geen smet, niet in 't minst, wil werpen op den persoon van den Minister, wil spreker toch niet verbergen, dat de herinnering aan de pijnlijke debatten indertijd in de Eerste Kamer ter gelegenheid van de Djambi-kwestie gevoerd, een ongun- stige prejudice heeft geschapen ten aanzien van dezen Minister van Financien, die in re- latie stond met de Indische groot-kapitalis- tische kringen. Er zou geen verband bestaan tusschen de Vlootwet en onzen financieelen toestand zooals de ,,Standaard" zegt in het manifest „Weg met de leugen" vroeger is dit wel •ens anders gezegd. Spreker gaat uitvoerig in op het „Stan- daard"-artikel, dat de plicht aantoonde In die binnen de grenzen van ons vermogen te verdedigen en hij vraagt zich af, of wij daar- toe wel bij machte zijn. Over den wereldoorlog sprekend, haalt spreker als voorbeeld aan hoe op een oogen- blik het Duitsohe leger aan onze Oostgrer.s lag, gereed ons land binnen te rukken, als de Engelsche vloot tegen ons zou optreden. Zouden wij dat leger hebben kunnen keeren? In ons volk leeft een afkeer tegen deze Vlootwet, een afkeer tegen oorlogsgeweld. De geestesgesteldheid van het volk mag niet onder den druk komen van tusschen vijan- den in te zitten. Het geld voor deze vloot uitgegeven, zal in 't water gesmeten zijn. Wat hebben we aan die 830 millioen gehad. Roman van Nederland gedurende den oorlog, door CHARLES HUYGENS. 51) Maar, mijn waarde Lord Airdale, dat bezwaar bestond toch daar straks ook. U neemt mij niet kwalijk, maar ik krijg den indruk Laat ik eorlijk zijn, mijnheer Van Oos- terzee. Het formeele bezwaar bestaat nu eenmaal,.dat Uw vrouw een Duitsche van geboorte is. Wij leven in oorlogstijd; de volkeren zijn vol wantrouwen jegens el- kander. Uw vrouw is door haar huwclijk Nederlandsche geworden, maar zij is Duit sche van oorsprong, heeft Duitsche fa- mike, ben ik wei ingelicht zelfs broers, die in het Duitsche leger dienen. Wij kunnen haar in deze omstandigheden niet toelaten. Frank van Oosterzeee gevoelde zich on- aangenaam getroffen. Was het hier werke- lijk alleen het formeele bezwaar? De reis was voor Carla niet zoodanig noodzake- lijk, dat verder aandringen gemotiveerd kon heeten. Maar het was Frank als schuil- de er in de woorden van den Engelschcn diplomaaf eenige terughouding, ais wilde hij alles niet zeggen wat hij wist en wat hij dacht. Buitenlandsche Zaken heeft mij verze- zekerd, dat de Duitsche nationaliteit van mijn vrouw geen bezwaar fcehoefde te zijn welke sinds 1887 voor een vloot zijn uitge geven, die geen vloot is? Als de Regeering niet uit de realxteit de conclusies trekken wil, laten we dan dank- J baar zijn, dat het volk dit wel doet. Marinedeskundigen verklaren, dat de vloot, welke men nu wil bouwen, niet aan haar doel zal beantwoorden. Met manifest van de „Standaard" is ge- sohreven door iemand, die zijn „poppenhei- mers" kent, op een haast vaderlij'ken toon. Als de Vlootwet, volgens het manifest, ons geen cent meer kost, dan de vloot ons per jaar nu kost, hoe komt men dan aan de kos- ten van 300 millioen gulden? In dat mani fest wordt als voorbeeld een dakreparatie aangehaald, welke vloot zal blijken maar een half-dak te zijn. De kwestie in dit stuk wordt verketud ge- steld. Over Indie wordt zoo goed ais niet gesproken, er wordt gespecuieerd op het be- krompen egoi'sme van de Nederlanders; dus zal het niet meer kosten. De zwaarste last zal op Indie drukken. Op de Nederlandsche marine gebracht, zou die vloot voorloopig ons 11 millioen kosten. Van 1929 af zal Ned.-Indie 46 millioen te betalen hebben. Hoe kan men dan nog zeg gen, dat deze Vlootwet ons niets kost? En bij de kosten komen nog bedragen voor marinewerven, vliegkampen, munitie, wehkplaatsen enz. Daarom zou spreker de i Regeering willen vragen: Moet de Regee ring niet toegeven, dat de kostenberekening van het vlootplan onvolledig is? En dit is nog maar voor de halve vloot. Is de tweede ihelft er bij gebouwd, dan hebben we nog een uiterst minimum, dat tegenover een vijand geen waarde heeft. Dan hebben we dus een dak, dat bestand is tegen een mot- regentje, een voorjaarsbuitje, maar dat j tegen een stortregen zoo lek is als 't maar kan! Spreker zou de Regeering nog een vraag willen stellen, n.l. of zij bereid is het advies mee te deelen van den gouverneur-generaal van Ned.-Indie over de Vlootwet. Wel heeft i de Regeering op de vraag van den heer Dresselhuys, welke gelijk luidde, afwijzend geantwoordt, wat spreker onverstandig acht, want het zou voor de Regeering juist een steun kunnen zijn, het antwoord van den gouverneur-generaal te kunnen meedeelen, omdat ze, door haar ontkenning, den indruk wekt, dat de gouverneur-generaal er te gen is. Er is een commissie voor belastingiher- ziening in Indie, wil men nu de vlootplan- nen doordrijven, vodrdat men het advies van deze commissie weet? Het rapport van den directeur der gouver- nementsbedrijven, waaruit spreker citeert, schat de verliezen, door de vermindering van import en export, stopzetten van wer- ken, in het algemeen op 20 tot 30 millioen gulden. Dit ten bewijze voor den slechten economischen toestand van Indie. Wat geeft de Regeering het recht t6ch te zeggen: dat geld komt er? In verband hier,mee stelt spreker aan de Regeering de vraag: Acht de Regeering de voorwaarde der Staatscommissie vervuld, dat geen besluit van verre strekkinc, als de Vlootwet bevat, de geldmiddelen van Neder- j land en Ned.-Indie voor de toekomst nog i meer vast zal leggen, dan toch reeds het ge- val is, tenzij gelijktijdig gedaan wordt, wat noodig is om het geheel verlbroken budge- taire evenwicht te herstellen? En de volgende, onmiddellijk hierann slui- tend: kan met name de Regeering de "erant- woordelijkheid op zich nemen voor een ver- j slechtering van dien toestand, in verband ook met het geheel of gedeeltelijk stopzetten van belangrijke sociale en cultureele maat- regelen, zoowel in Nederland als in Neder- j landsch-Indi€. Hiermede acht spreker de financideie zijde van de zaak afgehandeld, en komt nu tot de j i ternationale. Er is sprake geweest van een comite-generaal, maar behalve dat dit noo- j voor het visum. Nog in den loop dezer week zijn door u in twee soortgelijke ge- vallen visa verstrekt. De Secretaris Ge- neraal verzekerde mij, dat hij gaarna per- soonlijk u aarborgen zou aanbieden, wan neer de Duitsche nationaliteit van mijn vrouw een bezwaar zou vormen. Heeft de Se:retari§ Generaal u dat ver- zekerd, mijnheer Van Oosterzee? Uit de vraag klonk onmiskenbare verwondering. Ja, het kan u toch niet verwonderen, Lord Airdale, dat de Secretaris Generaal meent voor mijn echtgenoote te kunnen instaan. j Ik wil openhartig tegen u zijn, mijnheer i Van Oosterzee. Wij zijn in oorlogstijd. Din- gen, die men onder goede vrienden, onder ver van elkander staande familieleden zou verzwijgen in normale tijden, moet men nu wel zeggen. Wij zouden geen bezwaar maken tegen uw vrouw, omdat zij Duit- sche is, wanneer haar naam niet voor- i kwam op wat wij noemen onze zwarte lijst. Onze gezantschappen in elk land heb ben hun eigen inlichtingendienst; wij ook. Er schijnen bepaalde redenen te zijn, waar- om men hier heeft moeten aannemen, dat er tusschen uw vrouw en het Duitsche ge- zantschap meer en nauwer betrekkingen bestaan dan gewenscht is op het oogenblik, dat wij haar een visum voor een reis naar Engeland zouden geven. Een enkele vraag slechts, inijnlheer Van Oosterzee, Is het denkbeeld van deze reis bij u of bij haar opgekomen? Uitsluitend bij mij, Lord Aairdale, Ik stel er prijs op om u dat met den meesten nadruk te verzekeren. Dan kan ik alleen zeggen, mijnheer Van dig zou zijn geweest, acht spreker het ook twijfelachtig of men dan iets zou zijn te we- ten gekomen. Een vraag is er, die van belang geacht kan worden en dit is: is er druk op de Regeering uitgeoefend, dat de regeering zoo'n haast maakt? In verband met den internationalen toe stand wijst spreker op de uitnemende artike- len van den internationalen correspondent van de N. R. Crt., welken spreker bij uitstek bevoegd acht een oordeel te uiten, aangezien hij door persoonlijk bezoek en dcor zijn er- varingen praehtig op de hoogte is. Deze cor respondent acht een oorlog in de naaste toe- komst in de nabijbeid *in Oost-Indie niet te wachten en wijst erop, dat voor Nederland geen gevaar aanwezig is. Daarom wil spreker de Regeering vragen: Wat is er in den laatsten tijd gebeurd, dat met de Vlootwet zoo'n haast gemaakt wordt? Spreker betreurt het, dat de geest /an het volk zoo bewerkt wordt, dat het den invloed van den Volkenbond verwerpt. Deze is juist door de allerlaatste gebeurtenissen in aanzien toegenomen. Spreker zou willen vragen: Is er op de regeering van buitenlandsche zijde eenige directe of indirecte aandrang geoefend of acht zij zich, met ,het oog op aangegane verplichtingen, gebonden, de on- verwijlde aanneming der ingediende Vloot wet door te drijven. Antwoord van de Regeering. De Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw, de heer Ruys de Beerenbrouck, beantwoordt de vragen van den heer Troel stra. De Minister deelt als zijn inzicht mee, dat wat in den Ministerraad voorvalt, al leen, voor zoover het invloed naar buiten heeft, voor publicatie vatbaar is. Spreker haalt als voorbeeld aan de kwesties tus schen de Ministers van Kolonien en den gouverneur-generaal van Ned.-lndie. Publi catie van de gewisselde correspondence is achterwege gebleven, omdat het in strijd met het belang der zaak wordt geacht. De regeering heeft in dit geval geen reden om van de gewoonte af te wijken. Sprekend over het oordeel van den gou verneur-generaal over de aanhangige Vloot wet, deelt de Minister mede, dat hij zich aan 't ontwerp zou onttrokken hebben, als de gouverneur-jgeneraal er tegen was ge weest. De heer Fock hee-n tot tweemaal toe getoond voorstander te zijn van de Vlootwet. De behandeling van de Vlootwet werd in 1922 uitgesteld oih het plan beter in over- eenstemming te kunnen brengen met den toestand van de financien, in verband met het advies van de commissie. De heer De Geer is afgetreden, omdat hij er bezwaar tegen had het ontwerp bij de wet vast te leggen, hetwelk 's lands finan- j cieelen toestand niet gedoogde; de overige i leden van de regeering waren van meening, dat tegen stopzetting moest worden ge- waakt, maar dat de vorm van het plan met de o-mstandigheden moest rekening gehou- den worden. Wil Nederland op eenigszins voldoende wijze zijn plichten vervullen, dan mag aan de marine geen vasten gr'ondslag ontbreken. Zien we af van de Vlootwet, dan helpt dat ons niet uit de financieele moeilijk- heden, terwijl de aanneming van het ontwerp slechts geringe bezuiniging brengt. Van den opvolger van den heer De Geer wordt bezuiniging verwacht (rumoer), ter wijl hij voorstander is van de Vlootwet. In het optreden van den tegenwoordigen Minister zijn beide wenschen vereenigd. (Gelacti). De regeering hoopt bij de memorie van antwoord op ae Staatsbegrooting de noodi- ge mededealingen te doen, de nota's van wijziging, die de uitgaven voor 1924 mce- ten beperkei, zullen zoo spoedig mogelijk worden ingediend. Aan den wensch der Vlootwetcommissie, om een algeheei bezuinigingsplan te ma- Oosterzee, dat u onvoorzichtig geweist zijt, en dat de Secretaris Generaal van uw De- partement nog onvoorzichtiger is geweest door zijn persoonlijken waarborg te willen aanbieden. Ziet u eens, wij deelen onze zwarte lijst in verschillende deelen in. Er zijn daarop drie of vier graden. De hoogste klasse is die van personen, tegen wie wij slechts een licht, nauwelijks uitgespro- ken vermoeden hebben; de laagste daaren- tegen van die personen, van wie voor ons vaststaat, dat zij vrij nauwe betrekkingen hebben met onze vijanden. Het doet mij leed u dat te moeten zeggen, en ik ver- tel het natuurlijk slechts onder de diep- ste geheimhouding, maar onze inlichtingen dienst heeft uw echtgenoote in deze laag- ste klasse gebracht. Maar doet men dat zander bevvijzen, Lord Airdale? Het was Frank als draaide alles wat in de kamer stond rondoni hem heen. Hij wist nu voor zich dat de En- gelschen blijkbaar goed waren ingelicht; hij kon zich niet verontwaardigd toonen, omdat hij wist, dat Lord Airdale de waar- heid sprak. Maar hij had den strijd een- maal aangevangen, hij moest dien voortzet- ten tot het einde. Zonder bewijzen, mijnheer van Ooster zee, Ik denk het niet. Onze gezant zou zeer zeker den chef van onzen inlichtin gendienst ter verantwoording roepen, in dien hij den naam van een aanzienlijke dame als uw vrouw op deze lijst plaatste zonder over bewijzen te kunnen beschik- ken. Welke zijn bewijzen zijn, kan ik u niet zeggen en al kon ik het, dan zou ik het niet mogen. Ik kan u alleen in het stipste vertrouwen herhalen, dat, wat u ken, is moeilijk te voldcen omdat dit niet bij een algemeene wet kan geschieden. Er zijn vele uitgaven, welke afhangen bijv. van organieke wetten, verbintenissen, enz. Ten aanzien van de conclusies der Staats commissie, die de urgentie der Vlootwet aantoonen, merkt de minister op, dat de Regeering ook van oordeel is, dat wij on zen plicht in de Indische wateren- hebben te vervullen, terwijl tevens de bezuinigings- plicht bestaat, want met het evenwicht in den financieplen toestand staat onze posi- tie op 't spel. Te bezuinigen op de marine in alle on- derdeelen zou gewenscht zijn, doch ook hier geldt 't wat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen, ook al is het te betreuren, dat andere gewichtige belangen mirtder goed kunnen worden tehartigd. Ook al was er geen sprake van een Vlootwet geweest, dan zou er toch bezui nigd moeten worden en' nieuwe lasten moeten worden opgelegd. Wat de kostenberekening betreft, deze is zoo zorgvuldig mogelijk geweest en de Regeering acht ze juist en handhaaft in deze haar meening, niettegenstaande de critiek. Aangaande den aandrang van buiten uit geoefend, merkt de Minister op. dat de vraag hieraangaande geen juisten blik ver- raadt op de Nederlandsche Staatkunde. Het beginsel der zelfstandigheid beheerscht de Nederlandsch-buitenlandsche politiek. De heer Troelstra ziet over het hoofd dat zoolang de wereld er blijft uitzien als thans, de handhaving der souvereiniteit een weermacht vereischt. Schieten we te kort in onze volkeniechte- lijke verplichtingen, dan zijn daaraan voor ons land groote gevaren verbonden, omdat andere mogendheden voor Indie belangstel- ling kunnen gaan toonen. Men zou ook de vraag kunnen stellen: Bewijst Nederland aan de wereldvrede een dienst als het zijn kolonien aan haar lot overlaat. De ervaring in den Russisch-Japansche oorlog kan bewijzen, dat andere mogend- heden dat gebied zouden kunnen g©brui- ken, en zijn wo niet in staat dat te ver- hinderen, dan kan de Nederlandsche sou vereiniteit in gevaar gebracht worden. De Regeering acht het haar plicht te zorgen, dat wij aan onze international verplichtin gen kunnen voldoen. De Minister van Financien, de he r Co lijn, zal cijfers verstrekken op grond waar- van de mogelijkheid bestaan zai vruchtbare besprekingen te voeren. Echter zal hij eerst eenige opmerkingen, die de heer Troelstra maakte over den per soon van den Minister van Financien be antwoorden. Het was goed van den hear Troelstra dat hij gezegd heeft geen smet te willen werpen op den persoon van den Minister van Financien, anders zou men den indruk gekregen kunnen hebben, dat hij dit wel bedoelde. Als hij hiervoor den interpellant erkentelijk is, dan is dit geen frase. De persberichten van den laatsten tijd gaven voor het optreden van den Minister egois- tische motieven aan, de heer Troelstra meemde, dat de oonnectie met industrieele ondememingen den Minister niet geschikt maakte voor de noodige bezuiniging. Spr. vraagt alvorens hierover te oordeelen, eerst eens af te wachten wat de Minister zal voorstellen. Wat betreft den financieelen toestand van Nederland en Ned-Indie, kan spreker ten opzichte van Nederland kort zijn: de jaren 1921, 1922 en 1923 zuhen op den gewonen dienst een tekort geven van 112 millioen, maar daartegenover staat een overschot van het leeningsfonds van 127,5 millioen; voor den gewonen dienst is nog niet geleend. In antwoord op de vraag van den heer Troelstra of dekking van de tekorfen kan worden verwacht, kan de Regeering meedielen, dat ze in 1925 een sluitend budget voorziet. ook bepnoeven zult, het ons onmogelijk zal zijn om een visum op den pas van mevrouw te geven. Waar zij eenmaal in deze klasse door onzen inlichtjngendienst is geplaatst, wordt ongetwijfeld hare aan- wezigheid in Engeland voor ons van zoo nadeelig belang gerekend, dat wij er een conflict met uw Ministerie van Buiten landsche Zaken op zouden wagen. En ge looft u nu, mijnheer Van Oosterzee, u zoudt niet de eerste zijn, die op het punt van dusgenaamde vaderlandsliefde zijn eigen vrouw slecht ke.nde. Als ik u ver- telde, wat wordt uitgevonde.n om brieven, mededeelingen of wat ook in Engeland binnen te smokkelen, dan zoudt u tnis- schien begrijpen, dat u in deze omstandig heden door een reis met uw vrouw ge varen zoudt loopen van niet te onderschat- ten aard. Maar kan ik mij tegen een der gelijk geheim vonnis niet verzetten, aldus vroeg Frank. Ik kan mij uwe verontwaardiging ten voile voorstellen, mijnheer Van Oosterzee. U voelt, ik bewijs u een dienst door u openhartig te zeggen wat de reden van deze weigering is. Deed ik dat niet, ik liet u en mijzelf het gevaar loopen, dat u de zaak op den spits zou drijven en ons zoudt noodzaken tot een verklaring, die wij zelfs in de binnenkamers van uw mi nisterie van Buitenlandsche Zaken niet noodgedwongen willen geven. Wij wen schen elke opspraak te vermijden; wij wen schen ook niet naar buiten te doen zien hoe goed wij zijn ingelicht. Maar, u kunt het ons niet ten kwade duiden, wij' heb ben te veel van de Duitsche spionnen! te lijden gehad; wij hebbe.i te zcer bemerkt De toestand voor Indie is niet ongunsti- ger. In de tekorten van de laatste jarea begint in 1922 de ken'.ering. Verwacht wordt dat voor 1923 het budget zal sluiten. Over de Indische financien is hiermede echter het Iaatsle woord niet gesproken. Wanneer na 1932 de aflossing hegint van de leeningen in Amerika, dan zat de Indische scliuld tot dat jaar een hoogere uitgaaf vorderen van 32.6 millioen. Door den pensioenlast van 5 millicen zal toch xnog 37,5 millioen moeten worden gevon- den, waarbij de kosten van de Vlootwet komen. De Vlootwet zal bekostigd worden ten deele uit de kasvoorschotten uit het fonds. De heer Marchant (vrijz. democraat) Dat krijgen we cadeau De heer Duys (S. D. A. P.)Van de Hanzebanken De Minister van Financien: de heer Go- lijn: Dat krijgen we cadeau uit de anui- teiten in het fondsgestort. Zonder Vlootwet zijn de uitgaven voor de marine voor 1924 35.933.849. Een stemdoe dien eenen gulden er maar bij De Minister van Financien: Dit bedrag moet verminderd worden met ruim' 2 mil lioen voor-het aandeel van Indie in de bouwkosten. Als de Vlootwet' wel wordt ingevoerd, is de totale outlasting te ramen op 12.390.313, zijnde 7 millioen voor aan- bouw; herstelliiigskosten, kleine uitgaven; 500.000 voor vliegtuigen, welke op de begrooting zijn aamgevraagd. en 3.5 mil lioen voor pensioenen door Nederland uit Indie terug te ontvangen, welke door den heer Troelstra achterwege zijn gelaten. Daartegenover wordt de begrooting be- last met de annui'teiten van den vlootbouw tot een bedrag van 8.450.000 gulden, waar bij de kosten komen voor de uitzending van personeel, zoodat het totaal-bedrag wordt 9.450.000. Bij de invoering van de Vlootwet op 1 Januari 1924 is er dus per saldo een min- dere uitgaaf van 83 000. Practisch ge sproken komt het dus op hetzelfde mer, of de Vlootwet al of niet wordt ingevoerd. Voor de toekomst kan spreker geen exac- te cijfers geven; in dezen moet hij zich verlaten op de cijfers van de Vlootwet commissie. Aangezien er ook financiers in zitting hadden, kon men op deze becijfe- ring wel aan; de comm'ssie heeft nut in het belang van de Vlootwet becijferd. Met de Vlootwet zijn voor 1929 de kos ten door die commissie geraamd op 32.750.000. De oonclusie van den spreker is, dat de Vlootwet voor Nederland geen nieuwe las- ten meebrengt en gien verslechtering ver- oorzaakt van den financieelen toestand. Voor Indie wordt met de Vlootwet het eindcijfer voor de Kolonia'e Marine 31.500.000 en zonder Vlootwet J 23.000.000. De werkelijke verhooging is inl924 3.450.000, doordat ruim 5 millioen van de middelen er afgetrokken m,cet- wor den. Tot 1929 stijgen de uitgaven geleidelijk tot 18.350.000. Met exploitatiekosien ma- terieel in aanbouw, mot 't steunpunt in den Riouw-Archipel er bij, legt de Vlootwet Indie een last op van 12 millioen gulden per jaar. Spreker ooncludeert, dat noch onmid dellijk, noch in de toekomst het Neder landsche budget wordt verzwaard, dat van Indie echter wel. Om de Indische begrooting sluitend te maken, moet er van 1925 af tot 1933 tee 57 millioen gevonden worden. Wordt de Vlootwet niet aangenomen, dan zou de algemeene financieele toestand geen wij ziging ondergaan, tenzij men de getuele marine wil afschaffen. De directe gevolgen voor Indie zijn beperkt tot 12 millioen, welk bedrag voor de Indische regeering niet bezwaarlijk is. van welke kanalen zij zich bedient, om niet daartegen te strijden met alle midde len, die ons ten dienste staan. Wij zijn in oorlog, mijnheer Van Oosterzee; even als Duitschland vechten wij voor ons leven, en wij kunnen daarbij, hoe gaarne wij het ook zouden willen, geen gevoeligheden ont- zien. HOOFDSTUK XV. Echtscheiding. Frank was nauwelijks zichzelf, toen hij het Britsche gezantschap verliet. Hij wist niet of hij Lord Airdale dankbaar moest zijn dan wel dezen een impertinentie moest verwijten. Het was, zoo zeide Frank zich zelf vobr den Britschen diplomaat toch zeer wel mogelijk gewiest om een uitweg te vinden, die het hem niet noodzakelijk had gemaakt, de geheele waarheid aan hem mede te deelen. Maar aan den ande- ren kant, hoe hard deze waarheid ook was, hoezeer zij Frank als innerlijk had belee- digd, toch was het beter, dat hij de waar heid kende. Wij1 zijn geen jongens meer, wij zijn mannen en moeten elke mceilijk- heid des levens in het aangezicht durven zien, hoe kort geleden had hij het nog niet tegen Robert gezegd. En nu, nu zou hij zich verstoord achten, dat men hem inderdaad de waarheid had gezegd. Hij, die er op aangedrongen had, dat men ondanks afle moeilijkheden, zee zou houden; dat men zou blijven varen, gedachtig aan rer- plichtingen en tradities, hij zou bij de ze nieuwe moeilijkheid, die hij met het leven ondervond, de veilige haven willen opzoeken. (Wordt vervolgd.) (eve ring d<> zaak gemeente JUUllv. UUI iilUJi deva- eld, /.iin „.W.L van plunnvee dt volgende Naar aanleiding van d:' med i van CJecl. voorstel

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1923 | | pagina 1