ALGEMEEN NiEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
Mo 7516
Vrijdag 12 October 1923.
63e Jaarg&ug.
Bekendmaking.
Uit tiet hooge Nooiden,
BINNENLAND.
BUITENLAND.
ElBHiSTB Br.AT).
LIX.
I>e herfst heeft zijn intrede gedaan, na-
dat wij een zomer beleefd hebben, die uit-
muntte door veel koude en regen, zoodat
ditmaal in velerlei opzicht menig landbou-
wer teleungesteld is over zijn oogst. Dit
See ft ons aanleiding tot het uitspreken van
eenige herfstgedachten.
De herfst met al zijn gure dagen, zijn
stonmwinden en regenvlagen, met het ver-
dorren van al wat bloeide op deze aarde,
met het vallen der bladeren en het kaal
worden der boornen, het vaal en grauw
worden der velden, die herfst is als't ware
een afschaduwing des levens. De herfst
is voonbode van den winter, hij brengt on-
gemakken en doet ons telkens rillen en
huiveren. Toch is het tegelijk de tijd, dat
de naoogst wordt ingehaald en dat de
landman een overzicht krijgt van wat lente
en zomer hem hebben opgeleverd. Eener-
zijds vertoont zich de vergankelijkheid
van al het aardsche, maar ook hoe op het
oogenblik van het vergaan juist de vrucht
wordt verkregen, hoe het oude leven af-
sterft om een nieuw leven te mogen geven.
Datzelfde zien wij ook in den herfst van
het menschenleven.
Als onze zomertijd, de bloeitijd, voorbij
is, als de jaren van forsche mannelijke
kracht doorleefd en doorgewerkt zijn, dan
komt een ander tijdperk aan, dat voor
somimigen kort en vodr anderen lang
duurt, het tijdperk, dat ons spreekt van de
vergankelijkheid, waarin de krachten ver-
minderen, de levensenergie achteruitgaat,
de bios op de wangen verwelkt en het ge-
laat zich rimpelt, waarin het gaan moei-
lijker wordt en het oog begin! te ver-
duisteren. Dat is de voorbode van den
winter voor elk leven, den winter van den
slaap des doods. Zoo profeteert het ons
ook: de vergankelijkheid van al het aard
sche leven en dat eens een einde komt,
waar een begin was, dat een afsterven
volgt op een geboorte. Maar die herfst
des levens is tevens voor ons de tijd van
den na-oogst, waarin wij in onze sohuur
binnenhalen wat groeid? en bloeide in den
zomertijd van ons leven. Ook: waarin wij
een overzicht verkrijgen over wat ons werk
heeft opigeleverd. Dan hebben wij verza-
meld de vruchten van onzen arbeid. Maar
het hangt grootendeels af van onze vol-
harding in vroeger tijd: hoe groot onze
levensoogst zijn zal, of de oogst ook waar-
de hebben zal al naar gelang de vrucht
van edele soort was. Zooveel te zorgvul-
diger werd gearbeid in den levenszomer,
zooveel te grooter kan die oogst in den
herfst zijn.
Ach, natuurlijk doelen wij hier niet op:
hoe veel geld iemand kan hebben over-
gespaard, hoe nuttig ook dit moge zijn, en
al mag worden opgemerkt, dat de kans op
een onbezorgden ouden dag grooter is voor
hen, die steeds ijvenig was dan voor hem,
die traag in den arbeid was. Maar wij
doelen hier op dien levensarbeid, die ver-
richt wordt door hoofd en hart.
Zooveel te zorgvuldiger wij geweest zijn
om den akker des harten te bewerken in
de lente en den zomer des levens, zooveel
te schooner oogst kan in den herfst worden
vergaard, zooveel te grooter schat des
harten kan ons deel zijn.
Dan, als 's levens avond nadert, dan
eerst blijkt ten voile wie en wat wij zijn,
hoe wij ons hebben gevonmd tot karakters.
In 's levens opgang kan reeds veel schoons
worden vertoond, maar dat is meer be-
lofte. Dat is gelijk de bloem des velds, die
heerlijk prijkt in gouden gloed. Maar dan
zijn wij nog bezig te vormen. Eerst als de
zomer voorbij is, kan worden gezegd wat
oogst aan werkelijk goed binnengehaald is.
Let wel: er kan worden geoogst. Wij
zeggen niet: er zal. Want hoe de oogst
zijn zal, hangt slechts ten deele af van den
landman. Veel kan zijn ijver doen. Maar
de verkwikkende zon en de lavende regen
moet hem beihulpzaam zijn. Zoo ook in
ons leven: hoe groote schat des harten
wordt vergaderd, hangt ten deele van on
zen iiver af, van ons plichtsbesef en onze
geestkracht. Wij zaaien 't zaad, de Heer
moet wasdom geven en ijdel is ons zwoe-
gen en ons streven, als Zijn erbarming ons
verlaat!
God moet Zijn zegen geven aan onzen
levensarbeid, op ons streven om goed te
zijn en goed te doen. Maar dit eene ge-
looven wij en hopen wij: dat God Zijn
zegen geven zal aan alles wat wordt ge
daan door een liefhebbend hart. Van God
moet de zegen komen, waardoor de vrucht
van onzen arbeid gedijen moet. Gelijk in
de natuur de voornaamste vrucht eerst op
het laatste wordt verkregen, wanneer het
tijdperk der vergankelijkheid is aange-
broken, als het oude leven afsterft, zoo ook
is het in het menschenleven. Op het laat
ste, als 's levens avond aangebroken is,
dan eerst is de vrucht verkregen en gaat
het oude leven afsterven om p'aats te
maken voor een nieuw geslacht. Want dan
hebben wij geleefd en gestreefd om lief de
te verzamelen. Maar die lief de gaat niet
verloren, doch leeft voort in onze kinderen,
in wat wij hun hebben bijgebracht aan
deugd en karaktervorming.
Gelijk de korenaar groeit voor het graan,
dat hij geven zal en gelijk die korenaar den
geheelen zomer het veld versiert, zoo leven
wij niet voor ons zelf, maar voor de vrucht
voor ons werk. Wij mogen de maatschap-
pij versieren in den levenszomer, ccrst in
den herfst komt de tijd, waarin blijkt welke
vruchten blijvend gewonnen zijn.
Hoe gaat het als de vruchten in den
boomgaard worden verzameld? Dar, wor
den niet alle te zainen bewaard, maar er
wordt wel degelijk rekening mee gehouden:
hoe de toestand der vruchten is. Zij wor
den niet goed met slecht samengehouden,
want 66n rotte vrucht kan alles beuerven,
kan het goede aansteken. De landman
zoekt zijn vruchten uit, werpt weg wat niet
deugt, opdat het goede behouden blijft.
Als bij een beschouwing van het leven,
de vruchten gezamentlijk vodr ons liggen,
dan zien wij wat dat leven gaf. Ach, daar
zal geen enkel leven zijn, verstaat het: geen
enkell, dat niet naast zijn goede ook zijn
slechte vruchten telt. Bij u alien c ok bij
ons is dat zoo. Wij zouden engelen
moeten zijn om uitsluitend goede vruchten
voort te brengen. In de beoordeeling, wie en
wat wij zijn, wordt niet alleen door men-
scben, ook door God, rekening gehouden
met de verzamelde vruchten.
En nu liiigt het ook ten deele aan ons zelf,
of die beoordeeling zal gaan gepaard met
een hoofdschudding: ach, wat is er veel
1 bedorven en hoeveel vrucht had kunnen
worden gered, hoeveel had er goed kun-
j nen blijven, als het niet was besmet door
i deze of die rotte vrucht. Het kan aan ons
l'iggen, of de beoordeeling luiden zal met
een zucht: Dat is niets waard. Maar ook
j is mogelijk, dat het klinkt: Dat is voor het
i meerendeel gaaf en goed. Als het oordeel
zoo luidt, misschien zal dat zijn, omdat wij
j ijverig zijn geweest alle verkeerde en zieke
i vrucht tijdig weg te werpen, omdat wij
telkens hebben getracht het hart te zuiveren
van alles wat dat hart bezoedelen wilde.
Denkt er aan: eens komt voor elk onzer
de beoordeeling van onzen levensoogst.
En dat oordeel komt niet van ons zelf.
Wij zijn altoos vooringenomen. Maar dat
oordeel komt over ons van Een, die recht-
vaardig oordeelt, Een, die de harten kent
en ons doorziet, Een, die meerder dan
mensohen is. Hoe dat oordeel zal luiden,
dat hangt deels van ons zelf af. Wij
kunnen ons leven maken tot het beste wat
wij, zondige menschen, van dat leven
maken kunnen, zoodat er kostelijke vruch
ten worden gezien, maar ook kan het zijn,
dat onze voorraadschuur vrijwel ledig is,
of wat misschien nog erger is, gevuld met
nietswaardige en tot niets nuttige vrucht.
Maar nu, in dezen spannenden tijd,
waar een machtig volk aan onze Ooster-
grenzen dreigt ten prooi te worden van
verderfbrengende stuiptrekkimg, nu moet
deze vergelijking worden doorgetrokken:
i dat dit ook geldt het volk als verzameling
van afzonderiijke indiividuen.
Ook voor een volk geldt het, dat op den
bloeitijd van den zomer volgen kan de
herfsttijd als de voorbode van den onder-
gang. En dan ligt het mede: aan de vruch
ten, die zulk een volk heeft verzameld, aan
de voorraad geestkracht, energie. heilige
ijver, aan de vraag of dat volk gerechtig-
heid of ongerechtigheid vergaderd heeft,
wat uit zulk een volk straks voortkomen
zal, wanneer God, die de Heer der historie
is, dat volk werpt in de smeltkroes, waar-
uit dat volk na lijden van bangen nood op-
nieuw als een vereenigde natie of allicht
veribrokkeld in zwakke volkjes te voor-
sehijn komen zal. Het oordeel voltrekt zich
ever een machtig volk!
laar het ligt in de hand van Hem, die
alles regeert, hoe de louteringsprocessen
straks worden voleind. Dat ook moet aan
ons volk worden voorgehouden, dat het
vonnis, dat wordt voltrokken over grooter
volkeren, dan het onze, zeer nabij ons ligt.
Het wrekende zwaard der goddelijke ge-
rechti'giheid heeft jaren achtereen verschil-
lende volkeren gestagen. De hand des
Heeren is opgeheven over meer dan een
volk. Of ook ons volk zal worden gewor-
pen in de smeltkroes, of ook onze levens-
avond nabij is of dat wij nog leven in
den zomertijd van ons volksbestaan en
onze herfsttijd nog moet aanbreken
Tien jaren geleden was Duitschland
bloeiend en machtig als nooit te voren.
Tbans lijkt het uitgeleefd en het afsterven
nabij. Het drama heeft zich opnieuw af-
gespeeld, dat een volk staande op het
boogtepunt, plotseling stortte in de diepte.
De les, die wij daaruit mogen leeren voor
ons volk, is het Oud Testamentische woord:
„Gerechtigheid verhoogt een volk".
T. g. T.
DE AMBTENARENSALARISSEN.
De Centrale Commissie voor georgani-
seerd overleg in ambtenarenzaken, heeft
een eind-advies uitgebracht, waaraan de
Tel. het volgende ontleend:
Wat de juridische zijde betreft van de
voorgenomen intrekking van artikel 40,
deelt de centrale commissie de miening der
regeering, dat haar bevoegdheid daartoe,
formeel juridisch bezien, niet betwistbaar
is, wijl een Koninklijk Besluit door een
ander KoninkI ,k Besluit kan worden ver-
vangen. Echter is de commissie van oor
deel, dat eenmaai toegekende salarissen,
ook buiten art. 40 om, gewaarborgd zijn.
De commissie betwist, dat de regeering
de bevoegdheid zou be^itten om in die
eenmaai toegekende salarissen ce.izijdig
verandering te brengen.
Indien de rege ring ook moraliter de in-
trekking van art. 40 gorechtigd acht, dan
houde zij ons aldus de commissie
ten goede, indiei wij ons afvragen,
sedert wanneer plechtig afgelegde beiof-
ten moreel, he.n die ze aflegde, niet meer
binden. De belofte aan de op 1 Juli 1922
in dienst zijnde atnbtenaren gedaan, werd
zeer positief name is regeering door
deti toenmaligen mini van financien
al'geiegd en door de K Viingin van haar
handteekening voorzie i. De commissie acht
het wel zeer bedenkelijk voor de mentali-
teit der ainbtenarei, indien zij de overtui-
ging in zich moeten omdragen, dat zij geen
absoluut vertrouwen kunnen hebben in de
beloften der regeering.
Indien van de zijde der regeering wordt
gewezen op de gevolgeo, welke een een-
zijdige aantasting van de verplichtingen
tegenover de schuldeischers van den staat
voor het staatscrediet ten gevolge zou heb
ben, dan moge de oommissie vragen, of
door de regeering wel is overwogen, wel
ke moreele gevolgen de intrekking van de
door de regeering plechtig gedane belof
ten zou opleveren.
Indien de regeering der oommissie de
overtuiging had willen bijbrengei, dat in-
derdaad alfe middelen, welke kunnen wor
den aangewend tot dekking van het tekort,
zijn uitgeput, dan zou de commissie het
op prijs gesteld hebben, indien haar een
financieel expose was gegeven betreffende
den financieeelen toestand van ons land,
Indien dit bewijs was geleverd, dan zou
daarmede tevens zijn aangetoond, dat in-
derdaad, gelijk de commissie reeds betoog-
de, de ambtenareu-salarissen in den gc-
dachtengang der regeering den sluitpost
der begrooting vormen.
De commissie besluit aTdus: „Het zal u
na het bovenstaande niet verwonderen, "dat
onze oommissie, welke zich derhalve op
het standpunt blijft stellen, dat een een-
^ijdige aantasting der salarissen niet mo
gelijk is, afwijzend mee it te moeten advi-
seeren ten opzichte van het haar toege-
zonden ontwerpbesluit, strekkende tot een
algemeene safarissenverlaging van 10 pet.
VERLENG1NQ VAN HET SCHOEN-
WETJE.
Het Ned. Corr. Bureau verneemt, dat
een wetsontwerp tot verlenging van den
geldigheidsduur van het Schoeuwetje (tot
tijdelijke beperking invoer schoenwerk)
het Departement van Arbeid, Handel en
Nijverheid heeft verlaten.
ONTSLAG B!J RIJKSPOSTSPAARBANK.
Bij de rijkspostspaarbank zal wegens
overcompleet aan een aantal ambtenaren
ontslag worden verleend, onder toekenning
van wachtge.d, Hierbij zal de volgorde,
door de centrale commissie voor georgani-
seerd overleg aanbevolen, zooveel mogelijk
in acht worden genomen.
DE STOPZETTING VAN DEN
POSTCHeQUE- EN GIRODIENST.
Woensdagmorgen heeft Mr. R. C. Bak-
huizen van den Brink te Haarlem aan de
giroafdeeling van het postkantoor aldaar
een cheque ter betaling aangeboden, omdat
hij zich niet wenscht te onderwerpen aan de
sluiting van den girodienst, die hem rech-
tens ongeoorloofd voorkomt. De betaling
werd echter door den betrokken postbeamb-
te geweigerd, omdat hij geen advies voor
betaling ontvangen had. Thans zal tot dag-
vaarding worden overgegaan.
NADER BERICHT OVER DE PLANNEN
VOOR DE EERSTE LEERJAREN.
Het Ned. Corr. Bureau noemt „bepaald
onjuist" het door het „Handelsblad" ver-
spreide gerucht, uit parlementaiire kringen
over regeeringsplannen, om niet alleen het
zevende leerjaar weg te nemen, maar voor
de lagere scholen een vierjarige school te
maken.
De regeering schijnt niet anders te over-
wegen dan uitvoering te geven aan de reeds
bij de Lager Onderwijsweb 1920 in beginse!
vastgelegde gedachte om het onderwijs in de
lagere leer jaren te doen geven door onder-
wijzeressen van eenvoudiger opleiding en
deze geleidelijk de plaats te doen innemen
van een deel der tegenwoordige leerkrach-
ten, waardoor op den duur belangrijke be-
sparing zal kunnen verkregen worden op de
opleidingsinrichtingen.
DE GOUVERNEUR-GENERAAL EN
DE VLOOTWET.
In antwoord op de vraag van den heer
Dresselhuys naar de meening van den
Gouverneur-Generaal van Ned.-Indie over
de aanhangige Vlootwet, heeft de Minister
van Kolonien geantwoordt, dat, waar de
verantwoordelijkheid voor.de indiening van
wetsontwerpen, ook voor zooveel Neder-
landsch-Indie betreft, bij de regeering berhst,
de ter zake betrekkelijke adviezen van den
Gouverneur-Generaal beschouwd moeten
worden als uitsluitend voor haar bestemd.
„Wat betreft de openbaarmaking van der-
gelijke adviezen kan mijns inziens geen an-
dere gedragslijn worden aanvaard dan die,
welke nopens openbaarmaking van corres
pondence tusschen Minister en Landvoogd
in het algemeen geldt.
Tegenover zoodanige publicatie sta ik
principieel afwijzend, in de eerste plaats
wel, omdat zij mijns inziens moet leiden
tot ondermijning van de voor een vrucht-
baar beheer van de kolonie onmis'bare ver-
trouwelijke samenwerking tusschen Minister
en Landvoogd.
Ik zie geen termen om in zake het aan-
hangig ontwerp Vlootwet van de algemee
ne gedragslijn af te wijken en kan daarom
tot mijn leedwezen geen gevolg geven aan
het verzoek om het oordeel van den Gouver
neur-Generaal nopens die aangelegenheid
aan de Kamer ken'baar te maken".
VERHOOGING ACCIJNS OP BIER EN
INVOERRECHT OP BIER EN OP THEE
lngediend is thans het reeds aangekon-
digde wetsontwerp tot verhooging van den
accijns op bier en van "het invoerrecht op
bier en thee.
Dat de toestand der schatkist verster-
king der inkomsten noodzakelijk maakt,
is, zoo leest men in de Mem. v. Toef.,
reeds te anderer plaatse uiLengezet (ver-
wezen moge worden naar de Nota, aan-
wijzende den toestand van 's Lands Fi
nancien voor 1924). De keuze van mid
delen om tot die versterking te gerakenj
l.s echter niet groot, indien men let op
de vele en soms vitale belangen van onis
volk, die door nieuwe be!astingen zou
den worden geschaad. De ondergeteeken-
de heeft onder die omstandigheden ge-
meend, als het minst aan bezwaren on-
derhevig, onder meer ook eene verhoo
ging van den bieraccijns en in verband
daarmede tevens van het invoerrecht op
bier en thee te moeten voorstellen. Door
tegelijkertijd een hoogere be.'asting te vor-
deren zoowel van bier afs van thee, stelt
de ondergete.kende zich voor, te bevorde-
ren, dat de nieuw op te leggen lasten
gelijkmatiger zullen drukken op de be-
volking der verschillende deelen van het
land, dan het geval zou zijn indien slechts
een dier artikelen werd belast. Om deze
reden acht de ondergeteekende het dan
ook raadzaam de verhooging van het in
voerrecht op beide genoemde artikelen
reeds bij dit wetsontwerp voor te stellen,
en dus afgescheide.i van het wetsontwerp
tot technische herziening van het tarief
van invoerrechten dat hij eerlang hoopt
in te dienen.
De accijns die nu op bier wordt ge-
heven, wordt berekend op 2,5 cent per
liter; bij aannemingl van het wetsontwerp
zou dat verhoogd worden tot 7 cent per
liter, een verhooging, die, volgens detn,
minister, den bierprijs in koffie'uuizen
niet onbelangrijk omhoog behoeft te jagen,-
te minder waar deze op het oogenblik
toch reeds door de belang'nebbenden met
moeite op het bestaande hooge peil wordt
gehouden.
De meerdere opbrengst wordt op 6 mil-
lioen geschat. Door dezen maatregel
wordt de groote ongelijkhe'd in belasting
tusschen het gedistiHeerd en het bier al-
thans eenigermate verminderd, zoo merkt
de M. v. T. op.
Het invoerrecht op bte. wordt verhoogd
tot 12 gulden per H.L.
Het invoerrecht op thee wii de minis
ter verhoogen va l 25 gulden per 100 K.G.
op 100 gulden (wat dus den prijs zou ver-
hioogen met 75 cent per R.G.). De hooge
re bate wordt geschat op 7 miilioeu.
HET LLLGlSCHE LOODSWEZEN.
Onder het opschrift „de belangen van
onze loodsen" schrijft het Hbf. van Ant-
werpen het volgende:
Ingevolge de doeUreffjnde mantiegelen,
door de Hollandsche regerring genomen,
is het percentage der scnepen, door onz«
Belgische loodsen bediend, afgenomen en
dai is blijkbaar maar een begin.
Dat moet niemand verwonderen die
weet dat het geial Hollandsche loodsboo-
ten in de Wielingen het dubbel der Beigi-
^sche bedraagt, terwijl in het Oostgat het
plaatsen der loodsen aan boord der goelet
van Brouwershaven ook niet zonder suc-
ces bleef.
Het hoeft niet verder betoogd, dat on
ze loodsen in ongunstige voorwaarden ver-
keeren wat betreft het getal schepen en de
hoe-danigheid van het materieel.
't Is daarom dat wij de aandacht van
de regeering vestigan op de noodzakejijk-
heid van het nemen van tegenmaatregelen.
Zoo blijft ter hoogte van' Duqueness^het
Belgisch wachtschip soms dagen afwezig,
van als het gaat aflossen te Viissinge.ij
tot wanneer het terug is bjj Dungeness;
in dien tusschentijd vallen groote stooni-
booten in handen van vreemde loodsen.
De post van „de Wandelaar" is ook j
nog niet verdubbeld. Het feit dat de Bef-
gische boot ook de schepen voor Ostende
van een loods moet voorzien, dwingt haar
ter plaatse te blijven en zij bevindt zich
dus in de onmogelijkheid "schepen te ge-
moet te varen, wat de Hollanders wel kun
nen doen.
Men mag er nog bijvoegen, dat er nog
altijd een Befgische loodsboot met averij
in de haven van Vlissjngen ligt.
De scheenvaart is drukker dan ooit en
het aantal loodsen is onvoldoende; vooral
het aantal rivierlbodsen is ontoereikend,
zoowel het aantal te Antwerpen als het
aantal te Ter Neuzen.
Het gebeurt dus dikwijls dat e: te Vlis-
singen geen e.ikele rivierfoods meer be-
beschikbaar is en dat zelfs Befgische sche
pen de hulp van HoHandsche loodsei moe
ten inroepende vermeerdering van het
aantal loodsen is, bij het naderen van het
winterseizoen, hoogst noodzakelijk.
Een ander gevolg van de schaarschte aan
rivierloodsen is de onmogelijkheid waarin
men zich bevindt om te voldoen aan de*
vragen der scheepvaartmaatschappijen die
vaste loodsen voor hun schepen vragen.
Reeds is een Duitsche lijn, wier grooto
schepen terug op Antwerpen varen, in
handen gevaHen van de Hobandsche lood
sen, die heel begrijpelijk profijt trekke.i van
het ontoereike .d getal onzer rivierioodse.i.
Btelfen wij ten slotte vast dat de tbestlhnd
op de reede van Viissingen niet veranderd
is; het Nederlandsche loodswezen beschikt
nog steeds over snellere motorbooten dan
de onze, wat hen tcelaat eerder aan boord
van de schepen te komen dan de Belgische
loodsen.
DE TOESTAND.
De Engelsche bladen wijden, schrijft de
N. R. Crt., op grond van een ernstige waar-
schuwing van Sir William H. Willcox, den
geneeskundigen adviseur van het ministerie
van binnenlandsche zaken, beschouwingen
aan het gevaar van het toenemende misbruik
dat het publiek van opwekkende sterk wer-
kende geneesmiddelen maakt. Andere ge-
nee^ieeren hebben de waarsohuwing van
harte onderschreven en een hunner zegt van
het misbruik van aspirine, slaapmiddelen
enz.: „De tijdelijke verlichting, wordt op
prijs gesteld, maar het nadeel, dat volgt,
wordt niet beseft". lets dergelijks valt stel-
lig te zeggen van inflatie als oeconomisch
opwekkingsmiddel, waarover in hetzelfde
nummer van de Evening Standard, in het-
welk deze vermamng voorkwam, eenige
mededeelingen staan, dit natuurlijk naar
aanleiding van het reeds geseinde verslag
van een rede van Barlow, den minister van
arbeid. Deze minister, die lid van het kabi-
net is en dus op de hoogte moet zijn van de
plannen der regeering, zeide in die rede „dat
een plan tot geld-inflatie tot 100 millioen
was voorgesteld door den president van
Barclay's Bank, ten einde de handelspositie
te verbeteren. Barlow achtte het plan de
overweging waard, maar zou er nog bij zeg
gen, dat de regeering het laatste halfjaar
talrijke plannen had onderzocht en dat ver-
anderingen konden worden tegemoet ge
zien".
Dadelijk nadat de rede van Barlcw be
kend was geworden, heeft de president van
bovengenoemde bank verklaard, dat hij niets
hoegenaamd van een dergelijk inflatie-plan
afwist en dat hij kort geleden nog als zijn
opvatting had verkondigd, dat hij noch voor
verdere deflatie noch voor heftige inflatie,
maar voor stabilisatie was. Er dient dus
een nader onderzoek ingesteld te worden
naar het vaderschap van het plan. Maar er
kan geen rook zonder vuur zijn en het ver-
dient de aandacht, dat de Daily Mai! thans
voor den dag kotnt met de mededetling, dat
de Schatkist al in de laatste maanden geen
nieuwe deflatie-maatregelen heeft genomen
en dat de regeering, ten einde den handel
zekeiheid te verschaffen, dat de prijzen niet
verder zullen dalen, zich verbonden heeft tot
een anti-deflatie-politiek. „Er kan zelfs een
lichte inflatie komen, ten einde den handel
aan te moedigen goederen te koopen in de
hoop van ze met winst te verkoopen". Op
deze wijze denkt men dan ook de werkloos-
heid te verminderen. De stijging der prijzen
die bij inflatie intreedt, zal weer verhooging
der loonen ten gevolge hebben en het uit-
geven van de verhoogde loonen zal weer
prikkelend werken op de handelslevendig-
heid enz. enz. De drogreden, dat een even-
redige loonsvenhooging die het gevolg van
inflatie is, den ontvanger van dat loon op
den duur rijker zou maken, moet maar ge-
slikt worden. De Daily Mail besluit met de
verzekering, dat er echter noch bij de regee
ring noch bij de bankiers neiging bestaat
nieuwe inflatie op aanmerkelijke schaal toe
te laten.
Dit laatste spreekt eigenlijk vanzelf voor
een land als Engeland, dat elk jaar een
groot bedrag voor rente en amortisatie van
zijn schuld aan de Vereenigde Staten in
dollars moet betalen. Maar om diezelfde
reden is inflatie altijd een gevaar, daar het
van allerlei omstandigheden afhangt hoe ver
men er mee gaat, of men er niet te ver mee
gaat en de kogel dan ten slotte op een hel-
lend vlak komt, waarop hij zooveel moei-
lijker te stuiten is dan op de vlakke baan.
Het is waar, dat Engeland tot dusver zulk
een gezonde financieele politiek heeft ge-
voerd, dat wel alle voorzorgen genomen
zullen worden om de grens niet te over-
schrijden. Met zulke voorzorgen is ook een
plan omgeven van den kapitein-ter-zee Bur-
ney, lid van het parlement en uitvinder van
de beroemde „paravance", het toestel, dat
oorlogsschepen in staat stelt door mijnvel-
den heen te varen. Hij wil 25 millioen
nieuwe schatkistbiljetten uitgeven, maar niet
meer, en ze in handen stellen van een
lichaam, dat den naam zou dragen van Raad
voor de Ontwikkeling van het Rijk en dat
allerlei nieuwe handelsondernemingen op de
been zou helpen.
Een „beetje inflatie" kan geen kwaad
dit begint in Engeland zoo ongeveer de leus
te worden, waar men al een tijdje naar
Frankrijk gekeken heeft, dat geen werkloos-
heid kent en met den voordeeligen, maar
tamelijk stabielen koers van zijn franc zijn
producten gemakkelijk kwijt raakt. Maar
men dient zich bewust te blijven, dat inflatie
met dat al een vergif is, dat slechts in ho-
moeopatische dosis genezing kan bewerken.
„Die voetstappen maken mij bang", zei de
vos in de fabel van Aesopus, toen hij zag,
dat er wel sporen naar het hoi van den
leeuw leidden, maar geen enkel er vandaan.
Er zijn ook niet weinig naties die Engeland
benijd hebben om de wijze, waarop het zijn
pond heeft weten te beveiligen. En waar het
vergif toe leidt, wanneer het, in steeds groo
ter dosis gebruikt, verslaving tot gevolg
heeft gehad, toont de Duitsche mark, waar-
van er Donderdag 19 milliard noodig waren
om een enkel Engelsch pond mee te koopen.
Straks kan men alle papieren marken op-
stoken in een groot vuur en er een of ander
macaber wijsje bij spelen. y
fPT'CJfcl
De Burgemeester der gemeente TER NEUZEN
maakt bekend, dat eene Openbare Vergadering
van ten Gemeenteraad zal worden gehouden op
Dinsdag 16 Oct. 1923, des uamiddags 2 uur.
Ter Neuzen, 12 Aug. 1923.
De Burgemeester voornoemd,
J. HUIZINGA.