ALGEMEEN NiEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. Mo 7516 Vrijdag 12 October 1923. 63e Jaarg&ug. Bekendmaking. Uit tiet hooge Nooiden, BINNENLAND. BUITENLAND. ElBHiSTB Br.AT). LIX. I>e herfst heeft zijn intrede gedaan, na- dat wij een zomer beleefd hebben, die uit- muntte door veel koude en regen, zoodat ditmaal in velerlei opzicht menig landbou- wer teleungesteld is over zijn oogst. Dit See ft ons aanleiding tot het uitspreken van eenige herfstgedachten. De herfst met al zijn gure dagen, zijn stonmwinden en regenvlagen, met het ver- dorren van al wat bloeide op deze aarde, met het vallen der bladeren en het kaal worden der boornen, het vaal en grauw worden der velden, die herfst is als't ware een afschaduwing des levens. De herfst is voonbode van den winter, hij brengt on- gemakken en doet ons telkens rillen en huiveren. Toch is het tegelijk de tijd, dat de naoogst wordt ingehaald en dat de landman een overzicht krijgt van wat lente en zomer hem hebben opgeleverd. Eener- zijds vertoont zich de vergankelijkheid van al het aardsche, maar ook hoe op het oogenblik van het vergaan juist de vrucht wordt verkregen, hoe het oude leven af- sterft om een nieuw leven te mogen geven. Datzelfde zien wij ook in den herfst van het menschenleven. Als onze zomertijd, de bloeitijd, voorbij is, als de jaren van forsche mannelijke kracht doorleefd en doorgewerkt zijn, dan komt een ander tijdperk aan, dat voor somimigen kort en vodr anderen lang duurt, het tijdperk, dat ons spreekt van de vergankelijkheid, waarin de krachten ver- minderen, de levensenergie achteruitgaat, de bios op de wangen verwelkt en het ge- laat zich rimpelt, waarin het gaan moei- lijker wordt en het oog begin! te ver- duisteren. Dat is de voorbode van den winter voor elk leven, den winter van den slaap des doods. Zoo profeteert het ons ook: de vergankelijkheid van al het aard sche leven en dat eens een einde komt, waar een begin was, dat een afsterven volgt op een geboorte. Maar die herfst des levens is tevens voor ons de tijd van den na-oogst, waarin wij in onze sohuur binnenhalen wat groeid? en bloeide in den zomertijd van ons leven. Ook: waarin wij een overzicht verkrijgen over wat ons werk heeft opigeleverd. Dan hebben wij verza- meld de vruchten van onzen arbeid. Maar het hangt grootendeels af van onze vol- harding in vroeger tijd: hoe groot onze levensoogst zijn zal, of de oogst ook waar- de hebben zal al naar gelang de vrucht van edele soort was. Zooveel te zorgvul- diger werd gearbeid in den levenszomer, zooveel te grooter kan die oogst in den herfst zijn. Ach, natuurlijk doelen wij hier niet op: hoe veel geld iemand kan hebben over- gespaard, hoe nuttig ook dit moge zijn, en al mag worden opgemerkt, dat de kans op een onbezorgden ouden dag grooter is voor hen, die steeds ijvenig was dan voor hem, die traag in den arbeid was. Maar wij doelen hier op dien levensarbeid, die ver- richt wordt door hoofd en hart. Zooveel te zorgvuldiger wij geweest zijn om den akker des harten te bewerken in de lente en den zomer des levens, zooveel te schooner oogst kan in den herfst worden vergaard, zooveel te grooter schat des harten kan ons deel zijn. Dan, als 's levens avond nadert, dan eerst blijkt ten voile wie en wat wij zijn, hoe wij ons hebben gevonmd tot karakters. In 's levens opgang kan reeds veel schoons worden vertoond, maar dat is meer be- lofte. Dat is gelijk de bloem des velds, die heerlijk prijkt in gouden gloed. Maar dan zijn wij nog bezig te vormen. Eerst als de zomer voorbij is, kan worden gezegd wat oogst aan werkelijk goed binnengehaald is. Let wel: er kan worden geoogst. Wij zeggen niet: er zal. Want hoe de oogst zijn zal, hangt slechts ten deele af van den landman. Veel kan zijn ijver doen. Maar de verkwikkende zon en de lavende regen moet hem beihulpzaam zijn. Zoo ook in ons leven: hoe groote schat des harten wordt vergaderd, hangt ten deele van on zen iiver af, van ons plichtsbesef en onze geestkracht. Wij zaaien 't zaad, de Heer moet wasdom geven en ijdel is ons zwoe- gen en ons streven, als Zijn erbarming ons verlaat! God moet Zijn zegen geven aan onzen levensarbeid, op ons streven om goed te zijn en goed te doen. Maar dit eene ge- looven wij en hopen wij: dat God Zijn zegen geven zal aan alles wat wordt ge daan door een liefhebbend hart. Van God moet de zegen komen, waardoor de vrucht van onzen arbeid gedijen moet. Gelijk in de natuur de voornaamste vrucht eerst op het laatste wordt verkregen, wanneer het tijdperk der vergankelijkheid is aange- broken, als het oude leven afsterft, zoo ook is het in het menschenleven. Op het laat ste, als 's levens avond aangebroken is, dan eerst is de vrucht verkregen en gaat het oude leven afsterven om p'aats te maken voor een nieuw geslacht. Want dan hebben wij geleefd en gestreefd om lief de te verzamelen. Maar die lief de gaat niet verloren, doch leeft voort in onze kinderen, in wat wij hun hebben bijgebracht aan deugd en karaktervorming. Gelijk de korenaar groeit voor het graan, dat hij geven zal en gelijk die korenaar den geheelen zomer het veld versiert, zoo leven wij niet voor ons zelf, maar voor de vrucht voor ons werk. Wij mogen de maatschap- pij versieren in den levenszomer, ccrst in den herfst komt de tijd, waarin blijkt welke vruchten blijvend gewonnen zijn. Hoe gaat het als de vruchten in den boomgaard worden verzameld? Dar, wor den niet alle te zainen bewaard, maar er wordt wel degelijk rekening mee gehouden: hoe de toestand der vruchten is. Zij wor den niet goed met slecht samengehouden, want 66n rotte vrucht kan alles beuerven, kan het goede aansteken. De landman zoekt zijn vruchten uit, werpt weg wat niet deugt, opdat het goede behouden blijft. Als bij een beschouwing van het leven, de vruchten gezamentlijk vodr ons liggen, dan zien wij wat dat leven gaf. Ach, daar zal geen enkel leven zijn, verstaat het: geen enkell, dat niet naast zijn goede ook zijn slechte vruchten telt. Bij u alien c ok bij ons is dat zoo. Wij zouden engelen moeten zijn om uitsluitend goede vruchten voort te brengen. In de beoordeeling, wie en wat wij zijn, wordt niet alleen door men- scben, ook door God, rekening gehouden met de verzamelde vruchten. En nu liiigt het ook ten deele aan ons zelf, of die beoordeeling zal gaan gepaard met een hoofdschudding: ach, wat is er veel 1 bedorven en hoeveel vrucht had kunnen worden gered, hoeveel had er goed kun- j nen blijven, als het niet was besmet door i deze of die rotte vrucht. Het kan aan ons l'iggen, of de beoordeeling luiden zal met een zucht: Dat is niets waard. Maar ook j is mogelijk, dat het klinkt: Dat is voor het i meerendeel gaaf en goed. Als het oordeel zoo luidt, misschien zal dat zijn, omdat wij j ijverig zijn geweest alle verkeerde en zieke i vrucht tijdig weg te werpen, omdat wij telkens hebben getracht het hart te zuiveren van alles wat dat hart bezoedelen wilde. Denkt er aan: eens komt voor elk onzer de beoordeeling van onzen levensoogst. En dat oordeel komt niet van ons zelf. Wij zijn altoos vooringenomen. Maar dat oordeel komt over ons van Een, die recht- vaardig oordeelt, Een, die de harten kent en ons doorziet, Een, die meerder dan mensohen is. Hoe dat oordeel zal luiden, dat hangt deels van ons zelf af. Wij kunnen ons leven maken tot het beste wat wij, zondige menschen, van dat leven maken kunnen, zoodat er kostelijke vruch ten worden gezien, maar ook kan het zijn, dat onze voorraadschuur vrijwel ledig is, of wat misschien nog erger is, gevuld met nietswaardige en tot niets nuttige vrucht. Maar nu, in dezen spannenden tijd, waar een machtig volk aan onze Ooster- grenzen dreigt ten prooi te worden van verderfbrengende stuiptrekkimg, nu moet deze vergelijking worden doorgetrokken: i dat dit ook geldt het volk als verzameling van afzonderiijke indiividuen. Ook voor een volk geldt het, dat op den bloeitijd van den zomer volgen kan de herfsttijd als de voorbode van den onder- gang. En dan ligt het mede: aan de vruch ten, die zulk een volk heeft verzameld, aan de voorraad geestkracht, energie. heilige ijver, aan de vraag of dat volk gerechtig- heid of ongerechtigheid vergaderd heeft, wat uit zulk een volk straks voortkomen zal, wanneer God, die de Heer der historie is, dat volk werpt in de smeltkroes, waar- uit dat volk na lijden van bangen nood op- nieuw als een vereenigde natie of allicht veribrokkeld in zwakke volkjes te voor- sehijn komen zal. Het oordeel voltrekt zich ever een machtig volk! laar het ligt in de hand van Hem, die alles regeert, hoe de louteringsprocessen straks worden voleind. Dat ook moet aan ons volk worden voorgehouden, dat het vonnis, dat wordt voltrokken over grooter volkeren, dan het onze, zeer nabij ons ligt. Het wrekende zwaard der goddelijke ge- rechti'giheid heeft jaren achtereen verschil- lende volkeren gestagen. De hand des Heeren is opgeheven over meer dan een volk. Of ook ons volk zal worden gewor- pen in de smeltkroes, of ook onze levens- avond nabij is of dat wij nog leven in den zomertijd van ons volksbestaan en onze herfsttijd nog moet aanbreken Tien jaren geleden was Duitschland bloeiend en machtig als nooit te voren. Tbans lijkt het uitgeleefd en het afsterven nabij. Het drama heeft zich opnieuw af- gespeeld, dat een volk staande op het boogtepunt, plotseling stortte in de diepte. De les, die wij daaruit mogen leeren voor ons volk, is het Oud Testamentische woord: „Gerechtigheid verhoogt een volk". T. g. T. DE AMBTENARENSALARISSEN. De Centrale Commissie voor georgani- seerd overleg in ambtenarenzaken, heeft een eind-advies uitgebracht, waaraan de Tel. het volgende ontleend: Wat de juridische zijde betreft van de voorgenomen intrekking van artikel 40, deelt de centrale commissie de miening der regeering, dat haar bevoegdheid daartoe, formeel juridisch bezien, niet betwistbaar is, wijl een Koninklijk Besluit door een ander KoninkI ,k Besluit kan worden ver- vangen. Echter is de commissie van oor deel, dat eenmaai toegekende salarissen, ook buiten art. 40 om, gewaarborgd zijn. De commissie betwist, dat de regeering de bevoegdheid zou be^itten om in die eenmaai toegekende salarissen ce.izijdig verandering te brengen. Indien de rege ring ook moraliter de in- trekking van art. 40 gorechtigd acht, dan houde zij ons aldus de commissie ten goede, indiei wij ons afvragen, sedert wanneer plechtig afgelegde beiof- ten moreel, he.n die ze aflegde, niet meer binden. De belofte aan de op 1 Juli 1922 in dienst zijnde atnbtenaren gedaan, werd zeer positief name is regeering door deti toenmaligen mini van financien al'geiegd en door de K Viingin van haar handteekening voorzie i. De commissie acht het wel zeer bedenkelijk voor de mentali- teit der ainbtenarei, indien zij de overtui- ging in zich moeten omdragen, dat zij geen absoluut vertrouwen kunnen hebben in de beloften der regeering. Indien van de zijde der regeering wordt gewezen op de gevolgeo, welke een een- zijdige aantasting van de verplichtingen tegenover de schuldeischers van den staat voor het staatscrediet ten gevolge zou heb ben, dan moge de oommissie vragen, of door de regeering wel is overwogen, wel ke moreele gevolgen de intrekking van de door de regeering plechtig gedane belof ten zou opleveren. Indien de regeering der oommissie de overtuiging had willen bijbrengei, dat in- derdaad alfe middelen, welke kunnen wor den aangewend tot dekking van het tekort, zijn uitgeput, dan zou de commissie het op prijs gesteld hebben, indien haar een financieel expose was gegeven betreffende den financieeelen toestand van ons land, Indien dit bewijs was geleverd, dan zou daarmede tevens zijn aangetoond, dat in- derdaad, gelijk de commissie reeds betoog- de, de ambtenareu-salarissen in den gc- dachtengang der regeering den sluitpost der begrooting vormen. De commissie besluit aTdus: „Het zal u na het bovenstaande niet verwonderen, "dat onze oommissie, welke zich derhalve op het standpunt blijft stellen, dat een een- ^ijdige aantasting der salarissen niet mo gelijk is, afwijzend mee it te moeten advi- seeren ten opzichte van het haar toege- zonden ontwerpbesluit, strekkende tot een algemeene safarissenverlaging van 10 pet. VERLENG1NQ VAN HET SCHOEN- WETJE. Het Ned. Corr. Bureau verneemt, dat een wetsontwerp tot verlenging van den geldigheidsduur van het Schoeuwetje (tot tijdelijke beperking invoer schoenwerk) het Departement van Arbeid, Handel en Nijverheid heeft verlaten. ONTSLAG B!J RIJKSPOSTSPAARBANK. Bij de rijkspostspaarbank zal wegens overcompleet aan een aantal ambtenaren ontslag worden verleend, onder toekenning van wachtge.d, Hierbij zal de volgorde, door de centrale commissie voor georgani- seerd overleg aanbevolen, zooveel mogelijk in acht worden genomen. DE STOPZETTING VAN DEN POSTCHeQUE- EN GIRODIENST. Woensdagmorgen heeft Mr. R. C. Bak- huizen van den Brink te Haarlem aan de giroafdeeling van het postkantoor aldaar een cheque ter betaling aangeboden, omdat hij zich niet wenscht te onderwerpen aan de sluiting van den girodienst, die hem rech- tens ongeoorloofd voorkomt. De betaling werd echter door den betrokken postbeamb- te geweigerd, omdat hij geen advies voor betaling ontvangen had. Thans zal tot dag- vaarding worden overgegaan. NADER BERICHT OVER DE PLANNEN VOOR DE EERSTE LEERJAREN. Het Ned. Corr. Bureau noemt „bepaald onjuist" het door het „Handelsblad" ver- spreide gerucht, uit parlementaiire kringen over regeeringsplannen, om niet alleen het zevende leerjaar weg te nemen, maar voor de lagere scholen een vierjarige school te maken. De regeering schijnt niet anders te over- wegen dan uitvoering te geven aan de reeds bij de Lager Onderwijsweb 1920 in beginse! vastgelegde gedachte om het onderwijs in de lagere leer jaren te doen geven door onder- wijzeressen van eenvoudiger opleiding en deze geleidelijk de plaats te doen innemen van een deel der tegenwoordige leerkrach- ten, waardoor op den duur belangrijke be- sparing zal kunnen verkregen worden op de opleidingsinrichtingen. DE GOUVERNEUR-GENERAAL EN DE VLOOTWET. In antwoord op de vraag van den heer Dresselhuys naar de meening van den Gouverneur-Generaal van Ned.-Indie over de aanhangige Vlootwet, heeft de Minister van Kolonien geantwoordt, dat, waar de verantwoordelijkheid voor.de indiening van wetsontwerpen, ook voor zooveel Neder- landsch-Indie betreft, bij de regeering berhst, de ter zake betrekkelijke adviezen van den Gouverneur-Generaal beschouwd moeten worden als uitsluitend voor haar bestemd. „Wat betreft de openbaarmaking van der- gelijke adviezen kan mijns inziens geen an- dere gedragslijn worden aanvaard dan die, welke nopens openbaarmaking van corres pondence tusschen Minister en Landvoogd in het algemeen geldt. Tegenover zoodanige publicatie sta ik principieel afwijzend, in de eerste plaats wel, omdat zij mijns inziens moet leiden tot ondermijning van de voor een vrucht- baar beheer van de kolonie onmis'bare ver- trouwelijke samenwerking tusschen Minister en Landvoogd. Ik zie geen termen om in zake het aan- hangig ontwerp Vlootwet van de algemee ne gedragslijn af te wijken en kan daarom tot mijn leedwezen geen gevolg geven aan het verzoek om het oordeel van den Gouver neur-Generaal nopens die aangelegenheid aan de Kamer ken'baar te maken". VERHOOGING ACCIJNS OP BIER EN INVOERRECHT OP BIER EN OP THEE lngediend is thans het reeds aangekon- digde wetsontwerp tot verhooging van den accijns op bier en van "het invoerrecht op bier en thee. Dat de toestand der schatkist verster- king der inkomsten noodzakelijk maakt, is, zoo leest men in de Mem. v. Toef., reeds te anderer plaatse uiLengezet (ver- wezen moge worden naar de Nota, aan- wijzende den toestand van 's Lands Fi nancien voor 1924). De keuze van mid delen om tot die versterking te gerakenj l.s echter niet groot, indien men let op de vele en soms vitale belangen van onis volk, die door nieuwe be!astingen zou den worden geschaad. De ondergeteeken- de heeft onder die omstandigheden ge- meend, als het minst aan bezwaren on- derhevig, onder meer ook eene verhoo ging van den bieraccijns en in verband daarmede tevens van het invoerrecht op bier en thee te moeten voorstellen. Door tegelijkertijd een hoogere be.'asting te vor- deren zoowel van bier afs van thee, stelt de ondergete.kende zich voor, te bevorde- ren, dat de nieuw op te leggen lasten gelijkmatiger zullen drukken op de be- volking der verschillende deelen van het land, dan het geval zou zijn indien slechts een dier artikelen werd belast. Om deze reden acht de ondergeteekende het dan ook raadzaam de verhooging van het in voerrecht op beide genoemde artikelen reeds bij dit wetsontwerp voor te stellen, en dus afgescheide.i van het wetsontwerp tot technische herziening van het tarief van invoerrechten dat hij eerlang hoopt in te dienen. De accijns die nu op bier wordt ge- heven, wordt berekend op 2,5 cent per liter; bij aannemingl van het wetsontwerp zou dat verhoogd worden tot 7 cent per liter, een verhooging, die, volgens detn, minister, den bierprijs in koffie'uuizen niet onbelangrijk omhoog behoeft te jagen,- te minder waar deze op het oogenblik toch reeds door de belang'nebbenden met moeite op het bestaande hooge peil wordt gehouden. De meerdere opbrengst wordt op 6 mil- lioen geschat. Door dezen maatregel wordt de groote ongelijkhe'd in belasting tusschen het gedistiHeerd en het bier al- thans eenigermate verminderd, zoo merkt de M. v. T. op. Het invoerrecht op bte. wordt verhoogd tot 12 gulden per H.L. Het invoerrecht op thee wii de minis ter verhoogen va l 25 gulden per 100 K.G. op 100 gulden (wat dus den prijs zou ver- hioogen met 75 cent per R.G.). De hooge re bate wordt geschat op 7 miilioeu. HET LLLGlSCHE LOODSWEZEN. Onder het opschrift „de belangen van onze loodsen" schrijft het Hbf. van Ant- werpen het volgende: Ingevolge de doeUreffjnde mantiegelen, door de Hollandsche regerring genomen, is het percentage der scnepen, door onz« Belgische loodsen bediend, afgenomen en dai is blijkbaar maar een begin. Dat moet niemand verwonderen die weet dat het geial Hollandsche loodsboo- ten in de Wielingen het dubbel der Beigi- ^sche bedraagt, terwijl in het Oostgat het plaatsen der loodsen aan boord der goelet van Brouwershaven ook niet zonder suc- ces bleef. Het hoeft niet verder betoogd, dat on ze loodsen in ongunstige voorwaarden ver- keeren wat betreft het getal schepen en de hoe-danigheid van het materieel. 't Is daarom dat wij de aandacht van de regeering vestigan op de noodzakejijk- heid van het nemen van tegenmaatregelen. Zoo blijft ter hoogte van' Duqueness^het Belgisch wachtschip soms dagen afwezig, van als het gaat aflossen te Viissinge.ij tot wanneer het terug is bjj Dungeness; in dien tusschentijd vallen groote stooni- booten in handen van vreemde loodsen. De post van „de Wandelaar" is ook j nog niet verdubbeld. Het feit dat de Bef- gische boot ook de schepen voor Ostende van een loods moet voorzien, dwingt haar ter plaatse te blijven en zij bevindt zich dus in de onmogelijkheid "schepen te ge- moet te varen, wat de Hollanders wel kun nen doen. Men mag er nog bijvoegen, dat er nog altijd een Befgische loodsboot met averij in de haven van Vlissjngen ligt. De scheenvaart is drukker dan ooit en het aantal loodsen is onvoldoende; vooral het aantal rivierlbodsen is ontoereikend, zoowel het aantal te Antwerpen als het aantal te Ter Neuzen. Het gebeurt dus dikwijls dat e: te Vlis- singen geen e.ikele rivierfoods meer be- beschikbaar is en dat zelfs Befgische sche pen de hulp van HoHandsche loodsei moe ten inroepende vermeerdering van het aantal loodsen is, bij het naderen van het winterseizoen, hoogst noodzakelijk. Een ander gevolg van de schaarschte aan rivierloodsen is de onmogelijkheid waarin men zich bevindt om te voldoen aan de* vragen der scheepvaartmaatschappijen die vaste loodsen voor hun schepen vragen. Reeds is een Duitsche lijn, wier grooto schepen terug op Antwerpen varen, in handen gevaHen van de Hobandsche lood sen, die heel begrijpelijk profijt trekke.i van het ontoereike .d getal onzer rivierioodse.i. Btelfen wij ten slotte vast dat de tbestlhnd op de reede van Viissingen niet veranderd is; het Nederlandsche loodswezen beschikt nog steeds over snellere motorbooten dan de onze, wat hen tcelaat eerder aan boord van de schepen te komen dan de Belgische loodsen. DE TOESTAND. De Engelsche bladen wijden, schrijft de N. R. Crt., op grond van een ernstige waar- schuwing van Sir William H. Willcox, den geneeskundigen adviseur van het ministerie van binnenlandsche zaken, beschouwingen aan het gevaar van het toenemende misbruik dat het publiek van opwekkende sterk wer- kende geneesmiddelen maakt. Andere ge- nee^ieeren hebben de waarsohuwing van harte onderschreven en een hunner zegt van het misbruik van aspirine, slaapmiddelen enz.: „De tijdelijke verlichting, wordt op prijs gesteld, maar het nadeel, dat volgt, wordt niet beseft". lets dergelijks valt stel- lig te zeggen van inflatie als oeconomisch opwekkingsmiddel, waarover in hetzelfde nummer van de Evening Standard, in het- welk deze vermamng voorkwam, eenige mededeelingen staan, dit natuurlijk naar aanleiding van het reeds geseinde verslag van een rede van Barlow, den minister van arbeid. Deze minister, die lid van het kabi- net is en dus op de hoogte moet zijn van de plannen der regeering, zeide in die rede „dat een plan tot geld-inflatie tot 100 millioen was voorgesteld door den president van Barclay's Bank, ten einde de handelspositie te verbeteren. Barlow achtte het plan de overweging waard, maar zou er nog bij zeg gen, dat de regeering het laatste halfjaar talrijke plannen had onderzocht en dat ver- anderingen konden worden tegemoet ge zien". Dadelijk nadat de rede van Barlcw be kend was geworden, heeft de president van bovengenoemde bank verklaard, dat hij niets hoegenaamd van een dergelijk inflatie-plan afwist en dat hij kort geleden nog als zijn opvatting had verkondigd, dat hij noch voor verdere deflatie noch voor heftige inflatie, maar voor stabilisatie was. Er dient dus een nader onderzoek ingesteld te worden naar het vaderschap van het plan. Maar er kan geen rook zonder vuur zijn en het ver- dient de aandacht, dat de Daily Mai! thans voor den dag kotnt met de mededetling, dat de Schatkist al in de laatste maanden geen nieuwe deflatie-maatregelen heeft genomen en dat de regeering, ten einde den handel zekeiheid te verschaffen, dat de prijzen niet verder zullen dalen, zich verbonden heeft tot een anti-deflatie-politiek. „Er kan zelfs een lichte inflatie komen, ten einde den handel aan te moedigen goederen te koopen in de hoop van ze met winst te verkoopen". Op deze wijze denkt men dan ook de werkloos- heid te verminderen. De stijging der prijzen die bij inflatie intreedt, zal weer verhooging der loonen ten gevolge hebben en het uit- geven van de verhoogde loonen zal weer prikkelend werken op de handelslevendig- heid enz. enz. De drogreden, dat een even- redige loonsvenhooging die het gevolg van inflatie is, den ontvanger van dat loon op den duur rijker zou maken, moet maar ge- slikt worden. De Daily Mail besluit met de verzekering, dat er echter noch bij de regee ring noch bij de bankiers neiging bestaat nieuwe inflatie op aanmerkelijke schaal toe te laten. Dit laatste spreekt eigenlijk vanzelf voor een land als Engeland, dat elk jaar een groot bedrag voor rente en amortisatie van zijn schuld aan de Vereenigde Staten in dollars moet betalen. Maar om diezelfde reden is inflatie altijd een gevaar, daar het van allerlei omstandigheden afhangt hoe ver men er mee gaat, of men er niet te ver mee gaat en de kogel dan ten slotte op een hel- lend vlak komt, waarop hij zooveel moei- lijker te stuiten is dan op de vlakke baan. Het is waar, dat Engeland tot dusver zulk een gezonde financieele politiek heeft ge- voerd, dat wel alle voorzorgen genomen zullen worden om de grens niet te over- schrijden. Met zulke voorzorgen is ook een plan omgeven van den kapitein-ter-zee Bur- ney, lid van het parlement en uitvinder van de beroemde „paravance", het toestel, dat oorlogsschepen in staat stelt door mijnvel- den heen te varen. Hij wil 25 millioen nieuwe schatkistbiljetten uitgeven, maar niet meer, en ze in handen stellen van een lichaam, dat den naam zou dragen van Raad voor de Ontwikkeling van het Rijk en dat allerlei nieuwe handelsondernemingen op de been zou helpen. Een „beetje inflatie" kan geen kwaad dit begint in Engeland zoo ongeveer de leus te worden, waar men al een tijdje naar Frankrijk gekeken heeft, dat geen werkloos- heid kent en met den voordeeligen, maar tamelijk stabielen koers van zijn franc zijn producten gemakkelijk kwijt raakt. Maar men dient zich bewust te blijven, dat inflatie met dat al een vergif is, dat slechts in ho- moeopatische dosis genezing kan bewerken. „Die voetstappen maken mij bang", zei de vos in de fabel van Aesopus, toen hij zag, dat er wel sporen naar het hoi van den leeuw leidden, maar geen enkel er vandaan. Er zijn ook niet weinig naties die Engeland benijd hebben om de wijze, waarop het zijn pond heeft weten te beveiligen. En waar het vergif toe leidt, wanneer het, in steeds groo ter dosis gebruikt, verslaving tot gevolg heeft gehad, toont de Duitsche mark, waar- van er Donderdag 19 milliard noodig waren om een enkel Engelsch pond mee te koopen. Straks kan men alle papieren marken op- stoken in een groot vuur en er een of ander macaber wijsje bij spelen. y fPT'CJfcl De Burgemeester der gemeente TER NEUZEN maakt bekend, dat eene Openbare Vergadering van ten Gemeenteraad zal worden gehouden op Dinsdag 16 Oct. 1923, des uamiddags 2 uur. Ter Neuzen, 12 Aug. 1923. De Burgemeester voornoemd, J. HUIZINGA.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1923 | | pagina 1