BURGERLIJKE STAND. velen der politie, strekkende in Viet belang van de veiligheid en den geregelden gang van het verkeer op den openbaren weg. Art. 69. Het is verboden: a. als bestuurder van een rijwiel of motor- rijtuig geen vrachtautomobielen zijnde daar mede over een openbaren rijweg in de bebouwde kommen te rijden met een grootere snelheid dan 20 K.M. per uur; b. aan bestuurders van vrachtautomobielen, daarmede over een openbaren rijweg in de be bouwde kommen te rijden met een grootere snelheid dan 10 K.M. per uur. Deel van den rijweg maken uit de daartoe behoorende paden en bermen of zijkanten. De heer VAN CADSAND gelooft, dat het moeilijk zal te constateeren zijn, of te hard gereden wordt. Dien indruk kreeg hij ten minste, toen hij de behandeling van zoo'n overtreding door den kantonrechter eens aan- hoorde. Het schijnt alleen mogelijk te zijn met behulp van een bepaald apparaat. De VOORZITTER deelt mede, dat de agen- ten in het bezit zijn van een daarvoor noodigen chronometer; er zullen echter voor het juist constateeren eener overtreding twee agenten moeten zijn. De heer HAMELINK merkt op, dat er in verband met die verboden nog meer borden zullen moeten geplaatst worden. De VOORZITTER stemt dat toe. De heer DE JAGER meent, dat het voor de vrachtauto's minder de kwestie van te snel rij den, dan wel van de zwaarte is. De VOORZITTER merkt op, dat bij provin ciate verordening een beperking voor de zwaar te is gemaakt, ook bij gebruik van verschillende banden. De heer SCHEELE zou willen voorschrijvo gebruik van luchtbanden, want door de massie- ve banden brengen die vrachtauto's de meeste trilling te weeg. Het is maar goed, dat de gemeente de hoogere burgerschool niet meer in eigendom heeft, want daarin valt de eene scheur na de andere, wegens dat drukke rijden. De VOORZITTER meent, dat we de practijk hieromtrent eens zullen moeten raadplegen. In Middelburg heeft men luchtbanden voorge- schreven maar het is nog niet uitgemaakt, of dat voorschrift te handhaven is. Art. 70. De in acht te nemen snelheid, wordt op kosten van de gemeente aangeduid door een kenteeken naar de modellen, vastgesteld doo< den Minister van Waterstaat, krachtens art. laatste lid der Motor- en Rijwielwet. De waarschuwingsborden zullen worden ge- plaatst op de verschillende plaatsen van het beginpunt van de aangeduide kommen in deze gemeente. Art. 71. Het is verboden paaltjes, die tot afscheiding der voet- en rijwielpaden dienen, en de aan den weg geplaatste paden met aanduiding wat voet- en rijwielpaden zijn of die, welke aan- wijzingen bevatten voor het publiek belang, te beschadigen, te vemielen of weg te breken. Art. 72. Zonder vergunning van den burgemeester zijn de voor het publiek toegankelijke bijeen- komsten tot ontspanning of vermaak, anders dan tot het houden eener vergadering verboden. De aanvrage tot het verkrijgen eener ver gunning moet minstens een dag behoudens on- voorziene omstandigheden voor den aanvang der bijeenkomst worden ingediend. De voorschriften bij de vergunning te geven moeten worden nageleefd. Mochten zich tijdens de uitvoering feiten voordoen, welke bij de aanvrage niet zijn vermeld en aanleiding geven tot ergernis of ordeverstoring, dan kan de burgemeester de verleende vergunning terstond intrekken. Art. 73. Alle aanwezigen in eene bijeenkomst als in hot laatste lid van 't vorige artikel bedoeid, zijn verplicht op eerste aanmaning van de po litie mede te werken tot beeindiging daarvan en ontruiming van de plaats van samenkomst. Art. 74. De herbergiers, tappers, slijters, bier- en koffiehuishouders moeten hunne inrichtingen, waarvoor een vergunning of verlof is verleend des avonds te elf uur sluiten, en gesloten houden tot des morgens half vijf uur. Dit gebod is niet van toepassing op loge- menthouders ten opzichte van hen, die in he logement nachtverblijf zullen genieten. Art. 75. Het is verboden gedurende de uren, dat de inrichtingen bedoeid in art. 73 moeten g sloten zijn, zich daarin te bevinden of binnen te treden. Van dit verbod zijn vrijgesteld de personen, die behooren tot het gezin der houders dier inrichtingen en perso nen, die bij hen afzonderlijk inwonen, vreemde- lingen, die bij hen logeeren en op het bij ar tikel 438 alinea 1, van het Wetboek van Straf- recht bedoeid register zijn ingeschreven, rei- zigers, die des nachts de gemeente doortrek- ken, ambtenaren van de politie, mits in hunne hoedanighead. Art. 76. Het staat den burgemeester vrij voor het houden van eene vergadering of het geven van een uitvoering, het uur van sluiting later te stellen. Gedurende de kermisdagen wordt het slui- tingsuur in afwijking van het bepaalde bij art. 73 voor de dagen van Maandag tot en met Vrijdag bepaald op 2 uur middemacht en voor den Zaterdag op 12 uur middernacht. Dit uur van sluiting is ook van toepassing op de tenten, kramen, caroussels, draaimolens en andere inrichtingen. In geval de operibare orde of rust dreigt ver- stoord te worden, of bij brand, is de burge meester bevoegd een of meer der in art. 73 genoemde inrichtingen te doen sluiten, hetzij voor enkele uren, hetzij voor het overige ge- deelte van den dag. De verbodsbepaling treedt in werking op het tijdstip door den burgemeester te bepalen. Art. 77. Het is aan vrouwen verboden: 1. op de stoepen of in de deuren der in art. 73 genoemde inrichtingen post te vatten of zich binnen die inrichtingen bevindende, door eenigerlei handeling of vertooning de aandacht der voorbijgangers tot zich te trekken. 2. op den openbaren weg voor of in de na- bijheid der in het eerste lid bedoelde inrich tingen of op de hoeken van straten of stegen, waarin dergelijlce inrichtingen zijn gevestigd, stil te staan of zich aldaar heen en weer te bewegen, nadat haar door een politiebeambte gelast is zich te verwijderen. Art. 78. Ondernemers of beheerders van voor het publiek toegankelijke inrichtingen mogen zon der vergunning van den burgemeester geen gelegenheid geven: 1. dat aldaar muziekinstrumenten worden bespeeld anders dan voor oefening, voorbe- reiding eener uitvoering of voor repetition; 2. tot het dansen. Het verbod sub 2 genoemd is niet van toepassing: a. wanneer dit geschiedt onmiddellijk na afloop eener uitvoering; b. voor de kom van Ter Neuzen gedurende de kermisdagen op de uren, dat de kermis geopend is en op den tweeden Paaschdag, op den tweeden Kerstdag en den daarop volgenden dag tot des avonds elf uur. Valt een dier dagen op Zondag dan komt daarvoor in de plaats de volgende dag. c. voor de kom van Sluiskil op 15 en 16 Augustus tot 12 uur middernacht, valt 15 Aug. op een Zondag dan treedt daarvoor in de plaats 14 Augustus, valt 16 Aug. op Zondag dan treedt daarvoor in de plaats 17 Aug. d. voor de kom van Driewegen de twee dagen volgende op den eersten Pinksterdag I elf uur 's avonds. Art. 79. Het is verboden in eene voor het publiek toe gankelijke lokaliteit, waarvoor een verlof voor den verkoop van alcoholhoudenden drank, ande ren dan sterken drank is verleend, personen beneden 16 jaar anders dan in gezeischap van meerderjanige bloed- en aanverwanten in den tweeden graad in de rechte linie of den derden graad in de zijlinie, toe te laten. Evenzoo is het aan personen beneden den leeftijd van 16 jaar verboden zich te bevinden in eene voor het publiek toegankelijke lokaliteit als in het eerste lad omschreven, anders dan in gezeischap van meerderjarige bloed- en aanverwanten in den tweeden graad in de rechte linie of den derden graad in de zijlinie. Art. 80. Wanneer in eene localiteit als in artikel 78 bedoeid eene besloten bijeenkomst wordt ge- houden, met voorafgaande vergunning van den burgemeester, blijft het verbod van arti kel 78 voor zooveel die lokaliteit betreft, bui- ten toepassing vanaf een half uur voor den aanvang der bijeenkomst tot een half uur na afloop daarvan. Het verbod is niet van toepassing op per sonen beneden den leeftijd van 16 jaren, die hetzij alleen, hetzij in gezeischap van anderen, als reizigers kunnen worden aangemerkt. Art. 81. Het houden van inrichtingen tot het plegen van ontucht of het op eenigerlei wijze aan an deren gelegenheid verschaffen tot het plegen van ontucht is verboden. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een inrichting, waarin in strijd met het be paalde in het eerste lid wordt gehandeld, oogenblikkelijk te sluiten en van die sluiting door het aanplakken van een afschrift van hun besluit bij den ingang of het plaatsen van politietoezicht te doen blijken. Een ieder is verplicht toe te laten, dat het in het vorig lid bedoelde afschrift wordt .aan- geplakt. Slechts op last van den burgemeester mag het worden verwijderd. Art. 82. In elk der in artikel 73 genoemde inrich tingen moet een uittreksel der Algemeene Politieverordening, bevattende de artikelen 71 tot en met 80 op eene voor het publiek zicht- bare plaats worden opgehangen. Voor de eerste maal wordt aan ieder der belanghebbenden een afschrift of afdruk koste- loos uitgereikt. Een afdruk dier bepalingen is voor belang hebbenden ter secretarie der gemeente tegen betaling van 50 cent te verkrijgen. Art. 83. Het is venboden: 1. aan tabakverkoopers tabak, sigaren of sigaretten aan personen beneden den leeftijd van 14 jaren te verkoopen of te verstrekken. 2. aan personen beneden den leeftijd van 14 jaren in het openbaar tabak, sigaren of siga retten te rooken of bij zich te hebben. De heer HAMELINK kan zich met dit artikel niet vereenigen. Hij acht het ook we! niet ge- wenseht, dat jeugdige kinderen rooken, doch meent, dat dit verbod groote moeilijkheden en ongewenschte toestanden zal veroorzaken. in de eerste plaats zal het moeilijk zijn voor een winkelier om uit te maken of een kind 14 jaar oud is; in de tweede plaiats zullen de politie- agenten om te kunnen constateeren of kinderen beneden 14 jaar tabak bij zich hebben deze moeten fouilleeren. Wordt het ontdekt dan zullen ze meegenomen worden naar het bureau en in verband met de berechting van jeugdige personen zullen de ouders dan later mee voor de rechtbank moeten verschijnen, met het voor- uitzdcht, dat hun kinderen met tuchthuis ge- strafit worden. Men moge het al ongewenscht achten, dat een kind beneden zekere leeftijd rookt, maar om het te bestempelen tot een overtreding die strafrechterlijk vervolgd wordt en met tucht- school kan gestaft worden acht hij een midde! dat erger nadeeliger gevolgen kan hebben dan de kwaal. Het besef, dat ze een overtreding plegen bij de kinderen niet zoo doorgedrongen en de ouders zdtten er ten slotte mede, ze komen in moeilijkheden zonder dat ze er iets tegen kun nen doen. Daarom is spreker er tegen dit in de verordening vast te leggen. De heer GEELHOEDT deelt mede, dat hij in burgemeester een minderheid vormde, die tegen het opnemen dezer bepaling was. De heer SCHEELE merkt op, dat men or.-, trent deze zaak allerlei op- en aanmerkingen maken kan. Men kan het toch niet goedvin- den, dat jeugdige kinderen zich aan gebru van tabak enz. overgeven. Laat de raad nu eens trachten weldadig daartegen op te treden. Indien mocht blijken, dat het verkeerd werkt, kan het nog veranderd worden, maar voor het principe is anders veel te zeggen. Het artikel wordt aangenomen met 6 tegen 5 stemmen. Voor stemmen de heeren De Meijer, Colsen, Van Hiasselt, De Jager, Scheele en Van Cad- sand; tegen stemmen de heeren Nolson, Hame- linlc, Van Driel, Harte en Geelhoedt. Art. 84. Ieder ingezetene is verplicht de stookplaat- sen en schoorsteenen in zijne woning schoon te houden en die te doen vegen. Zoo vaak hun dit noodig voorkomt zullen burgemeester en wethouders ter zake een al- gemeen onderzoek doen instellen door den op- perbrandmeester of door dengene, die hem ver- vangt, waarvan ten minste acht dagen te voren bij publicatie zal worden kennis gegeven. Art. 85. Het is verboden een schoorsteen, waarin brand heeft plaats gehad, weder te gebruiken, tenzij na sehriftelijke verklaring van den ge- mecnte-bouwmeester, of diens plaatsvervan- ger, dat zulks zonder gevaar kan geschieden. Art. 86. Het is verboden brandstoffen, olie, benzine, hooi, stroo, krullen of uit het oogpunt van brandgevaar daarmede gelijk staande stoffen anders dan uitsluitend voor huiselijk gebruik te bewaren, tenzij met vergunning van burge meester en wethouders, te hebben binnen den afsitand van een meter van een in gebruik zijn de stookplaats of rookgeleiding in hetzelfde vertrek of ruimte. Voor wat betreft hooi, stroo, vlas of hak- hout is het bepaalde in het eerste lid niet van toepassing op hen, die het landbouwbedrijf uit- oefenen buiten de kommen der gemeente. Art. 87. Het is verboden: 1. in rulmten waar vlas, hooi, stroo of an dere licht brandbare stoffen voorhanden zijn, te rooken, en kunstlicht te gebruiken anders dan in gesloten lantaarns; 2. in gebouwen, dienende tot magazijn of ■bergplaats van hooi, stroo, vlas en andere licht brandbare stoffen vuur te stoken; 3. peulhoopen of andere voorwerpen in het veld te verbranden anders dan tusschen zons- opgarig en 2 uur des namiddags. Art. 88. Het is verboden te rooken of brandende tabak bij zich te hebben in daarvoor door den burgemeester aangewezen voor het publiek toe gankelijke schouwburgen, bioscopen of inrich tingen, waar openbare vermakelijkheden plaats vinden. De beheerders der in het le lid van dit arti kel bedoelde gebouwen of inrichtingen zijn ver plicht re zorgen, dat het rookverbod ter kennis der bezoekers wordt gebracht. De heer HAMELINK verklaart zich tegen dit verbod. Men gaat b.v. naar de bioscoop om zich te amuseeren en als men er een genot in vindt om te rooken, moet men dat niet willen beletten. Als iemand er overlast van heeft, behoeft hij de bioscoop niet te bezoeken. De heer SCHEELE meent, dat men het ook kan omkeeren en dat iemand die zooveel van een sigaar of z'n pijp houdt dan maar buiten blijven moet. De VOORZITTER deelt mede, dat voor een zeker gebouw destijds als voorwaarde gesteld was, dat niet mocht worden gerookt. Nu bleek, dat verbod door clen exploitant niet te hand- haven. Hjj kon niet met voldoend gezag op- treden. Dit wordt op deze wijze mogelijk ge maakt. Het zal overigens alleen toepasselijk worden verklaard voor inrichtingen wier eige- naars dit verzoeken en waar het gevaar kan op- leveren. Het is gewoon een maatregel van orde. Het artikel wordt aangenomen met 7 tegen 4 stemmen. Voor stemen de heeren Nolson, De Mejjer, Colsen, Van Hasselt, De Jager, Scheele en Van Cadsand; tegen stemmen de heeren Hamelink, Van Driel, Harte en Geelhoedt. Art. 89. De plaatsen waar hooi, stroo, vlas of an dere licht brandbare stoffen aanwezig zijn, an ders dan voor huishoudelijk gebruik, zijn onder- worpen aan een onderzoek van den opperbrand- meester of die hem vervangt. In geval door hem.geconstateerd wordt, dat het hooi, stroo of vlaS zoodanig broeit, dat het gevaar loopt te ontbranden, zijn de eigenaren verplicht te gedoogen, dat de opperbrand- meester of die hem vervangt, dit nader onder- zoekt en zoo noodig het hooi, stroo of vlas op kosten van den eigenaar doet verwijderen. De opperbrandmeester heeft te alien tijde het recht van toegang tot de bewaarplaatsen als boven bedoeid. Art. 90. Het is verboden: 1. bij het aanleggen van nieuwe of het doen van herstellingen aan oude dakgoten, of bij het leggen of herstellen van daken, de soldeer- bouten of andere hujpmiddelen, anders te ver- warmen dan op den beganen grond en buiten gebouwen; 2. zonder schrftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de in het eerste ldd bedoelde werkzaamheden uit te voeren met behulp van toestellen, waarbij de verwarming geschiedt door middel van benzine of spiritus. Art. 91. Het is verboden in de bebouwde kom der stad: 1. varkens te houden, tenzij met vergun ning van burgemeester en wethouders; 2. op den openbaren weg stalmest te ver voeren des Zaterdags na 10 uur in den voor- middag; 3. in de openbare kanalen, grachten, slooten, putten en watergangen, honden, katten of an dere dieren te verdrinken of krengen daarin te werpen; 4. puin, afbraak, kaf, stroo, zand, papier of vuilnis in eenig openbaar water of on den openbaren weg te werpen op andere plaatsen dan door burgemeester en wethouders aan te wijzen; 5. op den openbaren weg buiten de open- bare waterplaatsen en privaten datgene te ver- riohten, waarvoor die inrichtingen bestemd zijn. Art. 92. Het is in de bebouwde kom der stad ver boden, aal, bloed, keuken- of hemelwater uit perceelen anders af te voeren dan door goten of pijpen, welke volgens de daarvoor door bur gemeester en wethouders te geven voorschrif ten in het gemeenteriool of in de gemeente (straat) -goten moeten uitloopen. Art. 93. Het is verboden bloed, ingewanden of ande ren afval van geslachte dieren, schelpen van mossels, kreukels of ander straatvuil op den openbaren weg of in de straatgoten te werpen of de openbare ontvangputten op eenige wijze te verontreinigen. Art. 94. Ieder eigenaar, vruchtgebruiker of beheerder van gebouwen is verplicht, binnen drie dagen na een daartoe strekkend bevel van burgemees ter en wethouders, zijne privaatputten, riolen, zinkputten of andere verzamelplaatsen van vuiil te doen ledigen en den inhoud er van te doen wegruimen, onverminderd zijne verplich- tingen om te alien tijde te zorgen, dat de in houd er van niet overvloeit. Art. 95. Het is verboden in de bebouwde kommen mest, modder en andere dergelijke stoffen, welke van de erven of uit de huizen der inge- zetenen vervoerd moeten worden, op of ter zijde van de openbare straten of wegen neer te leggen dan ter plaatse door de politie aan te wijzen. Art. 96. Onverminderd het bepaalde bij de artikelen 66 en 67 van het reglement op de wegen en voetpaden in Zeeland, en de artikelen 17 en 19 van het reglement van de politie voor de pol ders in Zeeland, moeten de slooten binnen een der kommen van de gemeente gelegen, welke tot af- of doorvoer van water of andere vloei- bare stoffen dienen, een inwendige boven- breedte van minstens 1 meter, een diepte van minstens 0,75 meter en een bodembreedte van minstens 0,30 meter hebben. Als dit voor een behoorlijke afwatering noo dig is, kunnen burgemeester en wethouders voor bepaalde slooten of voor bepaalde gedeel- ten van slooten, door hen aan te wijzen, groo tere afmetingen vorderen. Deze bepaling geldt ook voor de verlenging of voortzetting van deze slooten buiten een der kommen van de gemeente gelegen, totdat zij een sloot of andere waterloozing ontmoe- ten, waarop het reglement op de wegen en voetpaden in Zeeland of het reglement van po litie voor de polders in Zeeland toepasselijk is. De eigenaars, vruchtgebruikers of beheer ders van zoodanige slooten, welke een mindere bovenbreedte, diepte of bodembreedte hebben, dan in het eerste en tweede lid van dit artikel is bepaald, zijn verplicht deze slooten zoo danig te verbreeden en uit te diepen, dat zij aan het eerste en tweede lid van dit artikel voldoen, zoo dikwijls en voor zoover burgemees ter en wethouders dit bevelen en voor het in dat bevel genoemde tijdstip. Art. 97. Mochten de eigenaars, vruchtgebruikers of beheerders, die het in het vorig artikel ge noemde bevel tot het verbreeden of verdie- pen ontvangen hebben, hun slooten willen ri< leeren, dan zijn zij daartoe alsnog bevoegd mits zij 1°. voor het verstrijken van den termijn voor de verbreeding en verdieping in het bevel toegestaan, daarvan schriftelijk kennis geven aan burgemeester en wethouders; 2". voor de roleering buizen of kokers ge bruiken, welke inwendig eene wijdte hebben van ten minste 1030 c.M. Burgemeester en wethouders zullen voor elk bij zonder geval met inachtneming van deze bepaling de minimum wijdte vaststellen. 3°. de buizen ten genoegen van burge meester en wethouders zoodanig leggen, dat de af- en doorvoer van water en andere vloei- bare stoffen behoorlijk kan geschieden; en 4°. de rioleering in orde gemaakt hebben binnen 14 dagen na het verstrijken van den termijn, voor de verbreeding en verdieping be paald. Art. 98. In de in artikel 99 bedoelde slooten mogen geen dammen of andere beletselen worden ge- legd, zonder vergunning van burgemeester en wethouders. Wordt die vergunning verkregen, dan moe ten de dammen of beletselen worden voorzien van buizen, duikers of dergelijke voor water loozing dienende voorwerpen van voldoende bij de vergunning te bepalen afmetingen. Over slooten mag zonder vergunning van burgemeester en wethouders geen hout, stroo, of dergelijke, gelegd of opgestapeld worden. Art. 99. Alle eigenaren of gebruikers van slooten of wateren zijn verplicht, indien die slooten of wateren voor de openbare gezondheid gevaar- lijk of schadelijk worden geacht volgens het oordeel van burgemeester en wethouders ge- hoord de gezondheidscommissie die slooten of wateren, na ontvangen schriftelijk bevel van burgemeester en wethouders te dempen, of door riolen te doen vervangen, binnen zoo- danigen tijd als in het bevel wordt aange- geven. Ongeacht het vonnis, dat uitgesproken zal worden tegen overtreding van de bepaling in dit artikel, zullen burgemeester en wethouders bij weigering van de uitvoering, het werk doen utvoeren op kosten van den betrokken eigenaar of gebruiker. Art. 100. Het is verboden zonder vergunning van bur gemeester en wethouders binnen de bebouwde kom der stad, eenig gebouw hoe ook genaamd, tot koe-, paarden- of varkensstal in te richten of daarvoor te gebruiken. Dit verbod is niet van toepassing- op be- staande gebouwen, die voor of op 1 Ja- nuari 1920 geheel of gedeeltelijk voor stal ling van paarden, varkens of vee waren inge- richt, zoolang- die gebouwen in handen van den zelfden eigenaar blijven. Art. 101. Het is verboden een vleesch- of vischwinkel te openen, over te nemen of te verplaatsen of handel in vleesch of visch te drijven, zonder voorafgaande sehriftelijke kennisgeving aan burgemeester en wethouders, met aanwijzing van het gebouw waarin de winkel of de handel zal gedreven worden. Burgemeester en wethouders geven binnen veertien dagen, nadat de in het eerste lid be doelde kennisgeving ontvangen is, aan be langhebbenden bericht van ontvangst dezer kennisgeving. Art. 102. Het is verboden lijders aan besmettelijke ziekte, langs den openbaren weg te geleiden, anders dan met in achtneming van de voor schriften in de volgende artikelen vervat. Art. 103. Gevallen van dringenden spoed uitgezonderd is een ieder, die een lijder aan een besmette lijke ziekte langs den openbaren weg wil doen vervoeren, verplicht van zijn voornemen schrif telijk minstens een uur voor het vervoer, ken nis te geven aan den burgemeester, onder over- leg'ging van eene sehriftelijke verklaring van een geneeskundige, dat de toestand van den lijder het vervoer gedoogt, of noodzakelijk maakt. Art. 104. Het vervoer mag alleen plaats hebben in daartoe bestemde voertuigen of overdekte draagbaren, voorzien van een van buiten dui- delijk zichtbaar en door den burgemeester te bepalen kenteeken. Zoolang voertuigen of draagbaren voor dit vervoer zijn bestemd, blij ven zij dit kenteeken dragen. Andere voertuigen of draagbaren, mits geene openibare middelen van vervoer zijnde, mogen alleen worden gebezigd, wanneer de genees kundige schriftelijk verklaart, dat dit vervoer zonder gevaar voor besmetting kan geschieden. Art. 105. De kleeddngstukken van hen, die bij het vervoer behulpzaam zijn geweest, moeten, in dien de geneeskundige het noodig oordeelt, worden ontsmet. Art. 106. Het is verboden op of aan den openbaren weg, voorwerpen, behoorende tot het huisraad van eene woning waarin, blijkens het kenmerk bedoeid in art. 20 der wet van 4 December 1872, Stbl. no. 134, eene besmettelijke ziekte heerscht, op andere uren en plaatsen uit te kloppen dan door burgemeester en wethou ders daarvoor zullen worden aiangewezen. Tapijten en vloerkleeden, uit zulk eene wo ning komende, mogen niet buiten die woning vervoerd worden, voordat zij volgens de be paling der wet ontsmet zijn. Art. 107. Het is aan hen, die het beheer of de zorg hebben over inrichtingen, ten doel hebbende de tijdelijke verzorging, bewaking, verstande- lijke of lichamelijke ontwikkeling van kinderen of leerlingen, verboden kinderen of leerlingen in die inrichtingen toe te laten, die lijdende zijn aan besmettelijke oogziekten, hoofdzeer of anderen huidudtslag of die blijken kleerluizen- dragers te zijn. Art. 108. Ouders, voogden of verzorgers van kinderen en leerlingen als in artikel 106 bedoeid, zijn verplicht deze van de school verwijderd te houden. Onverminderd de straf, welke op overtreding dezer bepaling bestaat, hebben de hoofden van scholen het recht, kinderen die lijdende zijn aan eene der bovengenoemde ziekten of die dragers zijn yan kleerluizen van de school te verwijderen. Art. 109. De bepalingen in de artikelen 106 en 107 voorkomende, zijn niet meer van toepassing, wanneer den belanghebbende het hoofd of de hoofden der instellingen genoemd in artikel 107 eene geneeskundige verklaring wordt overgelegd, wiaaruit blijkt, dat gevaar voor be smetting is geweken. Art. 110. Op de algemeene begraafplaats zal geene begraving mogen plaats hebben, dan door den daartoe van gemeentewege aangestelden graf- delver, of die hem vervangt, en zullen daarbij in acht genomen moeten worden de voorschrif ten, door burgemeester en wethouders in het belang der openbare orde of gezondheid te geven. Art. 111. Het is verboden, lijken te begraven of te vervoeren, anders dan in gesloten kisten, welke voorzien moeten zijn van handvaten. Art. 112. Hij, die een lijkkist levert of vervaardigt, is verplicht zorg te dragen, dat daaruit geen vocht kan loopen. Art. 113. Hij, die een lijk op de algemeene begraaf plaats wil doen begraven, geeft, of doet daar van kennis geven, minstens 24 uren te voren aan den grafdelver, onder overlegging van het bewijs, bedoeid bij art. 4 der wet van 10 April 1869, Stbl. no 65. Art. 114. De gewone tijd van begraven op de in de gemeente gelegen begraafplaatsen, wordt vastgesteld van des morgens 7 ure tot des na middags 3 ure. Hij, die op een buitengewoon uur wil be graven, heeft daartoe verlof noodig van bur gemeester en wethouders. Tijdens het heerschen eener besmettelijke ziekte kan de gewone tijd van begraven door burgemeester en wethouders zoodanig gewij- zigd worden, als zij in het belang der open- bare orde of gezondheid wenschelijk achten. Art. 115. Het is ieder ander dan een bestuurder ver boden plaats te nemen op een lijkwagen zoo lang zich daarin een lijk bevindt. Bij het vervoer van aan besmettelijke ziekte gestorven lijders is het verboden zich naast de kist, die het lijk bevat in een afgesloten rij- of voertuig neer te zetten. Art. 116. Bij het heerschen van besmettelijke ziekten, worden bij het vervoer van daaraan gestorven lijders, de voorschriften in acht genomen, vasi gesteld door den burgemeester. Art. 117. Lijken in wier begraving door nabestaanden of belanghebbenden niet wordt voorzien, wor den op kosten der gemeente op doelmatige wijze in een gesloten kist, met een zwart kleed gedekt, van het sterfhuis afgehaald en in een graf op de algemeene begraafplaats overge- bracht. Art. 118. Gedurende het begraven van lijken is de toegang tot de begraafplaats verboden, behal- ve voor hen die tot den begrafenisstoet behoo ren, die er zich ambtshalve moeten bevinden, of die den stoet uit belangstelling wenschen te volgen. Art. 119. Met inachtneming van de voorschriften der wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad no. 83) hebben de ambtenaren der politie en zij, die met de uitvoering van deze verordening belast zijn of daartoe moeten medewerken, de be- voegdheid om de woningen der ingeizetenen, huns ondanks, binnen te treden, tot ondezoe^ omtrent de naleving van de artikelen 83 t/m 86, 88, 90, 93, 99, 100 tusschen zons- op- en -on- dergang en van de artikelen 29, 38, 39, 71 t/m 80, 82, 87 van deze verordening te alien tijde. Art. 120. Overtreding van een der artikelen van deze verordening, wordt gestraft met een geld- boete van ten hoogste vijfentwintig gulden of eene hechtenis van ten hoogste 6 dagen. Bjj veroordeeling wegens overtreding van een der artikelen dezer verordening kunnen de voorwerpen waarmede de overtreding is ge- pleegd of die door middel der overtreding zijn verkregen worden verbeurd verklaard, voor zoover zij den veroordeelde toebehooren. Art. 121. Met ingang der inwerkingtreding dezer ver ordening vervallen alle verordeningen tegen wier overtreding straf is bedreigd met uitzon- dering van de bouwverordening, de verordening op de woonwagens, de verordening betreffende huisarbedd bij het pellen van mosselen en gar- nalen, de verordening betreffende, het keuren van waren en de verordening op den keurings- dienst van vee en vleesch, in verband met de Vleeschkeuringswet. Art. 122. Deze verordening kan worden aangehaald onder den titel „Algemeene Politieverordening der g-emeente Ter Neuzen". Waar dit niet anders is vermeld zijn alle ar- tikels aangenomen met algemeene stemmen. De geheele verordening wordt hierna vast gesteld met algemeene stemmen. De VOORZITTER sluit de vergadering. AXEL. Huwelijks-aangiften. 5 Juli. Jozias Ver- straten, oud 20 j., jm. en Magdalena Ebrina van Vooren, oud 19 j., jd. 6 Juli. Jozias Jan Diele- rrran, oud 22 j., jm. en Aaltje Penne, oud 19 j., jd. Huwelijks-voltrekkingen. 19 Juli. Johannes Jozias Dieleman, oud 22 j., jm. en Aaltje Pen ne, oud 19 j., jd. Jozias Vestraten, oud 20 j., jm. en Magdalena Ebrina van Vooren, oud 19 j., jd. Geboorten. 8 Juli. Frederik Leon Marie, z. van Petrus Johannes Pleunis en van Sophia Maria Anna Kegels. 11 Juli. Cornelis, z. van Pieter Huijssen en van Cornelia Klaassen. 12 Juli. Pieter, z. van Jacob Willem Bakker en van Maria Maatje van Langevelde. 13 Juli. Pieternella, d. van Jan Riemens en van Antje Koster. 14 Juli. Jan Cornelis, z. van Jacob Overdulve en van Leuntje Boeije. Paulus Theophilus, z. van Camillus Theodoras van de Bilt en van Emma Maria van Mossevelde. 16 Juli. Helena Leuntje, d. van Marinus den En- gelsman en van Geertrai van Espen. Petrus, z. van Petrus Dieleman en van Adriana Scheele. 18 Juli. Janna Pieternella, d. van Martinus Mieras en van Pleuntje van Cadsand.. Juliana Frederika, d. van Antonius Baptiste van Maale en van Maria Theresia de Maertelaere. 21 Juli. Hendrik Jan, z. van Cornelis Scheele en van Janneke Goossen. 23 Juli. Johannes, z. van Marinus Nieuwenhuize en van Jacomina Baart. 25 Juli. Sara, d. van Jacobus de Zeeuw en van Leuntje Galle. 27 Juli. Leuntje, d. van Pieter Marinus Dieleman en van Johanna Janna Jonk- man. 28 Juli. Jan, z. van Pieter van Drongelen en van Krina van Cadsand. 30 Juli. Geertraida, d. van Cornelis van Espen en van Santina Dina Verpoorte. Edumondus Petrus, z. van Josephus de Brouwer en van Emma Leonia Maria de Vliegher. Overlijden. 13 Juli. Pieternella Leyntje Dieleman, oud 1 j., d. van Jan Jacobus en van Jlanna Maria Scheele. 15 Juli. Paulina Deij, oud 10 m., d. van Pieter Christiaan en van Janneke den Hamer. ZAAMSLAG. Huwelijks-aangiften. 5 Juli. L^endert Boeije (van Axel), oud 22 j., jm. en Pieternella Janna de Vos, oud 26 j., jd. 12 Juli. Jacobus Johannes Dieleman, oud 23 j., jm. en Janna Suzanna Dieleman, oud 21 j., jd. 20 Juli. Salomon de Putter, oud 33 j., jm. en Adriana Balkenende, oud 24 j., jd. Huwelijks-voltrekkingen. 12 Juli. Pieter Duijvestein, oud 35 j., jm. en Catiharina Mar- giaretha Galle, oud 31 j., jd. 19 Juli. Leendert Boeije (van Axel), oud 22 j., jm. en Pieternella Janna de Vos, oud 26 j., jd. 26 Juli. Jacobus Johannes Dieleman, oud 23 j.,_ jm. en Janna Suzanna Dieleman, oud 21 j., jd. - Geboorten. 4 Juli. Maria Cornelia, d. van Jacobus Franciscus Michielsen en van Maria Louisa Magnus. 5 Juli. Neeltje, d. van Cornelis Kaijser en van Neeltje Missu. 11 Juli. Sara Johanna, d. van Johannes Buijze en van Catha- rina Elisabeth Witte. 21 Juli. Cornelia Maatje, d. van Levinus Marinus de Zeeuw en van Janneke Zegers. 25 Juli. Hendrik Cornelis, z. van Daniel van Tlatenhove en van Suzanna Cornelia Goossens 30 Juli. FranQois, z. van Pieter Donze en van Anna Maria de Vos. Overlijden. 6 Juli. Cornelis 't Gilde, oud 83 j., weduwn. van Anna Stoffels. 11 Juli. Jaco bus Hofman, oud 6 m., z. van Jacobus en van Janna de Koeijer. Johannes Mathias Stof fels, oud 83 j., weduwn. van Catharine Jozina Michielsen. 30 Juli. Jacobus Pieter Pladdet, oud 20 m., z. van Cornelis en van Geertraida Adriana Jansen.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1923 | | pagina 6