A. J, P's Vanille-Cremepudding. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN. YERFRISSCHEND EN VERKWIKKEND A. J. P'» Frambozensaus over Puddingfabriek A POL AH, Groninr/en. Te Bokhoven is Donderdag een 50- jarig landbouwer door de hiite bezweken. Te Binnendyk is de 60 jarige F. in het hooiland door een zonnesteek getroffen en bezweken. Te 's Graveland is de 55 jarige G. ten gevolge van de hitte tiidens het hooien bezweken. Te Brakel is de 49-jarige H. Z in het hooiland door de hitte bevangen en doodgebleven. 1 e Ovezand (Z.) is de arbeider K. door de hitte bevangen en op het land overleden. Hij laat een vrouw en een kind achter. Te Koudekerke (Zeeland) is de 69- jarige landarbeider A. Wisse ten gevolge van de hitte overleden. De bejaarde landarbeider D. S. te Achterdiep (Gron.) is Donderdagmiddag bij het hooien ten gevolge van de hitte be zweken Te Dronrijp is de arbeider P. H en te Piaan de arbeider J. B door de hitte in het hooiland bezweken. Te Ruinerwolde (Dr.) zjjn reeds drie menschen in het hooiland ten gevolge van de hitte bezweken. Ook in omliggende plaatsjes zijn slachtoffers gevallen. Het gemeentebestuur heeft aan ingezetenen den raad gegeven geen landwerk te verrichten tusschen 11 uur v.m. tot 5 uur nam. Te Oud-Ade is eergisteren de land arbeider L. B. door de hitte bezweken. Hij laat een groot gezin achter. In het hooiland aan het Zwartewater is de 32-jarige H. L. ten gevolge van de hitte in elkaar gezakt en even daarna over leden. Tusschen Eakhuizen en Grootebroek is de landbouwer E. op zijn bouwland door de warmte bevangen en tijdens het vervoer naar huis overleden. Te Wagemngen is de arbeiaer D. H. aan de haven door een zonnesteek getroffen en enkele uren later overleden. Te Friezenveen is de landbouwer G. ten gevolge van de hitte bezweken. De landbouwer B. te Ane i3 ten gevolge van de hitte bezweken. Een 25-jarige broodkarrijder is te Leeu warden ten gevolge van de hitte op straat bezweken. Hij was pas gehuwd De 56jarige P. Raam uit de School- straat te Rotterdam, werd op straat door de warmte bevangen en naar het zieken- huis aan den Bergweg gebracht, waar de man gestorven is. In den winkel van v. d. Meer en Schoepp aan de Van Lennepstraat, werd de 52jarige knecht J. de Mol door de hitte plotseling ziek Hij werd over- gebracht naar het ziekenhuis aan de Cool- singel en is daar overleden. V an de 29 patienten, die behandeld werden, zijn er nog 6 in de ziekenhuizen opgenomen. De 73jarige D. te Hilligersberg is van de warmte in elkaar gezakt en spoedig daarna overleden. Per brancard is hij naar zijn woning veivoerd. Bij den landbouwer van W aan den Rotterdamschen weg te Delft zjjn twee Brabantsche maaiers door de hitte bezweken. Te Beusichem bij JTiel is Vrijdag een schooljongen na het drinken van sloot- water en tengevolge van de hitte overleden. Te Rolde (Dr is Vrijdag de 24-jarige dochter van mej. de weduwe W. aan de hitte bezweken. Te Oppenhuizen (Fr is Vrijdag de 40 jarige arbeider P. B. op het land aan de hitte bezweken. De 23-j rige boerenknecht H. S. te Nieuweroord (Dr.) is in het hooiland door de warmte doodgebleven. Te 'I wijzel is de 30 jarige ongehuwde veehouder D B aan de hitte overleden. Te Winterswijk is de arbeider Kl. L. tengevolge van een zonnesteek overleden. De hooier B. te Makkinga is door de kitte bezweken. Te Oppenhuizen is een hooier uit de gemeente Smallingerland door de hitte overleden. Te Bovencarspel (bij Enkhuizen) is de 27jarige landbouwer J. de Haas door de hitte bevangen en overleden. Vrijdag is de voerman J H. G. te Apeldoorn, die aan het hooien was geweest, op weg naar huis ineengezakt Naar het ziekenhuis vervoerd, bleek hij bij aankomst aldaar reeds te zijn overleden. Te Helder is een 72jarig werkman, die zich op het land te slapen had gelegd in de zon, door een zonnesteek getroffen en aan de gevolgen overleden Te Zoeterwoude is ten gevolge van de hitte de landbouwersknecht W. d P. toen hij van zijn werk terugkeerde, plose- ling in elkaar gezakt en overleden. Te Hoogland is in den Eempolder de arbeider J. v. V. bij het hooien onwel geworden en overleed onder het naar huis brengen. Te Amersfoort is een werkman der gemeentelijke waterleiding door de hitte I onwel geworden tijdens zijn werk en kort daarna overleden. Het zesjarig zoontje van D. B. te Heicop is door de hitte bevangen en aan de gevolgen overleden. Vrijdagmiddag werden twee per- sonen bewusteloos thuisgebracht, die door de warmte waren bevangen. V. A., een man op leeftijd, is overleden. Van de J is de toestand weer vrij goed. VERDRONKEN, De 21 -jarige J. Schniermonny uit de Karverstraat te Rotterdam is Vrijdagavond bij het zwemmen in den Boezem verdron- ken. De Geneeskundige Dienst heeft nog gedurende een half uur gepoogd de levens- geesten weer op te wekken, doch tevergeefs. Het lijk is naar Orooswijk overgebracht. Rijsoord is W. H., vader van 4 kinderen, bij het zwemmen in een diepen put, verdronken. 7 Vrijdagavond is de 22jarige kantoor- bediende J. van B. te Slikkerveer bij het zweinmen verdronken. Te Zennewijnen, bij Tiel, is uit de Waal opgehaald het lijk van deu 26-jarigen K uit Nijmegen, aldaar bij het zwemmen verdronken. Te Neerritter is gisteren de land bouwer J- bij het baden in de Beek ver dronken. Vrijdagmiddag is het 1jarige kind van de familie van R. uit de Heinlandstraat 116 aan den Groenen Hilledijk te Rotter dam te water geraakt en verdronken. Pogingen om de levensgeesten op te wekken hebben gefaald. De geneeskundige dienst heeft de kleine naar de ouderlijke woning vervoerd. Donderdag is de 19-jarige winkel- bediende S. J. W. P.. te Gorinchem bij het zwemmen in de Lingen verdronken. Te Dijkhuizen (Geskesklooster) is de 22-jarige ongehuwde arbeider S. H., van Harkema-Opeiude, bij het zwemmen verdronken en te Oostereind de arbeider Y. Sj. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN. EEN TIKJE CREME GEMEENTERAAD VAN TEH NEUZEN. Vergadering van Donderdag 5 Juli 1923 dea namiddags 7,30 uur. (2. Vervolg). Voorzitter de heer J. Huizinga, burge- meester. 5 Tegenwoordig de leden: L. T. van Hasselt, Geellioedt J. J. de Jager, P. van Cad- sand, R G. E. Nolson, G. de Ridder, H. J. Col- sen N. A. Hamelink, L. J. van Driel en A ri arte. Afwezig de heeren D. Scheele, H. J. van den Ouden en F. B. G. de Meijer. Beschikbaarsteliing van school B aan de vereeniging voor ChristehjU Volksonder- wijs. Burgemeester en wethouders, overwegende dat bij schnjven van 21 September 1922, onder overleggmg der bij de wet vereischte stukken een verzoek is ingekomen van het Bestuur der Vereeniging voor Christelijk Volksonderwijs, om gelden voor schoolbouw; dat de gemeenteraad bij besluit van 24 Octo ber 1922, ingevolge artikel 77, tweede lid der Lager-Ondervvijswet 1920, besloot de openbare Jagere school A gedeeltelijk beschikbaar te stellen; dat het bestuur voornoemd bij schrijven dd. 11 November 1922 den raad heett medegedee.d dat het weigert bedoeld schoolgebouw te aan vaarden; dat naar aanieiding dier weigering de raad in beroep is gekoinen bij den Minister van On- derwijs, Kunsten en VVetenschappen, die bn beschikking van 19 Februari 1S23 besliste, dat het schoolbestuur terecht had geweigerd be doeld schoolgebouw te aanvaarden; dat het schoolbestuur daama aan burge meester en wethouders heeft verzocht, bii schnjven van 28 Februari j.l. om den raad te verzoeken thans school B af te staan; stellen den raad voor te besluiten: met ingang van 1 Januari 1924, school B, geiegen aan den Schoolweg, gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Ter Neu zen, sectie L, no. 692, beschikbaar te stellen aan de Vereeniging voor Chrisitelijk Volks- onderwijs, alhier, als beschikking op hare overeenkomstig artikel 72 der Lager-Onder- wijswet 1920, dd. 21 September 1922 gedane aanvrage. Bij' dit voorstei leggen zij over, een afschrift van het koninklijk besluit van 18 October 1922, no. 37, luidende als volgt: Wij Wilhelmina, bij de gratie Gods, Ko- ningin der Nederlanden, Prinses van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. Beschikkende op het beroep, ingesteld door V van Vulpen en P. C. Melis, ingezetenen der gemeente Schaesberg, tegen het besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg van 2 Juni 1922, La. 5456/6B, 4e Afd., waarbij on- gegrond is verklaard het door hen ingesteld beroep tegen het besluit van den raad der ge meente Schaesberg van 2 Maart 1922, strek- xende tot beschikbaarsteliing van een gedeelte van de in aanbouw zijnde openbare school no. o, voor zooveel noodig verbouwd, voor de Ver- een.ging tot stichting en instandhouding van Hervormde scholen t-e Heerlen, als beschikking op tie aanvrage van het Bestuur dier Vereeni ging overeenkomstig art. 72 der Lager-Onder- wijswet 1920; den Raad van State, Afdeeling voor de de. schillen van Bestuur, gehoord atlvies an 4 October 1922 no. 401; op de voordracht van Onzen Minister va Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van 13 October 1922, no. 18596, afdeeling Lager On derwijs Financieel; overwegende: dat de raad der gemeente Schaesberg bij bovengenoemd besluit besloot als beschikking op de aanvraag van het Be stuur der Vereeniging tot stichting en in standhouding van Hervormde scholen te Heer len om beschikbaarsteliing van gelden tot stichting eener bijzondere school een gedeelte van de in aanbouw zijnde openbare school No voor zooveel noodig verbouwd, beschikbaar te stellen; dat tegen dit besluit floor W. van Vulpen en iJ. C. Melis, ingezetenen der gemeente Schaes berg, bij Gedeputeerde Staten beroep is inge steld, daarbij aanvoerende, dat de door den raad genomen beslissing neerkomt op eene weigering; dat Gedeputeerde Staten bij besluit van 2 Juni 1922, 4e afd. Litt. 5456/6B dit beroep on- gerond hebben verklaard, uit overweging, dat art. 77, 2e lid der Lager-Onderwijswet 1920 den raad bevoegdheid geeft om een bestaand gebouw geheel of ten deele, al of niet ver bouwd, als schoolgebouw beschikbaar te stel len; dat mitsdien het beweren van apellanten dat 's raads beslissing neerkomt od eene wei gering van het aangevraagde niet juist te achten is, vermits de raad slechts gebruik ge- maakt heeft van de hem bij de Lager-Onder wijswet verleende bevoegdheid. Dat W. van Vulpen en P. C. Melis bij Ons in beroep zijn gekomen en vemietiging ver zoeken van de besluiten van den raad en van Gedeputeerde Staten; overwegende: dat het bestreden besluit door den raad is genomen krachtens de hem in de Lager-Onderwijswet toegekende bevoegdheid en net niet de weigering mhoudt van het ver zoek der appellanten; gezien de Lager-Onderwijswet 1920; hebben goedgevonden en verstaan: het beroep ongegrond te verklaren. Onze Minister van Onderwijs, Kunsten en V etenschappen is belast met de uitvoering van dit besluit, waarvan afschrift za! worden gezonden aan den Raad van State. Afdeeling voor de Geschillen van Bestuur. De VOORZITTER meent op het voorstei der meerderheid van burgemeester en wethouders een korte toelichting te moeten geven. Hij herinnert, in de vergadering op 15 Maart jl. te hebben meegedeeld, dat burgemeester en wethouders zich op het standpunt stelden, dat er van wege de vereeniging, indien zij na de beslissing van den Minister, dat zij terecht ge weigerd heeft school A te aanvaarden, over school B wenschte te beschikken, een nieuw verzoek diende in te zenden. In de vergadering van 12 April d. a. v. ech- tei heeft hij medegedeeld, dat te eeniger tyd een voorstei van burgemeester en wethouders zou te wachten zijn, om school B aan die ver eeniging over te geven zonder nieuw verzoek, aangezien de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen in een conferentie met sprc ker en den gemeente-secretaris had te kennen gegeven, dat de betreffende wetsartikelen al- dus behoorden te worden uitgelegd, dat de school zonder verder verzoek behoorde te wor- den gegeven. Naar aanieiding van de dezer zijds in die conferentie geopperde bezwaren, dat zulks niet uit de wet te lezen is, gaf de Minister te kennen, dpt er reeds een koninklijk besluit omtrent een analoog geval bestond, waarin de Raad van State zijne stelling als de hare heeft aangenomen. Toen is van dat ko ninklijk besluit inzage gevraagd, en de ver- wachting uitgesproken, dat de gemeenteraad zich na kennisneming daarvan, bij de daarin aangegeven regeling zou will en neerleggen. Als gevolg van die belofte is bij het gemeen tebestuur ontvangen een afschrift van het ko ninklijk besluit van 18 October 1922, no. 37, betreffende de gemeente Schaesberg, dat aan de heeren in afschrift is toegezonden. In hoeverre dit besluit van toepassing is op de onderhavige kwestie, maakt spreker niet uit, daar staat hij buiten. Het is in elk geval in de eerste plaats aan ieiding geweest, voor het indienen van het voorstei der meerderheid van burgemeester en wethouders. In de tweede plaats meenen burgemeester en wethouders, nu de Minister van Onderwijs van oordeel is, dat een nieuw verzoek niet meer noodig is, ten siotte moet worden over- gegaan tot de beschikbaarsteliing van school B, omidat men van hooger hand aandringt op het nemen van een besluit, en burgemeester en wethouders, al kunnen ze hun eerste stand punt niet loslaten, het toch ongewenscht ach ten, in te gaan tegen de meening van den Minister. In de derde plaats hebben de heeren uit de overgelegde correspondence kunnen zien, dat het bestuur der schoolvereeniging aandringt op het nemen van een besluit, omdat het de vrees koestert, dat het anders op tiju met kan klaar komen. Burgemeester en wethouders hebben daar- om voorgesteld, de school met 1 Januari 1924 aan hen over te geven. De heer HAMELINK wenscht naar aaniei ding van dit voorstei iets te zeggen. Hij zal zich evenwel beperken, omdat hij reeds vorige malen uitvoerig zijne meening over deze kwes tie heeft doen kennen. Hij meent, dat er van hoogerhand wel een sterken aandrang op het college van burge meester en wethouders moet zyn uitgeoefend, want de houding die de meerderheid thans aan- neemt, verschilt zeer sterk met de houding aangenomen in de vergadering van 15 Maart. Toen stonden ze op het standpunt dat het eerste verzoek afgedaan was en er een nieuw verzoek behoorde te worden ingezonden, en nu doen ze een voorstei van tegenovergestelde strekking. Dat burgemeester en wethouders de kwestie ouden hebben iaten rusten, voor de nieuwe wethouders, had hij zich kunnen indenken, doch dat zij dit niet hebben gedaan moet, hi. herhaalt dit wel geschieden dank zij sterken aandrang van boven af, daar zij toch weten, dat dit voorstei ook indruischt tegen den wil der meerderheid van den gemeenteraad. De raad heeft indertijd te kennen gegeven, dat hij zich wel zou wenschen neer te leggen bij de meening van den Minister, indien kon worden overgelegd een koninklijk besluit, waarin de stelling van den Minister gegrond verklaard werd majar als zoodanig zou men toch niet beschouwen het koninklijk besluit waarvan thans een afschrift aan den gemeen teraad is gezonden? Spreker heeft alle mo- gelijke moeite gedaan, om dat koninklijk hi sluit zoo te lezen, dat clit een gunstige beslis sing zou beteekenen voor het standpunt va het bestuur der Hervormde schoolvereeniging, maar eerder is het tegendeel waar, want spre ker is van oordeel, dat het besluit een bewijs te meer is, dat de meerderheid van den raad en vroeger ook burgemeester en wethouders een juist standpunt hebben ingenomen. De Minister of zijn adviseur zal toch wel niet hebben gedacht, dat de raadsleden alle- maal van hetzelfde allooi zouden zijn als de ledcn van dat Hervormde schoolbestuur en al- les wat ons gezonden werd maar voor goede munt zouden slikken, om te erkennen, dat de Minister gelijk zou hebben gehad? Indien er geen ander besluit omtrent deze kwestie be- staat, kan hij het ongelijk van den gemeente raad nog niet inzien, en moet hij tot de con- clusie komen, dat er getracht wordt het ge meentebestuur knollen voor citroenen te ver- koopen. Het gezonden Koninklijk Besluit is niet nadeelig aan het alhier ingenomen standpunt. Spreker is van oordeel, dat de wet er is om te worden nageleefd, en de handhaving daar van is in het belang van het openbaar onder wijs; de enkele rechten die dit nog behouden heeft, behooren te worden gehandhaafd. Men moet er nog uit hulen, wat er uit te halen is. Indien de stelling van den Minister in deze op de' wet gegrond zou zijn, zou het ieder bij- zonder schoolbestuur mogelijk zijn de beschik king te krijgen over ieder schoolgebouw, dat bet wenschte, door maar steeds te weigenen als ze niet bedoelde geld te aanvaarden. Dan zou het bestuur eener bijzondere schoolvereeni ging meer macht krijgen dan de gemeenteraad en dat is toch in strijd met de wet, recht en orde. Indien men art. 77 der Lageronderwijs- wet naleest blijkt daaruit, dat volgens het tweede lid, de raad, in plaats van .geld, een gebouw ter beschikking kan stellen, en dat, in dien het schoolbestuur weigert het schoolge bouw te aanvaarden, de gemeenteraad de be slissing van den Minister kan inroepen, welke den inspecteur en den onderwijsraad gehoord, beslist. De Minister is dus volgens de wet de hoogste macht, die beslist, of het ter beschik king gestelde schoollokaal al of niet terecht is geweigerd, doch er staat nergens. dat deze een ander schoollokaal kan aanwijzen. Hoog- stens zou de Minister kunnen vorderen, dat de gemeenteraad geld op de begrooting bracht, ten behoeve van de vereeniging voor Christe lijk Volksonderwijs voor dekldng der kosten van schoolbouw. Het schijnt echter, dat het schoolbestuur geen geld wenscht, doch dat het bestaat uit stijfhoofdige menschen, die, ofschoon wetende dat de weg als het ware voor hen reeds ge- baand is, en eenvoudig geen zin te hebben om een borslel op en neer 1 Is of ge toovert.want een glans siert Uwe schoenen weer een nieuw verzoek te doen, en die er naar stieven, gebruik makende van een voor hen gunstige situatie, hetgeen zij wenschen te oe- reiken te verkrijgen met ter zijde stelling van de wettelijke bepaiingen. Dat riekt naar machtswellust. Uit de hier gehouden besprekingen had het bestuur kun nen concludeeren, dat zij, mdien er een nieuw verzoek kwam, zou krijgen, wat het wenschte. Spreker is evenwel van meening, dat ook voor bet bestuur der vereeniging voor Christelijk Volksonderwijs de wet geschreven is, evengoed als soar anderen en voor den gemeenteraad. Hij kan daarom niet meegaan met het voorstei van burgemeester en wethouders, doch wenscht eene motie voor te stellen, die mede ondertee- kend is door de heeren Nolson en De Ridder welke luidt als volgt: De raad der gemeente Ter Neuzen: overwegende, dat, bij schrijven van 21 Sep tember 1922 onder overleggirig der bij de Wet vereischte stukken, een verzoek is ingekomen van het bestuur der vereeniging voor Christe lijk Volksonderwijs te Ter Neuzen, om gelden voor schoolbouw; dat de gemeenteraad bjj besluit van 24 Oc tober 1922, ingevolge art. 77, 2e lid der L. O, et 1920, besloot de openbare lagere school A gedeeltelijk beschikbaar te stellen; dat het bestuur voornoemd, bij schrijven van 11 Nov 1922, den raad heeft meegedeeld, dat het weigert bedoeld schoolgebouw te aan vaarden; dat, naar aanieiding dier weigering, de raad in beroep is gekomen .bij den Minister van O. K. en W., die, bij beschikking van 19 Febr. 1923, besliste, dat het schoolbestuur terecht had geweigerd bedoeld schoolgebouw te aan vaarden; dat daarmede de aanvrage van 21 Sept. 1922 is afgedaan, besluit: aan het bestuur der vereeniging voor Chris telijk Volksondei-wjjs te Ter Neuzen kennis te geven, dat de raad alleen beslissen kan, indien een nieuw verzoek, als bedoeld in art. 72, le I'd der L. O. Wet 1920, bij den raad wordt in- gediend om de voor de stichting van een ge bouw benoodigde gelden te ontvangen. Toelichting: Wij b eden hierbij den raad bijgaand voor stei ter vaststelling aan en wenschen ter toe lichting daarvan het volgende op te merken: Het voorstei, zooals dit door burgemeester en wethouders gedaan wordt, is een uitvloeisel van het schrijven van den heer Commissaris der Koningin in Zeeland, waarbij gedreigd wordt toepassing te zuilen geven aan art, 127 der Gemeentewet, als de raad blijft weigeren gelden of schoollokaliteit beschikbaar te stel len aan de vereeniging voor Christelijk Volks onderwijs alhier. Wat betreft de beschikbaar stelling van geld is de opmerking van den heer Commissaris der Koningin, niet juist. Toen toch de Minister van O. K. en W. beslist had, dat het school bestuur terecht had geweigerd school A te aanvaarden, trad daardoor automatisch in wer- king het recht op geld. Door toepassing te geven aan art. 77, 4e en 5e lid der L. O. Wet, had de vereeniging zich het recht op geld kunnen verzekeren. Het schoolbestuur heeft tot heden aan bedoeld art. geen uitvoering gegeven, zoodat van geld weigeren geen sprake is. Wat deze kwestie betreft, heeft dan ook de raad volkomen de L. O. Wet uitgevoerd, e heeft de verdere verzoeken van het schoo' bestuur en de voorstellen van burgemeester en Wethouders ter uitvoering van art. 78 L. O. Wet af te wachten. Wat het beschikbaar- stellen van schoolruimte betreft, moet >pge- merkt worden, afgezien van het feit of be schikbaar stellen wenschelijk kan zijn dat alleen de raad, en niemand anders, ingevolge de L. O. Wet 1920 te beoordeelen en te beslis sen heeft of schoolruimte zal worden beschik baar gesteld, en dat nit niet een artikel der I.. O. Wet is af te leiden, dat den raad de plicht daartoe kan worden opgelegd. Dt blijkt ten overvloede nog heel duidelijk uit art. 76, laatste lid, der L. O. Wet, waa: staat, dat, wanneer de gemeente weigert aan de beslissing van gedeputeerde staten te vol- doen, art. 312 der Gemeentewet kan worden toegepast. Alleen geld kan van hooger hand geeischt worden, doch, waar dit niet geweigerd is, is dien eisch misplaatst. Ten siotte wenschen wij nog op te mertcen, ilat wij verplicht zijn bijgaand voorstei te doen, omdat het schoolbestuur blijft weigeren te voldoen aan de wettelijke verplichting, om- scbrei en in de L. O. Wet. De VOORZITTER geeft te kennen, dat. waar deze motie voldoende wordt gesteund, hij niet anders doen kan, dan deze ter behandeling toelaten. De heer VAN HASSELT wenscht. naar aanieiding van hetgeen de heer Hamelink zegd heeft, zijn veranderde houding toetelich- ten, daar hij behoort ,tnt de meerderheid van burgemeester en wethouders, die het aan de orde zijnd voorstei heeft ingediend. Daar h;i zich vroeger in tegenovergesteklen zin heeft uitgelaten, zou het den indruk vest'gen. dat hij omtrent deze zaak niet standvastig in zijn opinie zou zijn, en dat is niet juist. Hij stelt zich technisch op het standpunt, dat de uitleg die door den voorzitter !n de ver gadering van 15 Maart j.l. namens burge meester en wethouders van de wet gegeven is. zoowel naar den geest als naar de letter iuist is, dat na de eerste beschikking van den ge meenteraad op het verzoek der Hervormde Schoolvereeniging en wat daarrm verde- sch'ed. of liever >s nagelaten, dat eer=tn ver zoek is afgedaan en dat zonder een nieuw verzoek door den raad, niets kan gedaan wor den. isu geeft de Minister evenwei ie kennen, dat bij ue tuekennmg van een bijdrage voor het suchten eener school, de medewerking van tie., gemeenteraad 3 hanuelmgen omvai, ten eerste tie bereiclverklarmg om mede te werken, ten tweede, dat wordt uitgemaakt, dat getd zai worden gegeven of een lokaliteit, en ten derae als in laatstgemekien zm gehandeid wordt, welke lokaiiteit kan worden toegekend. De Minister meent nu, dat, aangezien d, hem is beslist, dat de aangewezen lokaliteit niet moet worden aanvaard, deze zaak nog in liei derde stadium verkeert. Nu kon spreker dit met uit de wet lezen, maar hij wil toegeven, dat hij er ook niet in lezen kan, dat die opvatting van den Minister in strijd met de wet is. Het is mogelijk, dat men er in kan lezen, dat, als het eerste schoolgebouw niet wordt aanvaard, de raad een tweede kan aanwijzen. Spreker deelt de op- vacting van uen Minister niet, maar hij kan die oplossing ook niet aanvechten en acht haar zelfs getuigende van een breede zienswijze. De Minister heeft thans te kennen gegeven, dat burgemeester en wethouders moeten door- werken, doch hij heeft dit gedaan op de aller- onaangenaamste wijze, n.l. door een schrijven via den Commissaris der Koningin in Zeeland, dat, indien de gemeenteraad voor 7 Juli 1923 niet het gewenschte besluit neemt, de Com missaris artikel 127 der Gemeentewet zal toe- passen, en zelf zal ingrijpen, daar de gemeen teraad onwillig zou blijken de Lageronderwijs- wet uit te voeren. Het doet spreker leed, dat de kennisgeviug van den Minister in dezen vorm is gekomen. De raad is niet onwillig gebleken. de raad heeft gedaan. wat hij moes.t doen en was over- tuigd zijn plicht te hebben gedaan. De Minis ter kan thans alleen zeggen, dat de raad nog niet heett voklaan aan zijn verlangen, om eeri andere school beschikbaar te stellen. Daarom- trent bestaat verschil van meening tusschen den Minister en het gemeentebestuur en spre ker hoopt, dat er bij de behandeling van den Minister ook niets anders voorzit, dan het ver krijgen eener uitlegging van de wet zooals hij die leest. Spreker veronderstelt bij den Minister geen bepaalden opzet. Hij heeft destijds bij de ope ning der ambachtsschool Zijne Excellence hooren spreken en deze maakte toen een a'- lcraangenaamsten indruk op alien die hem hooiden, een indruk van een ferm, doortas- tend man. Maar ook Ministers, evenals v. alien, hebben les defauta de leurs quality's en zulke persoonlijkheden valt het afstappen van een eenmaal ingenomen standpunt uiterst moeilijk. Het oordeel van spreker is, dat Zijne Excel- lentie heelemaal onjuist en partijdig is inge- licht, doch dat, nu hij eenmaal zijn zienswijze heeft te kennen gegeven, het voor hem, vooral nu hij den titel van excellentie voert, moe;i is terug te krabbelen en toe te geven zich te hebben vergist. Men zal nu misschien zeggen, als u het niet eens is met de meening van den Minister waarom stelt u dan toch voor aan zijn wensch te voldoen. Spreker vindt dat nu de. eenige practische oplossing. De raad heeft school A willen geven; het schoolbestuur heeft gewei gerd die te aanvaarden, en de Minister vindt, dat het gelijk heeft. Nu is er nog een andere school, als we die nu geven, is de zaak opge- lost, want de oplossing die men aan de zaak dacht te geven, loopt ten siotte toch uit op het afstaan van school B. Daarom wil hij nu maar toegeven, al is het treurige gevolg van dat besluit dan ook, dat het Hervormd schoolbestuur zijn doel zal be- reiken. Dat dit het gevolg er van zijn zal, apijt spreker. Negen maanden geleden zou hem dat niet gespeten hebben. Hij heeft het meer ge- zegd, de voorkeur die bij de bevolking bestaat voor het gebouw dat school B heet, dwaas te vinden. Hij kan het zich indenken, dat men oorkeur kan hebben voor een onderwijzer, of dat men voor een of andere school voorkeur kan hebben omdat die wat dichter bij z'n wo ning is geiegen, of omdat de een op het Noor- den en een andere school op het Zuiden staat. Maar dat men voor een school is omdat de eene B en de andere A heet, acht hij een on- mogelijke voorkeur. Als het bestuur der vereeniging voor Chris telijk Schoolonderwijs dan ook gedaan had, hetgeen men van een fatsoenlijk bestuur mag verwachten, dan zou spreker het nu nog gaar- ne school B afstaan. Maar het bestuur heeft zich allerminst zoo gehouden. Dat is reeds ge bleken bij de propaganda voor het aanwerven van leerlingen en het springt in het oog in de (spreker weet niet hoe hij die juist betitelen moet) keukenmeiden-brochure, die door dat schoolbestuur in druk is gegeven, Daarin worden burgemeester en wethouders verweten, dat zij niet willen medewerken om aan de Hervormden te geven hetgeeh waarop zij volgens de wet recht hebben. Maar, mijnheer de voorzitter roept spre ker uit als wij den vorigen secretaris van het schoolbestuur niet in ons midden hadden geroepen om hem te vragen hoe het met de Hervormde plannen stond, om hem te wijzen op zijn plicht als secretaris van zulk een be stuur, de aanvrage ware nog niet binnen! Als onze gemeente-secretaris niet den heeren had terecht geholpen en hen den juistcn weg ge- wezen, zij hadden zichzelven nooit te paard kunnen helpen. Als wij niet op zulk een breed en liberaal let TJ we', liberaalstandpunt hebben ge- staan tegenover het bijzonder onderwijs, wat ware dan nu bereikt? Acht U den auteur dier keukenmeiden-brochure in staat De heer HAMELINK: Pamflet! De heer VAN HASSELT: In staat zeg ik, om een aan den wettelijken vorm beantwoor- dend verzoek in te dienen? En dan verwijt het bestuur ons geprek aan medewerking? En dan nog! wat ware eenvoudiger geweest toen het zakelijk verschil van opvatting, van wetsuitleg bleek, dan even een nieuw verzoek in te dienen waarvoor die koppige dorame standvastigheid Maar neen, mijnheer tie voorzitter, dan maar liever de groote broer erbij gehaald en over ons geklaagd in een brief met een schan- delijken leugenachtigen inhoud, waarin een onzer zelfs bij de lugubere persoonlijkheid van Mephistophelis wordt vergeleken, een brief vol persoonlijke aantijgingen, die notabene, kan het smeriger secretaris!, in afschrift aan Bin- nenlandsche Zaken wordt toegezonden, een de- partement, dat, als ik het zoo uitdrukken kan, de voogdij over de gemeentebesturen uitoefent. Mijnheer de voorzitter, zelden heeft mij iets zoo gegrieft als de houding van dit schoolbe stuur. Dat Ter Neuzensche menschen, die aan Ter Neuzen hun opkomst en hun bestaan da:t- ken tegen hun eigen gemeentebestuur, dat vol komen bereid is hen ter wille te zijn, binnen de grenzen van de wet, dat reeds de voorbe- reidende besluiten nam ons de zoo zeer ge wenschte school B later zonder veel omslag te kunnen afgeven, optreden, het zoodanig be- kladden en langs slinksche wijze hun doe' trachten te bereiken, acht ik diep betreurens- waard, en zag ik een andere mogelijkheid, deze houding zou mij nopen om school B tot elken prijs vast te houden. Mijnheer de voorzitter, altijd heb ik hoog opgezien tegen de leider eener kerkelijke ge meente, 't zij predikant of pastoor of rabbi, en in dit bijzonder geval heb ik altijd achting gevoeld voor den man die het presidium van dit schoolbestuur bekleed en om zijn ambt en

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1923 | | pagina 2