Ter IT euzensche Courant
fetthletoh.
Yrjjdag 22 Jnni 1923. No. 7468.
Nederland in 25 jaren
1898-1923,
BINNENLAND.
BUITENLAND.
T W -bJ-HHDIE] BL JLJD
IV.
Hoe heeft de oorlog niet geheel het beeld
van onzen handel en nijverheid veranderd!
Onze handel werd, tengevolge van de maat-
regelen, door de oorlogvoerenden voorge-
schreven, onderworpen aan tal van dwang-
bepalingen en kon, wat den aanvoer van
producten van overzee en grondstoffen be-
treft, slechts worden gevoerd dank zij de
instelling der N. 0. T., die als crisis-
lichaam zeker hare buitengewoon groote
verdiensten heeft en buitengewoon nuttkg,
niet genoeg te waardeeren werk heeft ver-
richt. Voor de industrie leidde de oorlog
tot de oprichting van tal van nieuwe bedrij-
ven; sommige, die practisch gebleken zijn
ook na den oorlog levensvatbaarheid te be-
zitten, andere daarentegen, die spoedig
verdwenen. In 1917 werd de Jaarbeurs te
Utrecht opgericht. Men gevoelde de be-
hoefte oin in eigen land te koopen wat men
tevoren in het buitenland koeht, maar men
was van wat het eigen land opleverde te
weinig op de hoogte. De Jaarbeurs is ge
bleken geen crisislichaam te zijn. Dank zij
medewerking van stad en land heeft zij zich
ontwikkeld tot eene instelling, waarvan het
blijvend karakter niet meer wordt bestreden.
De eerste Jaarbeurs gaf van den eigenaar-
digen toestand, waarin handel en nijverheid
hier te lande waren komen te verkeeren,
een duidelijk beeld. Naast groote en be-
kende ondernemingen zag men er tal van
minderwaardige a. h. w. tevoren bestemd
om te verdwijnen. De Regeeringsmaatrege-
len beheerschten geheel den handel, moes-
ten dezen beheerschen, de distribute van
steeds meer artikelen werd ingevoerd. Na
den oorlog koesterde men aanvankelijk
groote verwachtingen, die ook uit de cijfers
spreken. Immers, de invoer in ons land, die
in 1917 eene waarde van f 1082 en in 1918
eene van f 637 millioen had, nam in 1919
toe tot 3296 millioen; de uitvoer bedroeg
achtereenvolgens in die drie jaren f 837,
f 417 en 1731 millioen. Uit deze cijfers
blijkt wel, dat de invoer aanmerkelijk groo-
ter is geweest dan de uitvoer; Nederland
heeft dit vertrouwen, dat in de toekomst
werd gesteld, duur moeten betalen. Tal van
factoren, te veel om hier op te noemen en
zeker om te demonstreeren, leidden tot eene
ontreddering der eeonomische toestanden
als tevoren niet was te verwachten. Sedert
in 1920 de malaise, vrij hevig en vrij plot
ting, is ingetreden, zijn een ieder de oogen
opengegaan, maar helaas bij velen te laat;
de debacles, vooral bij de lichamen tijdens
den oorlog opgericht of tijdens den oorlog
op kunstmatige wijze uitgezet, zijn vele ge
weest; de groote beproefde instellingen
hebben echter stand weten te houden. In
de cijfers van de emissies spiegelt zich deze
gang van zaken mede af; werd toch in in-
dustrieele ondernemingen in 1920 aan aan-
deelen en obligates uitgegeven 125 mil-
Iioen m 1921 was dit /63i/2, in 1922 zelfs
27J4 millioen. De cijfers voor bank- en
crediet-instellingen wijzen op 170 voor
1919. op /87i/2 voor 1920, op /3 voor 1921
en op 9 millioen voor 1922. Het aantal
lailhssementen, dat in 1919 1092 bedroeg
is in 1920 tot 1491, in 1921 tot 2364 en in
1.122 tot 3403 gestegen; de werkloosheid is
op schrikbarende wijze toegenomen; het in-
dat in 1913 5 bedroeg, was voor
1919 7jvoor 1920 5.8 en voor 1921 9
terwijl het voor 1922 wel niet beter zal zijn!
Met handel en nijverheid is het bank- en
geldwezen nauw verbonden. Dit beleefde in
zekeren zin eene merkwaardige evolutie ge-
durende den oorlog, voortkomende in de
eerste plaats wel uit de geheel nieuwe func-
tie, die de Nederlandsche Bank zich zag
toegedacht. De taak van eene circulate-
bank als de Nederlandsche Bank is de
schepping van gelden, het verleenei van
crediet is hiertoe middel. De taak der ban-
ken daarentegen is het verleenen van cre-
dieten, het scheppen van geld is het gevolg
-
Roman van Nederland gedurende
den oorlog,
door
CHARLES HUYQENS.
4)
Ben jij eigenlijk nog djenstplichtg?
Feitelijk niet. Als jongste directeur van
onze maatschappij b«n ik bij de marinere-
serve ingedeeld, inaar ik behoef je nauwe-
lijks te zeggen, dat mijn tegenwoordige po-
sitie het mij makkelijk zou maken, om mij
aan elken actieven djenst tje onttrekken.
Als echter Engeland tegenover ons aan
den oorlog deelneemt en ik kan niet an-
ders verwachten dan zal ons scheep-
vaart-verkeer spoedig lamgelegd zijn. Trou-
wens, het meerendeel onzer schepen zal
tot hulpkruiser worden ingericht, het groot-
ste deel van ons personeel wordt opgeroe-
pen. Wat valt er voor mij, wat
valt er eigenlijk voor ons alien
hier nog te doen? Ik zal natuurlijk in
den eersten tijd noodig zijn voor het treffen
van allerlei maatregelen en regeljngen, m a at
als dat afgeloopen is en de oorlog duurt
inderdaad zoo lang als ik mij voorstel, dan
kan ik er mij niet aan onttrekken mij be-
schikbaar te stellen. Ik zou het niet willen
ook. En vergeet niet Frank, als je zooveel
in je leven verloren hebt als ik heb verlo
ren, dan zie je het einde zoo heel anders
tegemoet, dan telt het nauwelijks mee!
Frank wist niet wat te antwoorden. We)
verliep deze eerste avond, dien de beide
vrienden in elkanders gezelschap door-
brachten heel anders dan hij had gedacht.
Hij stond op en nam afscheid. Ounther
beloofde hem den volgenden ochtend tij-
hiervan. De circulatiebank is, tengevolge
van de leiding, die zij in het financiewezen
gedurende en na den oorlog heeft moeten
nemen, thans meer opperste bankier dan
verzorger van het geldwezen geworden.
Nederland is practisch, evenzeer trouwens
als Indie, van den gouden standaard afge-
daald; dat bij het uitbreken van den oorlog
ons crediet ongeschokt bleef, danken wij
ongetwijfeld naast Minister Treub aan twee
op den voorgrond tredende mannen in ons
financieel leven: Van Aalst en Vissering.
Thans neemt (je vraag of de Nederlandsche
gulden veilig kan worden gerekend, m. a. w.
of onze valuta den weg van Belgie en
Frankrijk zal volgen, een eerste plaats in
de overwegingen der financiers in; die vei-
ligstelling schijnt, vooral gezien de bezuini-
gingspolitiek van de Regeering, grooten-
deels verzekerd. Merkwaardig was deze
kwarteeuw voor het bankwezen ook daar-
om, wijl zich daarin in steeds sterker mate
de neiging naar concentratie deed gevoelen.
Zij nam omstreeks 1911 met de stichting der
Rotterdamsche Bankvereeniging onder lei
ding van den heer Westerman een aanvang;
steeds meer kleinere banken werden opge-
lost in enkele grootere of door deze in eene
nauwe belangengemeenschap opgenomen.
De vier groote banken zijn thans de Rotter
damsche Bankvereeniging (met de Natio
nal Bankvereeniging), de Twentsche Bank,
de Ainsterdamsche Bank en de Nederland
sche Handelmaatschappij. Was het kapitaal
van de groepen, thans tot de Amsterdam-
sche Bank behoorende, in 1911 f I2y2, in
1920 bedroeg dit /50 millioen. Bij de Ne
derlandsche Handelmaatschappij waren
deze cijfers resp. f 45 en 101 '/2, bij de Rot
terdamsche Bankvereeniging f 15 en
f 139'/2, bij de Twentsche Bank f22 en
f 52'/2 millioen; het totaal van de groote
banken steeg van 107]/2 in 1911 tot /393
millioen in 1920. Schokken heeft in deze
25-jarige periode de Nederlandsche effec-
tenmarkt, die in Amsterdam eene zeer be-
langrijke beurs heeft, meer dan eens door-
staan; wij herinneren slechts aan de Ame-
rikaansche debacle van 1907, wij herinneren
aan den schok bij het uitbreken van den
oorlog, toen de beurs gedurende maanden
gesloten bleef en eene nieuwe Beurswet
werd uitgevaardigd. Wij herinneren aan de
geweldige schommeling in koersen, zelfs in
de meest betrouwbare aandeelen te consta-
teeren.
Eene belangrijke uitbreiding heeft de
scheepvaart in deze 25 jaren verkregen.
Het bleek wel hieruit, dat terwijl in 1897 de
totaal tonnenmaat van de voornaamste Ne
derlandsche reederijen 236.960 bedroeg,
deze in 1917 reeds tot 1.528,625 was toege
nomen; in 1922 tot 2.353.520. Zoowel de
Holland-Amerika lijn als de „Nederland"
en de Rotterdamsche Lloyd breidden haar
bedrijf uit; zulks met steeds grootere sche
pen, aan steeds grooter eischen voldoende.
De Koninklijke Nederlandsche Stoomboot
Maatschappij nam de West-Indische Mail in
zich op; maatschappijen als Van Nievelt
Goudriaan en Co's Stoomvaart Mij., de
Gebrs. Van Uden, de Stoomvaart AAij. Oost-
zee, de Hollandsche Stoomboot Mij., de
Ned.-Zuid-Afrikaansche Stoomvaart Mij.,
de Mij. Oceaan en de Mij." Zeevaart ontwik-
kelden zich zeer voorspoedig. De Kon.
Holl. Lloyd werd opgericht teneinde eene
eigen scheepvaartverbinding te krijgen met
Zuid-Amerika. De resultaten door deze
maatschappij bereikt in den oorlog stelden
haar in staat, hare subsidies terug te be
talen. Helaas is in het bijzonder door deze
maatschappij gedurende den oorlog de
voorzichtige politiek, die andere maatschap
pijen voerden uit het oog verloren. Het ver-
lies van schepen noodzaakte haar tot het
aanmaken van groote schepen als de „Lim-
burgia" en de ..Brabantia", inmiddels aan
Duitschland verkocht; de behaalde winsten
deden haar een gebouw zetten, dat ook
boven hare krachten ging. De Kon. Paket-
vaart Mij., opgericht en door de Regeering
gesteund teneinde het verband tusschen
Java en de buitenbezittingen te bewaren en
te versterken, heeft zich krachtig ontwik
keld; de lengte van hare lijnen in veelvou-
dige mate zien toenemen, evenals hare ton
nenmaat en het afgelegde aantal zeemijlen.
Deze maatschappij trad met de Rotterdam
sche Lloyd en de Nederland in de Scheep
vaart Unie" de bekende stichting ter unifi-
catie van het scheepvaartverkeer op de ko-
lonien. De Java-China-Japan-lijn ontwik-
lelde zich uit eene dergelijke combinatie.
Gedurende den oorlog was dit het geval
dig aan het hotel te zullen halen om sa-
men met hem naar Rerlijn te reizen.
Heeft het nog wel doel, dat ik in deze
omstandigheden naar Berlijn ga, akius
meende Frank te moeten vragen. Is het
niet veel beter dat ik, met het oog op alie
mogelijkheden, maar z»o spoedig mogelijk
naar Nederland terugkecr.
Als ik je een raad mag geven, beste jon-
gen, ga kalm naar Berlijn. Doe ten aanzien
van onze onderhandelingen alsof er niets
is gebeurd. Blijkt de crisis werkelijkheid te
worden, dan heb je niet anders dan een
paar dagen verloren. Wordt het gevaar
afgewend, dan is men juist in onze kringen
in staat de kalmtje te waardeeren, die je
aan den dag hebt gelegd. In Nederland
hebben ze je, neem me niet kwalijk, niet zoo
heel erg noodig. Je vader is thuis, een
van de mededirecteuren is thuis; voor een
man met jouw relaties is er attijd nog wel
een plaatsje in den trejn te krijgen. En gaat
het niet anders, dan heb ik wel een autjo
voor je ter beschikking. Je hoeft niet bang
te zijn, dat je zult stranden!
Dan ga ik morgen naar Berlijn. Goe-
den nacht.
Gunther bracht zijn gast! tot aan den
aanlegstijger. Het motorjachtjie lag al ge-
reed. In pijlsnelle vaart ging het over den
Alster, die nog even vredig in het maan-
licht baadde als een uur te voren, als was
er van oorlog niet gesproken, aan een
algemeenen menschenmoord niet gedacht.
Heel in de \«rte zag Frank nog de omtrek-
ken van het Fharhaus, hier en daar nam
hij, niettegenstaande het late uur, nog een
verdwaald roeibootje op het breede water
waar. In het hotel was alles in rust, aan
het slaperig uiterlijk van den nachtportier
kon Frank wel bemerken, dat nog niets
van de geruchten uit Berlijn tot hem was
doorgedrongen.
Hoe zou, zoo vroeg hij zich niet zonder
innerlijke onrust af, het ontwaken zijn van
met speciale lijnen op San Francisco, op
Bcngalen en op Kaap de Goede Hoop. De
Vereenigde Nederlandsche Schcepvaart-
maatschappijen, in 1920 opgericht met een
kapitaal van ,f200 millioen, die de groote
scheepvaartmaatschappijen onder elkander
plaatsten, is eene laatste, maar niet de min-
ste uiting van energie onzer scheepvaart
maatschappijen, die zich daardoor de ge-
legenheid openden om tal van lijnen op ge-
bieden in Oost-Azife, in Zuid-Amerika en
elders te verschaffen; gebieden gedeeltelijk
braak liggend tengevolge van het ontbreken
van eene Duitsche koopvaardijvloot. De po-
sltie onzer scheepvaartmaatschappijen mag
in het algemeen, ondanks de debacle die
zich bij de Kon. Holl. Lloyd heeft afge-
speeld, safe worden genoemd; zulks voor
een niet gering gedeelte tengevolge van het
in den oorlog gevoerde voorzichtig beleid,
dat niet toegaf aan een drang naar hoogere
dividenden, en groote reserves bewaarde.
Wenden wij tenslotte ons oog naar den
iandbouw, dan kan van deze 25-jarige pe
riode niet anders worden geconstateerd dan
dat Holland zich in zijne aloude functie van
landbouwend land heeft verstevigd en uit-
gebreid. Het advies der Staatscommissie,
tengevolge van de landbouwcrisis ingesteld,
leidde tot de oprichting van eene afzonder-
lijke afdeeling Landbouw aan het Ministerie
van Binnenlandsche Zaken; in 1909 tot de
oprichting van een afzonderlijk Ministerie
van Landbouw, thans ten offer gevallen aan
de noodzakelijke bezuiniging. De Regee-
ringszorgen strekten zich, tengevolge van
de leiding, die deze afdeeling gaf, over alle
landbouwende provincien uit. Dit wel in de
eerste plaats om den export van onze land-
bouwartikelen te bevorderen; door van Re-
geeringszijde ervoor te waken, dat het uit-
gevoerde van goede qualiteit was en de vee-
stapel aan de vereischten voldeed. Te dien
aanzien zijn strenge maatregelen door de
Regeering ingevoerd, die door het bona
fide gedeelte van den landbouw, dus het
over overgroote deel, werden tocgejuicht.
De Regeeringszorgen hebben zich in niet
mindere mate uitgestrekt tot verbreeding en
verdieping van de gegeven voorlichting
door consulenten e. a., door de oprichting
van Rijkslandbouwwinterscholen, door de
verheffing in 1918 van de landbouwschool
te Wageningen tot den rang eener (Jniversi-
teit. Toen Minister Treub in 1914 de leiding
van Financien in handen nam, werd een
man, die het vertrouwen van de Landbouw-
kringen had, Dr. Posthuma, zijn opvolger;
dat diens zorgen zich niet speciaa! tot den
landbouw hebben kunnen uitstrekken, is de
schuld der omstandigheden; toj heeft meer
aandacht moeten geven aan^e ontwikke-
ling van het distributieproces, heeft zich
daarbij meer dan eens tegen de wenschen
van den landbouw moeten verzetten. Dat
hij dit gedaan heeft, strekt hem zeker tot
groote eere, en het is wel eigenaardig, dat
de critiek over zijn distributiebeleid, die
zeer streng was toen hij de teugels voerde,
k.ngzamerhand milder is geworden naar-
mate men op een afstand het juiste verband
cier zaken beter overziet. Zoowel wat aan-
gaat den akker- en 'y/eidebouw als wat be-
treft de rundveehou/j rij, zoowel wat betreft
de ontwikkeling van den veeartsenijkundi-
gen dienst als wat betreft de paardenfok-
kerij, zoowel wat aangaat schapen- en var-
kenshouderij en geitenfokkerij als pluimvee-
houderij, tenslotte zoowel wat aangaat de
kijenteelt als de zuivelbereiding, in alle deze
takken van landbouw is er leven en bedrijf
in deze kwarteeuw te constateeren. In het
zuivelbedrijf wel in het bijzonder; dank zij
de toepassing van het cooperatieve stelsel
breidde dit zich in Friesland, Gelderland en
elders zeer sterk uit; de cooperatieve zui-
velfabrieken zijn die, welke de markt van
melk, boter en kaas in het algemeen kunnen
worden gezegd te beheerschen. In geheel
den landbouw, ook in den tuinbouw, was
het vereenigingsleven bloeiend. Dit ver-
cenigingsleven, voor den landbouw culmi-
neerende in het onder leiding van Prins
Hendrik opgerichte Koninklijk Nederlandsch
Landbouw-Comite, enkele jaren geleden
samengesmolten met het Nederiandsch
Landbouw-Comite; wat den tuinbouw aan
gaat in den Nederlandschen Tuinbouwraad,
heeft uitnemende diensten bewezen en zich
eene positie verschaft, gelijk aan die van de
vakbeweging van werknemers en werk-
gevers op het gebied der sociale wetgeving.
Onze tuinbouw is bekend door zijne boom-
kweekerijen. die in het bijzonder in Bos-
koop, in Aalsmeer en in Oudenbosch ge-
deze havenstaid, zoo nauw bij het oorlogs-
gevaar bt trokken?
HOOFDSTUK II.
Te Berlijn.
Frank behoefde zich dien volgenden och
tend werkelijk niet af to vragen of Ham
burg er al wat van wist. Nauwelijks was hij
beneden of vanuit de vestibule, vanuit de
ontbijtzaal kwam hem de opwindjng tege
moet. Dnik stond de portier l® betoogen
tegenover enkele gasten, in de ontbijtzaal
waren vreemden tot elkander gekomen,
alien met een nummer van een der vele
extrabladen van de couranten in hun hand,
alien lezende en herlezende dien tekst van
het zoo buitengewoon scherpe ultimatum
van het groote Oostienrijk aan het kleine
Servie. Zelfs het goed gedresseerde kell-
nerspersoneel was ten prooi aan deze emo-
tie; de bedjening, anders regelmatig en
vlug, ging langzaam, ook in de keukenver-
trekken scheen spanning te heerschen.
Frank haastte zich zooveel hij kon; hij
wilde de straat op om wat meer te zien en
te hooren, en naar aanleidjng daarvan zijn
besluiton te nemen. De portier kon niet
nalaten. toen hij naar den uitjgang ging,
ook met hem over het allesbeheerschend
te beginnen, maar Frank had dien eigen-
aardigen slag, die menschen met een prac-
tischen blik zoo eigen is, om ondergeschik-
ton, zelfs bij het begin der vragen die zij
willen doen, den mond te snoeren.
Zou er werkelijk oorlog komen? Frank
bezag de vraag heel wat' kalmer dan den
avond tevoren, toen de onrust plotseling
op hem geworpen was en de woorden van
(ounther weinig geschikt waren geweest om
hem te kalmeeren. Hij was den schok van
dien avond te boven. Hij vond het alleen
maar jammer, dat het vertrouwelijk ge-
sprek met zijn ouden vriend, waarop hij
vonden worden, door zijne bloementeelt,
waarvan Aalsmeer het centrum is, door
zijne bollenteelt in Noord-Holland, door
zijne zadenteelt ook hoofdzakelijk in Noord-
Holland. De Tuinbouwschool te Frederiks-
oord heeft aan de ontwikkeling in deze
kwarteeuw leiding gegeven. Memoreeren
wij in dit verband tenslotte de Nederland
sche Heide Maatschappij, die uitnemend
werk heeft gedaan in ontginningsopzicht
en een pionier is geweest, waarvan de ver
diensten door een later geslacht nog sterker
dan door ons zullen worden ondervonden
(Wordt vervolgd,)
DE HANZEBANK.
De directie van de Hanzebank te 's Her-
togenbosch meldt een bespreking to hebben
gehad met de hoofddirectie van de Algem.
Centr. Bankvereen. voor den Middenstand
te Amsterdam. De vooruitzichten bij deze
bespreking geopend acht zij bemoedigend.
De hulp die verleend zal worden, is er
op gericht de Hanzebank in staat t® stel
len haar relaties ook onder deze omstan
digheden den noodigen financieeien steun
te verleenen.
Voorts om de relaties te behouden over
haar geheelen werkkring.
Spoedig volgen hieromtrent nadere me-
dedeelingen.
Het eindverslag der Tweede Kamer op
het ontwerp tot steunverleening aan de
Hanzebanken te Den Bosch en te Utirecht
luidt niet gunsfjig. Er worden zeer vele na
dere inlichtingen gevraagd.
HET VLAAMSCHE CONFLICT.
De Midd. Crt. schrijft:
Als een vloed gestadig rijst, en het begint
te stormen, dan worden ten slotte palen
weggeslagen, die men eerst ver buiten het
bereik van het water had geacht. In Belgie
was er, sedert tachtig jaar ongeveer, be-
roering in het Vlaamsche water, in het be
gin heel weinig, later met veel geschuim,
maar toch nooit zoo, dat de regeeringen er
zich bezorgd voor maakten, dat het water
haar ooit zou kunnen bereiken. En nu, ter
wijl Belgte waarlijk genoeg aan z'n hoofd
heeft met eeonomische moeilijkheden (de
franc slechts even boven een vierde der
waarde), en met internationale wespen-
nesten, als het geschipper tusschen de
eischen van Frankrijk en de wenschen van
Engeland ten opzichte van het Duitsche
rijk, in aoo'n gevaarlijk oogenblik glijdt
de regeering uit over de glibberige kwestie
van de vervlaamsching der Gentsche Hooge-
school.
Een taalkwestie?
Als het dat alleen was, zou de storm
nooit zoo krachtig hebben kunnen worden.
In weerwil van de hoogdravende bewerin-
gen van taal-beijveraars in Vlaanderen en
in ons land, heeft de Vlaamsche kwestie
nooit een storm kunnen verwekken, zooiang
liel een taalkwestie bleef, waarvan men
't meest hoorde op letterkundige en andere
congressen. De forsche wind is erdoor
heen komen stormen in en vooral na
den oorlog? Is dat niet, op zich zelf al een
bewijs,, dat de taalkwestie slechts een der
vormen is van een conflict, dat veel diepere
wortelen heeft?
Wanneer de taal de eenige oorzaak was
\an die binnenlandsche beroering bij onze
Zuiderburen, zou het onverklaarbaar zijn,
oat eeuwen achtereen de Vlamingen en
Walen naast elkaar geleefd hebben zonder
taalstrijd, die immers eerst in het midden
der negentiende eeuw een strijd-karakter
kreeg. En ook daarna zou alleen uit de taal-
tegenstelling het niet te verklaren zijn,
waarom de numeriek talrijker Vlamingen
steeds overstemd werden door de Walen en
hun franskiljonsche helpers; waarom nog
altijd in de Kamers de Vlamingen er niet in
slaagden door stemmenoverwicht den door-
slag te hunnen gunste te doen geven.
Toen in de zeventiende eeuw de Zuide-
lijke Nederlanden een zeifstandig, zij het
dan ook geen onafhankelijk bestaan kre-
gen, eerst onder Spanje, toen onder Oosten-
rijk, bestonden er ook Vlamingen en Walen,
maar zondei^lat er sprake was van geschil
wegens raftegenstelling. Van klachten
over, of verzet tegen de overheerscning van
een dier beide rassen over het andere hoort
zich als het ware verheugd had, zoo jam-
merlijk was gestoord; de intjmiteit begon
juist te komen, geheel die rustige zomer-
nacht lokte zoo tot spreken uit en hij had
hoop, dat het Guntiher goed zou hebben
gedaan.
Op straat kon men overal beweging be
merken; weliswaar ging het handelsver-
keer zijn gang als gewoonlijk, weliswaar
reden ook nu de zware sleeperskarren in
ononderbroken rijen van de haven naar de
stad en omgek^erd, maar in de gesprekken
der voerlieden en bij alle ontmoetjngen op
straat, kon men duidelijk bemerken, dat
eenzelfde gedachte, eenzelfde emotie de
menschen gevangen hicld. En het viel
Frank op, dat er weinig onrust was, als
het ware in het geheel geen vrces voor
den eventue.'len oorlog, voor wat hij aan
ellende, nadeel, verstoring van geluk zou
brengen. Veel meer was het alsof er on
der al deze Duitschers een soort van vol-
doening heerschte, dat de dag, de grooto
dag was aangebroken; een eensgezindheid
waarbij alle politiek en partij wegvielen.
Begrepen ze uan niet wat een oorlog zeg
gen wil; begrepen ze dan niet, dat hun
vloot op geen stukken na kon uithouden
tegen de Engelsche vloot; dat zij econo-
misch gebrek zouden lijden; dat zij kans
hadden hun handel, hun welvaart financieel
te zien onder te gaan? Het vie] Frank op,
dat men alleen hoorde spreken van Frank
rijk en Rusland, en dat niemand er aan
scheen te denken, hoezeer de internatio
nale politiek wel aangetoond had, dat En
geland bij deze twee behoorde. Men ver-
keerde schijnbaar alleen in twijfel oin-
trent de vraag of er werkelijk oorlog ko
men zou; twijfel omtrent den afloop van
dien oorlog scheen niet te bestaan.
Frank ergerde zich niet. Het verwon-
derde hem zelfs, wanneer hij dacht aan
zijn innerlijke sympathieen, die slechts
zeldcn aan Duitschen kant waren geweest.
men niet. Evenmin in de dagen van de
Fransche overheersching. En ook niet in de
jaren van vereeniging met Noord-Neder-
land.
De ergernis over de overheersching van
het Waalsche element over het Vlaamsche
komt daarna eerst tot uiting. Waarom eerst
toen?
Men kan er op wijzen, dat het nationali-
teitenbewustzijn een product is van de 19e
eeuw. Toen in 1815 het congres van
Weenen over den vorm van de staten van
Europa beschikte, deed ze dat met een totale
negatie van nationaliteitswenschen. Die
waren er ook niet, of kwamen ternauwer-
nood tot uiting. De Grieksche onafharike-
lijkheidsoorlog in de twintiger jaren was
de eerste uiting van dien aard. De Polen
volgden. En men kan zeggen, dat die ge-
beurtenissen bevruchtend werkten op het
bewustzijn van de Vlamingen.
Maar daarmee verklaart men nog niet hoe
het kwam, dat de in Belgie juist het tal-
lijkste bevolkingsdeel, de Vlamingen, over-
heerscht werden door de Walen.
Wie naar de oorzaak daarvan zoekt,
komt terecht ten deele bij politieke omstan
digheden, ten deele, en zelfs vooral bij
eeonomische verhoudingen.
De politieke omstandigheid was deze,
dat Frankrijk heelemaal niet gesticht was,
over de vorming van de Vereenigde Neder
landen aan zijn Noordgrens, speciaal met
het voorop gezette doel daar een wachter
tegen Fransche bedreigingen te zetten.
Frankrijk heeft met welbehagen de afschei-
dingsbeweging in Belgie gesteund, en vond
daardoor reeds dadelijk naast zich de in-
dustrieele bevolking van Wallonie, dat het
scherpst de tegenstelling met de kooplieden
van Holland ondervond. Verder ook den
reeds langen tijd verfranschten Belgischen
adel. Dat ook de Roomsche geestelijkheid
in Vlaanderen meedeed heeft de beweging
gesteund. Maar het resultaat was, dat na
het slagen der beweging, de Fransche ele-
menten aan het bewind kwamen.
Dat zij er bleven, vond zijn oorzaak in de
eeonomische ontwikkeling van het land.
Toen dezen winter Dr. Martens zijn inte-
ressante beschouwing over de Vlaamsche
beweging hier te stede hield, heeft hij ook
reeds de aandacht op dien economischen
factor gevestigd. Wie er meer van wil
weten, kan in de Economist (Meinummer)
daarover een uitvoerige beschouwing lezen
van B. van Genechten.
We zullen ons hier er toe bepalen enkele
punten aan te stippen.
Juist die eerste periode van den nieuwen
Belgischen staat was ook het tijdperk van
de ontwikkeling der fabrieksindustrie, in
het bijzonder daar waar de steenkoolmijnen
waren. Dat was voor Belgie in Wallonie,
dat tot een merkwaardigen bloei kwam
door de welvaart van de enorme ijzer-
industrie. Daar tegenover stond geen eeo
nomische ontwikkeling van de Vlaamsche
provincies die in hoofdzaak landbouwpro-
vincies waren, en wier industrie grooten-
deels huisindustrie bleef (en zelfs thans
nog voor een aanzienlijk deel huisindustrie
is).
Nu is het een onvermiidelijke loop der.
zaken, dat het gedeelte van een land, dat
de grootste welvaart heeft, ook den groot-
sten invloed heeft op de richting waarin
's lands zaken worden bestuurd. En zoo ge-
beurde het, dat de invoerrechten van Belgie
werden bepaald naar de belangen van de
industrie van Walenland; dat bij de in-
richting van de haven en vooral van Ant-
werpen, de behoeften van het erts- en kolen-
vervoer van Wallonie den doorslag gaven.
Maar ook: dat het onderwijs zich richtte
naar de belangen dier industrie. Henegou-
wen bijv. heeft thans 45 nijverheidsscholen;
Oost- en West-Vlaanderen ieder slechts 8.
En het gevolg daarvan was ook al weer
onvermijdelijk, dat het ontwikkelingspeil in
de Waalsche provincies over het algemeen
hooger stond dan in de Vlaamsche.
En juist in het onderwijs werd toen heel
sterk gevoeld de achterstelling van een
Vlaming, die, zoodra hij de lagere school
voorbij was, en aan een nijverheidsschool
verder wilde leeren, zich dat onderv s zag
gegeven in een hem vreemde taal, (immers
de groote industrie beheerschte de richting
van dat onderwijs).
Voeg daarbij het steeds meer ineenweven
van de belangen der Belgische en der
Noord-Fransche industrie, zoodat na nog
in verschillende der grootste Belgische on
dernemingen de Franschen de leidende rol
Al als jongen reisde hij ljever in Enge
land dan in Duitschland; hij had zin voor
orde, maar diet voor te strenge tucht. Het
overhoerschend militaire in' ^Duitschland
was hem, den burger, die de militairen
als een noodzakelijk kwaad beschouwde,
altijd een doom in het oog geweest Frank
ging voor niet uitermatje gevoelig door,
maar eens waren hem op een cabaret-
avond (de tranen bijna in de oogen gespron-
gen, toen een werkelijk talentyol cabaretier
het bekende: „Was will der Kais.-r mit
dem Jungen", ten gehoore had gebrachl.
En wanneer hij nu de Hamburgsche cafe's
inkeek en er de jonge officieren zag zit-
ten, die zich middelpunt voelden van heel
de openbare belangstelling, en inderdaad
ook middelpunt waren, 'dan zag hij in elk
van die soldafen des Kejzers, die eigenlijk
nog jongens waren met een jonmmshart
en een jongensblik, reeds het aanstaande
slachtoffer van den oorlog", die hun
roem, geen carriere, maair alleen een" el-
lendigen dood zou brengen. En toch er
gerde Frank zich niet, omdat hij, nu hij
den eersten schrik te boven was, niet to
loofde, eigenlijk n'iet wilde gelooven aan
den oorlog*. Al wandelendc, was hij aan
de haven gekomen; als echt handelsman
sloeg hij met welgevallen en tegelijkertijd
met bewondering dat koortsachtige leven
toch zoo goed geregeld, gade. Wat zou
er van geheel dit havenbedrijf worden.
wanneer straks alleen de kanormen aan
het woord zouden zijn; wat van de daarin
gestoken kapitalen; wat van de jaarlijk-
sche verdiensten? Frank was geen idealist;
hij had nooit veel voor het streven van
de vredesvrienden gevoeld, juist omdat hij
in staat was het groote eigenbelang be-
trokken bij deze ondernemingen, te beoor-
deelen.
(Wordt vervoigd.)
VAN