Ter IT euzensche Courant fetthletoh. Yrjjdag 22 Jnni 1923. No. 7468. Nederland in 25 jaren 1898-1923, BINNENLAND. BUITENLAND. T W -bJ-HHDIE] BL JLJD IV. Hoe heeft de oorlog niet geheel het beeld van onzen handel en nijverheid veranderd! Onze handel werd, tengevolge van de maat- regelen, door de oorlogvoerenden voorge- schreven, onderworpen aan tal van dwang- bepalingen en kon, wat den aanvoer van producten van overzee en grondstoffen be- treft, slechts worden gevoerd dank zij de instelling der N. 0. T., die als crisis- lichaam zeker hare buitengewoon groote verdiensten heeft en buitengewoon nuttkg, niet genoeg te waardeeren werk heeft ver- richt. Voor de industrie leidde de oorlog tot de oprichting van tal van nieuwe bedrij- ven; sommige, die practisch gebleken zijn ook na den oorlog levensvatbaarheid te be- zitten, andere daarentegen, die spoedig verdwenen. In 1917 werd de Jaarbeurs te Utrecht opgericht. Men gevoelde de be- hoefte oin in eigen land te koopen wat men tevoren in het buitenland koeht, maar men was van wat het eigen land opleverde te weinig op de hoogte. De Jaarbeurs is ge bleken geen crisislichaam te zijn. Dank zij medewerking van stad en land heeft zij zich ontwikkeld tot eene instelling, waarvan het blijvend karakter niet meer wordt bestreden. De eerste Jaarbeurs gaf van den eigenaar- digen toestand, waarin handel en nijverheid hier te lande waren komen te verkeeren, een duidelijk beeld. Naast groote en be- kende ondernemingen zag men er tal van minderwaardige a. h. w. tevoren bestemd om te verdwijnen. De Regeeringsmaatrege- len beheerschten geheel den handel, moes- ten dezen beheerschen, de distribute van steeds meer artikelen werd ingevoerd. Na den oorlog koesterde men aanvankelijk groote verwachtingen, die ook uit de cijfers spreken. Immers, de invoer in ons land, die in 1917 eene waarde van f 1082 en in 1918 eene van f 637 millioen had, nam in 1919 toe tot 3296 millioen; de uitvoer bedroeg achtereenvolgens in die drie jaren f 837, f 417 en 1731 millioen. Uit deze cijfers blijkt wel, dat de invoer aanmerkelijk groo- ter is geweest dan de uitvoer; Nederland heeft dit vertrouwen, dat in de toekomst werd gesteld, duur moeten betalen. Tal van factoren, te veel om hier op te noemen en zeker om te demonstreeren, leidden tot eene ontreddering der eeonomische toestanden als tevoren niet was te verwachten. Sedert in 1920 de malaise, vrij hevig en vrij plot ting, is ingetreden, zijn een ieder de oogen opengegaan, maar helaas bij velen te laat; de debacles, vooral bij de lichamen tijdens den oorlog opgericht of tijdens den oorlog op kunstmatige wijze uitgezet, zijn vele ge weest; de groote beproefde instellingen hebben echter stand weten te houden. In de cijfers van de emissies spiegelt zich deze gang van zaken mede af; werd toch in in- dustrieele ondernemingen in 1920 aan aan- deelen en obligates uitgegeven 125 mil- Iioen m 1921 was dit /63i/2, in 1922 zelfs 27J4 millioen. De cijfers voor bank- en crediet-instellingen wijzen op 170 voor 1919. op /87i/2 voor 1920, op /3 voor 1921 en op 9 millioen voor 1922. Het aantal lailhssementen, dat in 1919 1092 bedroeg is in 1920 tot 1491, in 1921 tot 2364 en in 1.122 tot 3403 gestegen; de werkloosheid is op schrikbarende wijze toegenomen; het in- dat in 1913 5 bedroeg, was voor 1919 7jvoor 1920 5.8 en voor 1921 9 terwijl het voor 1922 wel niet beter zal zijn! Met handel en nijverheid is het bank- en geldwezen nauw verbonden. Dit beleefde in zekeren zin eene merkwaardige evolutie ge- durende den oorlog, voortkomende in de eerste plaats wel uit de geheel nieuwe func- tie, die de Nederlandsche Bank zich zag toegedacht. De taak van eene circulate- bank als de Nederlandsche Bank is de schepping van gelden, het verleenei van crediet is hiertoe middel. De taak der ban- ken daarentegen is het verleenen van cre- dieten, het scheppen van geld is het gevolg - Roman van Nederland gedurende den oorlog, door CHARLES HUYQENS. 4) Ben jij eigenlijk nog djenstplichtg? Feitelijk niet. Als jongste directeur van onze maatschappij b«n ik bij de marinere- serve ingedeeld, inaar ik behoef je nauwe- lijks te zeggen, dat mijn tegenwoordige po- sitie het mij makkelijk zou maken, om mij aan elken actieven djenst tje onttrekken. Als echter Engeland tegenover ons aan den oorlog deelneemt en ik kan niet an- ders verwachten dan zal ons scheep- vaart-verkeer spoedig lamgelegd zijn. Trou- wens, het meerendeel onzer schepen zal tot hulpkruiser worden ingericht, het groot- ste deel van ons personeel wordt opgeroe- pen. Wat valt er voor mij, wat valt er eigenlijk voor ons alien hier nog te doen? Ik zal natuurlijk in den eersten tijd noodig zijn voor het treffen van allerlei maatregelen en regeljngen, m a at als dat afgeloopen is en de oorlog duurt inderdaad zoo lang als ik mij voorstel, dan kan ik er mij niet aan onttrekken mij be- schikbaar te stellen. Ik zou het niet willen ook. En vergeet niet Frank, als je zooveel in je leven verloren hebt als ik heb verlo ren, dan zie je het einde zoo heel anders tegemoet, dan telt het nauwelijks mee! Frank wist niet wat te antwoorden. We) verliep deze eerste avond, dien de beide vrienden in elkanders gezelschap door- brachten heel anders dan hij had gedacht. Hij stond op en nam afscheid. Ounther beloofde hem den volgenden ochtend tij- hiervan. De circulatiebank is, tengevolge van de leiding, die zij in het financiewezen gedurende en na den oorlog heeft moeten nemen, thans meer opperste bankier dan verzorger van het geldwezen geworden. Nederland is practisch, evenzeer trouwens als Indie, van den gouden standaard afge- daald; dat bij het uitbreken van den oorlog ons crediet ongeschokt bleef, danken wij ongetwijfeld naast Minister Treub aan twee op den voorgrond tredende mannen in ons financieel leven: Van Aalst en Vissering. Thans neemt (je vraag of de Nederlandsche gulden veilig kan worden gerekend, m. a. w. of onze valuta den weg van Belgie en Frankrijk zal volgen, een eerste plaats in de overwegingen der financiers in; die vei- ligstelling schijnt, vooral gezien de bezuini- gingspolitiek van de Regeering, grooten- deels verzekerd. Merkwaardig was deze kwarteeuw voor het bankwezen ook daar- om, wijl zich daarin in steeds sterker mate de neiging naar concentratie deed gevoelen. Zij nam omstreeks 1911 met de stichting der Rotterdamsche Bankvereeniging onder lei ding van den heer Westerman een aanvang; steeds meer kleinere banken werden opge- lost in enkele grootere of door deze in eene nauwe belangengemeenschap opgenomen. De vier groote banken zijn thans de Rotter damsche Bankvereeniging (met de Natio nal Bankvereeniging), de Twentsche Bank, de Ainsterdamsche Bank en de Nederland sche Handelmaatschappij. Was het kapitaal van de groepen, thans tot de Amsterdam- sche Bank behoorende, in 1911 f I2y2, in 1920 bedroeg dit /50 millioen. Bij de Ne derlandsche Handelmaatschappij waren deze cijfers resp. f 45 en 101 '/2, bij de Rot terdamsche Bankvereeniging f 15 en f 139'/2, bij de Twentsche Bank f22 en f 52'/2 millioen; het totaal van de groote banken steeg van 107]/2 in 1911 tot /393 millioen in 1920. Schokken heeft in deze 25-jarige periode de Nederlandsche effec- tenmarkt, die in Amsterdam eene zeer be- langrijke beurs heeft, meer dan eens door- staan; wij herinneren slechts aan de Ame- rikaansche debacle van 1907, wij herinneren aan den schok bij het uitbreken van den oorlog, toen de beurs gedurende maanden gesloten bleef en eene nieuwe Beurswet werd uitgevaardigd. Wij herinneren aan de geweldige schommeling in koersen, zelfs in de meest betrouwbare aandeelen te consta- teeren. Eene belangrijke uitbreiding heeft de scheepvaart in deze 25 jaren verkregen. Het bleek wel hieruit, dat terwijl in 1897 de totaal tonnenmaat van de voornaamste Ne derlandsche reederijen 236.960 bedroeg, deze in 1917 reeds tot 1.528,625 was toege nomen; in 1922 tot 2.353.520. Zoowel de Holland-Amerika lijn als de „Nederland" en de Rotterdamsche Lloyd breidden haar bedrijf uit; zulks met steeds grootere sche pen, aan steeds grooter eischen voldoende. De Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij nam de West-Indische Mail in zich op; maatschappijen als Van Nievelt Goudriaan en Co's Stoomvaart Mij., de Gebrs. Van Uden, de Stoomvaart AAij. Oost- zee, de Hollandsche Stoomboot Mij., de Ned.-Zuid-Afrikaansche Stoomvaart Mij., de Mij. Oceaan en de Mij." Zeevaart ontwik- kelden zich zeer voorspoedig. De Kon. Holl. Lloyd werd opgericht teneinde eene eigen scheepvaartverbinding te krijgen met Zuid-Amerika. De resultaten door deze maatschappij bereikt in den oorlog stelden haar in staat, hare subsidies terug te be talen. Helaas is in het bijzonder door deze maatschappij gedurende den oorlog de voorzichtige politiek, die andere maatschap pijen voerden uit het oog verloren. Het ver- lies van schepen noodzaakte haar tot het aanmaken van groote schepen als de „Lim- burgia" en de ..Brabantia", inmiddels aan Duitschland verkocht; de behaalde winsten deden haar een gebouw zetten, dat ook boven hare krachten ging. De Kon. Paket- vaart Mij., opgericht en door de Regeering gesteund teneinde het verband tusschen Java en de buitenbezittingen te bewaren en te versterken, heeft zich krachtig ontwik keld; de lengte van hare lijnen in veelvou- dige mate zien toenemen, evenals hare ton nenmaat en het afgelegde aantal zeemijlen. Deze maatschappij trad met de Rotterdam sche Lloyd en de Nederland in de Scheep vaart Unie" de bekende stichting ter unifi- catie van het scheepvaartverkeer op de ko- lonien. De Java-China-Japan-lijn ontwik- lelde zich uit eene dergelijke combinatie. Gedurende den oorlog was dit het geval dig aan het hotel te zullen halen om sa- men met hem naar Rerlijn te reizen. Heeft het nog wel doel, dat ik in deze omstandigheden naar Berlijn ga, akius meende Frank te moeten vragen. Is het niet veel beter dat ik, met het oog op alie mogelijkheden, maar z»o spoedig mogelijk naar Nederland terugkecr. Als ik je een raad mag geven, beste jon- gen, ga kalm naar Berlijn. Doe ten aanzien van onze onderhandelingen alsof er niets is gebeurd. Blijkt de crisis werkelijkheid te worden, dan heb je niet anders dan een paar dagen verloren. Wordt het gevaar afgewend, dan is men juist in onze kringen in staat de kalmtje te waardeeren, die je aan den dag hebt gelegd. In Nederland hebben ze je, neem me niet kwalijk, niet zoo heel erg noodig. Je vader is thuis, een van de mededirecteuren is thuis; voor een man met jouw relaties is er attijd nog wel een plaatsje in den trejn te krijgen. En gaat het niet anders, dan heb ik wel een autjo voor je ter beschikking. Je hoeft niet bang te zijn, dat je zult stranden! Dan ga ik morgen naar Berlijn. Goe- den nacht. Gunther bracht zijn gast! tot aan den aanlegstijger. Het motorjachtjie lag al ge- reed. In pijlsnelle vaart ging het over den Alster, die nog even vredig in het maan- licht baadde als een uur te voren, als was er van oorlog niet gesproken, aan een algemeenen menschenmoord niet gedacht. Heel in de \«rte zag Frank nog de omtrek- ken van het Fharhaus, hier en daar nam hij, niettegenstaande het late uur, nog een verdwaald roeibootje op het breede water waar. In het hotel was alles in rust, aan het slaperig uiterlijk van den nachtportier kon Frank wel bemerken, dat nog niets van de geruchten uit Berlijn tot hem was doorgedrongen. Hoe zou, zoo vroeg hij zich niet zonder innerlijke onrust af, het ontwaken zijn van met speciale lijnen op San Francisco, op Bcngalen en op Kaap de Goede Hoop. De Vereenigde Nederlandsche Schcepvaart- maatschappijen, in 1920 opgericht met een kapitaal van ,f200 millioen, die de groote scheepvaartmaatschappijen onder elkander plaatsten, is eene laatste, maar niet de min- ste uiting van energie onzer scheepvaart maatschappijen, die zich daardoor de ge- legenheid openden om tal van lijnen op ge- bieden in Oost-Azife, in Zuid-Amerika en elders te verschaffen; gebieden gedeeltelijk braak liggend tengevolge van het ontbreken van eene Duitsche koopvaardijvloot. De po- sltie onzer scheepvaartmaatschappijen mag in het algemeen, ondanks de debacle die zich bij de Kon. Holl. Lloyd heeft afge- speeld, safe worden genoemd; zulks voor een niet gering gedeelte tengevolge van het in den oorlog gevoerde voorzichtig beleid, dat niet toegaf aan een drang naar hoogere dividenden, en groote reserves bewaarde. Wenden wij tenslotte ons oog naar den iandbouw, dan kan van deze 25-jarige pe riode niet anders worden geconstateerd dan dat Holland zich in zijne aloude functie van landbouwend land heeft verstevigd en uit- gebreid. Het advies der Staatscommissie, tengevolge van de landbouwcrisis ingesteld, leidde tot de oprichting van eene afzonder- lijke afdeeling Landbouw aan het Ministerie van Binnenlandsche Zaken; in 1909 tot de oprichting van een afzonderlijk Ministerie van Landbouw, thans ten offer gevallen aan de noodzakelijke bezuiniging. De Regee- ringszorgen strekten zich, tengevolge van de leiding, die deze afdeeling gaf, over alle landbouwende provincien uit. Dit wel in de eerste plaats om den export van onze land- bouwartikelen te bevorderen; door van Re- geeringszijde ervoor te waken, dat het uit- gevoerde van goede qualiteit was en de vee- stapel aan de vereischten voldeed. Te dien aanzien zijn strenge maatregelen door de Regeering ingevoerd, die door het bona fide gedeelte van den landbouw, dus het over overgroote deel, werden tocgejuicht. De Regeeringszorgen hebben zich in niet mindere mate uitgestrekt tot verbreeding en verdieping van de gegeven voorlichting door consulenten e. a., door de oprichting van Rijkslandbouwwinterscholen, door de verheffing in 1918 van de landbouwschool te Wageningen tot den rang eener (Jniversi- teit. Toen Minister Treub in 1914 de leiding van Financien in handen nam, werd een man, die het vertrouwen van de Landbouw- kringen had, Dr. Posthuma, zijn opvolger; dat diens zorgen zich niet speciaa! tot den landbouw hebben kunnen uitstrekken, is de schuld der omstandigheden; toj heeft meer aandacht moeten geven aan^e ontwikke- ling van het distributieproces, heeft zich daarbij meer dan eens tegen de wenschen van den landbouw moeten verzetten. Dat hij dit gedaan heeft, strekt hem zeker tot groote eere, en het is wel eigenaardig, dat de critiek over zijn distributiebeleid, die zeer streng was toen hij de teugels voerde, k.ngzamerhand milder is geworden naar- mate men op een afstand het juiste verband cier zaken beter overziet. Zoowel wat aan- gaat den akker- en 'y/eidebouw als wat be- treft de rundveehou/j rij, zoowel wat betreft de ontwikkeling van den veeartsenijkundi- gen dienst als wat betreft de paardenfok- kerij, zoowel wat aangaat schapen- en var- kenshouderij en geitenfokkerij als pluimvee- houderij, tenslotte zoowel wat aangaat de kijenteelt als de zuivelbereiding, in alle deze takken van landbouw is er leven en bedrijf in deze kwarteeuw te constateeren. In het zuivelbedrijf wel in het bijzonder; dank zij de toepassing van het cooperatieve stelsel breidde dit zich in Friesland, Gelderland en elders zeer sterk uit; de cooperatieve zui- velfabrieken zijn die, welke de markt van melk, boter en kaas in het algemeen kunnen worden gezegd te beheerschen. In geheel den landbouw, ook in den tuinbouw, was het vereenigingsleven bloeiend. Dit ver- cenigingsleven, voor den landbouw culmi- neerende in het onder leiding van Prins Hendrik opgerichte Koninklijk Nederlandsch Landbouw-Comite, enkele jaren geleden samengesmolten met het Nederiandsch Landbouw-Comite; wat den tuinbouw aan gaat in den Nederlandschen Tuinbouwraad, heeft uitnemende diensten bewezen en zich eene positie verschaft, gelijk aan die van de vakbeweging van werknemers en werk- gevers op het gebied der sociale wetgeving. Onze tuinbouw is bekend door zijne boom- kweekerijen. die in het bijzonder in Bos- koop, in Aalsmeer en in Oudenbosch ge- deze havenstaid, zoo nauw bij het oorlogs- gevaar bt trokken? HOOFDSTUK II. Te Berlijn. Frank behoefde zich dien volgenden och tend werkelijk niet af to vragen of Ham burg er al wat van wist. Nauwelijks was hij beneden of vanuit de vestibule, vanuit de ontbijtzaal kwam hem de opwindjng tege moet. Dnik stond de portier l® betoogen tegenover enkele gasten, in de ontbijtzaal waren vreemden tot elkander gekomen, alien met een nummer van een der vele extrabladen van de couranten in hun hand, alien lezende en herlezende dien tekst van het zoo buitengewoon scherpe ultimatum van het groote Oostienrijk aan het kleine Servie. Zelfs het goed gedresseerde kell- nerspersoneel was ten prooi aan deze emo- tie; de bedjening, anders regelmatig en vlug, ging langzaam, ook in de keukenver- trekken scheen spanning te heerschen. Frank haastte zich zooveel hij kon; hij wilde de straat op om wat meer te zien en te hooren, en naar aanleidjng daarvan zijn besluiton te nemen. De portier kon niet nalaten. toen hij naar den uitjgang ging, ook met hem over het allesbeheerschend te beginnen, maar Frank had dien eigen- aardigen slag, die menschen met een prac- tischen blik zoo eigen is, om ondergeschik- ton, zelfs bij het begin der vragen die zij willen doen, den mond te snoeren. Zou er werkelijk oorlog komen? Frank bezag de vraag heel wat' kalmer dan den avond tevoren, toen de onrust plotseling op hem geworpen was en de woorden van (ounther weinig geschikt waren geweest om hem te kalmeeren. Hij was den schok van dien avond te boven. Hij vond het alleen maar jammer, dat het vertrouwelijk ge- sprek met zijn ouden vriend, waarop hij vonden worden, door zijne bloementeelt, waarvan Aalsmeer het centrum is, door zijne bollenteelt in Noord-Holland, door zijne zadenteelt ook hoofdzakelijk in Noord- Holland. De Tuinbouwschool te Frederiks- oord heeft aan de ontwikkeling in deze kwarteeuw leiding gegeven. Memoreeren wij in dit verband tenslotte de Nederland sche Heide Maatschappij, die uitnemend werk heeft gedaan in ontginningsopzicht en een pionier is geweest, waarvan de ver diensten door een later geslacht nog sterker dan door ons zullen worden ondervonden (Wordt vervolgd,) DE HANZEBANK. De directie van de Hanzebank te 's Her- togenbosch meldt een bespreking to hebben gehad met de hoofddirectie van de Algem. Centr. Bankvereen. voor den Middenstand te Amsterdam. De vooruitzichten bij deze bespreking geopend acht zij bemoedigend. De hulp die verleend zal worden, is er op gericht de Hanzebank in staat t® stel len haar relaties ook onder deze omstan digheden den noodigen financieeien steun te verleenen. Voorts om de relaties te behouden over haar geheelen werkkring. Spoedig volgen hieromtrent nadere me- dedeelingen. Het eindverslag der Tweede Kamer op het ontwerp tot steunverleening aan de Hanzebanken te Den Bosch en te Utirecht luidt niet gunsfjig. Er worden zeer vele na dere inlichtingen gevraagd. HET VLAAMSCHE CONFLICT. De Midd. Crt. schrijft: Als een vloed gestadig rijst, en het begint te stormen, dan worden ten slotte palen weggeslagen, die men eerst ver buiten het bereik van het water had geacht. In Belgie was er, sedert tachtig jaar ongeveer, be- roering in het Vlaamsche water, in het be gin heel weinig, later met veel geschuim, maar toch nooit zoo, dat de regeeringen er zich bezorgd voor maakten, dat het water haar ooit zou kunnen bereiken. En nu, ter wijl Belgte waarlijk genoeg aan z'n hoofd heeft met eeonomische moeilijkheden (de franc slechts even boven een vierde der waarde), en met internationale wespen- nesten, als het geschipper tusschen de eischen van Frankrijk en de wenschen van Engeland ten opzichte van het Duitsche rijk, in aoo'n gevaarlijk oogenblik glijdt de regeering uit over de glibberige kwestie van de vervlaamsching der Gentsche Hooge- school. Een taalkwestie? Als het dat alleen was, zou de storm nooit zoo krachtig hebben kunnen worden. In weerwil van de hoogdravende bewerin- gen van taal-beijveraars in Vlaanderen en in ons land, heeft de Vlaamsche kwestie nooit een storm kunnen verwekken, zooiang liel een taalkwestie bleef, waarvan men 't meest hoorde op letterkundige en andere congressen. De forsche wind is erdoor heen komen stormen in en vooral na den oorlog? Is dat niet, op zich zelf al een bewijs,, dat de taalkwestie slechts een der vormen is van een conflict, dat veel diepere wortelen heeft? Wanneer de taal de eenige oorzaak was \an die binnenlandsche beroering bij onze Zuiderburen, zou het onverklaarbaar zijn, oat eeuwen achtereen de Vlamingen en Walen naast elkaar geleefd hebben zonder taalstrijd, die immers eerst in het midden der negentiende eeuw een strijd-karakter kreeg. En ook daarna zou alleen uit de taal- tegenstelling het niet te verklaren zijn, waarom de numeriek talrijker Vlamingen steeds overstemd werden door de Walen en hun franskiljonsche helpers; waarom nog altijd in de Kamers de Vlamingen er niet in slaagden door stemmenoverwicht den door- slag te hunnen gunste te doen geven. Toen in de zeventiende eeuw de Zuide- lijke Nederlanden een zeifstandig, zij het dan ook geen onafhankelijk bestaan kre- gen, eerst onder Spanje, toen onder Oosten- rijk, bestonden er ook Vlamingen en Walen, maar zondei^lat er sprake was van geschil wegens raftegenstelling. Van klachten over, of verzet tegen de overheerscning van een dier beide rassen over het andere hoort zich als het ware verheugd had, zoo jam- merlijk was gestoord; de intjmiteit begon juist te komen, geheel die rustige zomer- nacht lokte zoo tot spreken uit en hij had hoop, dat het Guntiher goed zou hebben gedaan. Op straat kon men overal beweging be merken; weliswaar ging het handelsver- keer zijn gang als gewoonlijk, weliswaar reden ook nu de zware sleeperskarren in ononderbroken rijen van de haven naar de stad en omgek^erd, maar in de gesprekken der voerlieden en bij alle ontmoetjngen op straat, kon men duidelijk bemerken, dat eenzelfde gedachte, eenzelfde emotie de menschen gevangen hicld. En het viel Frank op, dat er weinig onrust was, als het ware in het geheel geen vrces voor den eventue.'len oorlog, voor wat hij aan ellende, nadeel, verstoring van geluk zou brengen. Veel meer was het alsof er on der al deze Duitschers een soort van vol- doening heerschte, dat de dag, de grooto dag was aangebroken; een eensgezindheid waarbij alle politiek en partij wegvielen. Begrepen ze uan niet wat een oorlog zeg gen wil; begrepen ze dan niet, dat hun vloot op geen stukken na kon uithouden tegen de Engelsche vloot; dat zij econo- misch gebrek zouden lijden; dat zij kans hadden hun handel, hun welvaart financieel te zien onder te gaan? Het vie] Frank op, dat men alleen hoorde spreken van Frank rijk en Rusland, en dat niemand er aan scheen te denken, hoezeer de internatio nale politiek wel aangetoond had, dat En geland bij deze twee behoorde. Men ver- keerde schijnbaar alleen in twijfel oin- trent de vraag of er werkelijk oorlog ko men zou; twijfel omtrent den afloop van dien oorlog scheen niet te bestaan. Frank ergerde zich niet. Het verwon- derde hem zelfs, wanneer hij dacht aan zijn innerlijke sympathieen, die slechts zeldcn aan Duitschen kant waren geweest. men niet. Evenmin in de dagen van de Fransche overheersching. En ook niet in de jaren van vereeniging met Noord-Neder- land. De ergernis over de overheersching van het Waalsche element over het Vlaamsche komt daarna eerst tot uiting. Waarom eerst toen? Men kan er op wijzen, dat het nationali- teitenbewustzijn een product is van de 19e eeuw. Toen in 1815 het congres van Weenen over den vorm van de staten van Europa beschikte, deed ze dat met een totale negatie van nationaliteitswenschen. Die waren er ook niet, of kwamen ternauwer- nood tot uiting. De Grieksche onafharike- lijkheidsoorlog in de twintiger jaren was de eerste uiting van dien aard. De Polen volgden. En men kan zeggen, dat die ge- beurtenissen bevruchtend werkten op het bewustzijn van de Vlamingen. Maar daarmee verklaart men nog niet hoe het kwam, dat de in Belgie juist het tal- lijkste bevolkingsdeel, de Vlamingen, over- heerscht werden door de Walen. Wie naar de oorzaak daarvan zoekt, komt terecht ten deele bij politieke omstan digheden, ten deele, en zelfs vooral bij eeonomische verhoudingen. De politieke omstandigheid was deze, dat Frankrijk heelemaal niet gesticht was, over de vorming van de Vereenigde Neder landen aan zijn Noordgrens, speciaal met het voorop gezette doel daar een wachter tegen Fransche bedreigingen te zetten. Frankrijk heeft met welbehagen de afschei- dingsbeweging in Belgie gesteund, en vond daardoor reeds dadelijk naast zich de in- dustrieele bevolking van Wallonie, dat het scherpst de tegenstelling met de kooplieden van Holland ondervond. Verder ook den reeds langen tijd verfranschten Belgischen adel. Dat ook de Roomsche geestelijkheid in Vlaanderen meedeed heeft de beweging gesteund. Maar het resultaat was, dat na het slagen der beweging, de Fransche ele- menten aan het bewind kwamen. Dat zij er bleven, vond zijn oorzaak in de eeonomische ontwikkeling van het land. Toen dezen winter Dr. Martens zijn inte- ressante beschouwing over de Vlaamsche beweging hier te stede hield, heeft hij ook reeds de aandacht op dien economischen factor gevestigd. Wie er meer van wil weten, kan in de Economist (Meinummer) daarover een uitvoerige beschouwing lezen van B. van Genechten. We zullen ons hier er toe bepalen enkele punten aan te stippen. Juist die eerste periode van den nieuwen Belgischen staat was ook het tijdperk van de ontwikkeling der fabrieksindustrie, in het bijzonder daar waar de steenkoolmijnen waren. Dat was voor Belgie in Wallonie, dat tot een merkwaardigen bloei kwam door de welvaart van de enorme ijzer- industrie. Daar tegenover stond geen eeo nomische ontwikkeling van de Vlaamsche provincies die in hoofdzaak landbouwpro- vincies waren, en wier industrie grooten- deels huisindustrie bleef (en zelfs thans nog voor een aanzienlijk deel huisindustrie is). Nu is het een onvermiidelijke loop der. zaken, dat het gedeelte van een land, dat de grootste welvaart heeft, ook den groot- sten invloed heeft op de richting waarin 's lands zaken worden bestuurd. En zoo ge- beurde het, dat de invoerrechten van Belgie werden bepaald naar de belangen van de industrie van Walenland; dat bij de in- richting van de haven en vooral van Ant- werpen, de behoeften van het erts- en kolen- vervoer van Wallonie den doorslag gaven. Maar ook: dat het onderwijs zich richtte naar de belangen dier industrie. Henegou- wen bijv. heeft thans 45 nijverheidsscholen; Oost- en West-Vlaanderen ieder slechts 8. En het gevolg daarvan was ook al weer onvermijdelijk, dat het ontwikkelingspeil in de Waalsche provincies over het algemeen hooger stond dan in de Vlaamsche. En juist in het onderwijs werd toen heel sterk gevoeld de achterstelling van een Vlaming, die, zoodra hij de lagere school voorbij was, en aan een nijverheidsschool verder wilde leeren, zich dat onderv s zag gegeven in een hem vreemde taal, (immers de groote industrie beheerschte de richting van dat onderwijs). Voeg daarbij het steeds meer ineenweven van de belangen der Belgische en der Noord-Fransche industrie, zoodat na nog in verschillende der grootste Belgische on dernemingen de Franschen de leidende rol Al als jongen reisde hij ljever in Enge land dan in Duitschland; hij had zin voor orde, maar diet voor te strenge tucht. Het overhoerschend militaire in' ^Duitschland was hem, den burger, die de militairen als een noodzakelijk kwaad beschouwde, altijd een doom in het oog geweest Frank ging voor niet uitermatje gevoelig door, maar eens waren hem op een cabaret- avond (de tranen bijna in de oogen gespron- gen, toen een werkelijk talentyol cabaretier het bekende: „Was will der Kais.-r mit dem Jungen", ten gehoore had gebrachl. En wanneer hij nu de Hamburgsche cafe's inkeek en er de jonge officieren zag zit- ten, die zich middelpunt voelden van heel de openbare belangstelling, en inderdaad ook middelpunt waren, 'dan zag hij in elk van die soldafen des Kejzers, die eigenlijk nog jongens waren met een jonmmshart en een jongensblik, reeds het aanstaande slachtoffer van den oorlog", die hun roem, geen carriere, maair alleen een" el- lendigen dood zou brengen. En toch er gerde Frank zich niet, omdat hij, nu hij den eersten schrik te boven was, niet to loofde, eigenlijk n'iet wilde gelooven aan den oorlog*. Al wandelendc, was hij aan de haven gekomen; als echt handelsman sloeg hij met welgevallen en tegelijkertijd met bewondering dat koortsachtige leven toch zoo goed geregeld, gade. Wat zou er van geheel dit havenbedrijf worden. wanneer straks alleen de kanormen aan het woord zouden zijn; wat van de daarin gestoken kapitalen; wat van de jaarlijk- sche verdiensten? Frank was geen idealist; hij had nooit veel voor het streven van de vredesvrienden gevoeld, juist omdat hij in staat was het groote eigenbelang be- trokken bij deze ondernemingen, te beoor- deelen. (Wordt vervoigd.) VAN

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1923 | | pagina 5