ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. Vrijdag 20 April 1923. 63e Jaargaug. AANKONDIQIKG buTte"nl"a1i"d7~ No 7442 (Jit een dagboek van voor honderd jaar. BINNENLAND. Bj0aSTB BL A TO. Burgemeester en Wethouders der gemeente HOEK, brengen ter kennis van belangheb- benden, dat te beginnenopMaandag 14Mei 1923 van wege de gemeente eene ALGE- MEENE OPNEMING zal worden gehouden van de WEGEN en VOETPADEN met de KUNSTWERKEN. Hoek, 17 April 1923. Burgemeester en Wethouders voornoemd A. WOLFERT, Burgemeester. J. M. DREGMANS, Secretaris. VI. (Slot). Wij teekenden eerst het leven van Willem de Uercq, vertelden toen rets over zijn levensmilieu, en speciaal over zijn omgang met en verhouding tot Bilderdijk en L)a Costa, wij hebben vervolgens het een en an- der verteid over zijn groot en bewonderens- waardig improviseertalent, en willen nu in een siot-artikel nog iets zeggen over zijn godsdienstige opvattingen. Gaan wij dit laatste punt bespreken, dan komt ons in de gedachten, hoe wij Professor Casimir eens met groot genoegen en onver- deelde instemming hebben hooren spreken over het onderwerp: „De godsdienst van Jan Ligthart." De begaafde spreker begon toen met te zeggen, reeds dadelijk aan den aanvang, dat men dien godsdienst eigenlijk van Jan Ligthart niet los kon maken. Ligt hart en zijn godsdienstige overtuiging, dat waren er niet twee, maar dat was er een. Die hoorden bijeen, onlosmakelijk. Profes sor Casimir had daarmede volkomen gelijk. Maar nu gaat het ons met Willem de Clercq precies eender. Wij kunnen zijn godsdienst niet los maken van hemzelf, wij kunnen ook zijn godsdienstige overtuiging en denkbeel- den niet losmaken van zijn andere over- tuigingen en zienswijzen. Het zou ons niet verwonderen, als degenen, die onze vorige artikelen in dit blad over dezen man hebben gelezen, dit dadelijk en grii met ons eens zijn. Toch heeft De Clercq bij de lezers van zijn dagboek wellicht eenigszins den schijn tegen. Lezen wij b.v. ook het begin van het reeds vermelde geschrift van Prof. Bosscha over Willem de Clercq, dan zou men heel gemakkelijk tot de tegenovergestelde opvat- fing kunnen komen. Bosscha herinnert er aan, hoe over De Clercq uit zijn dagboek is opgeteekend, dat hij zich twee werelden voorstelde, waarin hij beurtelings verkeerde, zoo dat hij, in de eene wereld verkeerend, aan de andere vreemd bleef, en dat waren dan de practische wereld als hij aan de tafel, ter vergadering der Handelsmaat- schappij „over al die tegenwoordige betrek- kingen sprak, en hoorde spreken", en de wereld des geloofs, „wanneer hij de zon zag ondergaan, en God hem weder kracht en licht gaf". Wij zouden natuurlijk, al was het niet geheel zonder leedwezen, moeten erkennen, dat Willem de Clercq deze levens- en geloofsbeschouwing werkeliik was toege- daan, indien niet alles, wat wij van De Clercq verder hebben gelezen en vernomen, ons de vrijmoedigheid gaf om te verklaren: En toch was het met De Clercq inderdaad zoo niet; zoo'n strenge scheiding bestond er voor hem, althans in de latere jaren, niet. Wij herinneren nog maar eens aan wat wij vroeger hebben medegedeeld over zijn opinie over den Koning, van wien hij verklaarde. dat het er op aankomt: in zijn bureau te zitten, alsof hij zat in de kerk. Hij zag n:e* twee werelden, waarvan de eene aan rie andere geheel vreemd bleef, neen, al blecf er scheiding en spanning, hii wist van- en hij had een Heer, die de Waarheid en ',ot Leven is. Het was dus bij De Clercci niet dit, dat hij invloed van die eene wereld on die andere niet wilde, of niet kon toelateu. maar het was veel meer zo6, dat De Clerc" overtuigd was: God wil alles geheel. en in de vervulling van de taak, die God ons op- legt. moeten wij geen halve dingen doen. Daarom, maar ook daarom alleen, maakt hij zich in de vervulling van zijn ambtbezig- heden los van zijn godsdienstige overden- kingen en bespiegelingen. Natuurlijk zijn ook in den loop der jaren zijn inzichten ver- diept en wel wat gewijzigd. Reeds in 1819 merken wij, dat de tot nog toe gebruikelijke vorm van godsdienstoefening en godsveree- ring hem te flauw, te zwak, en te verbrok- keld, te weinig bezield begon te lijken. Hij schrijft: „Gaarne wilde ik positief Christen dom. Christus en dien gekruisigd, zonder hardheid, hooren". Wij herhalen, omdat het daarmede zoo goed en zoo duidelijk gezegd is: positief Christendom en dan zonder hardheid. In 1823 lezen we deze uiting in het Dagboek: „ik moet bekennen. dat ik meer en meer van de Godheid van Christus en de andere daarmede verband houdende en samenhangende leerstukken (in mijn hel- dere oogenblikken) overtuigd was gewor- den; dat echter het denkbeeld der prae- destinatie, mij steeds dor voorgehouden, me cltoos nog een aanstoot was gebleven". Spreekt hij ergens over Coquerel, dan ver- klaart hij, dat diens denkbeefden, d. w. z.: dogma's hem onverschillig zijn. In 1823 be- gint al bij hem, die toch Mennoniet is, de vraag op te komen, of hij toch maar niet riin kinderen zou laten doooen, en als hun tweede kind, Paul, stervende is, doopt hij het jongetje zelf! Logeerend te Rotterdam, in 1824, bij de Familie Van Ryckevorsel, woont hij blijkbaar voor het eerst een huise- lijke godsdienstoefening bij. Dat bevalt hem uitstekend. In 1829 voelt hij, dat ook de dienstboden j daarbij behooren, en dit gebeurt 20 October dan ook. Hij schrijft: „We hadden er nogal tegenop gezien, doch onder Gods zegen ging alles recht goed". De wijziging van 1815 tot 1825 voelt hij en beschrijft hij zelf, en zoo raakt hij steeds losser van de Doopsgezinde sfeer, en, al gevoelt hij, dat hij steeds meer alleen komt te staan, toch gaat hij op den ingeslagen weg voort. Zoo leest hij de betuiging is uit 1828 - zijn bijbel met steeds nicer genoegefi", zonder er evenwel nog dat in te zien, dat Da Costa er in leest". Voor de theologie is hij bang, maar door een uit- drukking van de kindermeid, die een leven- dige behoefte naar de tafel des Heeren (het gebruik van het Avondmaal) aan den dag legde, welke hem beschaamt, wordt hij ook opgewekt, om aan het Avondmaal zelf te gaan deelnemen. Hij erkent nog in 1830, dat hij genade noodig heeft, „om niet liberaal te wezen", en na het lezen van Goethe's Goetz van Berlichingen bidt hij hartelijk staat er om des dichters zaligheid. Sterk bevreesd blijft hij echter om Evangelie en wereld te vermengen, en daardoor nader- hand anderen gelegenheid tot bespotting te geven. Zoo wenschte hij nooit te ijveren of propaganda te maken voor eenig stelsel, en is hij ook allesbehalve een domineesaanbid- der. In de samenkomsten van het Reveil laakt hij het, dat alles daar door een predi- kant moet worden geijkt, en over de preeken is hij vaak slecht te spreken. „Niets hindert mij meer", schrijft hij in 1831 aan Da Costa, „dan dat geforceerde allegoriseeren bij velen, die van iederen tekst (met de beste bedoelingen) maken wat zij willen". Gods dienst als een partij is hem tot zijn dood toe een gruwel; hij mijdt alle groote woor- den, alle termen, alle formules, Het gods dienstige wordt daarnaast of daardoor juist voor hem steeds meer het een en het al; in het geloof zoekt en vindt hij alleen en al zijn heil. De eerste vergadering van het Instituut, die hij November 1835, op het Trippenhuis bijwoont, voldoet hem dan ook llerminst. De letterkunde op-zich-zelf, en zonder meer, komt hem laf en zouteloos voor, de letterkundige wereld is hem een warboel en een poppenspel. Positief Chris tendom dat is tenslotte zijn eenig verlan- gen. Maar zonder hardheid! Hij denkt er geen oogenblik aan, om weer onder een of ander juk te willen komen. Hij ijvert voor kerken, in het meervoud als in den Apostolischen tijd, door Gods Geest bijeen- gebracht. De belijdenissen en de belijdenis- schriften doen het hem niet. Zeker, hij heeft de Belijdenis, en den Katechismus lief, zoo schrijft hij in 1836 omdat hij er de taal des geloofs in vindt, en het resultaat van datgene wat ons door den bijbel duide lijk werd. „Maar" en wij citeeren hem nog eens letterlijk „de wijze waarop de Formulieren naast den Bijbel gesteld wor den, kan de onze niet zijn". Zoo begrijpen wij dan ook beter wij zeggen niet: het conflict, maar toch wel het verschil tus- schen De Clercq en Da Costa. En wij zullen het De Clercq dan ook zeker niet ten kwade duiden, dat een man van zijn aanleg en zielsbehoeften aan het einde van zijn leven meent niet meer naar de kerk te mogen gaan, hij, die bang is voor een soort theolo- gische „arena", en van wien Beets in het reeds door ons in ons eerste artikel geciteer- de vers heeft getuigd, dat zijn ziele „naar boven wou". Neen, De Clercq was geen man van een afgesloten systeem. Hij had „het" nog niet gegrepen, hij had „het" nog niet gekregen. Maar toch, hij jaagde er naar, of hij het ook grijpen mocht. En dit was zijn kracht en zijn zekerheid, zijn eenige kracht en zijn eenige zekerheid, hij was en wist zich van Jezus Christus gegrepen, en zoo kon hij dan ook reeds in 1821 het Da Costa toezin- gen, en is het, alsof hij hetzelfde ook nu nog, zoo lange jaren na zijn dood, spreekt tot ons, die deze dingen met hem meevoelen, en die de hooge en geheel eenige beteekenis van Christus vasthouden en dankbaar er kennen: Neen, niet verscheiden is ons doel, een band verbindt ons, 't is 't gevoel dat hoog gevoel der ziel, dat opgroeit [voor den hemel; dat wie ook't oog ter aarde wendt, een hooger levensdoel erkent, een andre rustplaats zoekt, hoe hier de [sterv'ling wemet. EERSTE KAMER. Vergadering van Donderdag. De behandeling van het voorstel-Braat tot afschaffing van den zomertijd wordt voortgezet. De heer Schonfeldt (v.-d.) ontkent, dat land- en tuinbouw in hun geheel den zo mertijd willen afschaffen. Hij is echter voor- stander van een compromis. De heer De Waal Malefijt (a.-r.) wijst op de besparing van kunstlicht door den zomertijd. Hij ontkent, dat de zomertjjd een crisismaafregel zou zijn; voor den oor- is reeds gepleit voor invoering van den Midden-Europeeschen tijd. Hij vraagt een nauwkeurig onderzoek naar de bezwaren en middelen om daaraan tegemoet te ko men. De heer Hazevoet (r-k.) meent, dat de regeling van den tijd zich niet Ieent tot een initiatief-vocrstel. Hij acht de tjegen den zomertijd aangevoerde bezwaren in hoofd- zaak niet juist. Hij dringt er bij de regee- ring op aaq, te komen met een compromis- voorstel. MevTouw Pothuis-Sinit (s.-d.) betoogt, dat de voordeelen van den zomertijd veel bezwaren van den zomertijd voor de plat- grooter zijn dan de nadeelen. De heer Franssen (r.-k.) meent, dat de telandsbevolking niet groot kunnen zijn. Minister Ruys de Beerenbrouck zegt, dat de regeering zich alleen niet buiten de discussie over initiatief-voorstellen houdt, als het betreft het geven van inlichttn- gen en het uit den weg ruimen van mis- vtrstanden. Dit is de 'regel, die altijd is gevolgd. Indien het - twcrp-Braat wordt vcrworpen, zal de n Jeering den zomer tijd waaxschijnlijk 1 Ju.ii invoeren. Eerder is niet mogelijk, met het oog op de dienst- regeling van de Spoorwegen. Wanneer de zomirtijd dan zal eindigen, kan nog niet vastgesteld worden. De regeering moet iedcr jaar vrijheid hebben, den duur van den zomirtijd vast te stellen, met het oog op de naburige landen. De heer Braat (plattel.) verdedigt zijn voorstel. Spr. vangt aan met een woord van dank aan degenen, die zijn voorstel hebben ge- steund. In het bijzondir dankt spr. den heer Diepenhcrst, althans voor het tweede ge- deelte van diens rede. (Hilariteit). Spr. en zijn partij laten zulke politieke verdedi- gingen gaarne over aan de politieke heeren. De heer Braat wil slechts in het kort herhalen, wat nu al van zoovele zijden is betoogd: het landbeuwbedrijf kan nu een- maal niet een uur later beginnen. Aan de pers verwijt spr., dat zij de voor- standirs der afschaffing van den Zomertijd niet aan het woord laat komen. De pro's werden in lange hoofdsfukken uitgemeten. de con Ira's in een hoekje weggestopt of geweigcrd. De wereld kan niet van pleizier en genot bestaan. En dat is het eenige ar gument, dat voor den Zomertijd wordt aangevoerd. Een comite van actie liet menschen van allerlei slag met lijsten naar restaurants gaan en aan passagiers vragen (vroolijk- heid) hun namen op de lijsten te zetten. Vermoedelijk kwamen zelfs de namen van zuigelingen op die lijsten voor (hilariteit). Spr. betoogt voorts, dat kinderen allerlei bezwaren ondervinden van den Zomertijd. Zij loopen 's avonds rond zoo lang het licht is en zitten 's morgens op school te gapen. Uit tal vati mgezonden stukken citeert spr. pleidooien in dien geest. Meesmuilend hoort de Kamer het relaas van den heer Braat aan, dat eindigt met een oproep aan de steden, om toch niet te gelooven aan een antithese tusschen stad en platteland en aan de berekening, dat de Zomirtijd ons 180 millioen uur slij- tage aan schoenen en vertering aan bier kost. Bij de repljeken deelt de heer Idenburg (a.-r.) mede, dat de zaak niet zonder de medewerking van de Regeering behoort tot stand te komen. Mede na de mededee- ling van Minister Ruys zel spreker's fractie om die rcden tegen het voorstel-Braat stem- men. De heir Slingerberg (v.-d.) handhaaft zijn bezwaar, dat de Regeering de be- staande wet op den Zomirtijd onuitge- voerd heeft gelaten. In stemming gebracht, wordt het wefs- voorstel-Braat verworpen met 35 tegen 9 stemmen. Voor stemdon de heer Smeenge (lib.) Diepenhcrst, Sijtsma, en Croles(a.-r.) Westerdijk (v.-d.) en de R.-K. heeren A, Franzen, Van Lanschot, v. d. Does de Willebois en Van den Hoven (c.-h.). Hiirmede staat dus vast, dat de Zomer tijd ook dit jaar zai worden ingevoerd en virmoedelijk omstreeks 1 Juni zal aanvan- gen. TWEEDE KAMER. Vergadering van Donderdag. Het amendement-Beumer tot afschaffing van den stemplicht, waarover Woensdag de stemmen staakten, wordt verworpen met 42 tegen 39 stemmen. Voor stemden de anti-revolutionnairen, de sociaal-demo craten, de vrijzinnig-democraten, de katho- liek Van Vuuren en de vrijheidsbonders Staalman, Van Rappard, Boon en Bierema en de heer Kersten (Staatk. Gere. Partij). De heer Krijger (c-h.), die Woensdag voor stemde, was vandaag niet aanwezig. Hit amendement-Van den Heuvel tegen het onverbonden laten van de lijsten van een zelfde par.ij, wordt verworpen met 60 tegen 21 stemmen. Het amendement-Oud om mogelijk te maken, dat overschotten van lijsten in twee kieskringen voor toewijzing van restzetels worden samengevoegd, bij verkiezing van leden van de Eirste Kamer, wordt ingetrok- ken na bes.rijdmg door den minister. Het amendoment-Btuimr tot schrapping van de sirafbepafingen betreffende den stemplicht wordt ingetrokken. Ovirgenomen wordt een amendement- Beumer om te verbieden, dat echtgenooten gelijktijdig lid zijn van Provinciate Staten of gemeenteraad. De eindstemming zai Dinsdag worden gehouden. Aan de orde is het iniatief-voorstel-San nes tot wijziging van de Invaliditeitswet; gelijkstelling wat betreft wachtfjijd, van weduwenrentcn aan invaliditeitsrenten. De heer Rutgers (a.-r.) is er tegen, om dat het invaliditeitsfonds te zwaar zal wor- tien belast De heer Snoeck Henkemans verklaart zich voor het ontwerp, dat nader door den heer Duys (s.-d.) wordt verdedigd. HET PERSONEEL VAN DE OP Te HEFFEN R1JKSNORMAALLES3EN. Mej. Westirman, lid van de Tweede Kamir, heeft aan den Minister van On- dirwijs, Kunsten en Wetenschappen de volgende vragen gesteld: 1. Is de Minister bereid mede te dee- len, of door hem reeds maatregelen geno- men zijn, om overeenkomstig zijn categori- rische toezegging, gedaan in de zitting van de Tweede Kamer der Staten Generaal van 18 Juni 1920 in antwoord op de hem door den heer Otto gestelde vraag bij het debat over art. 204 der wet op het L. O. (Han- delingen Tweede Kamer, biz. 2792), zijn stellige onvoorwaardelijke befofte na te komen bejeffende het personeel der met 1 Mei a.s. op te heffen Rijksnormaallessen? 2. Indien zoodanige maatregelen in voorbereiding zijn, bestaat er dan be zwaar spoedig een beslissing te nemen en deze tor kennis van belanghebbenden te brengen, om de ongerustheid, die te de zen opzichte hecrschi, weg te nemen, on- girustheid, die voortspruit uit het feit, dat de toen in uitzicht gestielde regeling der rechtspositie der ambtenaren niet toil stand is gekoinen en de Pensioenwet 1922 aanleiding zou kunnen geven, tot een re geling, waardoor het personeel der op te heffen inrichtingen in ongunstige pesitie zou worden gebracht DE TOESTAND. De nieuwe plotselinge inzakking van de papieren rnarK is een verschijnsel, schrijft de N. R. Crt., dat, in verband met het voor het oogenblik niet verbeterde vooruitzicht in de Roer-kwestie, vandaag de aandacht vraagt. Woensdag noteerde het pond ster ling te Londen 140.000 mk. en was de ge- heele Duitsche biljetten-circulatie ruim 5.6 billioen mark. Dit beteekende, dat die ge- heele circulatie slechts een waarde vertegen- woordigde van 40 millioen of zeg 475 mil lioen gulden. Zulke abnormale toestanden hebben wij bij de mark geregeld gezien, maar wij hebben ditmaal het rekensommetje nog eens gemaakt, om te laten zien, hoe wei nig de staag werkende bankbiljettenpers nog heeft kunnen verhelpen aan het tekort aan betaalmiddelen, dat erin uitgedrukt is en dat ook de oorzaak is van den telkens aan den dag komenden crediet- en geldnood in Duitsehland. De boeren hebben de mark al veelal verloochend door loonen of althans een groot gedeelte ervan in natura te be- talen. Goederen worden vaak met goederen geruild zonder tusschenkomst van geld. Ook fabrikanten betalen hun werklieden op vele plaatsen gedeeltelijk in levensmiddelen. In Hannover en Westfalen schijnt een bepaalde hoeveelheid kolen wel alsmunteenheiddienst te doen en in Oldenburg en Mecklenburg- Schwerin circuleeren met gerst gewaar- borgde obligaties. Er zijn in het tegenwoor dige Duitsehland zoo allerlei voorbeelden van „Naturalwirschaft" waar te nemen. ..Naturalwirschaft" is intusschen iets dat op heel watprimitieveromstandigheden bere- i end is dan in een modern beschaafd land i bestaan en daarom heeft een Fransch oeco- noom onlangs betoogd, dat het procede, dat 1 in Duitsehland gaande is, ten slotte moet uit'ioopen op de aanneming van een nieuwen gouden standaard. De nieuwe sterke daling van de mark die al lang te voorzien was, onverschillig welke j factoren er voor doen of laten op dit oogen- blik invloed op mogen oefenen (in sommige kringen argwaant men dat, de industrie s erachter zit, om zich nieuwe concurrentie- mogelijkheden te scheppen) geeft intusschen den schadevergoedingsdeskundigen alweer een harde noot te kraken. Houdt zij aan, dan kan zij ook het vooruitzicht op de mo- gelijkheid van voortzetting van de Duitsche j politiek van lijdelijk verzet aanmerkelijk versomberen. TER NEUZEN, 20 APRIL 1923. ZEELANDIA-BIOSCOOP. Zooals uit de advertentie in dit nummer blijkt, wordt morgen en twee volgende dagen in de Zeelandia-bioscoop vertoond ,,Manon Lescaut", waarbij ook meewerkt mej. Betsy Kinsbergen, sopraan van de Fransche opera, als zangeres. De Midd. Crt. schrijft omtrent een derge- lijke vertooning te Middelburg: Mej. Kinsbergen zingt met een waarlijk zeer fraaie klankvolle en verdragende sopraanstem vooraf de proloog, en bij en- kele scenes de groote varia „Adieu ma petite table". Zij had Donderdagavond zeer veel succes, ook met de voordracht van de fijne serenade van Gounod en vooral met het steeds zoo schoone Ave Maria, dat mooi ge- zongen werd. Het is een goede gedachte geweest der directie deze zangeres te enga- geeren. Het bijnummer: „BedeIaresje", toont, dat de kleuren-cinematografie al goede resul- taten begint te bereiken. Het is het eenige wat men nog in de bioscoop mist; maar men mag vol hoop zijn. WONINGBOUW. De minister van Arbeid heeft goedge- vonden, dat vroeger toegekende bijdragen voor Woningbouw zullen worden uitge- keerd aan de gemeenten: Breskens, ten behoeve van L. Lijk, 600 gulden. Sas van Gent, ten behoeve van C. L. de Beuf, 300 gld. van R. Claessens 300 gld. van A. Claeijssens 300 gld. Westdorpe, ten behoeve van G. H. Koo- man, 600 gld. Zaamslag, ten behoeve van C. H. H. Wisse, 2080 gld. Hontenisse, ten behoeve van P. F. Voet (gedeeltelijk) 103 gld. GEWETENSGELD. De minister van Financien maakt bekend dat ten behoeve van 's Rijks schatkist is ontvangem bij den ontvanger der directe belastin- gen enz. te Oostburg 333.73 gld. en 48 gld., respectievelijk wegens te weinig be- taalde inkomstenbelasting en bedrijfsbelas- ting; bij den ontvanger der directe belastin- gen enz .te Ttr Neuzen, onder letter X, 41.98 gld. wegens te weinig betaaide be- lasting. BEROEP TEGEN GOEDKeUR NG VAN EEN CANDIDAATL1JST. Heden werd door Ged. Staten van Zee- land behandeld een beroep ingesteld door eenige kiezers van de gemeente Stoppel- dijk, tegen de goedkeuring van eene Jijst van candidaten voor den gemeenteraad. Op die lijst waren aanvankelijk enkele na men van candidaten geplaatst en de lijst zoo aan een paar kiezers ter teekening aangeboden, toen wirden een paar can didaten bijgepiaatst en weer eenige hand- teekeningen van kiezers verzameld, ten tweede male werden toen weer namen van candidaten bijgeschrcven en toen teeken den de overige op de lijst voorkomende kiezers. De kiezers, die teekenden voor na men van candidaten waren bijgevoegd, zijn nu in beroep gekomen. Ged. Staten hebben de lijst geldig ver- klaard. VOOR ONZE DAMES. Zooals uit de in dit blad voorkomende advertentie bleek, wordt alhier in de Melk- salon in de Dijkstraat door mej. H. Clas voor korten tijd een cursus in het vervaar- digen van Italiaansche handwerken gehou den. Een zeer fraaie collectie dezer hand werken is gratis te bezichtigen. Deze handwerken moeten zoowel door dames als meisjes gemakkelijk aan te leeren zijn en maken een zeer fraaien indruk. Er zijn in verschillende plaatsen van ons land reeds dergelijke cursussen gehouden, o.m. ook in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, enz. De Maasbode schrijft: ,,Wij hebben reeds te voren een kijkje mogen nemen, en waarlijk, wat daar tentoongesteid wordt, mag met alle recht voor kunstige handwer ken doorgaan. Wij zagen fraaie zelfge- maakte bloemen voor corsage en mandjes, bouquetten, spelden, broches en kettingen, muurteksten, kussens enz. enz., te veel om op te noemen." De cursus had in vele plaatsen bijzonder succes. In Rotterdam waren er 250 cur- sisten, in Vlissingen 195. Wij twijfelen er niet aan, dat ook hier vele dames voor dit werk belangstelling zullen gevoelen. De prijs voor het volgen van den cursus is niet hoog, Het werk schijnt gemakkelijk te leeren, er behoort slechts een weinig anibitie en goe- den smaak toe. BESMETTELIJKE ZIEKTeN. Het aantal gevallen van besmettelijke ziekten over de week van 8 tot en met 14 April in de provincie Zeeland bedroeg: Febris typhoidea (buiktvphus) Borsse- le 2. Roodvonk Axel 1. EEN U1TSTAPJE. Maandag zouden twee jongens van acht jaar een uitstapje maken naar Ter Neuzen en over Sluiskil terugkomen. In plaats van daar echter de brug over te gaan, stapten ze parmantig door en gingen zelfs te Sas van Gent gekomen nog steeds door, in den waan, „dat als we het kanaal maar vol gen, komen we wel terug in Axel". Toen ze echter de grens waren overschreden, scheen het Hollandsch hart der kle,uters minder vast te kloppen en zoo vroegen ze om inlichtingcn. Wie beschrijft hun virba- zing, toen ze bemirkten zoo ver van liuis te zijn en geen wondtr, dat er toen water- landirs kwamen. Enkeie vrouwen irokken zich het lot der jongens aan en zoo werden ze al spoedig per auto uit Axel afgfehaaid. Of ze toen weer genoten. De vadtrs waren intusschen per fiets den geheelen middag op zoek geweest, want de jongens waren reeds van 's mor gens 9 uur op stap. Ax. Crt. COURTOISIE VAN KONING ALBERT JEULixb jviEvK. OUARLES VAN UFFORD. De redacteur van de Maasbode te Brussel seint d.d. 18 April: Ons komt ter oore een aardig staaitje van de courtoisie van Koning Albert. Het ge- Deurcle op net banket, dat j.i. Zaterdag te Gent plaats had ter gelegenheio van de opening der internationaie bloemententoon- steliing en waarbij benevens de geheele Koninklijke Familie onder meer ook aan- zaten verschillende diplomaten, waaronder de Nederlandsche gezant te Brussel, Jhr. Van Vredenburch en de Commissaris der Koningin in Zeeland, jhr. Mr. Quarles van Ufford, welke laatste rtamens H. M. Konin gin Wilhelmina den Belgischen vorst kwam begroeten. Jhr. Mr. Quarles van Ufford was in gezelschap van zijn echtgenoote naar Gent gekomen, maar daar mevrouw Quarles van Ufford geen officieel gei'nviteerde was, nam zij geen deel aan het banket en was op het diner genoodigd door meVrouw De Kerck- hove de Denterghem, de zuster van den gou- verneur der provincie Oost-Vlaanderen. Toen nu Koning Albert vernam. dat de

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1923 | | pagina 1