mism m m
ALGEMEEN NIEUWS- EH ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
Grind en Macadam J
No. 741B.
Vrij dag 23 Februari 1923
63e Jaargaug.
Aanbesteding.
a. 190 Ml Onderhoudsgrind
b. 20 Ml Macadam (z,g. Ballast)
15 Ml Macadam (z.g Grenailte)
Uit een tiagboek van voor
honderd jaar.
BINNENLAND.
~BUITENLANP.
Siai^STE] BLAD.
Burgemeester en Wethouders van HOEK,
zullen op Dlnsdag 27 Februari
1923, des voormiddags tien nre, ten raad-
huize aanbesteden, de levering van:^
van 1 tot 4 c.JVl.
van 1 tot 3 c.JVl.
van 5 tot 20 mJVl.
De levering geschiedt voor 1 Juli a. s.
franco $>p den wal op aan te wijzen praatsen
aan den nieuwen westelijken kanaalarni te
Ter Neuzen. A/feting heeft nlaatsbij den hoop.
De inschrijving heeft piaats in twee per-
ceelen, voor grind en macadam afzonderlijk,
terwijl de gezegelde biljetten onderteekend
door den inschrijver en twee borgen.totop
het uur der besteding franco ten raadhuize
kunnen worden bezorgd. tig&Sl
Hoek, 13 Februari 1923.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
A. WOLFERT, Burgemeester.
J. M. DREGMANS, Secretaris.
Burgemeester en Wethouders van PHILIP
PINE, zullen op DInsdag JVlaart
1923, des middags 12 uur,
aanbesteden
Het ondephouden van de
werhen der Getneen tehaven van
10 Maart tot en met 31 Decem
ber 1923,
Aanwijzing op den dag der aanbe
steding voormiddags 10 uur.
Bestekken verkrijgbaar ten gemeentehuize
tegen betaling van alsmede bij den
architect L. de Bruijne te Ter Neuzen,
door wien nadere inlichtingen worden ver-
strekt.
P. A. RAMMELOO, Burgemeester.
GEIRNAERDT, Secretaris.
Philippine, 12 Februari 1923.
11.
In ons eerste artikel teekenden wij vluch-
trg het leven van Willem de Clercq, en de
meesten, die dat lazen, zullen wel het gevoel
hebben voeien bovenkomen: Was dat leven
nu werkelijk wel zoo gewichtig, dat het de
moeite loont, daar na honderd jaar nog
weer op terug te komen? Zoo heel belang-
rijk schijnt toch dit leven niet. Er zijn tal
van personen te noemen, die een verant-
woordelijker positie hebben ingenomen, en
die een veelbewogener of 00k tragischer
leven hebben geleid. Heel hoog is De Clercq
00k op den maatschappelijken ladder niet ge-
klommen tot voorzifter van de Handel-
maatschappij heeft hij het nooit gebracht
(en hij heeft eeriijk bekend, dat dit een
groote teleurstelling voor hem is geweest),
en hij is in 1827 alleen genoemd voor Minis
ter van Binnenlandsche Zaken, de Am-
sterdamsche Beurs is er zelfs vol van ge
weest. Bosscha zegt in zijn boekje: „W: -
lem de Clercq herdacht": „Men vond er
niets vreemds in, dat de geniale koopm .ii,
die werkelijk de hoedanigheden bezat, hem
door den Belgischen „Courrier des Pays
Bas" toegekend, en wiens bekwaamlieid ge-
roemd werd, de aandacht van een vorst
WHlem I trok om piaats te nemen in
kabinet, en dat's Konings keuze viel op een
man, waarmede de Hollanders tevreden zou
den zijn, en die in den smaak kon vallen van
de Belgen". Willem de Clercq noemde
het zelf „couranten-poespas", hij begreep er
niets van, en geloofde het nog minder, en
hij is het dan oo.k niet geworden. Wij
mogen dus wel vragen: Hoe komt deze man
dan aan zijn beteekenis? Laten wij enkele
redenen mogen noemen. Willem de Clercq
heeft voor ons beteekenis door zijn karak-
ter, door het milieu, waarin hij heeft geleefd
en dus 00k door de onderscheiden personen
met wie hij heeft omgegaan, vooral door zijn
omgang met Isaac da Costa, en 00k, en niet
het minst, als improvisator.
Voorop staat het karakter van dezen man.
Want 00k van hem geldt: Indien hij de talen
der menschen en der engelen had gesproken,
en al had hij geweten al de verborgenheden
en al de wetenschappen, en hij kende er
heel wat! ja, al ware het, dat hij het ge-
loof had gehad, zoodat hij bergen verzette,
en al ware het dat hij at zijn goederen tot
onderhoud der armen had uitgedeeld, en hij
had de liefde niet gehad, zoo zou hei hem
geen nuttigheid hebben gegeven. Het eerste
wat dan wel als zijn karaktertrek moet wor
den gegeven is een ader van weemoed. Hier
en daar is wel eens een lichtpunt, getuigend
van huiselijk geluk; een opgewekter toon,
die van dankbaarheid spreekt voor zijn lot,
maar toch weemoed blijft de grondtoon.
Na een bezoek van zijn 00m De Vos lezen
we b.v.: „Ik was vermoeid van het lachen;
dat doet men hier niet veel." Wij moeten
vooral niet vergeten: Willem de Clercq was
op en top hanuelsman en de handei maakte
tocn uok donkere dagen door. Zoo heet bet j
in 1819 en dus iets meer dan een eeuw
geleden: „Klachten en alleen klachten wor- j
den gehoord; gretig worden de ontmoedi-
genae brieven over den koophandel geiezen,
die ons land stellen ais aan den rand van
den afgrond, en deze noodlottige stemming
verbreekt het genoegen der samenleving, be-
wolkt de vreugde der tamiliekringen, en
steint het geheele gemoed tot een norsche
droefgeestigneid." Maar De Clercq teekent
daar niet zoo zeer zichzelf als wel de an-
deren, bij hem zit het niet slechts in de
„tijdsomstandigheden", hij is nooit recht
voldaan over zichzelf, het is bij hem voort-
durend: ,,niet dat ik het alreede geg'cpen
heb 0? alreede volmaakt ben"; Hij klaagt
evengoed over de preeken van de dominees
in zijn tijd, als over de gesprekken, hij zegt
ergens: „Men heeft altijd behoefte aan dat-
gene, waarover men nooit hoort preeken en
zelden hoort spreken." Hij staat 00k vrij
eenzaain. Van al die vereenigingen en ge-
nootschappen, in zijn dagen reeds aan het
opkomen, moet hij niets hebben.
Willem de Clercq was handelsman, zoo
schreven wij daareven, maar dat beteekent
iatuurhjk niet, dat hij daarin opging. In
Fransch en Aardrijkskunde was hij (als in
zooveel meer) een baas, in rekenen was hij
slecht. Hoewel later het hoofd van een han-
delshuis, en directeur van een groot han-
delslichaam, zoo schreef Pierson in '69,
erkende De Clercq openhartig, dat hij in
de leer der dubbele boekhouding nooit vol-
komen was thuis geraakt. Daarnaast stond
een enonne taalkennis. Zoo durfde hij het
wagen, de prijsvraag te beantwoorden, door
het Koninklijk Nederlandsch Instituut aitge-
schreven, over „den invloed van de vreemde
letterkunde op de onze", waarvoor hem de
gouden eerepenning werd uitgereikt. Maar
deze man wist dan 00k op zeldzame wijze
te woekeren met zijn tijd. Door verstandige
indeeling wist hij altijd nog eenige uren over
te houden voor*zijn geliefkoosde studign.
Zaterdagsavonds was hij altijd thuis, die
avond was „pour l'etude et le bonheur chez
moi", voor studie en huiselijke gezellig-
heid dus; twee middagen in de week wer-
den gewijd aan geschiedenis, twee aan talen,
twee bleven vrij maar nooit ging er een
week voorbij zonder oefening hetzij geheel
vrij, of 'n vertaling uit het Spaansch of
Grieksch, hetzij in proza, hetzjj in versmaat,
„want zoo laat hij dan volgen ik ben
nog knapjes lui, en dus moet ik er mij toe
zetten." De Zondagmorgen was vastgezet
voor godsdienstwetenschap, voor lectuur
van Van der Palm, enz. Dit programma is
uit 1821. Het eenige, wat hij beslist stief-
moederlijk heeft bedeeld, is de muziek ge
weest, terwijl de sohilder- en teekenkunst
voortdurend zijn belangstelling boeiden.
Naast De Clercq's reeds even genoemde
ontledingsgave moet toch 00k vooral wor
den genoemd: zijn zelf-analyse. Wij bedoe-
len daar dit mede: Hij spaarde zich zelf
nooit. Zoo heet het in 1826 uit Den Haag:
„Laat ik het toch erkennen, dat ik groote
reden tot dankbaarheid heb, omdat ik hier
nog zjoo mag zitten als ik hier zit. Laat ik
mijn tijd zoo goed mogelijk besteden. Maar
waarin bestaat dat besteden? Zeker om mij
zooveel mogelijk geschikt te maken als
Christen voor het rijk van God, als mensch
voor den post, die mij hier te beurt is geval-
len. Laat mij dan trachten, in die beide be-
trekkingen door oplettendheid en nauwkeu-
righeid en ijver uit te munten en verder te
komen, opdat ik beide betrekkingen, ieder
in hun soort meer en meer leere waardee-
ren." Een confessie uit 1827 luidt: „God
beware mij vooral in oprechtheid. Als ik
aan u en andere christelijke vrienden
schrijf." zoo meldt hij aan Da Costa, ,.vrees
ik dikwijls te veel te zeggen, en zegswijzen
te gebruiken, die ik anders niet bezigen zou,
en u daardoor wellicht te doen denken, dat
ik verder ware dan ik nog ben." En 'n eind-
je verder heet het: „Hoe meer wij ons zel-
ven leeren kennen, hoe meer wij zien, dat wij
onszelven bedriegen. Het eene oogenblik
zijn wij zeker verder dan het andere. Maar
hierin mag ik mij toch verblijden, dat het 011-
rustige, wat ik vroeger had, mij minder
kwelt, hoewel de schalk der eigenliefde on-
der een of ander masker altoos onze groot-
ste vijand blijft". Een man dus, die voort-
gaat zichzelf te kennen, en die 00k vodrt-
gaat zichzelf te ontleden. Is hij b.v. eens
jarig geweest, dan schrijft hij in zijn Dag-
boek: „Men was zeer genoegelijk bijeen,
doch zonder bijzondere verheffing. Ik ben
zco gewoon, op de jaardagen van anieren
uit te komen en vind dan altijd op den mijne
een soort van leegte". Daarbij verzwijgt
Willem De Clercq 00k zijn gebreken niet.
Zoo b.v. deze merkwaardige en hoogst eer-
lijke uiting: ,,Er zijn wel oogenbiikken,
waarop ik met cen goed hart voor X ge-
beden heb, en toch heb ik mijzelf 00k weer
op een schandelijke gemelijkheid betrapt,
toen het bericht kwam, dat hij weer beter
was." Of 00k deze belijdenis: ,,gelijk te wil-
len hebben, is toch maar een van de groote
begeerten van den mensch." Wij mogen 00k
niet nalaten de schoone karakteristiek hier
mede te deelen, die Pierson zoo onder-de-
hand over De Clercq ons geeft, als hij
schrijft: ,,De Clercq is een man, die niet
moede wordt goed te zijn. Reeds bijna 25
jaar hebben wij hem in zijn Dagboek be-
spied, zoovele bladzijden omgeslagen, maar
waar hebben wij een trek gevonden, die ons
op het spoor bracht van de menschelijke
verdorvenheid?" En dan heet het verder:
,,In dit hart, van ootmoed vervuld, is alles
zuiver en gaaf. Zooveel reinheid kan slechts
aantrekkelijk blijven, wnnneer wij haar ge-
durig naast de Magdalena's zien neerknie-
len aan den voet van het kruis. Met vollen
nadruk was hij een man van Gods genade.
Om dezen indruk te bevestigen zou men
eigenlijk het geheele Dagboek moeten af-
schrijven. Er zijn imnderden kleine aantee-
keningen, die geen lerterzctter ooit onder de
oogen mag krijgen, welker intimiteit ge-
eerbiedigd moet worden, en die telkens den
indruk van zijn goedhcid versterken. Was
hij verstandig? Was hij krachtig? Hij was
goed, weergaloos goed, altijd in eigen oog
de minste; de fouten van anderen nog terug-
bren; ende tot zijn eigen, zon dikwerf ver-
meende fouten; in het geestelijke altijd strui-
kelend over zichzelf, maar om des tebegeeri-
ger naar den vaderhsgdtegrijpen; een Chris
ten van den onvervalschten stempel, niet zalig
dan in het weenen, ir het hongeren, in het
dragen van smaadheid, in de armoede van
geest, het Jijdend vervullende" van zijn
Htiland, 1 t oor een groote vreugde ach-
tend, wanneer hij in veel verzoekingen viel",
zichzelf het liefst een zondaar gevoelende,
Mm door goddelijk mededoogen getroost, en
een zvvakke, om door den goeden Herder in
Zijne armen gedragen tc kunnen worden;
een levend anachronisme in ons redeneerend
Protestantisnie, een broeder en geestelijk
tijdgenoot van hen, die nog door duizenden
als heiligen worden vereerd. „Het is 00k wel
de moeite waard, om eens na te gaan, welke
zonden het dan warcn, die De Clercq zoo
drukten. Hij klaagt b.v. over een zekere
lichtgeraaktheid, die hem telkens weernood-
zaakt om zich met den een of ander tc ver-
zoenen, of 'n zekere gulzigheid wij zou-
den bij dezen man dat woord niet eens dur-
ven noemen, indien hij het ons zelf niet aan
de hand deed. En dan een soort lichamelijke
traagheid, waardoor wij keer-op-keer de
mededeeling tegenkomen, dat hij „door Gods
goedheid weer eens vroeg is opgestaan".
Dan in 1840 klaagt hij: „Ik vind altoos
nog veel kinderachtigs in mij; wanneer zal
ik wezenlijk tot een man rijpen?" Uit 1842
is de klacht: ,,lk was zoo schandelijk irri-
tabel, dat ik opvloog bij iets, waarbij vol-
strekt geen aanleidirrg bestond, en waarbij
mijn wil dan 00k waarlijk niet medeging.
Wat zijn wij toch ellendig!" klaagt hij, en
hij gaat ineens over in dit gebed: „Heer,
neem ons geheel, en doe ons in U alleen
onze vastigheid vinden". Nog uit dat zelfde
jaar is de verzuchting: „Ik ben nog in niets
een man. Ik ben een kind. Jegens God een
kind te zijn, dat is wef heerlijik, maar het zij
00k Zijn gave, om met opzicht tot de men-
scht'n als ntarr orttwi&keld te worden." Eh
wij eindigen onze karakterteekening van
dezen waarachtige nog eerrs weer met een
citaat uit Pierson: „Niet gering is het aan-
tal deugden, die ons hier tegenblinken:
Groote hartelijkheid en welwillendheid voor
zijn onmiddellijke omgeving. Hij is het mid-
delpunt van zijn huiselijken kring. Over zijn
huwelijksbetrekking waakt hij met zeldzame
teertieid. De ontwikkeiing van zijn kinderen
ligt hem na aan het hart. Het lot zijner
dienstbaren vervult een piaats in zijn ieven.
Wat hun wedervaart, is hem niet onver-
schillig. En hoe warm gevoelt hij voor zijn
vrienden! Jegens alien tracht hij billijk te
zijn, aan ieders ergenaardigheid tracht h
zoo veel mogelijk recht te laten wedervaren.
Ook laat hij zich niet doer zijn vriendschap
tot partijdigheid verleiden. Een vijandige
gezindheid heeft hij niemand ter wereld toe-
gedragen." En aan dat alles paarde hii dan
nog een hooge mate van natuurlijkheid,
misschien wel het nieest bekend geworden
door het staaltje, ons door Hasebroek (of
Beets?) overgeleverd:
Toen hij eens met 'n vrome uit de burger-
klasse in druk gesprek gewikkeld was ge
weest, zeide deze tot hem bij het afscheid,
naar de gewoonte dier dagen: „Broeder,
gedenk mijner in Uwe igebeden!" waarop
De Clerq uitriep: „Neen, dat moet je mij
niet vragen, daar heb ik heusch geen tijd
voor!" Zeiden wij te veel, toen wij beweer-
den, dat deze man niet aan zijn beteekenis
is gekomen door de hooge positie, die hii
heeft bekleed, en ook niet door allerlei, wat
wij in volgende artikelen nog zullen noemqn.
maar dat hij voor ons ook nog in lezen
grootendeels zoo geheel anderen tijd nog
van beteekenis is, altcreerst door zijn karak
ter?
Een volgende ma al, iets over zijn milieu.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Donderdag.
De intrekking van de Schepenuitvoerwet
wordt zonder beraadslaging goedgekeurp.
Het wetsvoorstel-Marcnant tot wijziging
van de wet op de reehterlijke organisatie
wordt door den heer Beumer (a.-r.) bestre-
den. Spreker acht veel meer voorzieningen
in de Grondwet en de wetten noodig dan
door den heer Marchant zijn voorgesteld.
De heer Kleerekooper (s.-d.) verdedigt
het ontwerp, al zijn er z,i. meer voorzienin
gen noodig. De kring, waaruit de reijhters
worden genomen, moet zoo groot mogelijk
zijn. De benoeming van een vrouwelijke
rechter acht spreker een kwestie van pqr-
soonlijke geschiktheid. Grondwettelijke bc-
zwaren zijn er niet.
Mej. Katz (c.-h.) voeit veel vcor het ont
werp.
Spreefcster betoogt, dat de vrouw reeds
benoembaar geweest is in de distributie-
rechtbanken. Zij bepleit samenwerking van
man en vrouw ook in de gewone reciitban-
ken en beveelt het ontwerp aan.
OUDERDOMSPENSIOEN VOOR NEDER-
LANDERS IN BELGIe.
Een Belga-teflegram meldt uit Brussel dd.
20 Februari dat. bij Koninklijk Besluit
Nederlandsche onderdanen van 65-jarigen
leeftijd, die zes jaar of langer hun vast ver- j
blijf in Belgie hebben, van het ouderdoms-
pensioen kunnen genieten.
EEN HOLLAND-HU1S IN BRUSSEL. j
Tijdens de wereldtentoonstelling 1913 te
Oenf, waar zooveel belangstelling bleek te
bestaan voor de producten van Nederland
en ziin kolonien, ontstond het denkbeeld om,
door de inrichting van een Holland-Huis,
de tijdelijke belangstelling in een van blij-
venden aard om te zetten. Na den oorlog
in 1922, werd het werk ter hand genomen,
waarbij het niet aan betuigingen van in-
stemming onthrak en 1111 is het Holland-
Huis te Brussel er.
Het zal, naar de inrichters hopen, de
piaats worden, waar de koopers voortdu
rend komen en hun belangstelling steeds
levendig wordt gehouden. En het zal in
ieder opzicht zijn een inrichting ten dienste
van den Nederlandschen koopman.
Het gebouw, aan de Avenue d'Auderghem
zal bevatten een permanente tentoonstelling
en tijdelijke tentoonstellingen. Verder rullen
er lezingen over Nederland worden gehou
den en films worden vertoond. Er komt een
informatiebureau en gelegenheid voor Ne
derlandsche gemeenten om propaganda
voor zich te maken. Op geregelde tijden zal
een in drie talen (Nederlandsch, Fransch en
Engelsch) gesteld bulletin verschijnen.
Men hoopt in den loop van het voorjaar
het Holland-Huis te openen.
DE TOESTAND.
De kwestieVan Memel is pas geregeld
door de beshssing van den Gezantraad.
Deze stad, vroeger de noordelijke haven-
stad van net koninkrijk Pruisen, met het
gebied eromheen, waarover volgens het
tractaat van Versailles de beschikking tof
later was aangehouden, is toegewezen aan
Litauen, maar aan de Polen zijn bijzondere
voorrechten verzekerd voor het ransito-ver-
voer door het Litausche gebied naar de
Oostzee. Men weet, schrijft de N. R. Grt.,
dat Litausche vrijscharen inmiddels een
overrompeling van het zwakke Franscht
garnizoen van Memel hadden uitgevoerd,
dat trouwens weinig lust vertoonde zijn
gebeente te wagen voor een zaak, aan
welke alle Fransche belangen vreemd wa-
ren, terwijl de Poolsche bondgenoot ook
groote gematigheid tegenover de Litausche
aanspraken aan den dag Iegde. Argwanende
Iieden die al de vrees hadden uitgesproken.
dat de eigengeredde Litauers opgehitst
waren door Duitschers of Sowjet-Russen,
om den geallieerden en oud;r hen vooral
Polen, moeilijkheden te bereiden, haalden
verlucht adem, toen Polen zich bij de uit-
spraak van den Gezantenraad bleek neer
te Feggen en de lucht in dezen mogelijken
stormhoek begon af te schoonen.
Maar is het verschiet nu werkelijk duur-
zaam opgeklaard? Er is immers weer een
wolkje „als eens mans hand'' in dezelfde
streek verrezen. Er is daar namelijk nog
een tweede beshssing, niet door den Gezan
tenraad, maar door den Volkenbond, ge—
veld in het geschil tusschen Polen en Li
tauen over de totdusver onzijdig verklaarde
strook in de buurt van Wilna. De laatste
piaats is, Badat de Russen haar ontruimd
hadden, door de gewetddaad van gene-
raal Zeligowski in het voorjaar van 1921
onder Poolsch gezag gebracht en daarna
ook gebleven. De laatste regeling door
den Volkenbond had betrekking op het
neutrale gebied dat beide tegenstanders
gescheiden hield. Polen heeft daar in het
Poolsch geworden gedeelte, naar de Pool
sche eerste-minister verklaard heeft, totj-
dusver slechts een politicmacht gehad en
twee bataljons douane-wachters, die hun
functies aanvaard hebben langs de nieuwe
demacratie-lijn. Bij de bezetting met hun
politie zouden de Polen zich bepaald heb- j
hen, tot de ontwapening van de benden i
Litausche vrijscharen, bekend staande on- 1
der den naam van Szaulis. Inmiddels heeft
de Litausche regeering te Kowno .rklaard. j
dat zij niet berusten zou in de bezetting
van het aan Polen toegewezen gebied en
dit maakt dan de berichten duidelijk, naar j
Iuid waarvan de geregelde Litausche trie- j
pen met artillerie tegen de demacratielijn
zijn opgerukt en Polen van zijn kant miii- j
taire maatregelen zou nemen.
Een grensoorlogje tusschen Polen en Li
tauen zou een gebeurtenis zijn, v aarvan het j
overige Europa zich niet at te veel behoefde j
aan le trokken. Ma;r uit Parijs is Woens-
dag opeens een a.'aimkreet gekomen, waar-
uit op te maken viel dat men de zaak daar
in een heel ander licht bezag. Er was zoo'n
groc'.e e nstemmigheid in de ongerustheid
die de Fransche pcrs pbtseling aan den
dag Tegde, dat er op de een of andere ma-
nier een officieuze inspiratie achter moest
steken, vooral omdat Havas zich gehaast j
heeft de sombere uitlatingen van de pers
dadelijk over te seinen. Wat was de reden
hiervan? Beschikte de Fransche regeering
over geheime inlichtingen waarmee zij nog j
niet voor den dag wilde komen? Wat wij
weten ps, dat een groot conflict in dien
hoek van turopa mogelijk wordt, zoodra
de Poofsch-Russische wegen niet meer on-
hegaanbaar en onbtrijdbaar zijn vanwege
de wintermoddiT. In het voorjaar drogen
zij op.
De Temps van Dinsdag gaf te verstaan
dat Russische en Duitsche reactionnairen
samen heulden, om de Litauers tegen Po
len op te steken. Het doel zou dan zijn
de verimeestering van Wilna ten einde via
die stad een corridor te openen, die Sow jet-
Rusland en Duitschland (Oost-Pruis<>n)
verbindt. Maar de Temps van Woensdag
sfaat een reeds heel anderen toon ran. Na
kennis genomen te hebben van den inhoud
van de nota, die Sowjet-Rusland aan Polen
en Litauen beide gericht heeft, crkent zij
dat de hecle strekking trvan in strijd met
Havas' onrustbarende lezing van de nota
neerkomt op een vermaning aan beiden
om den vredete be waren en tot een vriend-
schappelijke oplossing van de gescnilpunten
tekomen. De Temps komt zelfs tot de sloti-
som, dat de nota op zichzelf een vriend-
schappelijke semenwerking ten dezen tus
schen Frankrijk en Sowjet-Rusland niet
uitsfuit.
In een dag tijds heeft het gewoonfijc
zoo goed officieus ingelichte blad dus een
voltfaoe van zwart ontimisme en somber
wantrouwen naar optimisme en blij vtr-
trouwen volbracht. Wij vragen nu: wat
is er in dien eenen dag anders geworden?
Is het te verklaren uit de onhandigheid
van een ambtenaar van den persdienst, die
zich aanvankelijk vergaloppeerde en in
overmatiger. officieuzen ijver op verjnoe-
dens doorsfoeg over een nota, waarvan hij
den inhoud zelf onvoldoende kende?"
UIT IERLAND.
Rebellen deden Woensdag een georga-
niseerdon aanval op de regeeringsgebouwen
van den Vrijstaat te Dublin. De troepen
beantwoorden het vuur der aanvallers, die
een poging deden om de gebouwen in
brand te steken. De kantoren der inkom-
stenbelasting staan in brand. De gevechten
die in het hart van de stad piaats hadden,
duurden een uur. Er zijn verscheidene
siachtoffers.
ZWARE SNEEUWSTORMEN, REGENS
EN EEN ONW.EERSBUI.
Schotland en het noorden van Engeland
zijn opnieuw bezocht door zware sneeuw-
stormen, die het spoorvvegverkeer vertragen
en beletten en vele andere ongemakken
veroorzaken.
In het zuiden van Engeland heerscht
zachter weer en vallen zware rvgens.
Woensdag brak boven Londen een on-
weersbui los, hetgeen voor dezen tijd van
het jaar iets ongewoons is. Een klein hos-
pitaal i n een vvcstelijke voorstad werd door
den bliksem getroffen en beschadigd, doch
niemand der inwoners kreeg letsel.
DE HERLEVING DER BELGISCHE
KUST.
De Belgische kust, die in den oorlog
zwaar te lijden had, hcrlceft snel.
Te Nieuwpoort, waar geen huis v.as
blijven staan, zijn de kerk, de haHen, het
gerechishof en het stadhuis bijna heeletnaal
herbouwd.
Te Oostduinkerken zijn de kerk en de
school vol'tooid. Hetzelfde is het gevai te
Coxyde, Lombartzijde en Westende.
De staat heeft in die streek ongeveer
3000 gebouwen hersteld, die thans weer
bewoond worden. Te Middelkerke zijn i(M)
huizen bijna klaar; de heele piaats, met
haar grooten dijk, is herbouwd.
TER NEUZEN, 23 FEBRUARI 1923.
N V. MIDDENSTANDSCRED1ETBANK
VOOR TER NEUZEN EN OMSTREKEN.
VVegens de dringende. behoefte die zich
in het najaar van 1914 voordeed aan een
credietinsteliing voor den handeldrijvenden
middenstand en kleine industrie namen
eenige heeren te Ter Neuzen het inibatief
voor het oprichten eener middenstands-
credietbank en in Februari van het jaar
1915 werd de acte van oprichting der des-
betreffende naamlooze vennootschiip getee-
kend. Tot directeur werd benoemd do heer
H. J. van den Ouden. Zooals de voorzitjer
het Donderdagmiddag in de buitengtqvbne
vergadering van aandeelhouders terecht uit-
drukte: de bank sloeg in, zij kreeg zeer vele
klanten en er werden binnen enkele jaren
1000 aandeelen geplaatst, terwijl de rar.g
daarnaar veel grooter was. De bank ge-
noot voile vertrouwen en dc aange. ;de
credieten moesten eerst worden goedgekeurd
voor de directeur deze niocht verleencm De
exploitatie leverde zeer bccredige.tde c:v'!-
taten. Dit was ook aanleiding, dat het be-
stuur meende goed te doen de bank, die wel
in relatie stond met de Alg. Centrale Bank-
vereeniging voor den Middenstand, als zeif-
standige bank te behouden en niet in nau-
were relatie te treden. Toch stond zi« ook
onder eenige controle der Centrale.
Hoewel het jaar 1921 voor menige bank
minder goede resultaten afwierp zond de
N. V. Middenstandscredietbank te Ter Neu
zen aan haar aandeelhouders nog een zeer
mooie balans toe, met een winstcijfer van
ruim 20.000, en werd aan aandeelhouders
een dividend van 8 over het verplicht ge-
storte en 9 over het onverplicht gestorte
kapitaai, welke winst- en verliesrekeni"?
volgens verklaring van den accountant van
de naaml. vennootschap, de heer Kra-ye-
veld, een juist beeld gaf van den stand
van zaken en de behaalde resultaten. AAen
was zoo over het resultaat tevreden, dat een
voorstel van commissarissen, om het salaris
van den directeur met 1000 te verhoogen,
geen bezwaar orrtmoette.
In den loop van den zomer begonnen
echter minder gunstige geruchten te loopen
omtrent den stand van zaken der bank, die
in het najaar sterker werden, hetgeen aan
leiding gaf tot het opnemen van aanzienlijke
deposito's, al is het ook, dat zij die inlich
tingen vroegen, werden gerustgesteld, dat
de deposito's veilig waren.
De ware stand van zaken kwam echter
pas eenigszins aan het licht, toen ongeveer
CBMBBMBMi
mmm i urn wiiiiimiiiniTmiT rBWimimnmnrr~wir-