mism m m ALGEMEEN NIEUWS- EH ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. Grind en Macadam J No. 741B. Vrij dag 23 Februari 1923 63e Jaargaug. Aanbesteding. a. 190 Ml Onderhoudsgrind b. 20 Ml Macadam (z,g. Ballast) 15 Ml Macadam (z.g Grenailte) Uit een tiagboek van voor honderd jaar. BINNENLAND. ~BUITENLANP. Siai^STE] BLAD. Burgemeester en Wethouders van HOEK, zullen op Dlnsdag 27 Februari 1923, des voormiddags tien nre, ten raad- huize aanbesteden, de levering van:^ van 1 tot 4 c.JVl. van 1 tot 3 c.JVl. van 5 tot 20 mJVl. De levering geschiedt voor 1 Juli a. s. franco $>p den wal op aan te wijzen praatsen aan den nieuwen westelijken kanaalarni te Ter Neuzen. A/feting heeft nlaatsbij den hoop. De inschrijving heeft piaats in twee per- ceelen, voor grind en macadam afzonderlijk, terwijl de gezegelde biljetten onderteekend door den inschrijver en twee borgen.totop het uur der besteding franco ten raadhuize kunnen worden bezorgd. tig&Sl Hoek, 13 Februari 1923. Burgemeester en Wethouders voornoemd, A. WOLFERT, Burgemeester. J. M. DREGMANS, Secretaris. Burgemeester en Wethouders van PHILIP PINE, zullen op DInsdag JVlaart 1923, des middags 12 uur, aanbesteden Het ondephouden van de werhen der Getneen tehaven van 10 Maart tot en met 31 Decem ber 1923, Aanwijzing op den dag der aanbe steding voormiddags 10 uur. Bestekken verkrijgbaar ten gemeentehuize tegen betaling van alsmede bij den architect L. de Bruijne te Ter Neuzen, door wien nadere inlichtingen worden ver- strekt. P. A. RAMMELOO, Burgemeester. GEIRNAERDT, Secretaris. Philippine, 12 Februari 1923. 11. In ons eerste artikel teekenden wij vluch- trg het leven van Willem de Clercq, en de meesten, die dat lazen, zullen wel het gevoel hebben voeien bovenkomen: Was dat leven nu werkelijk wel zoo gewichtig, dat het de moeite loont, daar na honderd jaar nog weer op terug te komen? Zoo heel belang- rijk schijnt toch dit leven niet. Er zijn tal van personen te noemen, die een verant- woordelijker positie hebben ingenomen, en die een veelbewogener of 00k tragischer leven hebben geleid. Heel hoog is De Clercq 00k op den maatschappelijken ladder niet ge- klommen tot voorzifter van de Handel- maatschappij heeft hij het nooit gebracht (en hij heeft eeriijk bekend, dat dit een groote teleurstelling voor hem is geweest), en hij is in 1827 alleen genoemd voor Minis ter van Binnenlandsche Zaken, de Am- sterdamsche Beurs is er zelfs vol van ge weest. Bosscha zegt in zijn boekje: „W: - lem de Clercq herdacht": „Men vond er niets vreemds in, dat de geniale koopm .ii, die werkelijk de hoedanigheden bezat, hem door den Belgischen „Courrier des Pays Bas" toegekend, en wiens bekwaamlieid ge- roemd werd, de aandacht van een vorst WHlem I trok om piaats te nemen in kabinet, en dat's Konings keuze viel op een man, waarmede de Hollanders tevreden zou den zijn, en die in den smaak kon vallen van de Belgen". Willem de Clercq noemde het zelf „couranten-poespas", hij begreep er niets van, en geloofde het nog minder, en hij is het dan oo.k niet geworden. Wij mogen dus wel vragen: Hoe komt deze man dan aan zijn beteekenis? Laten wij enkele redenen mogen noemen. Willem de Clercq heeft voor ons beteekenis door zijn karak- ter, door het milieu, waarin hij heeft geleefd en dus 00k door de onderscheiden personen met wie hij heeft omgegaan, vooral door zijn omgang met Isaac da Costa, en 00k, en niet het minst, als improvisator. Voorop staat het karakter van dezen man. Want 00k van hem geldt: Indien hij de talen der menschen en der engelen had gesproken, en al had hij geweten al de verborgenheden en al de wetenschappen, en hij kende er heel wat! ja, al ware het, dat hij het ge- loof had gehad, zoodat hij bergen verzette, en al ware het dat hij at zijn goederen tot onderhoud der armen had uitgedeeld, en hij had de liefde niet gehad, zoo zou hei hem geen nuttigheid hebben gegeven. Het eerste wat dan wel als zijn karaktertrek moet wor den gegeven is een ader van weemoed. Hier en daar is wel eens een lichtpunt, getuigend van huiselijk geluk; een opgewekter toon, die van dankbaarheid spreekt voor zijn lot, maar toch weemoed blijft de grondtoon. Na een bezoek van zijn 00m De Vos lezen we b.v.: „Ik was vermoeid van het lachen; dat doet men hier niet veel." Wij moeten vooral niet vergeten: Willem de Clercq was op en top hanuelsman en de handei maakte tocn uok donkere dagen door. Zoo heet bet j in 1819 en dus iets meer dan een eeuw geleden: „Klachten en alleen klachten wor- j den gehoord; gretig worden de ontmoedi- genae brieven over den koophandel geiezen, die ons land stellen ais aan den rand van den afgrond, en deze noodlottige stemming verbreekt het genoegen der samenleving, be- wolkt de vreugde der tamiliekringen, en steint het geheele gemoed tot een norsche droefgeestigneid." Maar De Clercq teekent daar niet zoo zeer zichzelf als wel de an- deren, bij hem zit het niet slechts in de „tijdsomstandigheden", hij is nooit recht voldaan over zichzelf, het is bij hem voort- durend: ,,niet dat ik het alreede geg'cpen heb 0? alreede volmaakt ben"; Hij klaagt evengoed over de preeken van de dominees in zijn tijd, als over de gesprekken, hij zegt ergens: „Men heeft altijd behoefte aan dat- gene, waarover men nooit hoort preeken en zelden hoort spreken." Hij staat 00k vrij eenzaain. Van al die vereenigingen en ge- nootschappen, in zijn dagen reeds aan het opkomen, moet hij niets hebben. Willem de Clercq was handelsman, zoo schreven wij daareven, maar dat beteekent iatuurhjk niet, dat hij daarin opging. In Fransch en Aardrijkskunde was hij (als in zooveel meer) een baas, in rekenen was hij slecht. Hoewel later het hoofd van een han- delshuis, en directeur van een groot han- delslichaam, zoo schreef Pierson in '69, erkende De Clercq openhartig, dat hij in de leer der dubbele boekhouding nooit vol- komen was thuis geraakt. Daarnaast stond een enonne taalkennis. Zoo durfde hij het wagen, de prijsvraag te beantwoorden, door het Koninklijk Nederlandsch Instituut aitge- schreven, over „den invloed van de vreemde letterkunde op de onze", waarvoor hem de gouden eerepenning werd uitgereikt. Maar deze man wist dan 00k op zeldzame wijze te woekeren met zijn tijd. Door verstandige indeeling wist hij altijd nog eenige uren over te houden voor*zijn geliefkoosde studign. Zaterdagsavonds was hij altijd thuis, die avond was „pour l'etude et le bonheur chez moi", voor studie en huiselijke gezellig- heid dus; twee middagen in de week wer- den gewijd aan geschiedenis, twee aan talen, twee bleven vrij maar nooit ging er een week voorbij zonder oefening hetzij geheel vrij, of 'n vertaling uit het Spaansch of Grieksch, hetzij in proza, hetzjj in versmaat, „want zoo laat hij dan volgen ik ben nog knapjes lui, en dus moet ik er mij toe zetten." De Zondagmorgen was vastgezet voor godsdienstwetenschap, voor lectuur van Van der Palm, enz. Dit programma is uit 1821. Het eenige, wat hij beslist stief- moederlijk heeft bedeeld, is de muziek ge weest, terwijl de sohilder- en teekenkunst voortdurend zijn belangstelling boeiden. Naast De Clercq's reeds even genoemde ontledingsgave moet toch 00k vooral wor den genoemd: zijn zelf-analyse. Wij bedoe- len daar dit mede: Hij spaarde zich zelf nooit. Zoo heet het in 1826 uit Den Haag: „Laat ik het toch erkennen, dat ik groote reden tot dankbaarheid heb, omdat ik hier nog zjoo mag zitten als ik hier zit. Laat ik mijn tijd zoo goed mogelijk besteden. Maar waarin bestaat dat besteden? Zeker om mij zooveel mogelijk geschikt te maken als Christen voor het rijk van God, als mensch voor den post, die mij hier te beurt is geval- len. Laat mij dan trachten, in die beide be- trekkingen door oplettendheid en nauwkeu- righeid en ijver uit te munten en verder te komen, opdat ik beide betrekkingen, ieder in hun soort meer en meer leere waardee- ren." Een confessie uit 1827 luidt: „God beware mij vooral in oprechtheid. Als ik aan u en andere christelijke vrienden schrijf." zoo meldt hij aan Da Costa, ,.vrees ik dikwijls te veel te zeggen, en zegswijzen te gebruiken, die ik anders niet bezigen zou, en u daardoor wellicht te doen denken, dat ik verder ware dan ik nog ben." En 'n eind- je verder heet het: „Hoe meer wij ons zel- ven leeren kennen, hoe meer wij zien, dat wij onszelven bedriegen. Het eene oogenblik zijn wij zeker verder dan het andere. Maar hierin mag ik mij toch verblijden, dat het 011- rustige, wat ik vroeger had, mij minder kwelt, hoewel de schalk der eigenliefde on- der een of ander masker altoos onze groot- ste vijand blijft". Een man dus, die voort- gaat zichzelf te kennen, en die 00k vodrt- gaat zichzelf te ontleden. Is hij b.v. eens jarig geweest, dan schrijft hij in zijn Dag- boek: „Men was zeer genoegelijk bijeen, doch zonder bijzondere verheffing. Ik ben zco gewoon, op de jaardagen van anieren uit te komen en vind dan altijd op den mijne een soort van leegte". Daarbij verzwijgt Willem De Clercq 00k zijn gebreken niet. Zoo b.v. deze merkwaardige en hoogst eer- lijke uiting: ,,Er zijn wel oogenbiikken, waarop ik met cen goed hart voor X ge- beden heb, en toch heb ik mijzelf 00k weer op een schandelijke gemelijkheid betrapt, toen het bericht kwam, dat hij weer beter was." Of 00k deze belijdenis: ,,gelijk te wil- len hebben, is toch maar een van de groote begeerten van den mensch." Wij mogen 00k niet nalaten de schoone karakteristiek hier mede te deelen, die Pierson zoo onder-de- hand over De Clercq ons geeft, als hij schrijft: ,,De Clercq is een man, die niet moede wordt goed te zijn. Reeds bijna 25 jaar hebben wij hem in zijn Dagboek be- spied, zoovele bladzijden omgeslagen, maar waar hebben wij een trek gevonden, die ons op het spoor bracht van de menschelijke verdorvenheid?" En dan heet het verder: ,,In dit hart, van ootmoed vervuld, is alles zuiver en gaaf. Zooveel reinheid kan slechts aantrekkelijk blijven, wnnneer wij haar ge- durig naast de Magdalena's zien neerknie- len aan den voet van het kruis. Met vollen nadruk was hij een man van Gods genade. Om dezen indruk te bevestigen zou men eigenlijk het geheele Dagboek moeten af- schrijven. Er zijn imnderden kleine aantee- keningen, die geen lerterzctter ooit onder de oogen mag krijgen, welker intimiteit ge- eerbiedigd moet worden, en die telkens den indruk van zijn goedhcid versterken. Was hij verstandig? Was hij krachtig? Hij was goed, weergaloos goed, altijd in eigen oog de minste; de fouten van anderen nog terug- bren; ende tot zijn eigen, zon dikwerf ver- meende fouten; in het geestelijke altijd strui- kelend over zichzelf, maar om des tebegeeri- ger naar den vaderhsgdtegrijpen; een Chris ten van den onvervalschten stempel, niet zalig dan in het weenen, ir het hongeren, in het dragen van smaadheid, in de armoede van geest, het Jijdend vervullende" van zijn Htiland, 1 t oor een groote vreugde ach- tend, wanneer hij in veel verzoekingen viel", zichzelf het liefst een zondaar gevoelende, Mm door goddelijk mededoogen getroost, en een zvvakke, om door den goeden Herder in Zijne armen gedragen tc kunnen worden; een levend anachronisme in ons redeneerend Protestantisnie, een broeder en geestelijk tijdgenoot van hen, die nog door duizenden als heiligen worden vereerd. „Het is 00k wel de moeite waard, om eens na te gaan, welke zonden het dan warcn, die De Clercq zoo drukten. Hij klaagt b.v. over een zekere lichtgeraaktheid, die hem telkens weernood- zaakt om zich met den een of ander tc ver- zoenen, of 'n zekere gulzigheid wij zou- den bij dezen man dat woord niet eens dur- ven noemen, indien hij het ons zelf niet aan de hand deed. En dan een soort lichamelijke traagheid, waardoor wij keer-op-keer de mededeeling tegenkomen, dat hij „door Gods goedheid weer eens vroeg is opgestaan". Dan in 1840 klaagt hij: „Ik vind altoos nog veel kinderachtigs in mij; wanneer zal ik wezenlijk tot een man rijpen?" Uit 1842 is de klacht: ,,lk was zoo schandelijk irri- tabel, dat ik opvloog bij iets, waarbij vol- strekt geen aanleidirrg bestond, en waarbij mijn wil dan 00k waarlijk niet medeging. Wat zijn wij toch ellendig!" klaagt hij, en hij gaat ineens over in dit gebed: „Heer, neem ons geheel, en doe ons in U alleen onze vastigheid vinden". Nog uit dat zelfde jaar is de verzuchting: „Ik ben nog in niets een man. Ik ben een kind. Jegens God een kind te zijn, dat is wef heerlijik, maar het zij 00k Zijn gave, om met opzicht tot de men- scht'n als ntarr orttwi&keld te worden." Eh wij eindigen onze karakterteekening van dezen waarachtige nog eerrs weer met een citaat uit Pierson: „Niet gering is het aan- tal deugden, die ons hier tegenblinken: Groote hartelijkheid en welwillendheid voor zijn onmiddellijke omgeving. Hij is het mid- delpunt van zijn huiselijken kring. Over zijn huwelijksbetrekking waakt hij met zeldzame teertieid. De ontwikkeiing van zijn kinderen ligt hem na aan het hart. Het lot zijner dienstbaren vervult een piaats in zijn ieven. Wat hun wedervaart, is hem niet onver- schillig. En hoe warm gevoelt hij voor zijn vrienden! Jegens alien tracht hij billijk te zijn, aan ieders ergenaardigheid tracht h zoo veel mogelijk recht te laten wedervaren. Ook laat hij zich niet doer zijn vriendschap tot partijdigheid verleiden. Een vijandige gezindheid heeft hij niemand ter wereld toe- gedragen." En aan dat alles paarde hii dan nog een hooge mate van natuurlijkheid, misschien wel het nieest bekend geworden door het staaltje, ons door Hasebroek (of Beets?) overgeleverd: Toen hij eens met 'n vrome uit de burger- klasse in druk gesprek gewikkeld was ge weest, zeide deze tot hem bij het afscheid, naar de gewoonte dier dagen: „Broeder, gedenk mijner in Uwe igebeden!" waarop De Clerq uitriep: „Neen, dat moet je mij niet vragen, daar heb ik heusch geen tijd voor!" Zeiden wij te veel, toen wij beweer- den, dat deze man niet aan zijn beteekenis is gekomen door de hooge positie, die hii heeft bekleed, en ook niet door allerlei, wat wij in volgende artikelen nog zullen noemqn. maar dat hij voor ons ook nog in lezen grootendeels zoo geheel anderen tijd nog van beteekenis is, altcreerst door zijn karak ter? Een volgende ma al, iets over zijn milieu. TWEEDE KAMER. Vergadering van Donderdag. De intrekking van de Schepenuitvoerwet wordt zonder beraadslaging goedgekeurp. Het wetsvoorstel-Marcnant tot wijziging van de wet op de reehterlijke organisatie wordt door den heer Beumer (a.-r.) bestre- den. Spreker acht veel meer voorzieningen in de Grondwet en de wetten noodig dan door den heer Marchant zijn voorgesteld. De heer Kleerekooper (s.-d.) verdedigt het ontwerp, al zijn er z,i. meer voorzienin gen noodig. De kring, waaruit de reijhters worden genomen, moet zoo groot mogelijk zijn. De benoeming van een vrouwelijke rechter acht spreker een kwestie van pqr- soonlijke geschiktheid. Grondwettelijke bc- zwaren zijn er niet. Mej. Katz (c.-h.) voeit veel vcor het ont werp. Spreefcster betoogt, dat de vrouw reeds benoembaar geweest is in de distributie- rechtbanken. Zij bepleit samenwerking van man en vrouw ook in de gewone reciitban- ken en beveelt het ontwerp aan. OUDERDOMSPENSIOEN VOOR NEDER- LANDERS IN BELGIe. Een Belga-teflegram meldt uit Brussel dd. 20 Februari dat. bij Koninklijk Besluit Nederlandsche onderdanen van 65-jarigen leeftijd, die zes jaar of langer hun vast ver- j blijf in Belgie hebben, van het ouderdoms- pensioen kunnen genieten. EEN HOLLAND-HU1S IN BRUSSEL. j Tijdens de wereldtentoonstelling 1913 te Oenf, waar zooveel belangstelling bleek te bestaan voor de producten van Nederland en ziin kolonien, ontstond het denkbeeld om, door de inrichting van een Holland-Huis, de tijdelijke belangstelling in een van blij- venden aard om te zetten. Na den oorlog in 1922, werd het werk ter hand genomen, waarbij het niet aan betuigingen van in- stemming onthrak en 1111 is het Holland- Huis te Brussel er. Het zal, naar de inrichters hopen, de piaats worden, waar de koopers voortdu rend komen en hun belangstelling steeds levendig wordt gehouden. En het zal in ieder opzicht zijn een inrichting ten dienste van den Nederlandschen koopman. Het gebouw, aan de Avenue d'Auderghem zal bevatten een permanente tentoonstelling en tijdelijke tentoonstellingen. Verder rullen er lezingen over Nederland worden gehou den en films worden vertoond. Er komt een informatiebureau en gelegenheid voor Ne derlandsche gemeenten om propaganda voor zich te maken. Op geregelde tijden zal een in drie talen (Nederlandsch, Fransch en Engelsch) gesteld bulletin verschijnen. Men hoopt in den loop van het voorjaar het Holland-Huis te openen. DE TOESTAND. De kwestieVan Memel is pas geregeld door de beshssing van den Gezantraad. Deze stad, vroeger de noordelijke haven- stad van net koninkrijk Pruisen, met het gebied eromheen, waarover volgens het tractaat van Versailles de beschikking tof later was aangehouden, is toegewezen aan Litauen, maar aan de Polen zijn bijzondere voorrechten verzekerd voor het ransito-ver- voer door het Litausche gebied naar de Oostzee. Men weet, schrijft de N. R. Grt., dat Litausche vrijscharen inmiddels een overrompeling van het zwakke Franscht garnizoen van Memel hadden uitgevoerd, dat trouwens weinig lust vertoonde zijn gebeente te wagen voor een zaak, aan welke alle Fransche belangen vreemd wa- ren, terwijl de Poolsche bondgenoot ook groote gematigheid tegenover de Litausche aanspraken aan den dag Iegde. Argwanende Iieden die al de vrees hadden uitgesproken. dat de eigengeredde Litauers opgehitst waren door Duitschers of Sowjet-Russen, om den geallieerden en oud;r hen vooral Polen, moeilijkheden te bereiden, haalden verlucht adem, toen Polen zich bij de uit- spraak van den Gezantenraad bleek neer te Feggen en de lucht in dezen mogelijken stormhoek begon af te schoonen. Maar is het verschiet nu werkelijk duur- zaam opgeklaard? Er is immers weer een wolkje „als eens mans hand'' in dezelfde streek verrezen. Er is daar namelijk nog een tweede beshssing, niet door den Gezan tenraad, maar door den Volkenbond, ge— veld in het geschil tusschen Polen en Li tauen over de totdusver onzijdig verklaarde strook in de buurt van Wilna. De laatste piaats is, Badat de Russen haar ontruimd hadden, door de gewetddaad van gene- raal Zeligowski in het voorjaar van 1921 onder Poolsch gezag gebracht en daarna ook gebleven. De laatste regeling door den Volkenbond had betrekking op het neutrale gebied dat beide tegenstanders gescheiden hield. Polen heeft daar in het Poolsch geworden gedeelte, naar de Pool sche eerste-minister verklaard heeft, totj- dusver slechts een politicmacht gehad en twee bataljons douane-wachters, die hun functies aanvaard hebben langs de nieuwe demacratie-lijn. Bij de bezetting met hun politie zouden de Polen zich bepaald heb- j hen, tot de ontwapening van de benden i Litausche vrijscharen, bekend staande on- 1 der den naam van Szaulis. Inmiddels heeft de Litausche regeering te Kowno .rklaard. j dat zij niet berusten zou in de bezetting van het aan Polen toegewezen gebied en dit maakt dan de berichten duidelijk, naar j Iuid waarvan de geregelde Litausche trie- j pen met artillerie tegen de demacratielijn zijn opgerukt en Polen van zijn kant miii- j taire maatregelen zou nemen. Een grensoorlogje tusschen Polen en Li tauen zou een gebeurtenis zijn, v aarvan het j overige Europa zich niet at te veel behoefde j aan le trokken. Ma;r uit Parijs is Woens- dag opeens een a.'aimkreet gekomen, waar- uit op te maken viel dat men de zaak daar in een heel ander licht bezag. Er was zoo'n groc'.e e nstemmigheid in de ongerustheid die de Fransche pcrs pbtseling aan den dag Tegde, dat er op de een of andere ma- nier een officieuze inspiratie achter moest steken, vooral omdat Havas zich gehaast j heeft de sombere uitlatingen van de pers dadelijk over te seinen. Wat was de reden hiervan? Beschikte de Fransche regeering over geheime inlichtingen waarmee zij nog j niet voor den dag wilde komen? Wat wij weten ps, dat een groot conflict in dien hoek van turopa mogelijk wordt, zoodra de Poofsch-Russische wegen niet meer on- hegaanbaar en onbtrijdbaar zijn vanwege de wintermoddiT. In het voorjaar drogen zij op. De Temps van Dinsdag gaf te verstaan dat Russische en Duitsche reactionnairen samen heulden, om de Litauers tegen Po len op te steken. Het doel zou dan zijn de verimeestering van Wilna ten einde via die stad een corridor te openen, die Sow jet- Rusland en Duitschland (Oost-Pruis<>n) verbindt. Maar de Temps van Woensdag sfaat een reeds heel anderen toon ran. Na kennis genomen te hebben van den inhoud van de nota, die Sowjet-Rusland aan Polen en Litauen beide gericht heeft, crkent zij dat de hecle strekking trvan in strijd met Havas' onrustbarende lezing van de nota neerkomt op een vermaning aan beiden om den vredete be waren en tot een vriend- schappelijke oplossing van de gescnilpunten tekomen. De Temps komt zelfs tot de sloti- som, dat de nota op zichzelf een vriend- schappelijke semenwerking ten dezen tus schen Frankrijk en Sowjet-Rusland niet uitsfuit. In een dag tijds heeft het gewoonfijc zoo goed officieus ingelichte blad dus een voltfaoe van zwart ontimisme en somber wantrouwen naar optimisme en blij vtr- trouwen volbracht. Wij vragen nu: wat is er in dien eenen dag anders geworden? Is het te verklaren uit de onhandigheid van een ambtenaar van den persdienst, die zich aanvankelijk vergaloppeerde en in overmatiger. officieuzen ijver op verjnoe- dens doorsfoeg over een nota, waarvan hij den inhoud zelf onvoldoende kende?" UIT IERLAND. Rebellen deden Woensdag een georga- niseerdon aanval op de regeeringsgebouwen van den Vrijstaat te Dublin. De troepen beantwoorden het vuur der aanvallers, die een poging deden om de gebouwen in brand te steken. De kantoren der inkom- stenbelasting staan in brand. De gevechten die in het hart van de stad piaats hadden, duurden een uur. Er zijn verscheidene siachtoffers. ZWARE SNEEUWSTORMEN, REGENS EN EEN ONW.EERSBUI. Schotland en het noorden van Engeland zijn opnieuw bezocht door zware sneeuw- stormen, die het spoorvvegverkeer vertragen en beletten en vele andere ongemakken veroorzaken. In het zuiden van Engeland heerscht zachter weer en vallen zware rvgens. Woensdag brak boven Londen een on- weersbui los, hetgeen voor dezen tijd van het jaar iets ongewoons is. Een klein hos- pitaal i n een vvcstelijke voorstad werd door den bliksem getroffen en beschadigd, doch niemand der inwoners kreeg letsel. DE HERLEVING DER BELGISCHE KUST. De Belgische kust, die in den oorlog zwaar te lijden had, hcrlceft snel. Te Nieuwpoort, waar geen huis v.as blijven staan, zijn de kerk, de haHen, het gerechishof en het stadhuis bijna heeletnaal herbouwd. Te Oostduinkerken zijn de kerk en de school vol'tooid. Hetzelfde is het gevai te Coxyde, Lombartzijde en Westende. De staat heeft in die streek ongeveer 3000 gebouwen hersteld, die thans weer bewoond worden. Te Middelkerke zijn i(M) huizen bijna klaar; de heele piaats, met haar grooten dijk, is herbouwd. TER NEUZEN, 23 FEBRUARI 1923. N V. MIDDENSTANDSCRED1ETBANK VOOR TER NEUZEN EN OMSTREKEN. VVegens de dringende. behoefte die zich in het najaar van 1914 voordeed aan een credietinsteliing voor den handeldrijvenden middenstand en kleine industrie namen eenige heeren te Ter Neuzen het inibatief voor het oprichten eener middenstands- credietbank en in Februari van het jaar 1915 werd de acte van oprichting der des- betreffende naamlooze vennootschiip getee- kend. Tot directeur werd benoemd do heer H. J. van den Ouden. Zooals de voorzitjer het Donderdagmiddag in de buitengtqvbne vergadering van aandeelhouders terecht uit- drukte: de bank sloeg in, zij kreeg zeer vele klanten en er werden binnen enkele jaren 1000 aandeelen geplaatst, terwijl de rar.g daarnaar veel grooter was. De bank ge- noot voile vertrouwen en dc aange. ;de credieten moesten eerst worden goedgekeurd voor de directeur deze niocht verleencm De exploitatie leverde zeer bccredige.tde c:v'!- taten. Dit was ook aanleiding, dat het be- stuur meende goed te doen de bank, die wel in relatie stond met de Alg. Centrale Bank- vereeniging voor den Middenstand, als zeif- standige bank te behouden en niet in nau- were relatie te treden. Toch stond zi« ook onder eenige controle der Centrale. Hoewel het jaar 1921 voor menige bank minder goede resultaten afwierp zond de N. V. Middenstandscredietbank te Ter Neu zen aan haar aandeelhouders nog een zeer mooie balans toe, met een winstcijfer van ruim 20.000, en werd aan aandeelhouders een dividend van 8 over het verplicht ge- storte en 9 over het onverplicht gestorte kapitaai, welke winst- en verliesrekeni"? volgens verklaring van den accountant van de naaml. vennootschap, de heer Kra-ye- veld, een juist beeld gaf van den stand van zaken en de behaalde resultaten. AAen was zoo over het resultaat tevreden, dat een voorstel van commissarissen, om het salaris van den directeur met 1000 te verhoogen, geen bezwaar orrtmoette. In den loop van den zomer begonnen echter minder gunstige geruchten te loopen omtrent den stand van zaken der bank, die in het najaar sterker werden, hetgeen aan leiding gaf tot het opnemen van aanzienlijke deposito's, al is het ook, dat zij die inlich tingen vroegen, werden gerustgesteld, dat de deposito's veilig waren. De ware stand van zaken kwam echter pas eenigszins aan het licht, toen ongeveer CBMBBMBMi mmm i urn wiiiiimiiiniTmiT rBWimimnmnrr~wir-

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1923 | | pagina 1