ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
No. 7412
Woensdag 7 Februari 1923
63e Jaargani
HET FOOBLOTHG QEHBIM.
De Borgemeester en Wethouders van Ter Neuzen
FBUILLETOH.
Bakkersnachtarbeid.
Slotting der jachtop klein wild.
SINNENLAND.
Verordening op den keuringsdienst van
vee en vieesch.
Pierre vertelde nu de reis met dc „Dau-
phine" en de geschiedenis met het por-
tret van Lenore waardoor tusschen den
mgenieur en hem tijdelijk een verkoeling
was ontstaan.
Dat portret, hebt ge dat nog, mijn
vriend? vroeg de kolonist met nauw hoor-
bare stem.
Ik heb het nog, antvvoordde Pierre
kleurend.
En zou ik het mogen zien?
Reeds was de dokter opgestaan om het
van zijn kamer te halen. Toen hij terug-
kwam reikte hij het den gastheer over,
doch nauwelijks had deze er een blik op
geworpen of hij riep uit:
Ze is het. Ze is het. Mijn aange-
beden dochter.
Vader? Gnoote hemel, hij is krank-
zinnig geworden.
Neen, Arlette, stel u gerust, zei me-
vrouvv Herbefot, die bijna even oniroerd
was als haar echtgenoot-
Zij boog zich tot hem over en nam! het
kleine stukje carton, dat de kolonist met
kussen overdekte, af, om het op haar
beurt aan haar lippen te brengen.
Egoist, zeide ze op schertsend-ver-
wijtenden toon, is het ook niet een beetje
mijn dochter? Heb ik haar niet ml$t u be-
weend?
De beide verfoofden zagen elkander
met de grootste verbazing aan en dachterj
niet anders of het waren nu de oude lie-
den, die ernstig pngesteld waren gewor
den.
Mevrouw Herbelot 'wendde zich tof Ar-
fe'tte en, "haar het portret overreikend, zei
de zij
Toe, kind, kus uw zuster.
Mijn zuster? Droom ik? zeide Arlet
te, toen zij de foto in handen had. Groote
hemer, wat lijkt ze aped op mij. Hoe is
het mogelijk? Wat bedui.lt dat?
Pierre, wiens tong als verlamd was door
verbazing, had de spraak eindelijk terug-
gevonden en zeide
Ik had wef gedacht, dat er bloedver-
wantschap moest zijn tusschen mijn
schoonzuster en u, maar dat de verbin-
ding zou nauw was, dat had ik n;mmer
kunnen vermoeden. De markies heeft y
dat kind zeker vroeger ontroofd, anders
kan ik mij uw ontroering niet verklaren.
In dit geval zou zij heeten Lenore Herbe
lot en niet Lenore De Villandry.
Ge vergist u, zeide de kolonist met
een droevigen glimlach. De naam, dien zij
draagt is wef degelijk de hare. De ellende-
ling dien gij haar vader noemt heeft mij
niet alleen mijn kind ontstolen, doch ook
mijn naam, mijn geld en bijna mijn leven.
De dokter zoowel als Arlette zaten stom
van verwondering en keken den kolonist
met groote oogen aan.
Ja, beste vriend, vervolgde de planter
evenafs gij heb ik mijn naam veranderd.
Ik ben in werkelijkheid de markies De Vil-
fandry.
Het knappe gelaat van den kolonist
schitterde nu van vreugde. Hij had Leno-
re's portret weer in handen genomen en
hield het tegen het hart geklemd, alsof hij
bang was, die dochter voor de tweede
maaf te verliezen.
Gij de markies? vroeg Pierre. Maar,
maar.... wie is dan de andere?
De andere is een falsaris en een
bandiet. In werkelijkheid heet hij Lucien
De Villers.
Wat een roman, riep Arlette uit. Va
der, gij zijt de markies en ik heb een zus
ter, het u ontstolen kind en welke zuster
den breeder gehuwd heeft van mijn Pier
re? Lieve vader, ik weet waarlijk niet.
wat ik van dit alles moet denken. Kunt
ge mij niet eens alles ophelderen. Pierre
wil zeker ook wel vernemen wat er achter
zit
Volgaarne, Arlette, zeide de kolonist,
zijn dochter aan zijn borst drukkend, maar
dan moet ge mij eerst beloven, dat ge van
uw zuster ,L enore zult houden.
Houden van haar? riep het meis-
je geestdriftig uit, dat is lang niet genoeg
voor mij. Ik aanbid Lenore. Ge weet wel,
dat het altijd mijn liefste droom was een
zuster te hebben.
Ge zijt niet in het bezit van een por
tret van den valschen markies? vroeg de
kofonist aan Pierre.
Dromtnefs, neen, ik heb nimmer er
aan gedacht met dat onsympathiek gefaat
in den zak te foopen.
Niet erg vfeiend voor mij, merkte de
markies op, want toen ik no§ jong en efe-
gant was, moet ik veef op hem geleken
hebben.
Hij heeft een aristocratisch, hooghar-
tig voorkomen, wat het eerste deef betreft,
zou men eenige gelijkenis tusschen u bei-
den hebben kunnen ontdekken, maar zoo-
dra men zijn blik ziet, die afwisseltend
valsch sarcastisch en wreed is, krijgt men
een geheef anderen indruk.
Ge hebt volkomen gelijk en nochtans
heb ik mij vroeger aan hem toevertrouwd
met de onervarenheid van de jeugd. Ik heb
dat vertrouwen echter duur betaald, be-
sloOt de kolonist zuchtend.
tweede kamer.
Beste vader, vergeet niet, dat ge be-
loofd heb uw geschiedenis te vertellen.
Ik brand van veriahgen van mijn zuster
te boo re n spreken.
Helaas, beveling, veel kan ik u niet
van haar zeggen. Daarvoor heb ik haar
te kort bij mij gehad, het wichtje. Pierre
echter zal u meer van Lenore kunnen mee-
deeren, daar hij haar op lateren leet"tijd
gekend heeft. Om dat te hooren, zal ik
mijn verba al zoo veel mogelijk bekorten.
IV.
De heer des huizes streek met de hand
over het voorhoofd, dacht een paar secon- j
den na en begon toen:
Ik ben dus de markies De Villandry.
lk erfd tot mijn ongeluk,, heel vroeg tjtel
en fortuin van mijn te vroeg gestorven
ouders. In den maalstrcom van 't Parij-
sche feven geworpen gat* ik mij aan de
dwaasheden over die een rijke jongen be-
gaat en werd bij dat leven van uitgetaten
vroplijkheid gezelschap gehouden door een
jongmensch, dat mijn kwade genius is
geworden.
Lucien De Villers was van even ouden
en goeden adel als ik. Voor het eerst ont-
moette ik hem m een hoog gezelschap 'in
den faubourg Saint Germain, maar wefdra
kregen wij genoeg van die deftige men-
schen en samen gingen we naar een varie-
te in de buurt. Levensfustige jongen als
hij was, zocht ik zijn vriendschap en het
duiirde niet Tang of samen lieten we mijn
ert'deef rollen, dat het smelt als sneeuw
voor de zon.
Ik bevond mij op een zeer gevaarlijke
helling, toen mijn eerste ware liefde mij
regeling van middelbaar en lager land-
bouwonderwijs, wijziging van de Ongevif-
fenwet, bestrijding van het bioscoopgevaar.
intrekking van de Schepenuitvoerwet, be
palingen betreffende de jacht en de middel-
oaar onderwijswet.
Bij de betiandeling van het bouwfonds
vo^r binnenlandsche zaken en onderwijs,
dringt de heer van Voorst tot Voorst
(r.-k.) aan op spcedigen afbouw van het
nieuwe gouvernementsgebouw te Arnhem.
De heeren Bomans (r.-k.) en Ketelaar
(v.-d.) achten het onjuist, dat de tenge-
volge van het uitstel van den bouw van
een nieuw gouvernementsgebouw te Haar
lem door grondaankoop geleden schade
alleen door de gemeente Haarlem moet
worden gedragen.
Minister Ruys de Beerenbrouck zegt den
afbouw van het gebouw te Arnhem zcoveel
mogelijk te zullen bespoedigen.
Wat den bouw te Haarlem betreft, zegt
spr. de zaak nog eens te zullen overwegen
hoewel hij niet kan zeggen, dat hij daar-
door van inzicht zal veranderen.
Bij artikel 15 bespreekt de heer van de
Bildt (r.-k.) den bouw van een nieuwe
H. B. S. te Purmerend, die op ongeveer
een half millioen komt. De minister is
voor het middelbaar onderwijs in verge-
lijking met het lager onderwijs, naar spr.
meent, wel erg royaal. Met 100.000 kan
er zoo worden verbouwd. dat een voldoend
ingerichte school kan worden gesticht.
Minister de Visser noemt de bewering
van den heer Van de Bildt,, als zou het
middelbaar onderwijs ten koste van het
lager worden bevoordeeld, onjuist. De
op dat hehend vlak tegenhield. Bij een
oude nicht, n ar wier huis ii< van tijd tot
tijd uit zelfverwijt over mijn roekeiooze
(evenswijze gedreven wera, ontmoctt ik
een allerliefst meisje, voor wie ik wddra
veef vereering begon te koesteren.
Tevergeefs bespotte Lucien De Villers
mij om die cntluikende liefde en trachtte
mij van haar af te houden, maar daar ook
Arlette een wees, mijn liefde beantwoord-
de, gevoelde ik mij sterk en na eenige
maanden huwden wij>
Heette zij Arlette, vroeg de dochter
van den kolonist. Hebt ge mij daarom dien
naam gegeven?
Ja kind, gaf de planter ten antwocrd.
Wij hadden enkele jaren van geluk en een
dochtertje werd ons geboren, de schat,
dien men mij zou ontrooven. Het was Le
nore, mijn kleine Lenore. O, wat een liefde
was er om dat wiegje.
Bij die herinneringen verborg de Kolo
nist het gelaat in de handen.
Arlette omhelsde haar vader met teeder-
heid en zeide;
Wees moedig, papa en bedenk dat
we nu nog geluk kunnen smaken met Le
nore.
Ge hebt gelijk, Arlette, antwoordde
de kolonist. Wjlnu dan. Mijn jongevro uv
werd me onverwachts door den dood ont-
nomen en toen Lucien De Villers dat ver-
nam, kwam hij onmiddellijk naar mij toe
en toonde zich de meest deelnemende der
vriend en.
(Wordt vervolgd.)
UZENSCHE COURANT
doen te weten, dat door den Raad dier gemeen-
te in zijne vergaderingen van 7 September
1922 en 18 Januari 1923 is vastgesteld de vol-
gende verordening:
De Gemeenteraad van TER NEUZEN.
gehoord een voorstel van Burgemeester en
Wethouders,
gelet op het advies der Gezondheidscom-
missie alhier, d.d. 31 Augustus 1922.
B e s 1 u i t:
vast te stellen de navolgende
VERORDENING op den keuringsdienst van
vee en vieesch in verband met de
VIeesehkeuringswet, Staatsblad 1919.
no. 524.
Artikel 1.
Deze verordening verstaat:
onder „Slachtdieren", Vieesch", „Dooden
in nood", en ,,Keuringsveearts", wat daaron-
der wordt verstaan in en krachtens de Vleesch-
keuiingswet, Staatsblad 1919, no. 524;
onder: „Keuringsdienst", den gemeentelijken
keuringsdienst van vee en vieesch;
onder: VIeesehkeuringswet", de Vieesch-'
keuringswet, Staatsblad 1919, no. 524.
Artikel 2.
Het bureel van den keuringsdienst is ge-
vestigd ten huize van den keuringsveearts.
Artikel 3.
De kennisgeving van het voornemen een
slachtdier te slachten of te doen slachten ge
schiedt overeenkomstig de voorschriften van
artikel 2 van het Xoninklijk besluit van 5 Juni
1920, Staatsblad no. 285, ten bureele van den
keuringsdienst, tusschen de uren door burge
meester en wethouders vast te stellen.
De kennisgeving, dat een dier gestorven of
in nood gedood is, geschiedt overeenkomstig
de voorschriften van artikel 3 van het Ko-
ninklijk besluit van 5 Juni 1920, Staatsblad
no. 285, ten bureele van den keuringsdienst.
Artikel 4.
De keuring voor het slachten geschiedt: op
de plaats, waar het vee zich ter keuring be
vindt, vermeld in de lpnnisgeving, bedoeld in
artikel 2 van het Koninklijk besluit van 5 Jun;
1920. Staatsblad N. 285).
Artikel 5.
De keuring na het slachten geschiedt: ter
plaatse van 9lachting vermeld in de kennis
geving, bedoeld in artikel 2 van het Koninklijk
besluit van 5 Juni 1920. (Staatsblad no. 285.
Van gestorven en in nood gedoode dieren ge
schiedt de keuring in het gebouw voor nood-
slachting in de gemeente Ter Neuzen, of ter
plaatse waar het dier gestorven is.
Artikel 6.
Op Zondagen, benevens op de door de bur
gemeester en wethouders aan te wijzen dagen,
wordt niet gekeurd.
Op andere dagen geschiedt de keuring:
a. voor het slachten van 9 tot 12 uur voor-
middag;
b. na het slachten van 2 tot 5 uur nan klag\
Artikel 7.
Behoudens het bepaalde bij artikel 9 der
VIeesehkeuringswet geschiedt het in artikel 8,
lste lid, dier wet bedoeld onderzoek van
vieesch, of sedert de keuring in de gemeente
van uitvoer veranderingen zijn opgetreden,
waardoor het voorwaardelijk goedgekeurd of
afgekeurd moet worden, dageljjks, met uitzon-
dering van Zondagen en de door burgemeester
en wethouders aan te wijzen dagen, ter plaatse
waar het vieesch verkocht zal worden.
Het is verboden het, in het eerste lid van
dit artikel bedoelde vieesch in de gemeente in
te voeren door te voeren of te vervoeren ge-
durende de uren van 9 uur namiddag tot 6
uur voormiddag.
Dit verbodt geldt niet voor:
a. vieesch dat per spoor de gemeente wordt
doorgevoerd of ingevoerd, in welk laatste
geval het op het station moet verblijven,
totdat het vervoer is toegestaan;
b. vieesch dat per postpakket wordt vervoerd.
Artikel 8.
Behoudens het bepaalde bij artikel 9 der
VIeesehkeuringswet, is een ieder die vieesch in
de gemeente in of doorvoert, verplicht dat
vieesch zonder oponthoud langs een dev door
burgemeester en wethouders aan te wijzen
vvegen, naar de plaats van bestemming te ver
voeren, alwaar het op in artikel 6 vastgestelde
uren aan het daarin bedoelde onderzoek, zoo
spoedig mogelijk wordt onderworpen.
Van het in het eerste lid van dit artikel
bepaalde is uitgezonderd
a. vieesch dat per spoor de gemeente wordt
doorgevoerd
b. vieesch dat per postpakket wordt inge-
voerd.
Artikel 9.
Ieder, die vieesch vervoert, in zijn bezit of
onder zijn beheer heeft, is verplicht dit op de
eerste vordering van de ambtenaren, ger-emd
in artikel 44 der VIeesehkeuringswet, te ver-
toonen, en, zoo dit verlangd wordt, over te
brengen of te doen overbiengen naar het ge
bouw voor noodslachtingen te Ter Neuzen.
Bij weigering zal de overbrenging op zijn
kosten gesehieden, onverminderd de strafver-
volging ter zake van de weigering.
Artikel 10.
De eigenaar, houder of hoeder van een ge
storven of in nood gedood slachtdier is ver
plicht van het sterven of afmaken zoo spoe
dig mogelijk, althans binnen 6 uren daarna.
kennis te geven en het dier, met inachtneming'
der 'oepalingen van de Veewet, uiterlijk binnen
acht uren na den dood te vervoeren of te
doen vervoeren, langs den kortsten weg naar
het gebouw voor noodslachtingen te Ter Neu
zen, om daar te worden afgeslaeht, tenzij de
keuringsveearts hiervan schriftelijke onthef-
fing verleent.
Deze ontheffing mag alleen worden gegeven
voor de gevallen:
a. bedoeld in artikel 3 letters a en c van de
VIeesehkeuringswet;
b. bedoeld in artikel 3 letter b van de
VIeesehkeuringswet, wanneer de keurings
veearts het slachtdier, ter plaatse waar
het zich bevindt, zonder nader onderzoek
kan afkeuren;
c. van gestorven dieren, wanneer de keu
ringsveearts het slachtdier, ter plaatse
waar het zich bevindt, zonder nader onder
zoek kan afkeuren;
cl. van dood geboren en gestorven dieren,
genoeand in artikel 4, derde lid, van de
VIeesehkeuringswet.
Tot de kennisgeving, bedoeld in het eerste
lid van dit artikel is ook verplicht de eigenaar,
houder of hoeder van de onder letter d van het
tweede lid van dit artikel bedoelde dieren.
Artikel 11.
Tot de aankomst van de in het vorig artikel
bedoelde inrchtingen, moet het slachtdier on-
gedeeld worden gelaten en mag daarasn geen
ehkele handeling zijn verrieht, uitgezonderd
het openen van bulk- en borstiholte en het uit-
nemen van maag en darmen, welke organen
echter bij het slachtdier in ongeschonden toe-
stand aanwezig moeten blijven.
Artikel 12.
De keuring voor het slachten heeft zoo
spoedig mogelijk, althans binnen 24 uren
na de inlevering van de kennisgeving, bedoeld
in artikel 2 van het Koninklijk besluit van 5
Juni 1920, (Staatsblad no. 285), plaats, en de
keuring van het geslaohte dier, met inacht
neming van de uren in artikel 6 vastgesteld.
uiterlijk binnen 12 uren na de slachting tenzij
het daglicht of het aangebrachte kunstlicht,
naar het oordeel van den keuringsveearts, on-
voldoende is voor de keuring, in welk geval
gekeurd moet worden zoo spoedig mogelijk na
het vervallen van dit bezwaar.
Artikel 13.
Wanneer de keuringsveearts dit voor een
juiste keuring noodig' acht, mag hij zijn uit-
spraak opschorten, maar niet langer dan 24
uren na het eerste onderzoek.
Artikel 14.
Met de keuring is belast een keuringsvee
arts.
Artikel 16.
Arikel 15.
Met de herkeuring wordt belast een keu
ringsveearts, die aan de eerste keuring niet
mag hebben deelgenomen. en die de veeartse-
nijkundige practijk niet uitoefent, of een rijks-
keurmeester in algemeenen dienst te benoemen
door den burgemeester.
Diens uitspraak is beslissend.
j Bij de aanvraag om herkeuring wordt door
belanghebbende een door burgemeester en
1 wethouders te bepalen som gestort, we'ke na
;;floop van de herkeuring zoo spoedig mogelijk
wordt tcruggegeven. tenzij de aanvrager van
de herkeuring in het ongelijk wordt gesteld, in
welk geval het gestorte bedrag wordt terug-
gegeven na aftrek van de aan de herkeuring
voor de gemeente verbonden kosten.
Hij, die de herkeuring heeft aangevraagd
wordt geacht in het ongelijk te zijn gesteld,
in Ten de eerste uitspraak wordt gehandhaafd.
Valt de beslissing uit als bedoeld in alinea
2 van artikel 17, dan dragen beide partijen in
gelijke mate de kosten.
A&ikel 17.
De afloop van de herkeuring wordt den be
langhebbende zoo spoedig mogelijk schriftelijk
door den burgemeester, of namens dezen door
den keurinp sveearts medegedeeld.
De gemeente is in geenerlei opzicht aan-
sprakelijk voor nadeelige veranderingen, welke
bij het vieesch mochten intreden in den tijd,
welke verloopt tusschen de aanvraag der her
keuring en de eindbeslissing.
Artikel 18.
De herkeuring wordt schriftelijk aange
vraagd bij den burgemeester van de gemeente
Ter Neuzen.
Artikel 19.
Hij. die slacht of doet slachten, en hij, die
vieesch of vee ter keuring aanbiedt, is ver
plicht de met de keuring belasten ambte
naren ten behoeve vap de keuring de noodige
hulp te verleenen, zoo dit van hem verlangd
wordt en toe te laten, dat door of vanwege
deze ambtenaren ten behoeve van de keuring
vieesch, organen en deelen worden ingesneden,
uitgesneden, medegenomen of aan andere han-
delingen onderworpen.
Artikel 20.
Tenzij de ambtenaar met de keuring belast
voor of tijdens de dlachting anders bepaalt,
moeten maag en darmen van hun inhoud wor
den ontdaan. Indien het dier gestorven of in
nood gedood is, mog«n maag en darmen niet
worden ingesneden of van hun inhoud ontdaan.
fenzii de in dit artikel bedoelde ambtenaar dit
noodig oordeelt.
Artikel 21.
Op verzoek van hem, die het slachtdier of
het vieesch ter keuring aanbiedt, geeft de keu
ringsveearts dezen een schriftelijk bewijs van
vooi-waardelijke goedfeuring of van afkeuring
waarin vermeld wordt de datum en het uur
der keuring.
Artikel 22.
nerval van Ytorwwirdelijke goedkeuring of
afkeuring wordt het vieesch slechts op de
plaatson, genoemd in artikel 50 van het Ko
ninklijk besluit van 5 Juni 1920, (Staatsblad
no. 285) voorzien van de stempelmerken, in
afwachting van het verstrijken van den ter-
mijn, binnen welken de herkeuring kan wor
den aangevraagd, tenzij de eigenaar van het
geslachte dier voor dien tijd verklaart met den
uitslag der eerste keuring genoegen te nemen.
Tri dat geval, of nadat de voorwaardelijke
goedkeuring of afkeuring onherroepelijk is,
wordt het vieesch voorzien van stempelmerken
op de plaatsen bedoeld in artikel 27.
Artikel 23.
Het merken geschiedt onmiddellijk, nadat de
keuring en de herkeuring heeft plaats gehad.
Artikel 24.
Het is een ieder verboden, uitgezonderd den
met de keuring belasten ambtenaar, de aange
brachte stempelmerken, bedoeld in het Konin
klijk besluit van 5 Juni 1920. (Staatsblad no.
285) te verminken of te verwijderen, onver
minderd het bepaalde bij artikel 219 van het
Wetboek van Strafreeht.
Artikel 25.
Met inachtneming van het bepaalde in artikel
50 van het Koninklijk besluit van 5 Juni 1920
(Staatsblad no. 285), worden bij de slachtdie-
ren op de daarbij genoemde organen en
liehaamsdeelen merken aangebracht, als volgt:
Op iedere lichaamshelft:
Bij runderen, uitgezonderd kalveren, en bij
eenhoevige dieren, uitgezonderd veulens:
Harst (staartstuk), muis van de platte bil
(spierstuk), achterschenkel, duimstuk, vang,
lenden, ribbenspieren, voorschenkel, hals en
schoft.
Bij gras- en nuchterc kalveren en veulens:
Harst (staartstuk), achterschenkel, duim-
stpk. lenden. ribben, borst en hals.
Bij vette kalveren:
Achterschenkel, lenden, borst en hals.
Bij schapen en geiten, met uitzondering van
lammeren:
Achterschenkel, lenden, ribben en hals.
Bij varkens met uitzondering van speen-
varkens
Harst (staartstuk), achterschenkel, lenden,
zij den, buik en voorschenkel.
Bovendien bij alle slachtdieren op de na
volgende organen en deelen:
Kop (kaakvlakte), tong, longen, hart, lever,
railt, nieren, en voor zoover in voldoende ont-
wikkeling aanwezig, niervet (reuzel), darm-
scheil, groote en kleine net en uierhelften,
benevens bij runderen, gras- en vette kal
veren:
de ondervoeten.
Artikel 26.
De naam der gemeente wordt ten behoeve
tier stempelmerken, bedoeld in de artilcelen
44, 45, 46 en 47 van het Koninklijk besluit van
5 Juni 1920 (Staatsblad no. 285) afgekort als
volgt: Neuzen".
Artikel 27.
Hij, die overeenkomstig artikel 9 van de
VIeesehkeuringswet vieesch invoert, moet
voorzien zijn van een schriftelijke, duidelijke
aanduiding van de personen, voor wie het
vieesch bestemd is en van de(n) perso(o)n(en)
door wie het is afgezonden, en deze aanduiding
op de eerste aanvrage der in art. 44 der
VIeesehkeuringswet genoemde ambtenaren
vertoonen.
Artikel 28.
Het is verboden vieesch (eventueel vleesch-
waren)
a. voor de huizen of op den openbaren weg
ten toon te stellen of ten verkoop in voor-
raad te hebben;
b. ten verkoop voorhanden te hebben in an
dere lokalen dan die, welke voldoen aan
de eischen krachtens artikel 19 der
VIeesehkeuringswet gesteld.
Artikel 29.
Het vieesch bedoeld in artikel 54 letter b
van het Koninklijk besluit Yan 5 Juni 1920
(Staatsblad no. 285) wordt verkocht in het
gebouw door Burgemeester en Wethouders te
bepalen.
Artikel 30.
De Burgemeester van TER NEUZEN maakt bekend,
dat ter gemeente-secretarie ter inzage ligt een aan
vraag van MARINUS SCHIPPER, om vergunning
tot het verrichten van bakkersnachtarbeid tusschen
8 uur des namiddags en 6 uur des voormiddags in
het perceel Wijk O no. 88.
Op Donderdag 8 Maart a.s., des vcorrniddags
10 uur, zal in het raadhuis gelegenheid bestaan om
ten overstaan van den Burgemeester bezwaren
tegen de aanvraag in te brengen.
Daarbij worden zoowel de aanvrager als zij, die
bezwaren inbrengen, in de gelegenheid gesteld zich
naar aanleiding van de bezwaren mondeling en
schriftelijk te verklaren.
Zoowel de aanvrager als zij, die bezwaren inbren
gen, •kunnen gedurende acht dagen voor het
bovengemelde tijdstip, ter secretarie der gemeente,
van de ter zake ingekomen schrifturen kennis
nemen.
Ter Neuzen, den 6 Februari 1923.
De Burgemeester voornoemd,
J. HUIZINGA.
De Burgemeester van TER NEUZEN
maakt het navolgende bekend
De Commissaris der Koningin in Zeeland,
gezien het besluit van Gedeputeerde Staten van
29 Januari 1923 no. 150
gelet op art. 11 der wet van 13 Juni 1857 (Staats
blad no. 87)
maakt bekend, dat in het |aar 1923
lo. de jacht op houtsnippen en op waterwild met
ingang van 1 Maart en die op watersnippen met
ingang van 1 April zal gesloten zijn
2o. het weispel van kwartelen alleen van 1 Mei
tot ec met 14 Juli zal geoorloofd wezen
3o. de kooieenden door den kooiman moeten
worden opgesloten of gehokt van 2 April tot en met
30 April en van 15 Juni tot en met 31 Augustus.
Middelturg, 29 Januari 1923.
De Commissaris der Koningin voornoemd,
QUARLES VAN UFFORD.
Ter Neuzen, den 5 Februari 1923.
De Burgemeester voornoemd,
J. HUIZINGA.
Vergadering van Dinsdag.
Na trekking van de at'deelingen, waarvan
Bij het vervoer van vieesch in de gemeente morgen de vocrzitters en ondervoorzitters
gelden dezelfde bepalingen, als voorgeschre- zullen worden benoemd, wcrden o.a. op de
ven in de artiketen 62 en 63 van het Koninklijk Tigenda ge'pfaatst de we^-"iifv"-Brprifi KfTSffie
besluit van 5 Juni 1920 (Staatsblad no. 285).
Artikel 31.
Vieesch mag slechts dan op boofd of schou-
ders worden gedragen, wanneer deze met
reine doeken voldoende bedekt worden.
Artikel 32
Hij, die handelt in strijd met het bepaalde
in de artikelen 7, 8, 9, 10, 11, 19, 20, 24, 27;
28, 30 en 31, wordt gestraft met hechtenis van
ten hoogste zes dagen of een geldboete van
ten hooigste f 25.
Artikel 33.
Deze verordening treedt in werking op den
derden dag na behoorlijke afkondiging.
Ter Neuzen,
7 September 1922.
18 Januari 1923.
De Gemeenteraad voornoemd,
J. HUIZINGA, Voorzitter.
B. I. ZONNEVIJLLE, Secretaris.
Zijnde deze verordening door de Gedepu
teerde Staten van Zeeland bij besluit van 26
Januari (1 Februari 1923), no. 132, 3e afdee-
ling, goedgekeurd.
En is hiervan afkondiging geschied, waar
het behoort, den 7 Februari 1923.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. HUIZINGA, Burgemeester.
B. I. ZONNEVIJLLE, Secretaris.
Het verleden van den kolonist.