Hoogwatergetij te Ter Neuzen
GEMEENTERAAD VAN TER NEUZEN. j
D A
G E
N.
Yoorm.
Nam
Dinsdag
26
Sept.
4.53
5.17
Woensdag
27
5.42
6.09
Donderdag
28
6.41
7.16
Vrjjdag
29
7.56
8.41
Zaterdag
30
9.27
10.09
Zondag
1
Oct.
10.47
11.20
Maandag
2
11.46
Vergadering van Donderdag 21 September
1922, des voormiddags 10 uur.
Voorzitter de heer J. Huizinga, burge
meester.
Tagenwoordig de leden: L. J. Geeihoedt,
L. X. van Hasselt, J. J. de Jager, D. Scheeie,
R. G. E. Nolson, G. de Kidder, H. J. Coisen,
N. A. Hamelink, L, J. van Driei en A. J. Harte,
later ook de heer F. B. G. de Meyer.
Afvvezig de heeren 1 iJ. van den Ouden en
P. van Cadsand. imnn
Na opening der vergadering ueeit ae VUUK-
Zl'iTEK mede, dat de heer Van den Ouden
heeft bericht wegens uitstedigheid de vergade
ring niet te kunnen bijwonen en de heer De
Meijer, dat hij vermoedeiijk iets later ter ver-
gadering komt. Hij stelt aan de orde:
1. Notulen.
De notulen der vergadering van 24 Augus
tus 1.1. worden met algemeen stemmen onver-
anaerd vastgesteld. Die van de vergadering
van 7 September 1.1. worden aangehouden.
2. Ingekomen stukken
a. Een verklaring van het bestuur der ver-
eeniging voor chusteiijk onderwijs te lei
Neuzen (Jozmastraat), dat het aanneemt de
voorvvaarden, op welke door den gemeenteiaad
toestemming is verleend tot het leggen van
een riool in gemeentegrond, en aan te sluiten
aan het gemeenteriool, bij besluit van i Sep
tember 1.1.
Aangenomen voor kennisgeving.
b Het verslag van den toestand der ge
meente over het jaar 1921, opgemaakt door
burgemeester en Vv ethoudei'S.
Het wordt voor de leden ter visie gelegd.
c. Van de heeren Hamelink, Van Driel en
A. J. Harte is een voorstel ingekomen, om art.
3 der verordening op de heffing der inkom-
stenoelasting in de gemeente Ter Neuzen,
vastgesteld 2 Mei 1921 en 26 Januari 1922,
goebgekeurd bij ltoninklijk besliut van 3 Au
gustus 1921, no. 39 en 3 Mei 1922, no. 36, te
wijzigen als volgt:
Eaten vervallen alinea:
I met ongehuwden gelijk gesteld die ge-
huwden, die geen zelfstandige huishouding
voeren en, voor zoover zij geen kinderen ten
hunnen laste hebben, als bedoeld in het vorig
lid. T
Het cijfer 2 te veranderen m 1.
Laten vervallen het laatste gedeelte van art.
8 beginnende met de woorden: Voor belasting-
plie'htigen
De toelichting luidt als volgt:
Het wil ons voorkomenj dat, toen op 26
Januari 1922 de raad op voorstel van burge
meester en wethouders art. 3, zooals het thans
luidt, vaststelde, de uitwerking daarvan niet
geheel overzien heeft. Zelfs willen wij aan-
nemen, dat burgemeester en wethouders zelf
de onbillijke werking van hun voorstel niet
hebben begrepen.
De praktijk bewijst echter, dat de tegen-
woordige redactie van art. 3 tot grove onbil-
lijkheid en belangrijke verzwaring van lasten
voor de laagste inkomens leidt.
Ter illustratie het volgende voorbeeldt:
Een gezin bestaande uit 4 personen. Ouders
en 2 meisjes welke als dienstbode elk f 18 per
maand verdienen en thuis slapen.
Vader verdient f 1000, te betalen belasting
f 14,44.
Elk der dochters aangeslagen naar een zui
ver inkomen van f 550, elk f 12,55.
Daar de meisjes thuis slapen. worden zij
tot het gezin berekend, zoodat er drie aange-
slagenen zijn en dus de aftrek voor eerste
levensonderhoud berekend wordt een derde
maal f 500 f 167,—.
Iiulien de meisjes niet thuis, maar bij hun
werkgever bleven slapen, werden zij als zelf
standige personen aangeslagen en zouden dan
elk 500 aftrek voor eerste levensonderhoud
krij.gen en daardoor in plaats van f 12,55
sleehts 1,72 belasting moeten betalen.
Voor de meerdere uitgaven, ontstaan door
thuis slapen, zooals aanschaffing, onderhoud
en wasschen van beddegoed, koffie of thee met
eenig voedsel, moet nu in plaats van f 1,72
niet minder dan f 12,55 belasting worden be-
taald.
Stel, dat de betrokken dienstboden hun loon
geheel en al thuis afstaan, dan zou daardoor
het inkomen van dat gezin bedragen f 1000 -J
2 X 216 1432"
Indien een gezin bestaande uit 2 personen
(man en vrouw) 1432 inkomen heeft, moet
daarvan aan belasting f 30,36 worden betaald.
In ons voorbeeld echter wordt dit bedrag
verdiend door 3 personen en hoewel een gezin,
dat uit 4 personen bestaat, ook al zijn er 2
geheel en al buiten den kost (wat bij thuis
slapen natuurlijk niet zoo is belangrijk hoo-
gere uitgaven moet hebben, moet daar even-
wel 39,44 of ruim f 9 meer belasting worden
betaald.
Met meerdere voorbeelden zou het onreclu-
vaardige van de thans bestaande regeling
nader kunnen worden uitgewerkt, maar wij
vertrouwen, dat dit eene voorbeeld voldoende
zal zijn, om den raad te doen teruigkomen op
haa besluit van 26 Januari 1922. tengevolge
waarvan, zooals gebleken is, belasting naar
draagkracht een aanfluiting is geworden.
Burgemeester en Wethouders stellen voor,
dit voorstel in hunne handen te stellen om be
richt en raad.
Met algemeene stemmen wordt aldus be-
-sloten.
6. Een missive van gedeputeerde staten van
Zeeland, dd. 8 September 1922, waarbij wordt
toegezonden een besluit van dat college, goed-
g-ekeurd bij ICon. besluit van 19 Augustus
1922, no. 34, betreffende het aan de gemeente
Ter Neuzen in beheer en onderhoud oY'erdra-
gen van het gedeelte van den Provincialen
weg van Ter Neuzen naar Axel, van het begin-
punt van dien weg tot de Moffenschans, lang
298 M.,'met gelijktijdige kostelooze overdracht
van het bestratings-materieel op dat wegsge-
deelte, zijnde de keibaan met inbegrip der
kantsteenen, breed 4 M., de aan beide zijden
van deze keibaan zich bevindende klinkerstroo-
ken, elk breed 0,75 M., benevens het aan de
Oostzijde langs de klinkerstrook zich bevindend
rijwielpad;
2°. aan de gemeente uit te keeren eene
scm van f 1900, zijnde het gekaptaliseerde be
drag der onderhoudskosten van genoemd wegs-
gedeelte;
3°. kosteloos aan de gemeente over te dra
gen de pereeelen of perceelsgedeelten no. 169
vs h -sectie M der gemeente Ter Neuzen, zijnde
heft gedeelte van den weg waarop de verhar-
<ii igen liggen, no. 168 van die sectie, zijnde
ee n deel van den oostelijken wegsberm, waar
op het voormalige tolhuis stond, en no. 171
van die sectie, zijnde een deel van den weste-
lijlten berm, waarop de tramlijn van de
Zeduwsch-Ylaamsche Tramwegmaatschappij is
gelegd; de kosten van overschrijving in de
kadastrale registers te dragen door de ge-
l meejnte;
Ike hoofdingenieur van den Provincialen
waterstaat wordt door gedeputeerde staten ge-
mae\itigd, onder hunne nadere goedkeuring,
eene' overeenkomst betreffende bedoelde over
dracht met de gemeente aan te gaan.
Brirgemeester en wethouders stellen voor,
voor de verdere afwikkeling dezer zaak de de-
f initi eve acte af te wachten.
Met algemeene stemmen wordt aldus be-
slote:.
De VOORZITTER deelt mede, dat by
gedeputeerde staten enkele formeele bezwaren
gerezen waren tegen de wijziging der begroo-
ting voor 1922, vastgesteld in de zitting van
24 Augustus 11., waarom dit besluit, gewijzig.t
in den door gedeputeerde staten verlangden
zin, opnieuw ter vaststelling wordt aangeboden.
Het eenige punt, dat niet van formeelen
aard is, betreft het bedrag uitgetrokken voor
uitkeering van kindertoeslag aan den op wacht-
geld gestelden onclerwijzer W. A. Imandt.
Tegen die post maken gedeputeerde staten be-
zwaar, dit bedrag is nu geschrapt en kan dus
niet worden uitbetaald.
Het voorstel van burgemeester en wethou
ders wordt aangenomen met algemeene stem-
men.
3. Benoemen van een onderwijzer aan dd
kopschool.
De VOORZITTER stelt aan de orde de be
noeming van een onderwijzer aan de kop
school.
Zooals reeds in de vorige zitting is mede
gedeeld, is de eenige sollicitant, die ter be-
benoeming wordt voorgedragen de heer W. C.
Reuter te Amsterdam. In verband met in de
vorige vergadering door den heer Nolson ge-
vraagde inlichtingen wordt thans medegedeeld,
dat de heer Reuter reeds 35 dienstjaren heeft,
die voor pensioen in aanmerking komen.
De VOORZITTER noodigt de heeren Nolson
en De Ridder uit met hem het stembureau te
vormen.
De uitslag der stemming is, dat de heer
Reuter wordt benoemd met algemeene stem-
men, met in gang van 1 October a.s.
De heer DE MEIJER komt ter vergadering.
4. Verplaatsing van mej. J. T. de Kraker
van school B naar de kopschool.
Burgemeester en wethouders stellen voor,
het volgende besluit te nemen:
De gemeenteraad van Ter Neuzen,
overwegende, dat ingeY-olge de bepalingen
der Lager Onderwijswet 1920 aan de kopschool,
moeten werkzaam zijn een hoofd met twee on
derwij zers;
dat verschillende oproepingen zijn gedann
voor onderwijzer aan die school, doch zich
sleehts een sollicitant heeft aangemeld;
dat dus nog een onderwij skracht van een
andere school naar die school zal moeten wor
den overgeplaatst,
dat de kopschool op 1 October a.s. zal kun
nen worden in gebruik genomen;
gelet op het met den Inspecteur van het
lager onderwijs in de Inspectie Middelburg, ge-
pleegde overleg;
mede gelet op artikel 36, 9de lid der Lager
Onderwij swet 1920;
gehoord een voorstel \-an burgemeester en
wethouders,
besluit:
met ingang van 1 October 1922, de onder
wij zeres J. T. de Kraker, werkzaam aan school
B. over te plaatsen naar de kopschool.
De heer SCHEELE merkt op, dat door de
benoeming van mej. De Kraker aan de kop
school eene vacature aan school B zal ontstaan
en Y'raagt, wat burgemeester en wethouders
daaromtrent voomemens zijn, in verband met
de aanvraag van het bestuur der Herv. school.
Hij acht het raadzaam, dat met het voorzien
in die vacature gewacht wordt.
De VOORZITTER kan den heer Scheeie
mededeelen, dat, ofschoon bij burgemeester en
wethouders nog geen besluit genomen is, hoe
zal gehandeld worden, er toch wel een schema
is, dat er op wijst. dat niet aanstonds in de
vacature zal worden voorzien en dat eerst eens
zal worden afgewacht, welke besluiten zullen
genomen worden tot reorganisatie van het on
derwijs. hetgeen noodig is geworden door de
aanvraag van het bestuur eener te stichten
Hervormde school, hetgeen van invloed zal zijn
op de bevolking van de openbare scholen,
Het voorstel van burgemeester en wethou
ders wordt aangenomen met algemeene stem-
men.
5. Vaststelling der Y-erordening en instruc-
ties ingevolge de vleeschkeuringswet.
Burgemeester en wethouders stellen voor,
vast te stellen de volgende
INSTRUCTIE voor den keuringsveearts.
Artikel 1.
De* keuringsveearts wordt benoemd en ont-
slagen door den gemeenteraad.
Artikel 2.
Voor de benoeming doen burgemeester en
Wethouders een voordracht, zoo mogelijk van
twee personen aan den raad.
Artikel 3.
De keuringsveearts legt voor de aanvaar-
ding zijner betrekking in handen van den
burgemeester, naar keuze den volgenden eed
of de volgende belofte af: „Ik zweer (beloof),
dat ik de mij opgedragen betrekking eerlijk en
getrouw zal waamemen. Zoo waarlijk helpe
mij God Almachtig (dat beloof ik).
Artikel 4.
Hij is tijdens de uitoefening van zijn ambt
voorzien van een schriftelijke aanstelling of
van eene legimitatiekaart, geteekend door den
burgemeester.
Artikel 5.
De dienst eindigt door overlijden, door het
neerleggen van den arbeid of door ontslag.
Artikel 6.
Indien hij ontslag uit den dienst aanvraagt
dient hij een opzeggingstermijn van twee
maanden in acht te nemen.
Artikel 7.
Ontslag wordt eervol verleend op verzoek,
of wordt gegeven met opgave van redenen:
Het wordt niet-eervol gegeven alleen bij
wijze van straf, en kan niet-eervol gegeven
worden wanneer hij door ontslag aan te vragen
zich aan bestraffing onttrekt ter beoordeeling
van den raad.
Artikel 8.
Hij kan door burgemeester en wethouders
voor den door hen aan te geven ter-
mijn worden geschorst al of niet met inhou-
ding van wedde, bij met redenen omkleed be
sluit.
Burgemeester en wethouders geven den
betrokkene zoowel als de raad hiervan kennis
binnen tweemaal 24 uren.
Artikel 9.
Hij staat onder de bevelen van burgemeester
en wethouders.
Artikel 10.
Hij geeft aan burgemeester en wethouders
sohriftelyk, zoo spoedig mogelijk, kennis wan
neer hij verhinderd is zijn dienst te doen.
Artikel 11.
Voor een afwezigheid, om andere reden dan
ziekte, van een tot en met drie etmalen, be-
hoeft hij de toestemming van den burgemees
ter, voor afwezigheid van langeren dyur, de
toestemming van burgemeester en wethouders.
Artikel 12.
Hij heeft recht op een jaarlijksch verlof,
met behoud van wedde, van 18 werkdagen.
Artikel 13.
Hij wordt bij afwezigheid, ziekte of ontsten-
tenis vervangen door den door burgemeester
en wethouders aan te wijzen of te benoemen
keuringsveearts.
Artikel 14.
Hij dient den raad en burgemeester en
wethouders van bericht en raad omtrent alle
zaken, zijn dienst betreffende, hetzij op ver
zoek, hetzij uit eigen beweging.
Artikel 15.
Hij is verantwoordelijk voor en belast met
de geheele leiding en het beheer van den keu-
ringsdienst in de gemeente, deze keurings-
dienst omvat o.m.
a. de uitvoering der bepalingen;
1. van en gegeven krachtens de Vleesch
keuringswet, Staatsblad 1919 no. 524;
2. van de verordening. bedoeld in artikel 20
van de onder 1 bedoelde wet;
b. de zorg voor een geregelde en nauwge-
zette administratie;
c. de zorg voor het doelmatig en oordeel-
kundig gebruik van instrumenten, gereed-
schappen, en material en tot den keurings-
dienst behoorend;
A het opmaken en geregeld bijhouden van
een inventaris van alle instrumenten, ge-
reedsohappen en materialen tot den dienst
behoorend, en het zenden van een af-
schrift daarvan voor 1 Maart aan burge
meester en wethouders;
e. het opmaken en de doorzending der pro-
cessen-verbaal aan de bevoegde autori-
teiten.
Artikel 16.
Hij is in het bijzonder belast met de zorg
voor de microscopische, bacteriologische en se-
rologische onderzoekingen.
Artikel 17.
Telkens binnen 10 dagen na het verstrijken
van een kwartaal zendt hij aan het college van
burgemeester en wethouders een verslag in
\an hetgeen door den keuringsdienst in het
vorige kwartaal is verricht, overeenkomstig
de formulieren door den Hoofdinspecteur, be
doeld in artikel 31 der Vleeschkeuringswet,
Staatsblad 1919, no. 524, te geven, met op-
gave van:
a. het aantal slachtdieren, van elke dier-
soort afzonderlijk, in de gemeente ge-
slacht, benevens- afzonderlijke vermel-
ding van de in nood gedoode en gestor-
ven slachtdieren;
b. de afkeuringen van de geslachte dieren,
van organen en deelen, met vermelding
der redenen van afkeuring;
c. de voorwaardelijke goedkeuringen met ver
melding der redenen, zoowel van levende
als van- geslachte dieren;
d. de gevallen van herkeuring en de uit-
spraak daarna;
e. de wijze van onbruikbaarmaHing van het
afgelceurde vleesch;
f. de wijze waarop voorwaardelijk goedge-
keurd vleesch voor voedsel bruikbaar ge-
maakt is;
g. eene nauwkeurige omschrijving van de
gevallen, waarbij afwijkingen, waarge
nomen by de keuring voor het slachten,
voor den keuringsveearts leiddraad waren
voor de onderkenning van afwijkingen bij
de keuring van het geslachte dier;
h. de gevallen waarin bacteriologisch
vleeschonderzoek is verricht, met vermel
ding van het resultaat van het onderzoek
en de redenen waarom dit geschiedde;
l. het aantal slachtdieren van elke soort,
dat niet in een slachterij is geslacht;
j. de processen-verbaal in den keuringsdienst
opgemaakt wegens overtredingen van be
palingen bedoeld in art. 14 letter a No.
1 en 2.
Jaarlijks zendt hij voor 1 Maart aan burge
meester en wethouders een verslag in van den
keuringsdienst over het afgeloopen jaar, waar
in opgenomen is een totaal overzicht van het
gevraagde onder de letters a, b, c, d, e, f, g,
h, i, en j.
Artikel 18.
Hij zorgt, dat ten alien tijde behoorlijk in
den dienst is voorzien.
Artikel 19.
Het is hem niet toegestaan de veeartsenij-
kundige praktijk uit te oefenen, tenzij burge
meester en wethouders, gehoord het advies van
den Inspecteur, bedoeld in artikel 1, letter b
van het Koninklijk Besluit van 5 Juni 1920,
Staatsblad no. 285, tot wederopzegging hier-
toe vergunning hebben verleend.
Artikel 20.
Het is hem verboden:
a. zonder toestemming van burgemeester en
wethouders eene bezokligde nevenbetrek-
king te bekleeden of eenig beroep uit te
oefenen; indien de toestemming wordt ver
leend geldt zij tot wederopzegging;
b. rechtstreeks of zijdelings deel te nemen
aan werken of leverantlen voor de ge
meente;
c. geschenken aan te nemen in verband met
de uitoefening van zijn functie;
d. ten eigen bate diensten te laten verrich-
ten door personen in gemeentedienst of
aan de gemeente toebehoorende eigendom-
men te gebruiken;
e. middellijk of onmiddellijk deel te nemen
aan den handel of het bedrijf verband
houdende met de inrichtingen genoemd in
artikel 19 der Vleeschkeuringswet, Staats
blad 1919, no. 524 en aan het exploiteeren
van een dezer inrichtingen.
Artikel 21.
Hij is verplicht binnen de gemeente te
wonen; burgemeester en wethouders kunnen
hiervan tot wederopzegging ontheffing ver-
leenen.
Artikel 22.
De jaarwedde van den keuringsveearts wordt
bepaald op een bedrag van een duizend vijf
honderd gulden 1500).
VERORDENING op den keuringsdienst van
vee en vleesch in verband met de
Vleeschkeuringswet, Staatsblad 1919,
no. 524.
Deze verordening verstaat:
Artikel 1.
onder „SlachtdierenVleesch", ,,Dooden
in nood", en „Keuringsveearts", wat daaron-
der wordt verstaan in en krachtens de Vleesch
keuringswet, Staatsblad 1919, no. 524;
onder: „Keuringsdienst", den gemeentelijken
keuringsdienst van vee en vleesch;
onder: ..Vleeschkeuringswet", de Vleesch
keuringswet, Staatsblad 1919, no. 524.
Artikel 2.
Het bureel van den keuringsdienst is ge-
vestigd ten huize van den keuringsveearts.
Artikel 3.
De kennisgeving van het voomemen een
slachtdier te slachten of te doen slachten ge-
schiedt overeenkomstig de voorschriften van
artikel 2 van het Koninklyk besluit van 5 Juni
1920, Staatsblad no. 285, ten bureele van den
keuringsdienst, tusschen de uren door burge
meester en wethouders vast te stellen.
De kennisgeving, dat een dier gestorven of
in rood gedood is, geschiedt overeenkomstig
de voorschriften van artikel 3 van het Ko
ninklijk besluit van 5 Juni 1920, Staatsblad
no. 285, ten bureele van den keuringsdienst.
Artikel 4.
De keuring voor het slachten geschiedt: op
de plaats, waar het vee zich ter keuring be-
vindt, vermeld in de kennisgeving, bedoeld in
artikel 2 van het Koninklijk besluit van 5 Juni
1920. (Staatsblad N. 285).
Artikel 5.
De keuring na het slachten geschiedt: ter
plaatse Y-an slachting vermeld in de kennis
geving, bedoeld in artikel 2 van het Koninklijk
besluit van 5 Juni 1920. (Staatsblad no. 285.
Van gestorven en in nood gedoode dieren ge
schiedt de keuring in het gebouw voor nood-
slachting in de gemeente Ter Neuzen.
Artikel 6.
Op Zondag, benevens de door burgemeester
en wethouders aan te wijzen dagen, wordt niet
gekeurd.
Artikel 7.
Bshoudens het bepaalde bij artikel 9 der
Vleeschkeuringswet geschiedt het in artikel 8,
lste lid, dier wet bedoeld onderzoek van
vleesch, of sedert de keuring in de gemeente
van uitvoer veranderingen zijn opgetrecien,
waardoor het Y'oorwaardelijk goedgekeurd of
afgekeurd moet worden, dagelijks, met uitzon-
dering van Zondagen en de door burgemeester
en wethouders aan te wijzen dagen, ter plaatse
waar het vleesch verkocht zal worden.
Het is verboden het, in het eerste lid van
dit artikel bedoelde vleesch in de gemeente in
te voeren door te voeren of te vervoeren ge-
durende de uren van 9 uur namiddag tot 6
uur voormiddag.
Dit verbodt geldt niet voor:
a. vleesch dat per spoor de gemeente wordt
doorgevoerd of ingevoerd, in welk laatste
geval het op het station moet verblijven,
totdat het vervoer is toegestaan;
b. vleesch dat per postpakket wordt vervoerd.
Artikel 8.
Behoudens het bepaalde bij artikel 9 der
Vleeschkeurimgswet, is een ieder die vleesch in
de gemeente in of doorvoert, verplicht dat
vleesch zonder oponthoud langs een der door
burgemeester en wethouders aan te wijzen
wegen, naar de piaats van bestemming te ver
voeren', alwaar het op in artikel 6 vastgestelde
uren aan het daarin bedoelde onderzoek, zoo
spoedig mogelijk wordt onderworpen.
Van het in het eerste lid van dit artikel
bepaalde is uitgezonderd
a. vleesch dat per spoor de gemeente wordt
doorgevoerd;
b. vleesch dat per postpakket wordt inge
voerd.
Artikel 9.
Ieder, die vleesch vervoert, in zijn bezit of
onder zijn beheer heeft, is verplicht dit op de
eerste. vordering van de ambtenaren, genoemd
in artikel 44 der Vleeschkeuringswet, te ver-
toonen, en, zoo dit verlangd wordt, over te
brengen of te doen overbrengen naar het ge
bouw voor noodslachtingen te Ter Neuzen.
Bij wedgering zal de overbrenging op zijn
kosten geschieden, onverminderd de strafver-
volging ter zake van de Yveigering.
Artikel 10.
De eigenaar, hpuder of hoeder van een ge
storven of in nood gedood slachtdier is ver
plicht van het sterven of afmaken zoo spoe
dig mogelijk, althans binnen 6 uren daarna,
kennis te geven en het dier, met inachtneming
der bepalingen van de Veewet, uiterlijk binnen
acht uren na den dood te vervoeren of te
doen vervoeren, langs den kortsten weg naar
het gebouw voor noodslachtingen te Ter Neu
zen, om daar te worden afgeslacht, tenzij ds
keuringsveearts hiervan schriftelijke onthef
fing verleent.
Deze ontheffing mag alleen worden gegeven
voor de gevallen:
a. bedoeld in artikel 3 letters a en c van de
V1 eeschkeuringswe t
b. bedoeld in artikel 3 letter b van de
Vleeschkeuringswet, wanneer de keurings
veearts het slachtdier, ter plaatse waar
het zich bervindt, zonder nader onderzoek
kan afkeuren;
c. van gestorven dieren, wanneer de keu
ringsveearts het slachtdier, ter plaatse
waar het zich bevindt, zonder nader onder
zoek kan afkeuren;
ci. van dood geboren en gestorven dieren,
genoemd in artikel 4, derde lid, van de
Vleeschkuringswet.
Tot de kennisgeving, bedoeld in het eerste
lid van dit artikel is ook verplicht de eigenaar,
houder of hoeder van de onder letter d van het
tweede lid van dit artikel bedoelde dieren.
Artikel 11.
Tot de aankomst aan de in het vorig artikel
bedoelde inrchtingen, moet het slachtdier on-
gedeelcl worden gelaten en mag daaraan geen
enkele handeling zijn verricht, uitgezonderd
het openen van buik- en borstholte en het uit-
nemen van maag en darmen, welke organen
echter bij het slachtdier in ongeschonden toe-
stand aanwezig moeten blijven.
Artikel 12.
De keuring voor het slachten heeft zoo
spoedig mogelijk, althans binnen 2 X 24 uren
na de inlevering van de kennisgeving, bedoeld
in artikel 2 van het Koninklijk besluit van 5
Juni 1920, Staatsblad no. 285), plaats, en de
keuring van het geslachte dier, met inacht
neming van de uren in artikel 6 YTastgesteld,
uiterlijk binnen 12 uren na de slachting tenzij
het daglicht of het aangebrachte kunstlicht,
naar het oordeel van den keuringsveearts, on-
voldoende is voor de keuring, in welk geval
gekeurd moet worden zoo spoedig mogelijk na
het vervallen van dit bezwaar.
Artikel 13.
Waneer de keuringsveearts dit voor een
juiste keuring noodig acht, mag hij zijn uit-
spraak opschorten, maar niet langer dan 48
uren na het eerste onderzoek.
Artikel 14.
Met de keuring is belast een keuringsvee
arts.
Arikel 15.
Met de herkeuring wordt belast een keu
ringsveearts, die aan de eerste keuring niet
mag hebben deelgenomen, en die de veeartse-
nijkundige practijk niet uitoefent, of een rijks-
keurmeester in algemeenen dienst te benoemen
door den burgemeester.
Diens uitspraak is beslissend.
Artikel 16.
Bij de aanvraag om herkeuring wordt door
belanghebbende een door burgemeester en
wethouders te bepalen som gestort, welke na
afloop van de herkeuring zoo spoedig mogelijk
wordt teruggegeven, tenzij de aanvrager van
de herkeuring in het ongelijk wordt gesteld, in
welk geval het gestorte bedrag wordt terug
gegeven na aftrek van de aan de herkeuring
voor de gemeente verbonden kosten.
Hij, die de herkeuring heeft aangevraagd,
wordt geacht in het ongelijk te zijn gesteld,
indien de eerste uitspraak wordt gehandhaafd.
Valt de beslissing uit als bedoeld in alinea
2 van artikel 17, dan dragen beide partijen in
gelijke mate de kosten.
Artikel 17.
De afloop van de herkeuring wordt den be
langhebbende zoo spoedig mogelijk schriftelijk
door den burgemeester, of iiamens dezen door
den keuringsveearts medegedeeld.
De gemeente is in geenerlei opzicht aan-
sprakelijk voor nadeelige veranderingen, welke
bij het vleesch mochten intreden in den tijd,
welke verloopt tusschen de aanvraag der her
keuring en de eindibeslissing.
Artikel 18.
De herkeuring wordt schriftelijk aange
vraagd bij den burgemeester van de gemeente
Ter Neuzen.
Artikel 19.
Hij, die slacht of doet slachten, en hij, die
vleesch of vee ter keuring aanbiedt, is ver
plicht de met de keuring belasten ambte
naren ten behoeve van de keuring de noodige
hulp te verleenen. zoo dit van hem verlangd
wordt en toe te laten, dat door of \ranwege
deze ambtenaren ten behoeve van de keuring
vleesch, organen en deelen worden ingesneden,
uitgesneden, medegenomen of aan andere han-
delingen onderworpen.
Artikel 20.
Tenzij de ambtenaar met de keuring belast
voor of tijdens de slachting anders bepaalt,
moeten maag en darmen Y-an hun inhoud wor
den ontdaan. Indien het dier gestorven of in
nood gedood is, mogen maag en darmen niet
worden ingesneden of van hun inhoud ontdaan,
lenzij de in dit artikel bedoelde ambtenaar dit
noodig oordeelt.
Artikel 21.
Op verzoeik van hem, die het slachtdier of
het vleesch ter keuring aanbiedt, geeft de keu
ringsveearts dezen een schriftelijk bewijs van
voorwaardelijke goedkeuring of van afkeuring
Yvaarin vermeld wordt de datum en het uur
der keuring.
Artikel 22.
Ingevj.1 van voorwaardelijke goedkeuring of
afkeuring wordt het vleesch sleehts op^ de
plaatsen, genoemd in artikel 50 van het Ko
ninklijk besluit van 5 Juni 1920, (Staatsblad
no. 285) voorzien van de stempelmerken, in
afwachting van het \-erstrijken van den ter-
mijn, binnen welken de herkeuring kan wor
den aangevraagd, tenzij de eigenaar van het
geslachte dier voor dien tijd verklaart met den
uitslag der eerste keuring genoegen te nemen.
In dat geval, of naclat de voorYvaardelijke
goedkeuring of afkeuring onherroepelijk is,
wordt het vleesch voorzien van stempelmerken
op de plaatsen bedoeld in artikel 27.
Artikel 23.
Het merken geschiedt onmiddellijk, nadat de
keuring en de herkeuring heeft plaats gehad.
Artikel 24.
Het is een ieder verboden, uitgezonderd den
met de keuring belasten ambtenaar, de aange
brachte stempelmerken, bedoeld in het Konin
klijk besluit van 5 Juni 1920. (Staatsblad no.
285) te verminken of te verwijderen, onver
minderd het bepaalde bij artikel 219 van het
Wetboek van Strafreoht.
Artikel 25.
Met inachtneming van het bepaalde in artikel
(Staatsblad no. 285), worden bij de slachtdie-
50 van het Koninklijk besluit van 5 Juni 1920
ren op de daarbij genoemde organen en
lichaamsdeelen merken aangebracht, als volgt:
Op iedere lichaamshelft:
Bij runderen, uitgezonderd kalveren, en bij
eenhoevige dieren, uitgezonderd veulens:
Harst (staartstuk), muis van de platte bil
(spierstuk), achterschenkel, duimstuk, vang,
lenden, ribbenspieren, voorschenkel, hals en
schoft.
Bij gras- en nuchtere kalveren en veulens:
Harst (staartstuk), achterschenkel, duim
stuk, lenden, ribben, borst en hals.
Bij vette kaiveren:
Achterschenkel, lenden, borst en hals.
Bij schapen en geiten, met uitzondering van
lammeren:
Achterschenkel, lenden, ribben en hals.
Bij varkens met uitzondering van speen-
varkens:
Harst (staartstuk), achterschenkel, lenden,
zijden, buik en voorschenkel.
Bovendien bij alle slachtdieren op de na-
volgende organen en deelen:
Kop (kaakvlakte), tong, longen, hart, lever,
milt, nieren, en voor zoover in voldoende ont-
wikkeling aanwezig, niervet (reuzel), darm-
scheil, groote en kleine net en uierhelften,
benevens bij runderen, gras- en vette kal
veren:
de ondervoeten.
Artikel 26.
De naam der gemeente wordt ten behoeY-e
der stempelmerken, bedoeld" in de artikelen
44, 45, 46 en 47 van het Koninklijk besluit van
5 Juni 1920 (Staatsblad no. 285) afgekort als
volgt: Neuzen".
Artikel 27.
Hij, die overeenkomstig artikel 9 van de
Vleeschkeuringswet vleesch invoert, moet
voorzien zijn van een schriftelijke, duidelijke
aanduiding van de personen, voor wie het
vleesch bestemd is en van den persoon of de
personen door wie het is afgezonden, en deze
aanduiding op eerste aanvrage der in art. 44
der Vleeschkeuringswet genoemde ambtenaren
Y-ertoonen.
Artikel 28.
Het is verboden -vleesch (eventueel vleesch-
waren)
a. voor de huizen of op den openbaren weg
ten toon te stellen of ten verkoop in voor-
raad te hebben;
b. ten verkoop voorhanden te hebben in an
dere lokalen dan die, welke voldoen aan
de eischen krachtens artikel 19 der
Vleeschkeuringswet gesteld.
Artikel 29.
Het vleesch bedoeld in artikel 54 letter b
van het Koninklijk besluit van 5 Juni 1920
f Staatsblad no. 285) wordit verkocht in het
gebouw voor noodslachtingen in de gemeente
Ter Neuzen.
Artikel 30.
Bij het vervoer van vleesch in de gemeente
gel den dezelfde bepalingen, als voorgeschre-
ven in de artikelen 62 en 63 van het Koninklijk
besluit van 5 Juni 1920 (Staatsblad no. 285).
Artikel 31.
Vleesch mag sleehts dan op hoofd of schou-
ders worden gedragen, wanneer deze met
reine doeken voldoende bedekt worden.
Artikel 32
Hij, die handelt in strijd met het bepaalde
in de artikelen 7, 8, 9, 10, 11, 14, 21, 22, 26, 29,
30, 32 en 33, wordt gestraft met hechtenis van
ten hoogste zes dagen of een geldboete van
ten hoogste f 25.
Artikel 33.
De?e verordening treedt in werking met in
gang van den dag, waarop de Vleeschkeu
ringswet, in haar geheel in werking zal treden.
(Wordt vervolgd).
A. C. LENSEN's STOOMVAARTMAAT-
SCHAPP1J—TER NEUZEN.
s.s. ARY vertrok van Boston (Mass.)
naar Montreal,
s.s. HELENA in lossing te Velsen.
s.s. CORNEL1S in lading te Uleaborg
voor Ter Neuzen.
s.s. TERNEUZEN vertrok 23 dezer van
Uleat>org naar Ter Neuzen.
s.s. MAGDALENA in lossing te Ter
Neuzen.
s.s. ELISABETH in lading te Newcastle
on Tyne voor Konigsiberg.
WEERBERICHT van 25 Sept. 1922.
Het weerbericht van het meteorologisch
instituut te De Bildt luidt als volgt:
Hoogste barometers!. 764.0 Swinemiinde.
Laagste barometerstand 754.7 Scilly.
Verwachting tot den avond van 26 Sept.:
Matige, later toenemende Zuidoostelijke
tot zuidwestelijke wind, zwaar bewolkt tot
betrokken met regen, iets zachter.
(ZONNETIJD).
ir
H
tr
H