ALGEMEEN NIEUWS- EH ABVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
STEENHOUWERIJ G. J. HOEK,
1
Levert de fijnste soorten HONINGKOEK.
Grafzerkeu en Immm in artisMe uiiYoerinfi.
No 7336
Vrij da g 11 Augustus 1922.
70e Jaargang,
Onse Statenvertaling.
Schoorsteenmantels enz.
Ml
Stoom-, Koek- Beschuitfabriek
„ST. JWTOIIIE"
BBRSTE3 IBXj^ZD.
reclame
RECLAME.
MIDDELBURG, Veerscheweg 250. VLISSINGEN, Villapark, Eindpnnt Electr. Train.
p|
Opsiagplaats voor TerNeozen en Om&trekenFirms Wed. A. H. DQNZE,
81NNEHLAND.
BUITENLAND.
H.
Terwijl de vrome vaderen te Dordt ledig
zaten in den uisschentijd van de ,,dagvaar-
dinge" en de „verschijninge" der Remon-
stranten, bracht Johannes Bogerman het
stuk der overzetting 19Nov. 1618 in Sessio
(Zitting) VI ter tafel. Drie punten werden
behandeld; vooreerst: Was eene nieuwe
overzetting nuttig en noodzakelijk? Dan:
Welke wijze zou tot nut en stichting
't meest geschikt zijn? En in de derde
plaats: Aan hoevelen en aan wie zou dit
werk worden opgedragen?
Bij de beantwoording van deze eerste
vraag steniden de buitenlandsche afge-
vaardigden niet mee; de overigen waren
eenstemmig. In de achtste zitting werd
gestemd over 'n nieuwe of 'n verbeterde
vertaling. Uitslag: 'n nieuwe, „nochtans
zou men, om alle ergernissen te vermijden,
zoo verre het de waarheid, zuiverheid en
aard der Nederlandsche taal dragen kon,
de oude vertaling behouden, vooral in de
historische boeken des Ouden en des Nieu-
wen Testaments." Men zou vertalen uit
den grondtekst. „Dit afgedaan zijnde,
heeft men de overzetters aan de volgende
regelen gebonden: dat zij, zooveel de
klaarheid en de eigenschap onzer moeder-
tale lijden kon, bij den oorspronkelijken
tekst blijven, en de manieren van spreken
van de Hebreeuwen en Grieken behouden
moesten." „Ware er ergens een Hebr. of
Gr. spreekwijze, die harder (te hard) ware,
dan dat ze in den tekst kon ingebracht
worden, dat zij die op den kant veerdig
aanteekenen moesten, wijders, dat zij met
korte woorden, en niet dan tusschen twee
hdakjes de zinnen, waarin iets uitgelaten
was, zouden aanvullen, opdat de aanvul-
sels van de woorden van den tekst onder-
scheider, moehten worden."
„Zijn met meerderheid van stemmen de
overzetters aan het gebruik van gij met
verwerpinge van du bepaald". 't Getal
werd bepaald op zes overzetters, drie voor
't O. T. en drie voor het N. T.; en tot het
overzien uit iedere Synode twee: een voor
't O. T. en een voor 't N. T., en men vond
goed, dat „dezelve gekozen zouden worden
niet alleen uit de aanwezige leden der
Synode, maar uit uit alle geleerde en god-
zalige mannen van Nederland; waartoe
een lijste van derzelver namen ter tafel
van de Synode gebracht wierd." Geen tijd
werd bepaald, waarbinnen het werk be-
eindigd zou moeten worden, „schoon de
Synode meende (Sessio XI), dat vier jaar
genoeg was ook meende men, dat het
best ware den bijbpl van voren aen te ver
talen en niet eerst de zwaerste boeken, gelijk
sommigen uit aanmerkinge der sterflijkheid
der overzetteren, voorstelden; men droeg
ook zorg, dat, in gevalle van aflijvigheid
van een der overzetteren, diegene, welke na
hem de meeste stemmen in de Synode had-
de, in zijne plaatse zoude opvolgen." Men
bepaalde ook den tijd des aanvangs op drie
maanden na den uitgang dezer kerkverga-
dering en wilde dat de overzetters, van drie
tot drie maanden hetgeen bij hen overge-
zet was aan hunne Hoog Mog. vertoonen en
dan aan de overzieners zenden zouden.
Was de gansehe vertaling afgemaakt, dan
zouden de overzetters en overzieners bij-
eenkomen. Ook wilde men, dat de overzet
ters zich naar een Academiestad begeven
zouden en ook dat dacrin de herzieninge
geschieride, opdat zij „niet alleen het ge
bruik van de boekerije der Hoogeschole,
maar ook den raed van de geleerden aen
dezelve hebben mogten."
Vervolgens werden de personen benoemd.
Voor het Oude Testament werden geko
zen: Johannes Bogermannus (geb. 1576),
predikant te Leeuwarden en later eerste
hoogleeraar te Franeker; Guilelmus Bau
dartius (geb. 1565), pred. te Zutfen; en
Gerson Bucerus, pred. sedert 1588 te
Kampvere (zijn geboorteplaats, terwijl hij
beroepen afsloeg naar Leiden in 1615 en
naar Vlissingen in '19. Na hen hadden de
meeste stemmen: Prof. Thysius (toen te
Harderwijk, en later te Leiden), J. Rolan-
dus te Amsterdam, en H. Faukelius van
Middelburg.
Voor het Nieuwe Testament werden tot
vertalers gekozen: de reeds genoemde Ro-
landus „een man van groot oordeel, doch
langsaem"; de ook reeds genoemde Fau
kelius en Cornelii van Enkhuizen. Op hen
volgden in stemmentaP Festus Hommius,
predikant te Leiden, en „bestierder van de
Statenkweekschool voor jonge Godgeleer-
den aldaar"; dan Antonius Walaeus, en
eindelijk: Judocus Hoingius, rector der
„groote scholen te Harderwijk".
Nu geven wij enkele namen van de over
zieners. Utrecht excuseerde zich voor dit
moment en kreeg uitstel. Voor het Oude Tes
tament werden onder meer benoemd: Thy
sius, Polyander, Plancius (pred. te Amster
dam, maar ook 'n „groot bevorderaar der
zeevaerd"), Lubbertus (hoogl. te Frane
ker), Revius, geb. en pred. te Deventer
(„die behalve dat hij uitmuntte in godge-
leerde en wijsgeerige wetenschap, ook zoet
was op de Nederd. dichtkunde") en namens
de Groninger Ommelanden: Franciscus
Gomarus (in 1618 hoogleeraar aldaar ge-
worden in de godgeleerdheid en 't He-
breeuwseh). „Hoe zeer hij in de geschillen
van dien tijd ingewikkeld geweest zij, weet
ieder. Voords was hij een man van zeerdrif-
tigen aert, die, wanneer hem iets onver-
hoeds bejegende, zichzelven niet bezat, ech-
JOK. v. d. SAHDE-w. d. H E IJ D E N, Tilburg.
Grossiers en Winkeliers schrijft ons nog heden en wij maken U bemonsterde offerte
Aanbevolen merken:
Gouden Helm - De Parel - Ideaal - Reclame Candij - Reclame Ontbijt.
Speciaal a d r e s voor
ter ligt te verzoenen, en vrij van kwaedaer-
digheid, daarbij zeer bedreven, naeuw-
keurig en van een schrander oordeel."
Voor het N. T. werden onder meer tot
overzieners benoemd: Festus Hommius,
Antonius Walaeus, en voor Groningen: Ub-
bo Emmius, sedert 1614 in de Historie en
de Grieksche taal, de eerste Rector magni-
ficus.
Den boekverkoopers sloeg de schrik om
het hart. Zooals er later geen klein verzet
van de boekhandelaren zou komen bij de
invoering van de nieuwe Psalmberijming,
omdat zij beweerden nog 'n grooten voor-
raad van Dathenus op zolder te hebben,
zoo inviteerden nu ook de Dordtsche boek
handelaren de Synode-leden om eens te
komen kijken, dat zij nog wel 15.000 oude
bijbels in voorraad hadden. Gelukkig heeft
men er zich niet aan gestoord.
In de nahandelingen werd gevraagd (Ses
sio 177),,dat de overzetters middelerwijle
vrij zouden zijn van alle andere kerke-
lijke en andere bedieningen." Over de wij
ze, waarop de bekostiging van dit groote
werk zou plaats hebben en over de vrij-
stelling van de predikanten-vertalers en
revisoren is heel wat gezeurd en getobd, en
het werk schoot al mee daardoor ook nu
weer slecht op.
„Dit gedurig uitstellen van de overzettin-
ge had ongelukkiglijk ten gevolge, dat op
de Hooge Scholen van Nederland het be-
oefenen van de Oostersche en Grieksche
talen door de jeugd, die zich ten dienste
der Kerk bereidde, zeer verwaarloosd
werd." Zoo kwam Prof. Amama, van Fra
neker, er toe om in 1624 een Vertoog uit te
geven, „waarin alle Dienaars der Kerken
in Friesland gebeden wierden om de hand
te bieden tot herstelling van de vervallene
oefening dier talen." Resultaat van dit
vertoog was, dat de kerkvergadering van
Friesland besloot, niemand tot het onder-
zoek toe te laten, dan die behalve de ge-
wone getuigschriften ook die van de hoog-
leeraren in de Hebreeuwsche en Grieksche
tale vertoonden en daarmee bewezen, dat
zij zich in die talen tenminste zoo verre
geoefend hadden, dat zij het O. en N. T. in
de grondtalen redelijkerwijze verstonden."
Eindelijk op den 22sten van Bloei-
maand 1625 kwamen de overzetters bijeen:
Bogerman, Bucerus, Baudartius, Walaeus,
Rolandus en Festus Hommius (Faukelius
was gestorven in 1625 en Cornelii in 1622)
en „wijders" Polyander (hoogleeraar te
Leiden) en Rosaeus (pred. in Den Haag)
als gemachtigden van de Natioale Synode,
om met clkander te beraadslagen „hoe het
werk der overzettinge gevoegelijkst bij der
hand te nemen."
De vertalers voor het O. Testament brach-
ten al aanstonds als een groot bezwaar in
„dat zij werden afgetrokken door hun ker-
kendienst." „Daarenboven daar zij alle drie
in onderscheidene gewesten van Nederland
woonden, zulks dat ze niet, dan over zee
en met groot gevaar, bij elkander konden
komen; des te meer, daar zij mannen op
hunne jaren en van zwakke lichaamsge-
steldheid waren, kon het hun niet dan ten
uiterste ongelegen komen, om twee maal
des jaars te vergaderen. En hoe moeilijk
zoude het vallen, om tijden te vinden, dat
de staet van hunne drie gerrteenten, als an-
ders, juist leed, om tot die vergaderinge te
reizen? Immers was het zeer te vreezen,
dat de gelegene tijden van den eenen de
ongelegene van den andere wezen zouden,
waardoor dit werk grootelijkst verachterd
zoude worden, zoo niet ongedaan blijven.
Daarbij vonden de overzetters van de beide
Testamenten het zeer ongeraden, dat zij,
niet te samen, maar ieder afzonderlijk zou
den werken."
Dus vroegen zij aan om voor twee of drie
jaar van de oefening hunner tegenwoor-
dige diensten ontheven te mogen worden
en zich »e mogen begeven „in eene Univer-
siteit, van een goede boekerij en andere
hulpmiddelen voorzien, om zoo, met ge-
meenen aibeid en overleg, zonder verhin-
dering, het werk aan te vangen;ook,
dat voor hun nodig onderhoud ter plaetse
daer zij dit werk zouden ter hand nemen,
gezorgd mochte worden." Resultaat was,
dat de Algemeene Staten op den 18den van
Hooimaand 1625 besloten: de overzetters
zouden te Leiden wonen en de betrokken
provincien (Gelderland, Holland, Zeeland
en Friesland) zouden worden aangeschre-
ven om Baudartius, Rolandus, Bucerus en
Bogermannus voor eenigen tijd, tot dit
werk noodig, van hunne tegenwoordige
diensten te ontdoen met behoud van hunne
wedden, en dat ook Hunne Hoogmogenden
tot last van de Generaliteit zouden bezor-
gen 't gene tot huishuer en andere onkos-
ten van nooden zoude wezen."
Inmiddels koos ook Utrecht nu (1622)
twee overzieners en benoeinde als zooda-
nig Teeckmannus en Langius.
EEN NEDERLANDER IN RUSLAND TER
DOOD VEROORDEELD.
Men schrijft uit Helsingfors aan de „N.
R. Ct."
Terwijl de processen tegen de geeste-
lijken en sociaal-revolutionnairen in West-
Europa sterk de aandacht getrokken heb
ben, is de ter dood veroordeeling van
twee ambtenaren van de bekende firm a
Nobel, den Nederlander Wicher Harmsen
en den Rus Sinofjef, vrijwel onopgemerkt
voorbijgegaan. Toch verdiende ook dit
proces de aandacht, daar beide veroordeel-
den achtenswaardige mannen zijn, die met
meer gedaan hebben dan de belangen der
firma, bij wie zij in dienst waren, zoo
goed mogelijk behartigen. Het uitvoereud
bewind heeft zich dan ook met de zaak
bemoeid en gelast het vonnis met ten uit-
voer te leggen en de processtukken in te
zenden bij het hooggerechtshof, ook al
zouden Harmsen en Sinofjef geen cassatie
aanteekenen, wat intusschen wel geschied
is. Dk? advocaten der veroordeelden wijzen
in dit verzoek op tal van onregelmatighe-
den in de behandeling der zaak en met na
me op een onjuiste kwalificatie van de ten
laste gelegde handelingen volgens het
nieuwe strafwetboek.
KATH. HOOGESCHOOL.
Naar de Resb. vernam heeft de collecte
onder de Katholieken voor de R.K. Uni-
versiteit een bedrag opgeleverd van on-
geveer 1.700.000 gulden, waarbij niet m-
begrepen zijn de bijzondere schenkingen
of het kapitaal waarover de St. Radboud-
stichting reeds beschikt.
Niettegenstaande deze zeer groote som, j
weike de meest optimistische verwachting
is te boven gegaan, vernetnen wij verder. i
dat de nadere uitwerking der stichtings-
plannen zooveel nieuwe en groote bezwa-
ren heeft opgeleverd, dat op dit oogen-
blik de voltooiing weer verder af is dan
eenige maanden geleden kon worden ge-
dacht.
Op de allereerste plaats geldt dit de
stichtingsplaats' Nijmegen, waartegen bij
de verdere uitvoering der plannen zoovele
financieele en practische bezwaren naar
voren kwamen, dat van Nijmegen defini-
tief moest worden afgezien.
Het advies der medici aan het Episco-
paat uitgebracht was van dien aard, dat
een stichting en ontwikkeling van een me-
dische faculteit te Nijmegen niet alleen
buitengewoon kostbaar, maar ook om ve-
le redenen, niet mogelijk was.
De moeilijkheden in Groningen zouden
zich hier nog in veel erger mate laten
gelden.
Maar afgezien van de plaats der vesti-
ging, zijn ook nog andere bezwaren gere-
zen, die een voorloopig uitstel der plan
nen noodzakelijk maken, waarvan het be
zwaar van een voldoende bezetting van
eenige faculteiten, waardoor aan hooge
eischen kan worden voldaan, niet het ge-
ringste is.
Het feit, dat het niet mogelijk bleek,
een Katholiek opvolger van prof. Taver-
ne, als hoogleeraar in het strafrecht aan
te wijzen, is hiervan een symptoon. Onze
zegsman verzekerde ons dan ook, dat van
een vestiging in Nijmegen geen sprake
meer is en dat de stichting elders nog wel
eenige jaren op zich zal laten wachten.
Bovenstaande mededeelingen, zegt „de
Tijd", zijn voor het grootste gedeelte on-
juist, en zelfs voor zoover zij in een paar
onderdeelen juist zijn, kunnen zij slechts
verwarring vvekken betreffende de voor-
bereidende werkzaamheden voor de stich
ting eener R.K. Universiteit.
Dat van Nijmegen definitief zou zijn
afgezien, is evenmin juist als het uitstel
der stichting voor jaren en jaren, en an
dere hierboven gelanceerde bijzonderhe-
den, daar nog geen enkel des'betreffend
besiuit door het Doorluchtig Episcopaat
is genomen.
„De Tijd" waarschuwt opnieuw tegen
voorbarige en onjuiste berichten in ver-
band met de voorgenomen stichting der
R.K. Universiteit, daar zij een gevaar kun
nen zijn voor een goede ontwikkeling der
bestaande plannen. Indien er werkelijk
iets van beteekenis te berichten valt, zal
het hoofdcomite dat met de voorbereiding
door het Doorluchtig Episcopaat is be-
last, niet nalaten er te gepaster ure mede-
deeling van te doen.
Nadat het bovenstaande reeds was ge-
schreven, werd aan „de Tijd" van bevoeg-
de zijde nog verzocht de mededeelingen
over de R.K. Universiteit, gepubliceerd
door de „Residentiebode", tegen te spre
ken.
Ten zeerste wordt het lanceeren van
dergelijke beslist onjuiste berichten be-
treurd, omdat zij slechts verwarrmg stich-
ten en de goede zaak alleen ernstig kun
nen schaden.
DE TOESTAND.
De krisis, waarin de Entente door de
conferentie te Londen is geraakt, werpt,
schrijft de N. R. Crt., een scherp licht op
het hopelooze van den toestand.
Poincare's program van voorwaarden
voor een moratorium aan Duitschland is
door de meerderheid der commissie van
deskundigen verworpen, omdat het niet
voldoende productief werd geacht en de
inflatie in Duitschland slechts zou bevor-
deren. Deze twee kriteria mogen verstan-
dig gekozen zijn, ze zullen, als ze worden
gehandhaafd, elk voorwaardelijk morato
rium bemoeilijken. Immers bij het volstrek-
te verlies aan weerstandsvermogen der
Duitsche valuta moet vrijwel elke maat-
regel, die „productief" is, m. a. w. geld in
het Ententelaadje brengt, de inflatie ver-
ergeren. Deze overweging zou de tegen-
standers van het Fransche program moe
ten leiden tot het afzien van productieve
voorwaarden, maar indien ze dat doen en
van Duitschland alleen zoodanige bezuini-
gingen eischen, dat zijn begrootlng in
evenwicht komt, vinden ze niet alleen
Frankrijk tegenover zich, doch ook Belgie,
die beide klinkende munt verlangen.
Sedert de bankiersconferentie te Parijs
bijeen was, is het probleem dus hetzelfde
i gebleven, doch de omstandigheden, waar-
onder het moet worden opgelost, zijn zeer
veel moeilijker geworden. Ook toen werd
als eenige uitweg een internationale scha-
devergoedingsleening aangewezen, die ook
kans van slagen zou hebben gehad, als
Frankrijk de voorwaarden, die de geld-
wereld stelde, niet onaannemelijk had ver-
klaard. Thans, nu de ekonomische toe-
stand in Duitschland zooveel slechter is
geworden, zullen de voorwaarden onge-
twijfeld zwaarder en het bedrag van de
leening aanmerkelijk geringer zijn.
Prof. Keynes heeft onlangs in een rede
te Oxford al gewaarschuwd tegen over-
dreven verwachtingen op dit punt. Een fi-
nancieel deskundige had hem als maxi-
mum-bedrag van een dergelijke leening
100 millioen pond sterling genoemd (onge-
veer 2 milliard goudmark). Keynes ver-
klaarde, dat hij die schatting veel te op:i-
mistisch vond. Zooveel geld zou stellig
niet aan het bankroete Duitschland worden
geleend, tenzij men het in het buitenlanti
belegde Duitsche kapitaal en de Duitsch-
Amerikanen kon overhalen, flink in te
schrijven. Dat ware evenwel slechts moge
lijk, als de leening deel uitmaakte van een
regeling, die Duitschland zelf in ruime
mate ten goede zou komen.
Ook van een internationale leening is
de „productiviteit" volgens een zoo gez
hebbend ekonoom dus uiterst twijfelachtig.
Keynes noemt haar „de groote illusie" en
komt tot de slotsom: Er zit niets anders
op dan Duitschland een voorloopig onvoor-
waardelijk moratorium te verleenen en de
definitieve regeling tot een volgend jaar
uit te stellen. Na grondige voorbereiding
kan dan een groote conferenrie onder deel-
neming van de Ver. Staten en Duitschland
worden gehouden ('t liefst te Washington)
waar het geheele vraagstuk van de inter
nationale schulden onder het oog wordt
gezien.
De groote vraag is thans: zal de confe
rentie te Londen dezen of een anderen weg,
die tot hetzelfde doel leidt, inslaan, of zal
zij in tweedracht uiteengaan? De Fransche
pers schijnt ondanks haar booze woor
den tegen Lloyd George een terugtocht
voor te bereiden, zoodat alle hoop op uit
stel tot gelegener tijd nog niet is vervio-
gen. De dag van heden zal de beslissing
wel brengen.
GROOTVORST CYRIL „BEWAKER VAN
DEN VACANTEN TROON."
Aan de „Temps" wordt het volgende
gemeld
Grootvorst Cyril van Rusland, kleinzoon
van keizer Alexander 11 en neef van kei-
zer Nicolaas II is, krachtens recht van
eerstgeboorte, deken van de keizerlijke
familie Romanof.
Hij heeft zich thans uitgeroepen tot „be-
waker van den vacanten troon". Hij heeft
zich aan het hoofd geplaatst van de be-
weging tot herstel van de oude orae in
Rusland, en hoopt dat tsaar Nicolaas nog
in leven zal blijken en zijn verheven plaats
weer zal gaan innemen.
Ingeval de keizer, de tsarewitsj en groot
vorst Michael moehten dood zijn, zal groot
vorst Cyril zich tot de Generale Staten
wenden voor de bevestiging van zijn wet-
tige rechten. Zijn plannen zijn bezield met
een geest van vredelievendheid en ver-
gevensgezindheid. Hij is er van overtuigd
dat het Roode Leger alleen de „opper-
huid" van het tegenwoordige Rusland is,
en dat de genezing en het heil van het
alleen van binnenuit kan komen.
Hij beschouwt iedere vijandigheid tus
schen gewapende machten in Rusland als
broedermoord en zou daarom gaarne zien,
dat grootvorst Nicolaas zich plaatste aan
het hoofd van het geheele Russiscne leger.
Grootvorst Cyril, ofschoon emigre, ver-
klaart, dat zij die in Rusland "bleven en
daar het zwaarst te lijden hebben gehad,
geroepen zijn om het grootste aandeel te
nemen in de herleving van het vaderland
en het herstel van de wettelijke orde. Er
bestaat voor hem slechts een partij, de
patriottische partij in den meest uit(ge-
breiden zin van het woord. Hij richt zich
tot de nobele aspiraties van een groot volk,
dat verbrijzeld is geworden onder een
monsterachtige slavernij. Hij wil dat de
luide stem van dat volk een beslissenden
weerklank zal vinden in de beslissingen
der Generale Staten en dat het verlichte
Europa met vreugde de opstanding van
Rusland zal begroeten.
TER NEUZEN' 11 AUG. 1922.
CONCERT OP DE MARKT.
Het gisteravond door het muziekgezel-
schap „De vereenigde werklieden" op de
Markt gegeven concert trok veler belang-
stelling, liiettegenstaande het later op den
avond bijzonder koel werd. De uitvoering
van het programma ondervond veel bijval,
vooral de solonummers voor clarinet en
piccolo.
iBI^'i«ggMaBggMK-TfflrtBasHflflaiKgsaBSrai^ra^^
jKi&EansmGZifltti
a^uHiiw ';mwa ii n Fu!yr"a^^smagsMiR^ssr^gsJLg.^
-V.\