ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
Onze Psalmberijming
Levert de fijnste soorten HONIMKOEK.
No. 7301.
Vrijdag 19 Mei 1922,
70e Jaargang.
Schoolbehoeften
„ST. AMTOINE"
Aanbesteding.
Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Stoom-, Keek- Beschuitfabriek
BINNENLAND.
is, e c l a :m: el
Opslagplaats voor Tsr Neuzen en Om lrekenFirma Wed, A. H. OONZE,
HEI^ST'Ei BLAD.
Burgemeester en Welhouders van TER
NEUZEN zullen op Maandug 29
Mei 1922, des namiddags drie uur, ten
gemeentehuize, aldaar, in het openbaar
trachten aan te besteden
benoodigd voor het ondarwijs in de
nuttige Handwerken voor de opsnbare
lagere schoien.voor hetdienstjaar1922.
De voorwaarden van aanbesteding, op-
gaven, monsters enz., liggen ter inzage voor
belanghebbenden op de gemeente-secretarie,
alwaar tevens nadere inlichtingen zijn te
verkrijgen.
Ter Neuzen, 19 Mei 1922.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. HUIZINGA, Burgemeester.
B. I. ZONNEVIJLLE, Secretaris.
VERHIEZ1NG
De Burgemeester van TER NEUZEN brengt
het volgende ter openbare kennis.
Op Dinsdag, 23 Mei aanstaande, zal plaats
hebben de candidaatstelling voor de Tweede
Kamer der Staten-Ueneraal.
Op dien dag kunnen, van des voormiddags
negen uur, tot des namiddags vier uur, bij
den voorzitter van het hoofdstembureau in
den kieskring, ter secretarie der gemeente
Middelburg, worden ingeleverd
Lijsten van Candidaten,
als bedoeld in artikel 35 der Kieswet.
n.
Aan de classis 's Gravenhage komt de
eer toe, de eerste aanieiding te hebben ge
geven, reeds in het jaar 1754, tot verbete-
ring van onze Psalmberijming. Op de Zuid-
hollandsche Synode werd toen (te Delft)
het eerst opzettelijk over deze zaak gehan-
deld, en spoedig ook op de Noordlholland-
schc te Amsterdam. De Haagsohe classis
bereikte een vraag van den ,,Kerkleeraar"
Muilman en anderen, of men thans niet eens
zou overgaan tot het verbeteren van twee
aanstootelijkheden in het Psalmboek. Da-
fieen had in Ps. 60 10 en in Ps. 108 10
gerijmeld:
En men wou het nu liever zbo hebben:
Op Edom, met zjjn yolk zeer koen,
zal ik ook werpen mijnen schoen.
In het Datheensche psalmboek las men
voorts in Ps. 78 33:
En de Classis wensehte deze (betere)
lezing:
Gelukkig verzette zich onder meer Schie-
land tegen e,en dergelijke, nog maar zeer
gedeeltelijke, verbetering, wenschende, in
dien men toch eenmaal begon, ineens eene
flinke revisie.
Zoo begon dan nu de „kerkelijke" behan
deling, en dus de misere: Noord-Hoiland
daoht er natuurlijk weer anders over dan
Zuid-Holland. en Neder-Rijnland weer an
ders dan Sdhieland; het begon haasl wan-
hopig er uit te zien en te lijken op de zoo
uiteenloopende consideration van de onder-
seheiden Classicale Vergaderingen in omen
tijid. Pas op den 25sten van Bloeimaand
1762 werd er bij de Algemeene Staten een
volledig besluit ,,uitgebracht, dat de Rijm-
psalmen, bij den openbaren Godsdienst ge-
bruikelijk, of verbeterd of geheel veranderd
zouden worden." Wat echter niet betee-
kende, dat de zaak nu ook werkelijk in orde
was, neen, nu kwamen nog de andere „be-
ramingen", over de wijze, op welke men de
Psalmen best verbeteren zou. En deze be-
ramingen vullen in de Kerkelijke Historic
van Josua van Iperen niet minder dan
40 bladzijden! Wij vertellen hier nu maar
niet van, uit vrees, dat het onze lezers en
lezeressen licht zou gaan vervelen. Maar
eindeljjk kwam er dan tooh eenstemmig-
heid. Door de Staten van Holland en Fries-
land werd op den 30sten van Grasmaand
1772 aan de Staten Generaal een bloem-
lezing (seiectus) voorgesteld, „zonder dat
het geoorloofd zou zijn stuksgewijze uit de
eene berijming een gedeelte van een Psalm
en wederom uit de andere een ander ge
deelte over te nemen". Zoo Werd voorge
steld, dat de Staten der bijzondere Gewes-
ten en ook het Landschap Drenthe, liefst
een predikant uit iedere Synode zouden af-
vaardigen naar Den Haag, „de vereischte
bekwaamheden van Taal- en Dichtkunde
bezittende; zullemde dan Hun Hoogmogen-
den, ter bijwoning van die Bijeenkomste
twee Commissarissen gelieven te benoe-
men" Dit besluit kwam op den zesden van
Bloeimaand 1772 ter Algemeene Staatsver-
gadering op de tafel, al de gewesten gin-
gen mee, en dus werd het een algemeen be
sluit. Tot Staatsgemachtigden werden later
benoemd: Willem Baron van Lynden, Heer
tot Hemmen, en Mr. Thomas Hoog, Raads-
heer in den Hoogen Raad. Een der ver-
trekken van Prins Maurits Huis werd in ge-
reedheid gebracht en niettegenstaande den
ijsgang waren de gemadhtigde predikanten
alien reeds op den tienden van Louwmaand
1773 in Den Haag. „De Fries had eene
moeilijke reis^gehad, om over de Zuiderzee
in Noord-Holland te komen; en de Zeeuw,
over wien men zich het meest bekommerde,
was, met eenen's Lands Uitlegger, zeer be-
zwaarlijk, door het ijs te Rotterdam over-
gebracht."
De Heeren berijmers hadden al aanstonds
na aankomst een samenzijn ten huize van
den heer Van Spaan, bij welke gelegenheid
gesproken werd over het „ceremonieel,
't geen men in acht zou moeten nemen."
Den elfden van Louwmaand was er re-
ceptie bij de Heeren Staatsgemachtigden
„bij welke zij alien zeer minzaam en gun-
stig ontvangen werden", welke Heeren „ook
geliefden zich te laten welgevallen den
eeretitel van Edele Mogende Heeren, gelijk
de Commissarissen Polityk in de Synoden;
gemerkt dat deze Bijeenkomste tot de
Psalmverbetering als een Synodus Contrac-
ta van de geheele Unie kon worden aan-
gezien". Ook werden de Heeren 's avonds
„bij overnachtsche weete" gedagvaard tegen
den volgenden voordemiddag, om half elf.
De bezoeken, die zij brachten, werden af-
gelegd in drie koetsen (met welker orde
van voorrijding men ook den rang der pro-
vincien waarnam), en overal waar zij kwa
men, vomden zij negen stoelen gezet.
De predikanten kwamen den eersten keer
eerst in het zijvertrek, waar vervolgens ook
ettelijke lieden van aanzien en predikanten
uit Den Haag verschenen, welke verlof
hadden om de eerste zitting bij te wonen.
Eenmaal binnen de zaal, zagen zij „voor
hunne aangezichten, achter de Heeren
Commissarissen, e'en aanmerkelijk aantal
van leden der Hooge Regeering, der Ge-
richtshoven, en de eerste Staatsdienaars
van het Gemeentebest, welke vertooning
aan hunne Eerwaarden grooten eerbied in-
boezemde, en teffens eenen ongemeenen
luister over die eerste plechtige Zitting
verspreide". Daarop werd er een ernstig
en zeer lang, ons nog in zijn geheel be-
w'aard gebleven, gebed „uitgeboezemd",
deed de heer Baron Van Lynden eene wel-
komst-aanspraak, enz. Voorzitter van de
week was Ds. Ahasuerus van den Berg,
predikant van Barneveld, die staande, „ter-
wijl ook al de overige afgevaardigde Predi
kanten opstonden en staande bleven" een
h£el lange toespraak hield tot Hunne Edel-
mogenden, eindigend met deze fanfare:
„Hij, die het waardig voorwerp is van de
vlekkelooze Hallelujahs der zalige troon-
geesten, en van de oprechte, schoon ge-
brekkige, hozanna's van Zijn volk hier op
aarde,gunne Uwe Ed. Mog. de heilrijke
vruahten van onze Psalmverbetering lange
te mogen zien in anderen, maar vooral te
mogen ondervinden in Uwe eigene per
sonen; en Hij brenge Uwe Ed. Mogenden
spade, na het uitdienen van Zijnen raad,
over in de zalige gewesten van lof en blijd-
schap, om aldaar met de vier Dieren en de
vierentwintig ouderlingen, Hem, die op den
troon zit en het Lam eenen volmaakten lof-
psalm toe te zingen, die zonder vermoeiing
zal voortduren tot in een eindelooze eeuwig-
heid". En dan aan het slot, lezen wij nog
dit fraais: „En nu, Edelmogende, WelEer- j
waarde, WelEdele Heeren; zoo doe de j
Heere, en Hij doe er zoo toe, Amen." De I
eerste zitting werd besloten met een be- I
zoek bij Zijne Doorluchtige Hoogheid den
Heere Prinse van Oranje Nassau, Neer-
lands Erfstadhouder.
De tweede en volgi^le zittingen werd er
gehandeld over de spraak-en-spelkunde.
Wij zouden hier zeer veel over willen en
kunnen vertellen, maar beperken ons nu al-
leen tot wat besloten werd over het woord
Heer of Heere.
De eerste naamval y.ou wezen Heer; de
tweede naamval zou zijn: des Heeren, of
van deo Heere; de derde naamval: aan den
Heere, of: den Heere; en de vierde naamval:
den Heer. Na deze en meer dergelijke af-
spraken ging men aan den arbeid.
Met zeer kleine pauzen is het werk in
121 zittingen voltooid. De keus uit de vier
reeds bestaande en daartoe meest geschikt
geachte berijmingen werd altijd geregek
vooruit gedaan, zoodat de leden alle gele
genheid hadden, reeds vooraf zich voor te
bereiden, en de verslagen van al die zittin
gen maken dan ook den indruk, dat de pre
dikanten zelden of nooit onbeslagen ten ijs
z#i gekomen.
Ook geven deze verslagen het door-
slaand bewijs, dat de rechtzinnigheid der
berijmers onverdacht was. Bij Ps. 26 lazen
wij b.v., dat de Heeren ,,wat huiverig waren
omtrent de volmaakte onschuld van den
Psalmist, en over zijn steeds wandelen naar
Gods gebod." (Men was hierbij dus recht-
zinniger dan de Psalmist zelf). Ook blijkt
ten duidelijkste, dat men langzamerhand
meer vaardigheid kreeg. Dat men overigens
heel concientieus te werk ging, bleek o.m.
bij de berijming van Ps. 29, waar men be-
zwaar had tegen den in de Statenvertaling
genoemde „eenhoorn". „Eenhoornen ken-
de de Natuurlijke Historie niet, op het land
onder de viervoetige dieren." Zoo werden
dan de eenhoornen uit de berijming van
Laus Deo hier „wilde stieren". Toch kon
men er later blijkbaar nog niet dadelijk
vollen vrede mede hebben, want bij de 31ste
zitting lezen wij „Dan's anderen daags op-
perde men weer bezwa.ar omtrent de wilde
stieren en eenhoornen, maar die nevelen
klaarden helder op."
De toon van de besprekingen was mees-
tei^tijds best, en als ir-en al eens iets had,
werd het spoedig niet alleen vergeven, maar
ook vergeten. Immers-aan het slot van den
geheelen arbeid werd gememoreerd, „hoe
U WelEerw. zonderlinge ijver en naarstig-
heid, onderlinge eensgezindheid, broeder-
lijke liefde en vriendelijke bescheidenheid
in de voortzetting van het werk, met zoo
veel aangenaamheid hebben doen verge-
zellen, dat de nagedachtenis van die voor-
bijgesnelde oogenblikken bij Commissaris
sen gedurig in zegening zal zijn."
En de toen voorzittende predikant ge-
tuigde van „zulk een liefdelijke samenwo-
ning in zoo ongestoorden en broederlijken
vrede." Terwijl van het afscheid werd ge-
rapporteerd: „Nauwelijks is het uit te druk-
ken, met welk een teederheid alle de leden
der Psalmvergadering vervolgens onderling_
elkanderen den laatsten broederlijken af-'
scheidskus gaven"; en men magxvelzeggen,
dat er nimmer een volmaaktere vriendschap
en broederliefde, onder een gezelschap
Kerkelijken, vrijer kan beoefend zijn. Zij
keerden alien dus wel zeer vergenoegd naar
huis, en geheel vergeten scheen te zijn, wat
Van Yperen meldt op biz. 152 van zijn 2de
deel, waar hij verslag doet van de 70ste
zitting, in welke Ps. 84 „werd besohaafd".
Hier ontstond een vriendelijk(l) krakeel
tussahen de Heeren Schutte en Hinlopen,
gelijk iets dergelijks wel meer gebeurde tus-
schen die en andere ieden; maar dit (vrien-
delijk?) geschil kon thans niet vereffend
worden". Wat is er hard gewerkt! En onze
berijmers hebben toch wel aan alles ge-
dacht! Als 'n staaltje van hun ernst willen
wij hier mededeelen, hoe zij bij de berijming
van Ps. 84 er rekening mee hebben gehou-
den, dat men in sommige streken van ons
land wel eens moeite zou kunnen krijgen
met het zingen van het woordje „heier-
scharen". Daarom kozen zij legerscharen.
Toen men bijna geheel gereed was, brak
de 119de zitting aan, en deze sessie was
„ongemeen luisterrijk en aangenaam". Op
hoog verlof waren de aanzienlijkste Heeren,
tot het aanhooren van de Psalmen 110 tot
en met 118 en tot bijwoning der verrichtin-
gen, in groot aantal samengevloeid.
Een paar dagen later ging men bij den
Stadhouder afscheid nemen. Hij werd aldus
toegesproken: „Uwe Doorluchtigheid heeft
nog gisteren de noodzakelijkheid der Psalm-
verandering ondervonden, en allersterkst
voor de gemeente ten toon gesteld!" wat
doelde op het toesluiten en verontwaardigd
wegleggen van Dathenuspsalmboek door
Zijne Hoogheid, in de Groote Kerk in Den
Haag, waar Hij de godsdienstoefening bij-
woonde, toen men bij het voorzingen aan
het reeds e£r genoemde 33ste vers van
Ps. 78 gekomen was. Onze lezers moeten
namelijk weten, dat de Psalmen voor den
dienst op de rij af werden gezongen, en
dat men toen juist, alsof het zoo wilde, aan
dien Psalm gekomen was. „Ja", zei de
Prins, „van overlang heb ik de noodzake
lijkheid gezien, maar gisteren heb ik die
gevoeld. En ik wilde geen deel hebben noch
door mijn medezingen, noch door mijne
schijnbare goedkeuringe, aan blasphemie
en godslasteringe, welke ik denk te open
baren, als men God bij een dronken man
vergelijkt."
Verder maakte de Prins nog eenige zeer
gunstige aammerkingen, welke eindelijk, met
eene eerbiedige afscheidsbuiginge van alle
de Predikanten, werden afgebroken.
J OK. v. d. SAN BE. v. d. H E fj B|E K, Tilburg
Grossiers en Winkeliers schrijft ons nog heden en wij maken U bemonsterde offerte
Aanbevolen merken:
Gouden Helm - De Parel - Ideaal - Reclame Candij - Reclame Ontbijt.
Hierna volgde nog de niet weinig royale
afrekening (men was voorheen in de
Hervormde Kerk scheutiger dan tegenwoor
dig) en dan veitrokken de Heeren. Den
negenden van Wijnmaand werd hun alien
op hoogen last een gedrukt exemplaar, in
sohildpadden band, verguld op snede en
plat, en met het wapen van den Staat der
Vereenigde Nederlanden versierd, ten ge-
schenke gezonden.
Over de festiviteiten en bezwaren, aan de
invoering der nieuwe Psalmberijming ver-
bonden, later nog een en ander in een slot-
artikel.
EERSTE KJA'MER.
Vergadering van Woensdag.
Aan de orde is de begrooting van buiten-
Iandsche zaken.
De heer Cremer (v.-b.l) brengt hulde aan
Minister van Karnebeek. Spr. drinkt verder
aan op bezuiniging in de oeconomische
voorlichting van het departement en be-
pleit opheffing van de posten der militaire
attache's.
De heer Amema (a.-r.J wenscht demo-
cratiseering van het buitenlandsch beleid.
Spr. is verheugd over de door ons land
ingenomen Internationale positie. Met be-
trekking tot den Volkenbond wiist spr.
op den machtigen invloed van den op-
persten raad, dien den raad van de Volken
bond geheel tracht te verdringen.
De heer Blomjous (r.-k.) sluit zich aan
bij den heer Cremer.
Minister van Karnebeek dankt voor de
hulde. Spr. zal doen wat hij kan, om het
volk meer in te wijden in het buitenlandsch
beleid. Zekere terughoudendheid blijft even
wel noodzakelijk. De Volkenbond zal op
den duur blijken te zijn een der beste orga-
nisaties in de Internationale samenl'eving.
Voorts is de Minister van meening, dat
de voorlichting van handel en nijverheid
in handen moet blijven van den Minister
van Buitenlandsche Zaken. Over de vraag
inzake opheffing van de militaire attache's
wordt reeds overleg gepleegd. Ten aanzien
van Genua zegt spreker, dat men met
Rusland nog geen accoord heeft kunnen
treffen, en dat de kwestie commissoriaal is
gemaakt. Waarschijnlijk zullen nog meer-
dere conferenties noodig zijn, doch de op-
lossing moet gevonden worden door sa-
men werking.
Hierna wordt de begrooting zonder hoof-
delijke stemming aangenomen.
Vergadering vafi Donderdag.
,Aan de orde is de vvijziging van de Ar-
beidswet.
De heer van Houten (v.-b.) aanvaardt
het voorstel alls een gewenschte verrui-
ming van de knellende banden, maar is
niet tevreden. Spr. acht een 56-urige werk-
week noodzakelijk. In dezen tijd van tegen-
spoed moet voor hetzelfde loon meer wor
den geproduceerd. Van overleg tusschen
organisaties aangaande geheele bedrijven
verwacht spr. niet veel.
De heer Vliegen (s.-dj) verklaart, dat de
sociaal-democratische fractie zal tegenstem-
men. Zij heeft niet zoozeer bezwaar tegen
48-urige werkweek, als wel tegen de af-
hraak en reactie door andere bepalingen,
waaraan ze niet wil mee doen.
De heer Diepenhorst (a.-rj) noemt de
oppositie van de S. D. A. P. onwaarach-
tig en onrechtvaardig. Zij overdraft de na-
deelen voor de arbeiders en ontkent de
noodzakelijkheid van verruiming van den
arbeid stijd.
Minister Aalberse betuigt zijn instem.
ming met het betoog van prof. Diepen
horst. Hij betoogt, dat de soepelheid, die
de heer Van Houten wenscht, door het
wetsontwerp wordt gegeven.
Het ontwerp wordt aangenomen met 31
tegen 4 stemtaen. Tegen zijn alleen de
sociaal-democraten.
DE KAMERVERKIEZ1NGEN.
Een Koninklijk besluit van 16 dezer be-
paalt:
<rat a'e Minister van Binnenlandsche Za
ken de t egenwoordige zitting der Staten-
Generaal in een vergadering op Maandag
22 dezer ten 3 uur 's namiddags namens
de Koningin zal sluiten;
dat de Eerste- en de Tweede Kamer der
Staten-Generaal worden ontbonden met
Maandag 24 Juli;
dat de verkiezingen van de leden der
Eerste Kamer zullen plaats hebben op
Donderdag 22 Juni a.s. en de commissaris
sen der Koningin in de onderscheidene
provincien gemachtigd worden de Staten
van hun provincie te dien einde in buiten-
gewone zitting bijeen te roepen;
dat de candidaatstelling voor de verkie
zing van de leden der Tweede Kamer in
elken kieskring zal plaats hebben op Dins
dag 23 dezer;
dat de eerste samenkomst van de nieuwe
Kamers zal plaats hebben in de vereenigde
vergadering op Dinsdag 25 Juni a.s.
Verder zal de stemming voor de Tweede
Kamer plaats hebben op Woensdag 5 Juli.
DE ORGAN1SAT1E DER HAAGSCHE
CONFERENT1E.
Onderhoud tusschen Patijn en Tsjitsjerin.
De corr. van de N. R. Crt. te Genua seint:
Donderdagochtend in de zitting van de
heele eerste commissie is vooral de organi-
satie van de conference in Den Haag be-
sproken. Mr. Patijn gebruikte deze gele
genheid om nu zelf uit te spreken dat, nu
Den Haag voor de conferentie is aangewe-
zen, de Nederlandsche regeering het als een
eerezaak zou beschouwen de plichten, die
de diplomatieke gastvrijheid tegenover de
Russen haar opleggen in hun vollen omvang
te vervullen. Facta, als voorzitter der confe
rentie, drukte zijn erkentelijkheid uit voor
deze loyale Nederlandsche verklaring. Ook
Lloyd George dankte de Nederlandsche de
legate voor de wijze, waarop zij het siagen
der plannen vergemakkelijkt had.
Daarna sprak Lloyd George over de wen-
schelijkheid, dat een schakel gelegd zou
worden tusschen de conferentie te Genua
en in Den Haag. As de meest practische
weg beschouwde hij, dat Facta zich onmid-
dellijk in betrekking zou stellen met de Ne
derlandsche regeering voor de regeling van
de aanstaande conferentie. Ofsciioon dit
voorstel natuurlijk niet zonder politieke
kleur is, daar het den samenhang van beide
conferenties onderstreept, vond het alge
meene goedkeuring. Daardoor is het waar
schijnlijk, dat zooveel mogelijk van de orga-
nisatie, welke voor de conferentie te Genua
is gesohapen, overgebracht wordt voor ge-
bruik in Den Haag, wat ter vereenvoudiging
van het werk bij een zoo korten beschik-
baren tijd stellig wenschelijk is. Het is ech
ter nog niet te overzien in welken omvang
dit uitvoerbaar zal blijken.
Voor de zitting van dezen ochtend had,
zooals reeds aangekondigd was, een onder
houd tusschen Patijn en Tsjitsjerin plaats,
zulks op neutraal gebied, namelijk in het
Palazzo Reale, waar de vergaderingen zijn.
Bij die gelegenheid verzekerde Patijn den
Russischen vertegenwoordiger persoonlijk,
dat Nederland de Russische delegatie de
voile redhten als delegatie zou verleenen.
Beide heeren spraken toen over de wijze,
waarop de schikkingen tusschen de beide
regeeringen ten opzicihte van de conferentie
getroffen zouden worden, daar dit bij het
ontbreken van diplomatieke betrekkingen
moeilijkheden opleverde. De Russen bleken
een telegramwisseling tusschen beide re
geeringen te verkiezen. In geval mondelin-
ge besprekingen noodzakelijk waren, kon-
den deze met den Londensohen vertegen
woordiger der sowjets worden gevoerd. De
toon van de eerste besprekingen tusschen
de officeele vertegenwoordigers van beide
regeeringen was vormelijk en correct.
Tsjitsjerin tevreden. Ook met Den Haag.
Tsjitsjerin heeft mij Donderdagmiddag
zijn indruk van de laatste dagen meege-
deeld. Hij was bijzonder tevreden, dat de
behandeling van de Russische aangelegen-
heid nu opgedragen was aan een commis
sie. Van het begin aan was hij overtuigd
geweest, dat een conferentie, als die te Ge
nua ongeschikt was voor de oplossing van
zulke ingewikkelde problemen. En conferen
tie, zelfs al duurde zij als zoodanig heel
lang, bood geen tijd tot grondige bespre-
king van kwesties, die een zoo diepgaande
behandeling eischten als het vraagstuk van
het crediet, dat van het particuiier bezit en
vooral ook dat van de rechten der particu-
liere obligatiehouders. Daarbij kwam nog
de complicatie van de aanwezigheid van
zoo vele volken en de telkens daaruit ont-
staande incidenten enz. Tsjitsjerin had inder-
tijd bij de onderhandelingen met Engeland
reeds betoogd, dat een grondige en gedul-
dige voorbereiding in een commissie van
deskundigen de eenige mogelijkheid was om
dergelijke dingen werkelijk bevredigend te
regelen. Daarom meende Tsjitsjerin, dat de
weg, welke nu is ingeslagen, tot het doel
kon leiden. Hij meende echter, dat daarvoor
meer tijd noodig was dan diegenen,
die gemeend hadden hier op de conterentie
te kunnen gereedkomen, verwachtten.
Ik vroeg hem, hoe hij nu ,na> Patijn's ver
klaring, tegenover Den Haag als conferen-
tiestad stond, Tsjitsjerin verzocht nnj uit-
drukkelijk te zeggen, dat de verklaring hem
volkomen tevredengesteld had. tuj had
thans de zekerheid onder zoo gunstige om-
NEUZEN
COURANT
VOOR DE
Op dezelfde lijst mogen ten hoogste tien candidaten
worden geplaatst. Iedere lijst moet worden onder-
teekend door ten minste vijf en twintig personen,
die volgens de kiezerslijst geldende op het oogenblik
der inlevering kiezers zijn voor de Tweede Kamer
der Staten-Generaal binnen den kieskring.
Achter den naam van ieder der onderteekenaars
moet de gemeente worden vermeld op welker kiezers
lijst hij voorkomt. Dezelfde kiezer mag niet meer
dan een lijst onderteekenen.
De candidaten moeten, met vermelding van bun
voorletters en woonplaats, op de lijsten geplaatst
worden in de volgorde, waarin door de ondertee
kenaars aan hen de voorkeur wordt gegeven.
Indien de candidaat is een gehuwde vrouw of
weduwe, wordt zij op de lijst vermeld met den naam
van haar echtgenoot of overleden echtgenoot onder
toevoeging van haren eigen naam, voorafgegaan door
het woord„geboren" of een afkorting van dit woord.
Bij de vermelding van een candidaat mogen de
voorletters geheel of ten deele door de voornamen
worden vervangen.
Dezelfde candidaat mag niet voorkomen op meer
dan 66n van de lijsten.
Bij de lijst moet worden overgelegd de in art. 4
van bet Koninklijk besluit van 12 December 1917
(Staatshlad no. 692) hedoelde schriftelijke verklaring
van iederen daarop voorkomenden candidaat, dat
hij bewilligt in de plaats, hem op de lijst aange-
wezen. Indien de candidaat zich buiten het Rijk in
Europa bevindt, kan de hier bedoelde verklaring
telegraphisch worden gedaan en is zij niet aan het
offieieeie formulier, hierboven bedoeld, gebonden.
De inlevering der lijst moet geschieden persoonlijk
door den der onderteekenaars. De candidaten kunnen
daarbij tegenwoordig zijn. Van de inlevering wordt
door den voorzitter van' het hoofdstembureau een
bewijs van ontvangst afgegeven.
Formulieren, voor de lijsten en voor de schriftelijke
verklaring, hierboven vermeld, zijn ter secretarie
dezer gemeente kosteloos verkrijgbaar tot en met
den dag der candidaatstelling.
In herinnering wordt gebracht artikel 148 der
Kieswet, luidende als volgt
Hij die eene lijst, als bedoeld in artikel 35
inlevert, wetende dat zij voorzien is van hand-
teekeningen van personen, die niet bevoegd zijn
tot deelneming aan de verkiezing, waarvoor
de inlevering geschiedt, terwijl zonder die
handteekeningen geen volAoend aantal voor
eene geldige lijst zoo overblijven, wordt ge-
straft met gevangenisstraf van ten hoogste
DRIE MAANDEN of een geldboete van ten
hoogste HONDERD TWINTIG GULDEN.
Met gelijke straf wordt gestraft hij, die
wetende dat hij niet bevoegd is tot deelncming
aan de verkiezing eene voor die inlevering be-
stemde lijst, als bedoelA bij artikel 35, heeft
onderteekend.
Ter Neuzen, 18 Mei 1922.
De Burgemeester voornoemd,
J. HUIZINGA.
Edom acht ik met zijn volk koen,
niet beter dan mijn oude schoen.
Maar gelylc een dronckig mensch hem
[opmaket,
als de wyn verteert is, en ontwaket,
die zeer luyd' tiert en maekt een seltsaem
[we sen
alzoo is ook onze God opgeresen.
Maar gelijk een, die van den slaap ontwaket,
gelijk hem juigend van den wijn opmaket,
een dapper held, en woont een moedig wezen,
zoo is ook onze God opg-erezen.