ALGEMEEN NIEUW8- EH ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. Onze Psalmberijming Levert de lljnste soorten H0N1NGK0EK. No. 7295. Vrijdag 5 Mei 1922. 70e Jaargang. Stoom-j Koek- Beschiiitffabriek „ST. ANTOINE" 31NMENLAND. Opslagplaats ?oor Ter Neozen en Om&trekenFirma Wed. A. H. DONZE, ~B~U I T E Nl~A H D. BBBSTB EI^JD RECLAME. J O M. d. SANDE>v. d. H E IJ D E N, Tilburg. Gouden Helm - De Parel - Ideaal - Reclame Candij - Reclame Ontbijt NEUZENSCHE COURANT i. In het mooie dagboek „In Gods gemeen- schap" lazen wij een stukje van den Hoog- leeraar Van Dijk, die daar bij de behandeling van een vers uit Ps. 72 schrijft: „de berij ming is te mooi, om haar hier niet af te drukken." En dan volgt daar in dat stukje het be- kende: „De bergen zullen vrede dragen, de heuvels heilig recht". Ja, wij hebben zeker een zeer schoone Psalmberijming, doch slechts zeer weinig menschen weten, hoe wij daaraan gekomen zijn. Voordat deze, nu alom gebruikelijke, berijming er was, moes- ten onze vaderen het doen met de berijming van Petrus Dathenus, „zijnde met grooten haast uit den Francoischen in Nederduit- schen gedichte overgezet, in eenen tijd toen op het rijmen zoo nauw niet werd gezien". Een overigens voorzichtig en heel bezadigd predikant, als Andreas Andriessen, getuigde van haar: „dat ook ons erbarmelijk Psalm- gezang dengenen, die buiten ons zijn, tot aanstoot en ergernis strekke, die men hun behoorde te ontnemen." En de geleerde Disselburg constateerde, dat er van Petrus Dathenus psalmen waren, waar het derde part van den oorspronkelijken tekst niet in was. Hoe kon dit ook anders, zoo vroeg Henricus Geldorpius, „waar toch, gelijk de Latinisten zeggen, de haastige teef blinde jongen baart". Niet malsch is ook het oor- deel van Konstantijn Huijgens, heer van Zuilichem, die in zijn Sneldichten, Boek XIX, biz. 260, zingt: Maar dat een van Datheen, daar is de [wereldt zot na. Hoe zoo 't is 't oudste kindt, en daarom [goedt en zoet, De vromen zijn er mee tevreen in haar [gemoedt, 't Mag wezen; maar ik vrees: 't is al tevreen, fop Godt na. Adriaan Pars, predikant te Katwijk, rijmde in zijn Proeve van Zedepoezy: ,,Och! werden wij tog eens door beter fmaatgedicht, Dan door dit slegte rijm, verheugd, vermaakt, [gestigt. Dan dreunden van Godts lof de hooge tempelkoren. En een ander spotte, dat het wel leek, alsof de heeren Staten een prijs er op ge- steld hadden, „wie er het eerst met zulk een werk gereed ware." Natuurlijk ontbrak het ook niet, ondanks deze kritiek, aan bewonderaars en vereer- ders van deze meer dan erbarmelijke be rijming. Er waren „vele eenvoudigen, die meenden, dat de Psalmen van Datheen de Psalmen van David, en diensvolgens Gods onveranderlijk Woord zelve waren. De vraag werd zelfs gedaan, of „men de Psal men van Datheen uit kragte van het oudt Kerkgebruik niet ook onder de Formulieren van Eenigheid behoorde te rekenen?" Johan de Brune, raadpensionaris van Zeeland, con stateerde, „dat er nog vele lieden hierop verlekkerd waren- Waarom tog? zoo vroeg hij en hij gaf zelf het antwoord: Men let doorgaans meer op den toon en het dwaze oorgejeuk, dan op het pit en merg des verstands." En de reeds genoemde An driessen zag dan ook aankomen, dat er wel zouden gevonden worden, die den ouden Datheen zouden blijven zingen, en hij pleif- te: „waren er al enkelen, die (vooral oude lieden) uit zwakheid er niet aan wennen konden, men geve hun in christelijke vrijheid wat toe. Het getal derzelve zal wel niet zoo groot zijn, of (en wij geven hier nu met opzet het aardige taaltje woordelijk terug) het zou, hier en daar onder anderen ver- spreid, vooral zoo zij niet te luide doorzin- gen, maar wat stiller, en met minder duide- lijke uitsprake, vooral van de laatste zang- woorden, (waartoe zij vriendelijk verzocht konden worden!) door den algemeenen galm van vrij groot getal haastelijk verzwolgen en verdoofd worden." Ook zou, zoo meende nog altijd Andriessen, dit alles wel van geen langen duur zijn, wijl zij, „of zelf het ras wel zullen moede worden, bf, terwijl het eene ge- slacht gaat en het andere komt, welhaast uitgestorven zullen zijn, en de zang van het nieuwe daardoor algemeen zou worden." Bovendien werd toch ook nog ieder vrijge- laten, „om voor zichzelven, of waar het hem gelusten mag, Datheen's Psalmen wijdt en onverdroten te blijven zingen." Op een punt waren de voorstanders en de tegenstanders het roerend eens: Het werk van Datheen was onverbeterlijk. De tegen standers voelden: er moest iets heel nieuws komen, en toch deden zij een groote con- cessie, door toe te geven, dat men de zang- wijzen in ieder geval onveranderd zou be- houden. Ook waren alien, die voor een nieuwe berijming pleitten, het hierover eens, dat de dichter of dichters Hervormd zouden moeten wezen, en er was er een, die zelfs zoo ver ging, om er voor te pleiten, dat men de uitgangen der regels van Datheen zou nehouden, en zooveel als het maar kon ook met hem weer zou beginnen, „opdat de ge rneente dus ongevoeliger van de eene tot de andtfe berijming zou overgaan, en het ge- heugen daardoor merkelijk zou worden ge- holpei,." Ook werd men het er aanstonds over eens, dat de namen der dichters nooit bekend "noesten worden, en dat men later het geheelc werk nog door 66n hand zou doen afschrijven. In de Groningsche Universiteits-biblio- theek bevindt zich een uit allerlei werken en werkjes samengesteld boekwerk, waaraart de verzamelaar of de (onbekende) vroegere bezitter den naam ,,Datbeeniaansche oorlog" heeft gegeven, en waarin een negental ge- schriften .zijn bijeengebracht. Het eerste van deze gesdiriften is getiteld: „Aanmer- kingen op de Psalmberijming van Petrus Dathenus" en is van de hand van Ds. An dreas Andriessen, predikant te Veere. Voor al in het tweede deel van dit boek worden met een overvloed van bewijzen, ,,de onheb- belijke wantaal" (niet: wartaal, maar: wan- taal) van Psalm tot Psalm opgesomd, ter wijl de schrijver er dan nog leukweg aan toe voegt, dat hij lang niet alles heeft genoemd, „want dan kon hij den heelen Datheen wel afschrijven". Voorts geeft deze geleerde schrijver een volledige lijst van al de per- sonen, die de Psalmen Davids in Neder- landschen dichtmaat hebben gebracht. Na tuurlijk laat hij ook niet onvermeld onzen grooten dichter Vondel. No. 2 in de verzameling „Datheeniaansche Oorlog" is een boek van 64 biz., getiteld „Zedige Bedenkinge over de beste keur van eene nieuwe Psalmberijming in de Nederl. Gereformeerde Christelijke Kerken". Wij noemen dit werk met zooveel nadruk, omdat deze Schrijver later zijn raadgevingen bij- na stuk voor stuk zag opgevolgd. Maar het geestigste is zeker wel No. 3 uit de collectie: „Datheeniana" wij besparen onzen lezers nu maar den geheelen titel. Vooral de Lofzang, die acht bladzijden beslaat, verraadt den grondigen Datheen-kenner, want haast elke regel bevat een zotte uitdrukking van Datheen, hier dan vet gedrukt, terwijl aan den kant dan opgave geschiedt van de plaats, waar de gelaakte uitdrukking bij Datheen is te vinden. Wij laten hier de slot- regels volgen: Ps. 73 1. Ps. 143 P£. 96 Ps. 143 3. Ps. 144 3. No. 4 nummer Maar ach! mijn kunst is veel te [kleijne. Vergeefs is hier mijn hopening frijne. o, groote dichter, ik houd op, Verhef uw glorierijke kop! Uw 1 ieder en zijn u zelfs gaer f seere, Een lauwerkrans tot roem en [eere. Wie die dit aanziet als een glos, Zoo schiet ik mijn geschut hier [los. in de collectie is dan het vijfde van de Maandelijksche Bijdragen tot opbouw van de Nederlandsche Taal- en Diohtkunde, in welke aflevering vrij fel tegen de tjestrijders van Datheen wordt op- getreden. Toch is ook deze schrijver er ab- soluut niet voor, om Datheen te behouden, en spreekt hij zelfs over een „walgelijke be rijming, waardoor de verhevenste gedachten, die immer zijn uitgedrukt, worden mis- handeld en verdonkerd." En iets verderop, evenmin erg complimenteus voor Datheen, zegt hij: „Zijt gij vermoeid, Lezer, door alle de lamme rijmen en kreupele versjes van Datheen, hier hebt gij een nagerecht, dat uwe graagte en verlangen om op zulke vaste spijze altijd onthaald te worden, zal opwekken" en dan volgt een kostelijk nagerecht, dat wij onzen lezers (althans voor een gedeeltej niet willen onthouden. Het is o.m. een nieu we berijming van Ps. 103, waarvan wij hier enkele coupletten willen afdrukken, en waar- bij men aanstonds zal bemerken, hoe onze ,eigen" berijming zich daar reeds in aan- kondigt. Zelfs zijn wij van meening, dat deze verzen onze berijming hier en daar over- treffen. Loof nu mijn ziel! den Heer met al Uw [krachten; verhef Zijn naam, zoo driemaal heilig [t 'aehten, o! dat nu al, wat in u is, Hem prees! Loof nu, mijn ziel! dien hoorder der gebeden, erken Zijn trouw. roem Zijn weldadigheden, vergeet er geen van die Hij u bewees. Hij heeft voorheen reeds Mozes willen leeren Zijn handelwijs, zoo goed, zoo waardig t'eeren, en gaf daarvan de proef aan Isrel's zaad: Jehovah is barmhartig, en genadig, Hij is een God, Iankmoedig en weldadig, zoo juist geschikt naar onz' ellende staat. Hoe hoog de kruin der hemelen- mag wezen, Zijn goedheid stijgt niet min voor die Hem [vreezen, wij zien haar aan geen lager tinne staan: zoo wijd, zoo ver, het Westen is van't Oosten, heeft Hij, om ons met Zijn gena te troosten, de zonden van ons eeuwig weggedaan. En nu vengelijke men deze zelfde verzen van Ps. 103 ook eens even met Datheen: Bij hem luiden deze coupletten als volgt: Mijne Ziele wil den Heer met lofzang prijzen, al wat in mij is moet Hem eer bewijzen, en Zijnen heil'gen naam loven met vliet. Wil Hem prijzen en roemen onbeladen, o gij mijn ziel! loof des Heeren weldaden die gij ontvangen hebt, vergeet die niet. Hij heeft Mozes (dat wij niet zouden dwalen) Zijn wegen verklaard en willen verhalen Irsael heeft Hij getoond Zijn doe] al. Hij is een Heer, barmhartig en zeer goedig, Hij vergeeft haast en is tot toorn langmoedig, volmaakt in goedheid, 't welk Hij blijven zal.' Zoo hoog als de hemel staat van de aarde, zoo groot is Zijn goedheid hun die aanvaarden de heilige vreeze Zifns woords voortaan. Veel wijder dan 't Oosten klaar is gestanden van den Westen, zoo heeft zonden en schanden ons God van ons uit genade gedaan. En dan moet men tot overmaat van ramp ook nog eens probeeren deze poezie te zin/gen! Intusschen bleven de felle bestrijders van Datheen het antwoord ook niet schuldig. Aan het slot van zijn Verweer plaatste de geestige schrijver van de Datheeniana een Ontwerp van een Genootschap om met na druk tegen te gaan de pogingen, die men in 't werk stelt om de Psalmen van Datheen uit de Kerk, uit het geheugen en uit het hart te bannen, in 15 artiikelen, waarvan wij er hier enkele willen laten volgen, (men be- grijpt natuurlijk wel, dat het alles sarcas- tisch is bedoeld) (Artikel 1). Het Genootschap zal bestaan uit 24 Leden, 12 Mans en 12 Vrouwen; en niemand zal beneden de 50 jaren mogen zijn; noch iemand worden toegelaten, tenzij hij door een bril, vergrootglas of niet ziet. (Artikel 4). Niemand, die geen hooge of luide stem heeft, kan in dit Genootschap een plaats bekleeden; £le proef op het aanne- men zal bestaan in drie hooge Mi's in een adem, iedere noot honderd tellen gerekt, ter keele uit te wringen. (Artikel 5). lndien men nochtans bemerk- te, dat zoo'n candidaat, in het uitvoeren van hetzelve, te paars of te blaauw werd, of de aderen in-het voorhoofd te veel spanden, zal hij vooreerst niet worden aangenomen. (Artikel 13). Ieder der leden belooft en neemt aan, wanneer hij mochte bemerken, dat een Predikant zich verstoute, bij het ar- geven van een Psalm, eenige woorden of lettergrepen te veranderen, met een luide stem denzelven toe te bijten: Dominee, lees zoo als het er staat! (Artikel 14). Men zal alle pogingen in 't werk stellen, om, daar het van eenigen in- vloed kan zijn, te verkrijgen, dat Voorzan- gers, Organi9ten, Klokspeelders, Klokkelui- ders, Kosters, Kosterinnen, Grafdelvers en al wie eenigzins tot den Kerkendienst be- hooren, Datheen zullen moeten onderteeke- nen, die dit kunnen schrijven, de anderen door hun eigen merk. Over de tot stand-koming van onze nieuwe berijming naar wij hopen een en ander over 14 dagen! DE KAMERVERKIEZINGEN. Naar het Ned. Corr. Bureau meldt, blijft het voornemen bij de regeering bestaan om de candidaatstelling, welke noodig zal zijn tengevolge van de ontbinding ter ge- legenheid van de Grondwetsherziening te doen samenvallen mVt den dag der candi daatstelling voor de periodieke verkiezing van de leden der Tweede Kamer. Die dag zal derhalve bepaald worden op 23 Mei a.s/ HET INT. POSTBESLUIT 1922. Postverzending via het buitenland. Staatsblad 199 bevat het K.B. waarbij aan artikel 8 van het internationaal post- besluit 1922, twee nieuwe leden worden toegevoegd, luidend als. volgt: Verboden is de invoer en de bestellingj door den dienst der posterijen van druk- werkzendingeti uit het buitenland, welker verzending klaarblijkejijk beoogt vermij- ding van de kosten en rechten, welke bij verzending binnen het Rijk zouden zijn verschuldigd. Deze besluiten worden overeenkomstig artikel 18, 3e lid van het algemeen post- verdrag van Madrid naar het kantjoor van oorsprong teruggezonden in de gevallen en volgens de regelen door den Minister van Waterstaat te bepalen. GRAAF BENTINCK. In een vergadering van tabaksplanters te Amerongen heeft graaf Bentinck te kennen gegeven, dat zijn vqittrek uit die gerneente nog niet vaststaat, waarschijn- lijk naar aanleiding van het bezuinigings- besluit door den Raad. GESTEMPELDE BANKBILJETTEN. Een verklaring van Minister De Geer. Op de vragen van het Tweede Kamer- lid Heemskerk betreffende het niet in be- taling aannemen door 's Rijks comptabele ambtenaren van bankbifjetten, waarop tee- keningen, opschriften, stempels enz. voor- komen, luidt het antwoord van den mi nister van Financien als volgt: Door de Ned. Bank worden den laatsien tijd meermalen biljetten ontvangen, voor- zien van stempelafdrukken, meerendeels van revolutionnaire of godslasterlijke strek- king; eenige fotografische afbeeldingen van dergelijke afdrukken zijn ter griffie van de Tweede Kamer gedeponeerd. De Ned. Bank beschouwt deze biljetten als beschadigd bankpapier, omdat zij dat pa pier niet zonder meer opnieuw in omloop kan brengen, hetgeen mede zijn grond vindt in het feit, dat bestempeling het on- derzoek naar de echtheid van de biljetten in hooge mate bemoeilijkt. De Minister kan zich met het standpunt der Ned. Bank vereenigen en heeft een rondschrijven tot de daarvoor in aanmer- king komende Rijksambtenaren gericht, waarbij daarvan mededeeling werd gedaan, met uitnoodiging de verminkte biljetten niet langer in betaling aan te nemen, doch den aanbieder naar cle Ned. Bank te ver- wijzen. Deze aanschrijving heeft aanleiding gege ven tot eenig misverstand, weshalve een nader rondschrijven is uitgegaan, waarin er op werd gewezen, dat het de bedoeling was, dat in den ve,rvolge niet meer in be.aling mochten worden aangenomen, bil jetten, welke in die mate door het daarop plaatsen van stempels, reclame enz. zijn misbruikt, dat reeds op het eerste gezicht valt te constateeren, dat zij voor verdere circulatie ongeschikt zijn geworden. Uitdrukkelijk werd er op gewezen, dat het voorkomen op een biljet van een en kelen datum, van een naam, een paraai^, een nummer, een potloodstreep en derge- Grossiers en Winkeliers schrijft ons nog heden en wij maken U btmoiflerte (fete Aanbevolen merken: lijke veel voorkomende teekens geen aan leiding mocht zijn tot weigeirjng van dat biljet. Opgemerkt zij nog, dat de getroffen maatregel geenszins een weigering van de uitbetaling der hierbedoelde biljetten in- houdt, doch slechts beoogt, de gelegenheid tot het instellen van een nader onderzoek te openen. (BIJ DEN EX-KROONPRINS OP WIERINGEN. Een lid der redactie van de N. R, Cr£. die een bezoek bracht aan den ex-kroon- prins Wilhelm, op Wieringen, eindigt zijn beschrijving aldus: En hier,mee is het uur van scheiden aangebroken. Maar er wacht mij nog een verrassing. De adjudant heeft het „gulden boek", een eenvoudig bezoekalbum, voor den dag gehaald en legt het opengesljagen voor mij neer. Ik blader er even in; hand- teekeningen van allerllai bekende en on bekende bezoekers, velen hebben aan hun naam een of andere spreuk toegevoegd. De verrassing komt als ik de laatst be- schreven_ bladzijde weer opsla om mijn naam onder de andere te zetten. Wie is mijn voorganger geweest? Met breeden zwier staat het er. j. E. W. Duvs, Abgeordn. 2te Kammer. De adjudant ziet mijn verbazing. Ja ze ker, zegt hij„ meneer Duys is Woensdag bij ons op bezoek geweest, hij heeft met ons geluncht. Ik kwam toevallig met hem in aanraking en het bleek dat hij gaarne door den prins ontvangen wilde worden. Hij was er niet speciaal voor gekomen! Een aardige man, die meneer Duys, valt de Pjins bij. Hij vertelde mij pas later, j dat hij sociaal-democraat was. Het doet er natuurlijk niets toe, maar ik zou het in het begin zeker niet gedacht hebben. Zoo gemoedelijk en bezadigd als hij sprak over allerlei dingen. En hij spreekt uitstekend Buitsch. Neen, wij konden het uitstekend met elkaar vinden GRONDWETSHERZIENING. Ingediend is een amendement-Rink c.s. op de add. arjt., om de regeling van de Evenr. Vertegenw. voor de Eerste Kamer te herstellen zooaifs zij door de Eerste Kamer was verworpen. De ontbindbaar- heid der Prov. Staten blijft geschrapt. WORMERVEER TOCH FAILLIET? De Wormerveersche correspondent van „Het Volk" schrijft: I Naar wij vernemen, heeft de Amsterdam- sche Bank niet berust in de afwijzing van de rechtbank in zake haar faillissementsaan- vrage voor de gerneente Wormerveer. De zaak zal nu voor het Hof behandeld wor den; de burgemeester is reeds voor ge weest, de wethouders zullen worden ge- hoord. DE TOESTAND. Het zesde punt van het memorandum waarin de subcommissie voor de Russische aangelegenheden haar antwoord aan de delegatie der Sowjets te Genua heeft ver- vat, heeft heel wat voeten in de aarde gehad, schrijft de N. R. Crt. Volgens den oorspronkeilijken tekst van Lloyd George en Schanser, aan welken Barthou voor zijn vertrek naar Parijs blijk- baar zijn goedkeuring had gehecht, werd in het algemeen bepaaifd dat de Sowjets ge- houden waren, vreemden eigenaars die niet meer in het genot van hun vroegere rech ten konden worden gesteld, een behoorjijk vergoeding toe te kennen, waarbij', zoo er verschil van waardeering van de gele- den schade bestond, een beroep op een scheidsgerecht rnogelijk zou zijn. De Bel- gen die voor den oorlog een kapitaal van naar schatting tusschen de 1.6 en 1.7 mil liard gulden in Russische ondernemingen hadden belegd en dus bij de regeling ui'f- nemend belang hebben, wiiden hun stein niet geven aan de invoqring van een be- ginsel, dat het eigendomsrecht naar hun meening in zijn wezen aantast. Het verzet van Belgie bracht Parijs in beweging, waar het wachtwoord vandaan kwam, dat ook Ba,rriere, de Fransche gedelegeerde die Barthou tijdelijk in de subcommissie vervangt, onder zoo iets zijn handteeke- ning niet mocht zetten. Het was van Pa rijs een uiting van gevoelspoliitlek tegen- over den ouden bondgenoot, aan wien men na den oorlog met nauwere banden vast- zit dan aan Engeland. Begrijpen wij het Engelsche standpunt wef, dan was dit, dat de Sowjets die eerst allerlfei vreemde eigendommen zonder schadevergoeding hadden in beslag genomen, met de be; taling achteraf van een schade possteliling de vroegere onrechtmatige daad konden wettigen, in overeenstemming met het aan e)ken souvereinen staat toekomende ont- cigeningsrecht. Bij de Belgen daarentegen overwoog de vrees,, dat het procede in de praktijk hierop neer zou komen, dat hun kostbaarste oude concessies hun af- handig gemaakt en aan onderdanen van andere nationaliteit, Duitschers, Engel- schen of wie men maar wil, overgedragen zouden worden en de toekomstige baten uit exploitatie van drte concessies door een van hun standpunt onvoordeeligen af- koop verloren zouden gaan. Vandaar dat een amendement van den bekenden Fran- schen deskundige Seydoux in het verschd van meening uitkomst trachtte te bren gen door het compromis aan de hand te doen, dat, zoo de Sowjet-regeering een concessie of goed niet aan den oorspron kelijken eigenaar terug kan geven, zij die ook niet aan een ande|ren eigenaar kan overdragen en, zoo het later toch tot een overdracht mocht komen, de oor- spronkelijke eigenaar het recht van voor- keur op zijn oude eigendom heeft. Ook de tegenstand van de Belgen schijnt daarmee terzijde gesteld te zijn (heelemaat zeker is dat nog n'iet, want de Belgen teekenden niet) en I3arriere heeft het memorandum vervolgens geteekend, behoudens nadere goedkeuring van de Fransche regeering. Daarmee is nu een beperking van het beschikkingsrecht van de Sowjet-iegeerng ten aanzien van onteigende goederen aan genomen, en Lloyd George, die ten slotte loegaf, liet niet na* ;n het licht te stetlen dat hij vreesde dat dit punt een nieuwe klip zou zijn waapop de definitieve over eenstemming met de Russen schipbreuk zou kunnen lijden. Het was misschien wat onvoorzichtig van hem, om de aandacht der Russen op een geschikt nieuw aanvals- punt voor hen te vestigen. iMaar zijn tak- tiek is blijkbaar om de Russen zoo schappe- Iijk rnogelijk te behandelen, opdat, zoo zij ten slotte-onmogehjke dingen mochten blij ven verlangen, het odium voor het misluk- ken van de onderhandelingen ten minste niet op de geallieerden neerkomt. Punt zes geeft den Russen in zijn hep/ienen- vqrm vat, om te protesteeren tegen een beperking van hun souVereine rechten. Het eenheidsfront van de geallieerden te Genua is nu weer zoo'n beetje hersteld, maar aan de onderhandelingen met Sowjet-Ruslancl is nog niet spoedig een einde te zien. Het begint te Genua sterk naar petro leum te rieken, schrijft de N. R. Crt. of- schoon iedej-een ontkent, dat hij er iets mee te doen heeft gehad. Er zijn echter om de eigenlijke conferentie heen zooveel onderonsjes van zakenmenschen en deskun- digen, dat men veilig mag aannemen, dat het voomaamste Russische uitvoerartikel na granen, die in de tegenwoordige om- standigheden voor export niet in aanmerking komen, een onderwerp van levendige belangstelling voor vreemde concessie-zoekenden is ge weest en nog is. Het wordt nu ook duide- lijk, dat petroleum- en andere concessies de eigenlijke reden zijn van het verschil van meening over punt 6 van het memo randum aan de Russen tusschen Engeland eener- en Belgie met Frankrijk achter zich anderzijds. Vandaag blijkt, dat het comprornis-voor- stel van Seydoux dit verschil niet uit de wereld geholpen heeft. Belgie heeft het stuk, ondanks de berichten uit Genua dat men de moeilijkheid geregeld achtte, niet geteekend en de Fransche ministerraud heeft de onder voorbehoud eronder gestel- <le handteekening van Barriere herroepen. De wijziging, die op voorstel van Seydoux maar met een tweede amendement van Lloyd George, in punft 6 'werd aangebracht, heeft Parijs noch Brussel bevredigd. Het nieuwe artikel (art. 7, het vroegere artikel 6, dat wij daarom duidelijkheidshalve punt 6 zijn blijven noemen) luidt: „iWanneeil de sowjets-eigendommen niet zelf kunnen teruggeven, zullen zij niet het recht heb ben ze aan andere concessionarissen te geven. Indien de sowjets voornemens zijn de toewijzing van dien aard niet langer uit te stellen, zal een recht van voorkeur wor den toegekend aan de voqrmalige eige naars. Indien de exploitatie der goederen slechts kan geschieden door ze^bij een algemeene groep in te deelen, zul'len de voorgaande bepalingen niet worden toe- gepast en zullen de voormatige eigenaars het recht hebben tot deelneming aan de combinatie naar verhouding van hun vroe gere rechten." De Belgen blijven beducht, dat zij bij een indeeling van hun oude concessies bij een algemeene grpep, het loodje zullen leggen, 'omdat zij' dan kans loopen, naar verhouding van hun vroegere rechten, een minderheid zonder zeggen- schap te vormen.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1922 | | pagina 1