~B U 1T E N L A N D.
De eerste steenlegging voor de
P. Z. E. M. in Zeenwsch-Vlaanderen.
De heer Braat (p.-b.) zal ook te jen dit
ontwerp stemmen. De pensioenen behoe-
ven niet verbetefd te worden.
De heer Lely (v.-b.) raadt aanneming
aan. Conflicten met de Eerste Kamer zijn
niet wenschelijk in het belang van de
pensloenregedng.. De staat kan a'tijd pre-
mieheffing vergoeden door salarisverhoo-
ging-
De heer Keteiaar (v.-d.) betoogt, dat
de Eersle Kamer feiteiijk zich het arheu-
dementrecht heeft toegeeigend. Ook hij
meent, ,dat de Minister het ontwerp zwak
heeft verdedigd in de Eerste Kamer.
DE OARNIZOENEN IN ZEELAND.
De heer Dj Muralt heeft Donderdag in
de Tweede Kamer oij de begrooiing van
Oorlog er o.a. op gewezen dat de bezui-
niging aangenomen dat deze 2.56 is aan
te brengen door inkrimping van de
garnizoenen niet mag worden doorge-
voerd ten koste van het te ver van huis
verwijderd Iegeren van de manschappen;
dat het concentreeren niet mag leiden
tot opeenhooping van menschen in te be-
perkte ruimte, zoodat alle conmfort, ver-
loren gaat, enz. i
Omtrent Zeeland zeide de heer M. het
navolgende:
Omdat ik de toestanden er van nabij
ken, wil het oog eens vestigen op de
Zeeuwsche toestanden. De miliciens van
Zeeuwsch Vlaanderen zullen zich thans
naar Bergen op Zoom hebben te begeven
terwijl zij vroeger op Walcheren werden
geoefend. De officieren van het 14e re-
gement uit Vlissingen en Middelburg moe
ten naar Bergen op Zoom worden over-
geplaatst, terwijl die van Bergen op Zoom
naar Breda moeten verhuizen.
Nu denken velen dat er dan te Mid
delburg en Vlissingen niets meer van
het garnizoen overblijft. Zeker er wordt
miet meer geoefend. may het* blijven mo-
bijisatiecentra's. De wapenen en voertui-
gen worden er opgelegd en daarvoor is
bewaking noodig.
De bezuiniging is m.i van geen betee-
kenis, wanneer men rekening houdt met
de verhuiskosten en de telkens terugkee-
rende hoogere reiskosten van de verlof:
gangers.
Omtrent de gelegenheid om vooroefe-
ning deelacbtig te wrorden bij den vrij-
wdligen landstorm, waardoor het verblijf
van den fecruut in het leger voor eersta
oefentijd wordt teruggebracht van 51 /2
maand op 1 1 2 maand zelde de heer de
Muralt o.a.: j
Ik juich het ten zeerste toe dat het
mogelijk wordt geacht dat een milicien
vier van de 51/2 maanden die a's eersten
oefentijd is aangenomen buiten het leger
kan doorbrengen door zich plaatselijk te
oefenen.
Daartegenover echter staat dat ik er
veel bezwaar tegen heb, dat degenen die
niet in staat zullen zijn dergelijke oefe-
ningen te volgen en dat zullen er velen
z'jn gedwongen zullen zijn ver van huis
hun dienstplicht te vervullen, en voile 51/2
maand eerste oefentijd onder de wape
nen te komen.
De vrijwillige landstorm moet een ge-
heel vrijwillige zaak blijven. Men moet de
jongens practisch niet dwingen om naar
dit instit mt te gaan. En toch doet men
dit feiteiijk met de Zeeuwsche jongens,
vooral met die uit Zeeuwsch Vlaanderen,
door die, in afwijking met vroeger, zeer
ver van hun haardsteden te Iegeren Wan-
neer ze niet voorgeoefend zijn.
De inkrimping van ver afgelegen gar
nizoenen en vooral die van Zeeland, en
het feit, dat een niet voorgeoefende groote
kans loOpt eerst 4 maanden en eenige
maanden daarna weer 1 1/2 maand op te
komen, zal de jonge lieden feiteiijk on-
vrijwillig drijven naar den vrijwilligen
landstorm, ook al schikt het hun volstrekt
niet.
Wanneer de Minister mij niet kan aan-
toonen, dat het wegndmen van de garni
zoenen Vlissingen en Middelburg ver-
mindering van geldelijke en vooral per-
soonlijke lasten brengt, dan wil ik ze
perse behouden. Dit is voor mij een be-
langrijke kwestie.
10-URIGE ARBEIDSDAQ
BOUWBEDRIJF.
De Hooge Raad van Arbeid heeft in
zijn 18 Maari j.l. gehouden vergadering
zijn ad vies vastgcsteld omtrent het voor-
stel van den Minister van Arbeid, om
door gebruik te maken van art. 27 van de
Arbeidswet 1919, tot October 1923 voor
het bouwbedrijf de mogelijkheid te ope-
nen in den zomer epn tien-urigen ar-
beidsdag en een 55-urige arbeidsweek in
te voeren. De meerderheid van den Raad
gaat met dat voorstel acco'ord. In het ad-
vies hebben voor- en tegenstanders hun
standpunt nader ontwikkeld.
BEZUINIGING.
Men schrijft aan de Tel: „Het is ge-
beurd, dat een instructeur aan den land
storm, een zekeren afstand moest fielsen
om les te gaan geven. Volgens de bestaan-
de voorschriften mag hiervoor gerekend
worden 3 cent per K. M. Volgens de
wegwijzer van den A. N. W. B. bedroeg
de afstand 3.2 K.M. en zoodanig werd de
declaratie opgemaakt en gedeclareerd 9.5
cent.
Dit klopte echtcr niet met de gegevens
van den kapitein-inslnucteur, die tot de
conclusie komt, dat de afstand 3% K.M.
bedraagt. Er moet dus 10 cent gedecla
reerd worden, in plaats van 91/2. De de
claratie wordt voorzien van de noodige
papieren teruggezonden, om overgeinaakt
te worden. Alzoo geschiedt.
In den Haag aangekomen, gaan de Hoo
ge heeren weer aan het passen en reke-
nen en komt men tot de conclusie aat
s,4 toch teveel is en 3.2 goed was. De de
claratie komt weer terug en wordt weer
veranderd, zooals ze eerst was. Doch de
kapitein-instructeur acht het nog niet
goed. De afstand is wel 3.2, doch voor
3 maal 3.2 of 9.6 cent moet 10 cent bere-
kend worden, en voor de vierde maal
komt de declaratie terug om overgemaakl
te worden.
En dat ailemaal voor een halve cent.
Wanneer zullen de heeren met de ster-
ren toch eens leeren wat bezuiniging is?
DE M AL VERS ATI ES TE GENDRINGEN
De gewezen burgemeester van Gendrin-
gen D. Stoot is tegen 11 April a.s. voor
de Arnhemsche rechtbank gedagvaard we-
gens verduistering van gelden der ge-
meente Gendringen.
De verduistering betreft een bedrag van
15000 gld. door den burgemeester uit de
gemeentekas genonien om af te dragen
aan het distribut'e'oureau, hetgeen niet is
geschied en een bedrag van 1800 gld.
door hem ontvangen van de Brandstoffen-
commissie teneinde dit geld ii de gemeen
tekas te storien. Ook deze gelden zijn
met afgedragen.
De beklaagde vertoeft thans in Duilsch-
land.
DE R. K. KAMERFRACTIE CONTRA
MR. BOMANS.
Het Bureau voor de R. K. Vakorganisa-
tie had aan de R. K. Kamerfractie er de
aandacht op gevestigd dat de heer mr.
J. B. Bomans in een artikel voorkomejid la
„Het Patroonsblad". van 22 Febr. 1922 o.a.
verklaart: „Vaak met misnoegen heeft de
Roomsche Staatspartij de sociale maatege-
len gevolgd in deze regeeringsperiode.
Wellicht even vaak met evenveel misnoe
gen de Roomsche fractie die er voor stem-
de." En verder, dat ,,wij d.w.z. de
Roomsche fractie de gansche situatie
niet hebben gewild".
Naar aanleiding van het verzoek van
genoemd Bureau der Kath. Kamerfractie
om te mogen vememeu of de heer Bo
mans inderdaad nanens de Katholieke
Kamerfractie schrijven kon, gelijk hij in
genoemde publicatie deed, is thans door
die fractie meegedeeld, dat de heer Bo
mans, aldus schrijvend, zulks niet deed
namens genoemde Kamerfractie en het gt-
voelen dezer fractie niet weergaf.
UIT DE R. K. STAATSPARTIJ.
Woensdagavond hebben te Amsterdam
vergaderd het dagelijksch bestuur van den
Alg. R.K. Bond van Rijkskieskringen met
eenige voorstanders der richting-Van Cra-
nenburgh. Aanwezig waren voor het r.-k.
bondsbestuur de heeren mr. A. baron van
Wijnbergen, L. Heerkens Thijssen en mr.
Frans Teulings.
Van de onderteekenaren der bekende
advertentie, die tot een andere formatie
in de r.-k. staatspartij aanspoorde, waren
er o.a. de heeren Van Cranenburgh, P.
F. J. Everard, mr. J. A. van Sonsbeeck,
mr. C. W. Huffer, H. B. Defoer en L. Crr
J. Nieuwenhuys.
De uitvoerige besprekingen hebben nog
niet tot eenig resultaat geleid. Van de
zijde van het bondsbestuur werd er alles
op gezet om aan te toonen dat' in de
R.-K. Staatspartij plaats was voor alle
richtingen, voor zoover onder de geloovi-
ge r.-k. kiezers vertegenwoordigd en dat
een verdeeld optrekken bij de a.s. alge-
meene verkiezingen zou zijn tot nadeel
van de Roomsche zaak en van het land.
Voorts dat het optreden van een afzonder-
lijke Roomsche groep, voor de r.-k. partij
enrstige gevolgen zou hebben, want dat
dan ongetwijfeld ook van arbeiderszijde
een zelfstandige actie zou worden ont-
plooid. De onderteekenaren der bekende
advertentie hebben daarna hunne ziens-
wijze uiteengezet; hebben er op gewezen
dat een deel hunner behoort tot de on-
georganiseerde Roomsch-Katholieken en
dezen dus volkomen vrij zijn te hande-
len naar eigen goeddunken. De beraadsla-
gingen, die een zeer vriendschappelijk ka-
rakter droegen, zijn gisteravond niet be-
eindigd. Zij zullen in een a.s. Donderdag
23 Maart te Amsterdam t houden tweede
bijeenkomst, worden voortgezet.
DE OFFICIEELE ARBEIDS-
BEMIDDELING.
De Ned. Nijverheid kritiseert de dezer
dagen door de Gemeentelijke Arbeids-
beurs te Eindhoven ingenomen houding
tegenover de N. V. Houtindustrie Picus
aldaar, waarmede die beurs trouwens niei
alleen staat onder de Nederlandsche ar-
beidsbeurzen, getuige het vorige con-
gres der beurzen over dit vraagstuk. Het
orgaan van het Ned. Verbond van Fa-
brOcanten-Vereenigingen schrijft:
De N. V. Houtindustrie Picus zag zich
eenigen tijd geleden door den algemeen
slechten econoinischen toestand mede in
verband met de Duitsche en Belgische
concurrentie genoodzaakt haar arbeiders
ten getale van 409 a 500 man te ontslaan.
Thans heeft deze onderneming wederom
enkele werkkrachten noodig, ongeveer een
25-tal, die op de fabrieksterreinen aan op-
ruimingsarbeid kurinen worden te werk
gesteld. Op 13 Febr. nchttc de N. V. Pi
cus een aahvrage tot de gemeentelijke ar-
beidsbeurs, tot het verkrijgen van onge-
schoolde werkkrachten. Bij de heerschende
groote werkloosheid in Eindhoven mocht
worden verwacht, dat deze werkkrachten
onmiddeilijk zouden worden verstrekt en
de arbeidsbeurs haar beiangrijke sociale
taak met sneiheid en nauwgezetheid zou
vervullen. Het tegendeel bleek het geval.
Een correspondentie over het te bieden
loon was het gevolg! Het resultaat is
geweest, dat eerst op 23 Febr., dus ruim
14 dagen nadat de aanvrage was inge-
diend, een beslissing loskwam, waarbij
werd toegestaan dat bemiddeld zou wor
den voor, ongeschoolde arbeidskrachten,
tegen een bepaald loon, terwijl geen be-
middeling zou worden verleend voor ar
beiders. die reeds bij de N. V. Picus
hadden gewerkt, indien niet het oude hoo
gere loonen zou worden aangeboden 1
Wij vragen: waar bemoeien de arbeids-
beurzen zich mede? Waartoe dat steunen
van hen die pogen de loonen hoog te
houden? Is dat arbeidsbemiddeling?
Het is alles een gevolg van het verkeerd
begrip dat omtrent het karaker van de
arbeidsbeurzen heeft postgevat.
Een uitvloeisel van dit verkeerde be
grip is o.a. de gewraakte bepaling, dat
niet bemiddeld wordt beneden de ter plaatse
al dan niet in een collectief contract neer-
gelegde geldende loonen.
Het karakter der werkzaamheid van een
arbeidsbeurs wij betoogden het reeds
herhaaldelijk brengt slechts mede, dat
dit instituut onder alle omsandigheden de
gevraagde inlichtingen behoort te ver-
strekken.
De arbeidsbeurs is een vraagbaak, een
informatiebureau zonder meer, en zij heeft
de gebodeii loonen en andere arbeids-
voorwaarden onder geen omstandigheid
te beoordeelen, doch ze slechts zonder
meer ter kennis van belanghebbenden te
brengen.
Aan belanghebbenden zelve moet wor
den overgelaten ,de geboden gelegenheid
al dan niet te accepteeren; en de arbeids-
voorwaarden te regelen. De arbeidsbeur
zen blijven hierbuiten
Het gaat met aan, dat een arbeidsbeurs
zijn bemiddeling afhankelijk stelt van de
voorwaarde dat bepaalde loonen zullen
worden betaald.
De tot nog toe gevolgde polit'ek der ar
beidsbeurzen heeft tot gevolg, dat geen
werk wordt verricht, waar werk verricht
kai: worden en dat de werkloozen hun
uitkeeringen blijven beuren. Door zich te
mengen in de arbeidsconflicten, waar zij
zich zoo gaarne buiten zagen gehouden,
hebben de arbeidsbeurzen zich tot een
speelbal gemaakt van allerlei politieke en
sociale hartstochten, get lige de interpella-
tie van den sociaal-democraat* Jansen in
den gemeanteraad te Eindhoven over de
houding der arbeidsbeurs in het geval
Picus.
Het wordt tijd, dat de regldnenaire
grondslagen van .de arbeidsb'etirzen gron-
dig worden herzien efn dat dit insljt iiut
zich in den vervolge sleichts tot zuiver
administratieve, registrgerende werkzaam
heden "zal bepaltn.
EEN VERGELIJK1NG MET 1871.
Als antwoord op een vergelijking door
de „Matin" .gemaakt tusschen de vlotte
betaling van de 5 milliard Fransche oor-
logsschuld in 1871 en de langzame afdoe-
ning der Duitsche herstelbetalingen, merkt
Theodor Wolff in het „Berl. Tbl." op,
dat van Frankrijk werden geeischt 5 mil
liard, van Duitschland 132 milliard i l goud.
Vijf milliard waren, toen de valuta het
springen nog niet had geleerd. vijf mil
liard. En het bedrag in papier van 132
milliard in goud is nfi't te berekenen.
Toen Frankrijk de 5 milliard moest op-
brengen had het een oorlog van enkele
maanden achter den rug. De oorlog kost-
te Frankrijk alles inbegrepen, ook het
materieele verlies van Elzas-Lotharingen,
iets meer dan 15 milliard. De oorlog van
1914 heeft langer dan vier jaar gecluurd.
Onze beste arbeidskracht is verhongerd.
Wij hebben het koper van de locomotie-
ven gescheurd, alle grondstoffen verbruikt
En op den dag van den wapenstilstand
hadden wij meer dan 100 milliard schulden.
Frankrijk verloor in 1871 alleen Elzas-Lo
tharingen, toen nog geen ontwikkeld
industrieel land. Wij zijn nu kwijt, be-
halve dat gebied, de Saarmijnen, Opper-
Silezie, Posen, Danzig, Frankrijk heeft
zijn handelsvloot gehouden in 1870. Wij
hebben schepen en waggons uitgeleverd.
En moeten in dure hotels den leden van
duizend commissies te eten geven.
i Om een halve cent.
TER NEUZEN, 22 Maart 1922.
CHR. GEREF. KERK.
Bedankt voor Veenendaal door Ds. L. de
Bruijne, te Zaamslag.
BEHOUD VAN HET GARNIZOEN IN
ZEELAND.
Door den gemeenteraad van Sas van Gent
werd 'met algemeene stemnjen besloten ad-
haesie te betuigen aan het pogen van het co-
mite tot behoud van het garnizoen in Zeeland,
door het zenden van een telegram aan H. M.
de Koningin en een aan Z. Ex. den Minister
van Oorlog.
MAATSCHAPP1J ZEELAND.
Naar wij vernemen zal de tegenwoordige
nachtdienst van de stoomvaart-maatschappij
Zeeland met ingang van 1 Juni worden ver
anderd in een dagdienst.
De booten zullen dan van Vlissingen naar
Harwich, in plaats van naar Folkestone ver-
trekken.
EEN ANGSTIGE NACHT.
Zaterdagmiddag gingen drie jongens met een
roeiboot van Zierikzee uit een tochtje maken.
Ze staken de Ooster-Schelde over, doch toen de
terugreis zou worden aanvaard, werden ze door
den sterken stroom meegesleurd, tot nabij het
z.g. Engelsche gat, waar ze de daargeleger
roode ton nog konden bereiken. Ze bevestigden
hun bootje daaraan en zagen zich genoodzaakt
zonder voedsel en in de koude, den geheeien
Zaterdagnacht op het water door te brengen.
Den volgenden morgen werden de jongens op-
gemerkt door de Prov. boot. Te Katsche veer
werd onmiddeilijk naar Zierikzee geseind waar
de jongens zich bevonden. Direct gingen eenige
mannen met de inklaringssloep naar buiten,
waar ze de jongens na eenigen tijd oppikten en
behouden aan wal brachten. Men kan zich de
vreugde der ouders voorstellen toen de jongens
weer aan wal stapten. Deze onvoorspoedige
zeereis zal wel niet spoedig worden overgedaan
en mag anderen tot vodrbeeld strekken.
(Z. N.)
ZAAMSLAG.
Een schuurtje, dienende voor tijdelijke stal
ling voor paarden, en staande op het bouwland
van den landbouwer S. de Klerk te Axel, ge-
legen bij den Molenweg, werd bij den jongsten
storm uit elkaar geslagen, zoodat de rieten kap,
sehier onbeschadigd kwam te staan, deels op
het bouwland en deels op voomoemden weg.
Zaterdag 11. is de geheele zaak door kwaar-
willigen in brand gestoken en totaal verbrand.
Van dader(s) is tot heden nog niets bekend.
MIDDELBURG.
Gisteravond is alhier op 61jarigen leeftijd
overleden de heer Jhr. Mr. E. A. O. de Casem-
broot. Hij was van 1892 tot 1921 lid der Prov.
Staten en van 1895 tot 1921 lid van Gedep.
Staten.
O.m. was hij eertijds voorzitter van den raad
van commissarissen van de P. Z. E. M. Hij was
ook kamerheer in buitengewonen dienst van
H. M. de Koningin en Ridder in de Orde van
den Ned. Leeuw.
Het was gisteren voor Zeeuwsch-Vlaanderen,
een dag van bijzonder gewicht, en wel omdat
de eerste steen werd gelegd voor de electrische
centrale, welke Zeeuwsch-Vlaanderen van elec-
trischen stroom voor licht en kracht zal voor
zien.
Als gastvrouwe bij deze plechtigheid trad op
do Prov. Zeeuwsche Electriciteitsmaatschappij
(de P. Z. E. M.) vertegenwpordigd door den
raad van commissarissen de heeren J. A. van
Rompu, Mr. P. Dieleman, Mr. F. J. Sprenger.
Mr A. A. de Veer en D. W. Lindenbergh, die
vergezeld waren van den secretaris, den heer
J. F. Magendans.
Tal van uitnoodigingen waren verzonden, be-
halve aan den Commissaris der Koningin, den
heer Jhr. Mr. J. W. Quarles van Ufford, die
zich bereid had verklaard de eerste steenlegging
te verrichten, aan alle leden der Provincial
Staten met den griffier, aan de gemeentebe-
sturen van de 19 gemeenten in Oostelijk- en de
16 gemeenten in Westelijk Zeeuwsch-Vlaande
ren, aan de burgemeesters van Vlissingen,
Goes, Middelburg en Zierikzee, daar deze ge
meenten aandeelhouders van de P. Z. E. M.
zijn, aan de hoofdingenieurs van den Rijks- en
den Prov. Waterstaat te Middelburg en aan de
ingenieurs daarvan te Ter Neuzen, aan den in-
genieur der domeinen te Middelburg. Ook wa
ren aanwezig de directeur, de ingerueur en de
hoofdboekhouder der P. Z. E. M., de architec
en de aannemer van het bouwwerk.
Bericht van verhindering was o.a. ingekomen
van den oud-president-commissaris, den heer
Jhr. Mr. E. A. O. de Casembroot, van den ad-
viseur der P. Z. E. M., prof. Feldman, van en
kele Statenleden en van een 3-tal gemeente-
besturen.
De heeren die van boven de Schelde kwam en
voeren des morgens 9.10 uur te Vlissingen a*
met het reservestoomschip van den Prov. diensi
op de Wester-Schelde, de gerestaureerde „Luc-
tor et Emergo'', die omstreeks half 11 uur de
nieuwe sluis alhier binnenvoer, alwaar een
groot aantal genoodigden uit Zeeuwsch- Vlaan
deren aan boord gingen.
Nadat was opgeschut, werd de tocht voort-
gezet door het kanaal, tot nabij Driekwan,
waar de van geplante palen wapperende vlag-
gen reeds van verre de plaats aanduiden, die
het doel was van den tocht. Nadat het stoom-
schip langs den wal was gemeerd, ging het ge-
zelschap aan wal, waar zij door den burge
meester van Westdorpe, den heer H. .T. var.
Waes, werden verwelkomd met de volgende
woorden
Excellence, Heer Commissaris der Koningin,
Heeren leden van Gedeputeerde en Provin-
ciale Staten,
Mijne Heeren!
In de eerste plaats wenseh ik Zijne Excel
lence, den heer Commissaris der Koningin, de
heeren leden van Gedeputeerde en Provinciale
Staten, alle overige heeren van het gezelschap
een hartelijk welkom toe in deze gemeente.
Dat Zijne Excellentie den heer Commissaris,
deze feestelijke bijeenkomst met zijne hooge
tegenwoordigheid heeft willen vereeren, stel ik
ten hoogste op prijs; immers, hierin zie ik wel
het duidelijkst bewijs, dat Uwe Excellentie de
electrificatie van Zeeuwsch-Vlaandereri een
warm hart toedraagt, dat Uwe Excellentie
deze streek zooveel in uw vermogen is zal wi1-
len steunen en bevorderen. Mijne Heeren, ik
druk dan ook den wensch uit, dat en industrle
en landbouw van de electrische centrale zullen
profiteeren, dat alle ingezetenen van Zeeuwsch-
Vlaanderen van deze nuttige instelling zullen
gebruik maken.
Mijne Heeren, nogmaals roep ik U alien he
hartelijk welkom in deze gemeente toe, en ik
druk den wensch uit, dat de electrische centraie
een zegen zij voor de gansche streek.
Men begaf zich hierop over de hulpbru-
over de waterleiding naar het terrein waar de
centrale reeds verrijst en waar de de plechtig
heid moest plaats hebben.
De heer Van Rompu, voorzitter van den raad
van commissarissen betrad hier het spreekge-
stoelte, en zeide het volgende:
Mijnheer de Commissaris der Koningin!
Mijne Heeren!
Het is den Raad van Commissarissen der
Provinciale Zeeuwsche Electriciteits-Maat-
schappij recht aangenaam en mij als zijn
Voorzitter en woordvoerder een bijzonder ge-
noegen U hier tegenwoordig te zien op een
tijdstip, dat in de geschiedenis der werk-
zaamheden onzer maatschappij niet zonder
beteekenis zal blijken te zijn.
Onze vennootschap immers is, na velerlei
moeilijkheden doorworsteld te hebben, thans
zoover gevorderd, dat zij het gebouw harer
centrale kan gaan optrekken, d.w.z. het huis
kan gereed maken, waarin de machtige ma
chines den stroom zullen opwekken, die ge-
heel Zeeuwsch-Vlaanderen van licht en kracht
zullen voorzien.
Commissarissen hebben gemeend, dat dit
tijdstip als aan'gewezen was", om de leden der
Provinciale Staten, het college, dat ons finan-
cieel tot dezen bouw in staat stelde, en de ge-
meentebesturen uit dit deel van Zeeland. die
naar wij vertrouwen straks onze stroomafne-
mers zullen zijn en propagandisten voor ons
bedrijf, hier bijeen te brengen in het hart van
onze onderneming, ten einde hun een blik te
gunnen op Wat onze maatschappij reeds deed
en straks zijn zal.
Daarbij behooren de hoofdambtenaren on
zer maatschappij, met name de directeur,' uit
den aard der zaak aanwezig te zijn, terwijl
ook de bij onze werken en plannen betrokken
hoofdambtenaren van Rijk en Provincie, wier
medewerking wij tot nu toe zoo ruimschoots
mochten ondervinden en op wie wij waar-
schijnlijk nog meermalen een beroep zullen
moeten doen, niet mogen ontbreken.
Ten slotte moest, meenden wij, ook de
Zeeuwsche pers vandaag naar Sas van Gem
geroepen worden; wij zelf zouden ons werk
in het algemeen en de gebeurtenissen van
heden in het bijzonder als onbelangriik be-
stempelen, indien wij haar niet in de gelegen
heid stelden van onzen arbeid kennis te nemen
en daarvan. te vertellen in hare organen. Zij
zal, naar wij mogen aannemen, ons hare on-
misbare medewerking gelijk voorheen ook In
de toekomst niet onthouden.
Mijne Heeren! het leggen van den eersten
steen van een lang gewenscht gebouw, zij het
den werkelijk eersten steen of den als sym-
bool bedoelden eersten steen, is een feeste
lijke, een plechtige handeling. die de betrok-
kenen met vreugde vervult; ik twijfel niet of
gij alien zult in de voldoening van commis
sarissen deelen, dat dit oogenblik thans voor
ons voor dit gebouw bereikt is.
Een bijzondere glans wordt aan die han
deling verleend waar zij door U, mijnheer de
Commisaris der Koningin in Zeeland, zal wor
den volvoerd. Uw sympa.thie, Uw warme be-
langstelling voor onzen arbeid zijn ons be
kend; dat daarvan ook thans wederom bliik
wordt gegeven stemt ons tot groote erkente-
lijkheid.
Ik veroorloof mij U uit te noodigen, de
-plechtige eerste-steenlegging van het gebouw
der Zeeuwsch-Vlaamsche electrische centrale
thans te willen verrichten.
De Commissaris der Koningin voldeed hier
op aan deze uitnoodiging, nam de troffel ter
hand en plaatste den gedenksteen, die in takeis
boven de plaats hing, waar zij in aen voorgevei
een plaats moest krijgen.
Deze hardsteenen gedenksteen is vervaardigd
bij de firma Renguet Co. te Middelburg, door
den steenhouwer de heer J. C. van Varik, die
ook het ontwerp, de teekening voor den steen
maakte. In verzilverde letters staat er op:
„De eerste steen van dit gebouw is op 21
Maart 1922 gelegd door Jhr. Mr. Quarles var.
Ufford, Commissaris der Koningin in Zeeland."
Vervolgens nam de Commissaris der Ko
ningin het woord en sprak als volgt:
In de eerste plaats mijn hartelijken dank
aan den Raad van Commissarissen der P Z
E. M. voor de uitnoodigjng tot het leggen 'van
uen eersten steen van het bouwwerk, hetwelk
hier straks zal verrijzen.
Die uitnoodiging heb ik dankbaar aanvaard.
De bouw van deze centrale is een feit van zoo
groote beteekenis voor Zeeland in 't algemeen
V('0', Zeeuwsch-Vlaari'Jeren ir, -t blonder
dat ik het ten zeerste toejuich, dat commis
sarissen der P. Z. E. M gemeend hebben ne-
,ye" rtagduksche besturen der gemeenten
m dit deel der provincie ook alle leden van het
OV' ^eKtuur tot deze plechtigheid te moeten
uit noodigen en mij als hunnen voorzitter ver-
zocht hebben door eene handeling mijnerzijds
myne daadwerkelijke medewerking te ver-
leenen aan de oprichting van het bouwwerk.
hetwelk licht en krach, aan een groot deel
onzer provincie en hare ingezetenen zal bren
gen.
Ik stel het zeer op prijs, dat ik niet alleen
door woorden, maar ook door eene daad heb
kunnen toonen, dat de uitvoering der elec-
triciteitsplannen, welke voor Zeeuwsch-
Vlaanderen zijn ontworpen, mijne voile in-
stemming heeft.
Reeds sedert meerdere jaren hebben de
Staten van Zeeland aan het vraagstuk der
electriciteitsvoorziening dezer provincie hunne
aandacht gewijd. Moge ik in 't kort U zjjnfe
geschiedenis in herinnering brengen.
Bij Statenbesluit van 17 Juli 1914 werd aan
t dagelijksch bestuur dezer provincie een
crediet van f 2500 toegekend voor een onder-
zoek naar de beste wijze om de provincie te
voorzien van electrischen stroom voor licht
en kracht.
Ged. Staten noodigden daarop Prof. Feld
man te Delft uit tot het uitbrengen van een
rapport, aan welke uitnoodiging deze hoog-
leeraar voldeed bij zijn zoo lezenswaardig en
duidelijk eindrapport van 17 April 1917,
waarin hij tot de conclusie kwam, dat er ook
voor deze provincie alle aanleiding was mede
te werken aan de oplossing van het vraag
stuk der electriciteitsvoorziening.
Het rapport van Prof. Feldman vond bij de
leden der Staten groote instemming. In de
zomerzitting van 1917 werd toch zonder hoof-
delijke stemming besloten deze aangelegen-
heid van provinciewege ter hand te nemen en
in goede banen te leiden, terwijl over den
vorm, waarin het zou geschieden en de ver-
dere wijze van uitvoering nader zou worden
beslist.
Dp Staten van Zeeland gaven derhalve toen
als hun oordeel te lcennen, dat de provincie
deze aangelegenheid onder hare machtsfeer
moest brengen. Het wil mij voorkomen, dat
daarbij als een der hoofdmotieven zal hebben
gegolden de omstandigheid, dat de provincie,
geen financieel voordeel op den voorgrond
plaatsende, ook de meer afgelegen deelen der
provincie met het kabelnet kan bereiken.
In de grootere plaatsen toch, waar veelal
industrie wofdt aangetroffen of waar het
aaytal inwoners zoodanig is, dat eene elec
trische installatie levensvatbaarheid heeft, zou
ook zonder hulp der provincie eene opwekking
en levering van electrischen stroom mogelijk
zijn. Men mag dus m.i. zeggen, dat vooma-
meiijk met 't oog op het platteland de povin-
cie het zich tot hare taak achtte en zich ge
roepen achtte handelend op te treden. Zooals
van zelf spreekt, zal intusschen eerst lang-
zamerhand tot de levering van stroom aan
alle plattelandsgemeenten kunnen worden
ovei gegaan en wel naar mate van de wensche-
lijkheid en de noodzakelijkheid daarvan aan
den dag treedt. Voorloopig kan m. i. worden
volstaan met eenige hoofdlijnen met de noo
dige aftakkingen. In de najaarszitting van
1918 werd aan de Staten de vraag voorgelegd
of den vorm, waarin de provincie hare mede
werking zou verleenen een privaatreehtelyke
dan wel een publiekrechtelijke zou zijn. Zon
der hoofdelijke stemming besloten de Staten
toen tot oprichting van eene naamlooze ven
nootschap. Als argumenten, welke tot die
keuze hebben geleid, zijn onder meer aange-
voerd de stroeve gang van zaken, welke de
publiekrechtelijke vorm medebrengt, en daar
tegenover de grootere lenigheid en soepelheid,
welke het kenmerk eener privaatrechtelijke
vennootschap zijn.
Het aandeelenkapitaal der vennootschap
werd by de statuten, welke in diezelfde zit-
ting van 1918 zyn medegedeeld en welke bij
Kon. besluit van 17 April 1919 zijn goedge-
keurd, gesteld op f 2.000.000, waarvan de
provincie 1996 aandeelen tot een bedrag van
1.996.000 voor hare rekening nam.
Bij die statuten werd ook eene regeling ge-
troffen, waarbij het zwaartepunt der heele
gestie gelegd werd bij het provinciaal bestuur.
Het is nog eene groote vreugde, dat ik heb
mogen ontwaren, dat heeren commissarissen
der maatschappij en in de allereerste plaats
de tegenwoordige president-commissaris
doordrongen zijn van de noodzakelijkheid
eener nauwe en goede samenwerkng tusschen
provincie en vennootschap.
Waar de vennootschap zal werken in hoofd-
zaak met de gelden, welke van provinciewege
worden beschikbaar gesteld, is eene dusdanige
hechte samenwerking m. i. een der hoofd-
vereischten voor een goeden gang van zaken.
De uitnoodiging, welke ik ontving voor den
dag van heden, wijst er m. i. ook op, dat com
missarissen der P. Z. E. M. stilzwijgend er-
kennen, dat al is om der wille der soepel
heid de vorm eener vennootschap gekozen
in werkelijkheid het de provincie is, welke
het heft in handen dient te houden.
Bij acte van 3 Mei 1919 werd de Naamlooze
Vennootschap Prov. Zeeuwsche Electr. Maat
schappij opgericht en aanstonds toogen com
missarissen en de directeur, die te voren als
electro technisch-ingenieur in dienst der pro
vincie was geweest, aan het werk hoopvol
en vol goeden moed, ter uitvoering van de op
de maatschappij rustende taak. In den aan-
vang ging alles vlot.
Reeds in den loop van Augustus 1919 wa
ren de plannen in concept gereed en na defi-
"nitieve vaststelling werden ze 16 Octobr 1919
ter kennis van den Minister van Waterstaat
gebracht met uitnoodiging tot een snelle uit
voering te willen medewerken. In die eerste
plannen was opgenomen de bouw eener pro
vinciale centrale te Middelburg. Wat Vlaan
deren betreft, strekte dat eerste ontwerp tot
het doen transporteeren van den stroom van
uit de centrale te Middelburg via Zuid-Beve-
land door waterkabels dwars door de Schelde
naar den Zeeuwsch-Vlaamschen oever. In
December 1919 kwam het teleurstellend ant
woord uit Den Haag. waarbij Z.Exc. te ken-
nen gaf met het denkbeeld eener nieuwe cen
trale te Middelburg niet te kunnen mstem-
men.
Nadat zoowel door Ged. Staten als commis
sarissen nogmaals een krachtig pleidooi had-
,den gehouden voor de wenschelijkheid der
ontworpen plannen. deelde Z.Exc. daarop In
April 1920 mede, dat op zijne medewerking
tot den bouw van een nieuwe electrische cen
trale niet kon worden gerekend. Z.Exc. de
Minister stelde zich daarbij op het standpunt
dat de stroomopwekking en het transport on
der hooge spanning bij het Rijk behooren te
worden gebracht en dus het staatsmonopolie
dienaangaande zich ook tot Zeeland zou uit-
strekken. Eenzelfde meening, was ook toege-
daan de Staatscommissie, ingesteld bij Mi-