rerNeuzsnscJuCourant
STP.IJJ) TSGEN MISBAAB.
Yrijdag 6 Jannari 1822. No. 7245.
FEUILLETON.
TWBBDB BL A ID.
96)' ii
Verschrikt vroeg de klerk:
Mijnheer, deert u iets? Bent u ziek?
Die vraag deed den detectieve Opsprin-
gen.
Ziek! Ziek! schreeuwde hij, terwijl hij
zich heftig met de vuist tegen het voor-
hoofd sloeg, och gave de heniel dat ik
ziek was
Toen snekle hij weer naar de deur waar-
door hij was binnengekomen, rukte deze
open en liep de gang in.
Daar ontmoette hij Castro, die met 4
trecien tegelijk de trap was opgevlogen.
Hij was even bleek en ontdaan aan Mil-
loc zelf en stamelde buiten adem:
Soufflard
Met half versmoorde stem bracht Milioc
uit:
Welnu Soufflard
Is niet meer in het restaurant.
w aar dan
Weg.
Hoe dan?
Ik weet het niet, Moulin noch ik hebben
hem zien heengaan en toch is hij er niet
meer.
Milioc slaakte een schille kreet, strekte
de armen uit en viel als een blok op de
trap neer.
XXI.
Het Ultimatum van Milioc.
Gedurende 5 minuten bleef Milioc in een
toestand die aan verstandsverbijstering
grensde, want hij wist niet meer waar hij
was, noch wat hij deed.
Castro nam hem onder de armen, hielp
hem de trap afdalen en bracht hem naar
buiten, waar de frisscfye lucht hem spoe
dig tot het bewustzijn terugriep.
Zijn eerste woorden waren:
SoufflardDe Bretonsche.
En eensklaps stond de toestand hem
weer in al zijn verschrikkelijkheid voor
oogen.
Weg! riep hij uit, samen weggegaan,
maar tfat is de dood van dat arme kind
en ik ben het die
Hij balde zijn vuisten in machtelooze
woede.
Maar eensklaps zich nog aan een laatste
hoop vastklemmend als een drenkeling aan
een stroohalm, hernam hij:
Neen, neen, dat is niet mogelijk, dat
kan niet waar zijn!
Hoe zouden zij kunnen heengegaan zijn
zonder dat wij hen zagen? Waren wij er
niet alien en hidden wij onze oogen niet
voortdurend gericht op de deur van het
huis, waar de notaris zijn kantoor heefi)
en Qp die van het restaurant? Het is on
mogelijk
Precies hetzelfde hebben wij ook tegen
elkaar gezegd, Moulin en ik en toch is
het zoo.
Ben je in het restaurant geweest?
Ja, tegelijkertijd dat u bij den notaris
naar binnen ging waarschijnlijk had u het-
zelfde angstige voorgevoel als wif.
En in het restaurant?
Was niemand meer.
Heb je naar hem gevraagd?
Zeker, ik vroeg naar den man, die was
binnengekomen en een varkenscoteletfce be-
steld had, want dati had ik in het voorbij-
gaan gehoord.
En?
Men antwoordde dat hij weg was.
Maar hoe kan dat?
Daar wilde ik ook naar vragen, toen ik
eensklaps aan u dacht en aan de Breton
sche, het slachtoffer, dat onder het mes
van Soufflard zou moeten vallen. Ik meen-
de dat wij daar het allereerst voor moesten
zorgen en daarom kwam ik hierheen, na
aan Moulin, die er ook bij gekomen was,
gezegd te hebben, dat hij den koefeier en
tegelijk de deur van het restaruant in het
oog moest houden.
Daar gaan wij nu het eerst heen, zeide
Milioc.
En hij verliet no. 32.
Op het trcftoir zagen zij Moulin staan en
den agent, dien hij had meegenomen.
Zij stonden voor het restaurant en Le-
mennier, de valsche koetsier, stond tius-
schen hen in, schijnbaar vrij, maar niette-
min hadden de beide politiemannen hem
in hechtenis genomen.
Milioc en Castro traden het restaurant
binnen.
De restaurateur en zijn vrouw zaten in
het buffet.
Beiden waren zeer zenuwachtig, want
zij begrepen wel, dat er iets ernstig ge-
beurde, al wisten zij niet •met! zekerheid
wat.
Zonder eenige inleiding zeide Milioc te
gen de vrouw:
Hier is ongeveer drie kwartier geleden
een man binnengekomen, niet waar?
Jawel, mijnheer, antwoordde de vrouw.
Die man is een misdadiger van de ge-
vaarlijkste soort, hij is een van de moorde-
naars der koopvrouw uit de rue du Temple.
De vrouw sloeg van schrik de handen
in elkaar en riep:
Heere-mijn-tijd
Hij werd in het oog gehouden en nage-
gaan door 4 ambtenaren van de politic,
die hem hier hebben zien binnengaan.
Jawel, mijnheer, dat is ook zoo.
Waar is hij nu?
Maar mijnheer, dat heb ik al aan dezen
heer hier gezegd: hij is heengegaan.
Dat is onmogelijk. Wij hebben met ons
vieren gezien dat hij hier binnentrad, wij
hebben aldoor naar de deur van uw in
richting gekeken en wij hebben er hem
niet uit zien komen.
Daarop antwoordde de restaurateur:
Dat wil ik wel gelooven, mijnheer, want
hij is ook niet door de deur aan de rue
de l'Echiquier heengegaan.
Milioc keek den man verbluft aan en
stamelde:
Wat zeg je? Wat bedoel je? Waar is hij
dan uitgegaan?
Aan de rue d'Enghien.
Dit antwoord was voor Milioc zoo ver-
verpletterend dat hij eenige oogenblikken
niet in staat was, om een woord te uiten.
Eindelijk vroeg hij met bevende stem:
Heeft uw huis dan nog een uitgang aan
de rue d'Enghien?
Ja, mijnheer, zooals de meeste huizen
aan de me de l'Echiquier.
Hiermee was alles opgehelderd.
Het was nu volkomen onmogelijk om er
nog langer aan te twijfelen.
Milioc droogde zijn voorhoofd af, dat
plotseling met zweet bedekt was en sta
melde:
Afschuwelijk
Evenwel hernam hij na een oogenblik:
Maar hoe wist die man, dat er een tWee-
de uitgang is?
Ohij is al meer hier geweest.
Wanneer?
Gisteravond.
Hoe laat?
Om 11 uur, hij bestelde een flesch wijn
en heeft geruimen tijd met mij zitten pra-
ten. Nu herinner ik mij ook dat hij gespro
ken heeft over dezen uitgang aan de rue
d'Enghien, dien hij waarschijnlijk gezien
had of althans vermoed dat er zoo iets we
zen moest.
Aan de goede trouw van den restaura
teur viel niet te twijfelen.
Milioc vroeg den uitgang te zien, die
in de rue d Enghien uitkwam.
De restaurateur wees hem die deur aan.
Nu eerst had hij de werkelijkheid voor
oogen.
Ik begrijp het, mompelde hij, die ver-
vloekte Soufflard heeft van vrouw Voilard
het adres van den notaris vernomen en
toen is hij gisteravond hier gekomen, om
het terrein te verkennen.
(Wordt vervolgd).
GEMEENTERAAD VAN TER NEUZEN.
VAN
Naar aanleiding van het in onze handen om
berieht en raad gestelde adres der vereeniging
tot Ziekenverzorging, alhier dd. 25 November
1921hebben wij de eer uwen raad het volgende
mede te deelen en naar aanleiding daarvan
het aan het slot vermelde ontwerp-besluit aan
te bieden.
Het adres geeft ons college aanleiding,
eenigszins uitvoerig het standpunt ten opzichte
▼an deze kwestie uiteen te zetten.
Al terstond merken wij daarbij op, dat het
college niet eenstemmig is in zijn oordeel.
De minderheid was van gevoelen, dat er geen
aanleiding bestaat op het in de November-
▼ergadering genomen besluit teriig te komen.
Wei waardeert de minderheid gaarne de hou-
ding van het bestuur, wanneer dit van oordeel
is niet te moeten veranderen van inzicht na de
genomen beslissing van den raad, maar had
dan liever gezien, dat het bestuur de zaak
gesteld had in handen van de vereeniging.
Handhaafde de vereeniging dan toch het in den
loop van dit jaar genomen besluit het be
stuur was dan volkomen gerechtvaardigd.
De meerderheid van het college wil dit laat-
ste niet ontkennen, maar daarmede is het zie-
kenhuis niet uit de moeilijkheid. Naar het oor
deel van de meerderheid is er nog wel een weg
te vinden om tot eene oplossing te komen.
Wie met eenige nauwlettendheid de bespre-
kingen heeft gevolgd, zal spoedig ontdekken
dat een tweetal punten, bij de bespreking niet
genoegzaam onder de aandacht zijn gekomen
en die nog wel emstige overweging verdienen.
De meerderheid van het college kan het zich
verklaren, dat het bestuur den eisch van den
raad niet heeft kunnen aanvaarden, omdat een
systeem dat nu na 20 jaren onbruikbaar bleek
en pas een half jaar door een nieuw is ver-
vangen, het tegen alle gewoonte indruischt dit
oude toch te willen handhaven, terwijl over
het nieuwe niet voldoende kan worden geoor-
deeld. Na de beslissing van den raad is door
enkelen de opmerking gemaakt, dat het be
stuur de leden der vereeniging tot een verga-
dering bijeen had kunnen roepen om eene uit-
spraak te doen. Het komt de meerderheid voor
dat het bestuur dit wel had kunnen doen, doch
dat het veeleer in de lijn lag dit niet te doen,
wij de verg-adering voor ongeveer vier maan-
den gehouden, met algemeene stemmen beslo
ten had de nieuwe regeling goed te keuren.
Ons dunkt het mag veeleer verwondering
wekken, dat toen het oordeel van den raad al-
gemeen bekend was geen enkel lid het initia-
tief heeft genomen voor het houden eener ver-
gadering, om tot intrekking van het genomen
besluit in de ledenvergadering, over te gaan.
Het is zeker niet gewaagd hieruit af te leiden,
dat de overgroote meerderheid der leden van
de vereeniging „Ziekenzorg" het standpunt van
het bestuur ten voile deelt, derhalve op het
besluit niet wenscht terug te komen en door
den raad zeker moet worden geeerbiedigd.
Thans een enkel woord over de door ons be-
doelde punten.
In de meergenoemde ledenvergadering is ge-
wezen op de onvoldoende salarieering van het
verplegend personeel. Het bestuur werd uit-
genoodigd hie^aan de noodige aandacht te
schenken. hetgeen geschied is bij de motivee-
ring van de vraag om een verhoogde subsidie.
Naar het ons voorkomt is bij de behandeling
van deze aanvragp daarop niet genoeg gelet.
De meerderheid is van oordeel, dat op de
salarieering van het personeel thans wel de
noodige aandacht mag worden gevestigd, nu
door de vele ziektegevallen. zooveel van het
personeel wordt gevraagd. Het bestuur achtte
eenige verbetering zeer noodzakelijk, wilde
daartoe gaarne overgaan, doch het kon alleen
wanneer de gemeente besloot tot eene hoogere
subsidie. De zaak is van te groot beiang en
van eene groote moreele beteekenis voor den
arbeid, om bestendigd te laten nu het ge-
meentebestuur dit in de hand heeft.
Wij vertrouwen, dat de raad zich ernstig zal
bedenken en gaarne overwegen op het besluit
terug te komen, wijl de raad naar ons oordeel
niet den schijn op zich wil laden en de ver
betering voor het pesoneel tegenhouden. En
de bestendiging van dezen bestaanden mis-
stand blijft voor een deel op den raad rusten
doer het genomen besluit met de' daaraan ge-
hechte voorwaarden.
Het tweede punt is van even emstigen aard.
Het betreft de bestrijding van besmettelijke
ziekten door ziekenhuisverpleging. De in ons
land heerschende typhus en aanverwante be
smettelijke ziekten nemen alsnog niet af. Hier
en daar komen deze dreigend naar buiten,
wat voor het gemeentebestuur krachtig op-
treden noodig maakt. in plaats van den band
met de vereeniging ,,Ziekenzorg" door te snij-
den, moet de raad er prijs op stellen alsnog in
goed contact te staan met de vereeniging.
Door het genomen raadsbesluit acht het be
stuur dat dit contact en terecht is ver-
broken.
De Inspecteur van de volksgezondheid dringt
er bij de gemeentebesturen op aan, een over-
eenkomst met de ziekenhuizen waar barak-
verpleging is te sluiten voor het hebben
van vrijbedden voor de opname van lijders aan
be. mettelijke ziekten. Wordt een dergelijke
overeenkomst niet getroffen dan wordt eene
eventueele verpleging van besmettelijke zie-
ken zeer kostbaar, zooal niet onmogelijk.
De raad kan zonder eenig bezwaar zonder
zich zelven te compromitteeren het eenmaal
genomen besluit herzien, wijl de mogelijkheid
niet is uitgesloten, dat bij nadere oveweging
van de bovenvermelde punten, de raad van in
zicht kan veranderen.
Ovemame van het ziekenhuis door de ge
meente moeten burgemeester en wethouders
ontraden. Het verdient in den tegenwoordi-
gen tijd geen aanbeveling- onnoodige uitgaven
voor te staan.
Hoewel de minderheid van ons college van
ooideel is, dat geen voorstel kan worden ge-
daan, oordeelt de meerderheid daarentegen dat
er alle aanleiding bestaat nogmaals eens rus-
tig te overwegen, na de vorenvermelde punten,
of de tijd niet gekomen is het bij de begro«
ting genomen besluit te herzien. De meerder
heid van burgemeester en wethouders geeft
daarom in overweging het volgende voorstel
aan te nemen:
1. Het besluit genomen in de raadsverga-
dering van 3 November 1921 in te trekken;
2. Een subsidie te verleenen aan de ver
eeniging ,,Ziekenzorgtot een bedrag van
5000 onder de na te noemen voorwaarden:
a. dat minstens de helft van de verhoogde
subsidie moet worden gebruikt voor de
verbetering van het salaris van het ver
plegend personeel;
b. de gemeente ten alien tijde te beschikken
heeft over een drietal bedden ter verple
ging van lijders aan besmettelijke ziekten
uit deze gemeente;
c. dat eene raadscommissie zal worden be-
noemd van drie leden, welke gedurende het
jaar 1922 of zoo noodig langer voeling
zal houden met het bestuur, over de wer-
king van het genomen besluit, betreffende
aanstelling van vaste geneesheeren.
Door burgemeester en wethouders is voorts
bij de stukken over deze zaak gevoegd een
schrijven van gedeputeerde staten van Zeeland,
dd 2 December 1921, luidende als volgt:
Wij doen u hierbij in afschrift toekomen een
uittreksel van een aan ons -college door den
Inspecteur van het Staatstoezicht op de Volks
gezondheid dr. D. J. Hulshoff Pol gericht
schrijven dd. 28 Nov. jl. Bedoelde Inspecteur
schrijft ons voorts-, dat men voor midden
Zeeuwsch-Vlaanderen een barak voor besmet
telijke ziekten heeft te Ter Neuzen, doch dat in
Oost Zeeuwsch-Vlaanderen al evenmin ge-
legenheid is ter verpleging van bedoelde soort
Ziehen. Ook hier is dus verpleging dringend
noodzakelijk.
Gaarne zullen wij, zoo mogelijk binnen eene
maand na verzending van dit schrijven, ver-
nerr.en, tot welke opmerkingen c.q. maatregelen
deze mededeelingen u aanleiding geven.
Het schrijven van den inspecteur voor de
volksgezondheid, den heer Hulshoff Pol, luidt
als volgt:
Ik neem de vrijheid het volgende onder de
aandacht van uw college te brengen:
In de maand October deden zich in de ge
meente Nieuwvliet een vijftal gevallen van een
ziekte voor, die klinisch alle verschijnselen
vertoonden van dysenterie, doch waarvan de
diagnose bacteriologisch niet kon worden vast-
gesteld. Drie van de vijf aangetasten overleden.
Daar ik vreesde, dat ook de anderen zouden
bezwijken, drong ik er op aan, dat zij in eene
ziekeninrichting ter verpleging zouden worden
opgenomen.
De particuljere inrichting te Aardenburg, die
besmettelijke zieken verplfegen kan, was ver-
plicht hoogere financieele eischen te stellen,
daar slechts zelcien van die zieken daarheen
worden opgezonden en dus extra-werkkrach-
ten moesten worden aangesteld. Daar twee
verpleegsters natuurlijk meer dan een zieke
kunnen verplegen, zouden de kosten uit den
aard der zaak voor het eeTSte geval zeer hoog,
voor elk volgend veel lager worden.
De ziekeninrichting te Oostburg is niet in-
gericht op verpleging van besmettelijke zieken
en kunnen die dan tudaar ook niet worden op
genomen.
Toen ik den geneesneer dan ook verzooht de
zwaar zieke in een ziekenhuis te doen op-
nemen, waren de eischen die door de inrichting
te Aardenburg werden gesteld zoo hoog, dat
daaraan niet kon worden voldaan, terwijl het
ziekenhuis te Oostburg bereid was hulp te
verleenen, wanneer geen kenmerk van besmet
telijke ziekte behoefde te worden aangebracht.
Waai de diagnose van bedoelde vrouw niet
zeker vaststond, kon op grond daarvan, door
laatstgenoemde inrichting hulp worden ver-
leend.
Ware de diagnose als zeker op dysenterie
gesteld, dan zou de zwaar zieke vrouw in hare
woning hebben moeten blijven en zou zij,
evenals haar drie kinderen, zeker overleden zijn.
Nu ontving ik kort geleden een schrijven
van een anderen geneesheer uit het aller
westelijkste gedeelte van Zeeuwsch-Vlaanderen,
die mij mededeelde, dat hij een zeer ernstig
geval van diphtheritus naar de ziekeninrichting
te Oostburg had vervoerd, doch dat men al-
daai en terecht emstige bezwaren ge
maakt had tegen de opname. Wel is het er
toe gekomen, doch zal een volgenden keer op
eene dergelijke inschikkelijkheid wel niet meer
gerekend mogen worden, wanneer tenminste
het kenmerk moet worden aangebracht, waar-
toe de wet verplicht.
Met verwijzing naar artikel 7 van de ge-
wijzigde wet op de besmettelijke ziekten van
4 December 1872, Staatsblad no. 134, roep ik
dringend uwe hulp in, opdat in dezen onhoud-
baren toestand verbetering komt en door alle
gemeenten in West-Zeeuwsch-Vlaanderen ge-
zamenlijk maatregelen getroffen worden, ten-
einde zorg te dragen voor een behoorlijke, van
gediplomeerd personeel voorziene inrichting
ter verpleging van besmettelijke ziekten.
Drie oplossingen zouden gevonden kunnen
worden.
a. De gemeenten gaan een contract aan
met het St. Janshuis te Aardenburg.
b. De gemeenten bouwen eene inrichting ter
verpleging van besmettelijke zieken en dragen
gezamenlijk de verpleegkosten.
c. de gemeenten bouwen een inrichting als
sub B en laten het exploiteeren door een be
staande ziekeninrichting, b.v. Oostburg en be
ta] en slechts eventueele verpleegkosten.
De oplossing sub A is waarschijnlijk de
goedkoopste, die sub B de duurste.
Ten slotte is omtrent deze zaak een schrijven
ingekomen van A. Spruitenburg, directeur-
geneesheer en bestuurslid van Ziekenzorg en
E. H. T. van Borssum Waalkes, vice-voorzit-
ter van Ziekenzorg, luidende als volgt:
Naar aanleiding van het ingekomen schrij
ven van het bestuur van Ziekenzorg te Ter
Neuzen, betreffende het niet aanvaarden van
de subsidie voor 1922. hebben de onderge-
teekenden de eer het volgende onder de aan
dacht van uw college te brengen:
Daar het besluit tot niet aanvaarden der
subsidie niet met algemeene stemmen genomen
is, is op voorstel der minderheid, met alge
meene stemmen besloten de zienswijze van de
minderheid aan den raad in bovengenoemd
schrijven mee te deelen. Volgens het bij u in
gekomen schrijven is dit niet gebeurd. Wij
zijn nu zoo vrij u eene nadere toelichting te
zenden. Van de acht bestuursleden waren op
de vergadering zes aanwezig, van deze zes wa
ren vier voor verwerping der voorwaarden,
twee voor aanneming, daar deze de overtui-
ging hebben, dat het ziekenhuis zich met een
subsidie van vijf duizend gulden bedruipen kan,
indien tenminste de vrije artsenkeuze weer
hersteld wordt. Van de' twee afwezige leden
was een voor de aanneming van de subsidie,
met inachtneming van de door den raad ge
stelde voorwaarden; van het andere afwezige
lid was niet bekend of hij voor of tegen de
aanvaarding was.
Het heeft ons verwonderd, dat de brief van
Ziekenzorg alleen maar was onderteekend door
den secretaris. Het komt ons toch gewenscht
voor, dat dergelijke belangrijke stukken worden
onderteekend door den voorzitter en den se
cretaris.
De heer DE BIDDER deelt naar aanleiding
van het schrijven der heeren Spruitenburg en
Van Borssum Waalkes mede, dat hij door uit-
stedigheid verhinderd was, de bewuste be-
stuursvergadering der vereeniging tot Zieken
verzorging bij te wonen, doch dat hij over deze
zaak met geen der bestuursleden die de min
derheid vormen, heeft gesproken en zij dus daar
aan niet het recht kunnen ontleenen, mede te
deelen, dat hij voor het aanvaarden der sub
sidie met de gestelde voorwaarde zou geweest
zijn, m. a. w., dat die mededeeling dus, in
dien de schrijvers er hem mede bedoelen, ge-
heel in strijd met de waarheid is, en hij daar-
tegen protesteert.
Hfj verklaart hier alsnog overtuigd te zijn,
dat, nadat de vroegere regeling is gebleken
financieelen achteruitgang van het ziekenhuis
ten gevolge te hebben gehad, de invoering van
den nieuwen maatregel noodzakelijk was en
dat men allereerst over eenige jaren ervaring
hieromtrent moet kunnen beschikken om er
een oordeel over te kunnen vellen en dat het
ook niet mogelijk is die nieuwe regeing in te
trekken, voordat men heeft kunnen nagaan
waartoe dit leidt.
Hij staat in deze dus geheel aan de zijde van
de meerderheid van het bestuur en kan zich
geheel met het voorstel van burgemeester en
wethouders vereenigen.
Wat de opmerking betreft, dat het bestuur
ahorens den brief te schrijven, de leden had
moeten raadplegen, merkt hij op, dat, toen de
vereeniging de laatste maal vergaderde, door
de leden geen enkele opmerking werd gemaakt
aan het bestuur en daaruit toch moet worden
afgeleid, dat de leden de handelwijze van het
bestuur goedkeurden.
Hij zou het verkeerd achten, indien de ge-
meenteraad het contact tusschen de vereeni
ging en de gemeente zou verbreken, zoowel met
het oog op de verpleging der patienten van het
Armbestuur als voor het beschikbaar hebben
van bedden ter verpleging van lijders aan be-
smettelijke ziekten.
Spreker kan niet anders, dan de aanneming
van het voorstel van burgemeester en wethou
ders met warmte aanbevelen.
De heer GEELHOEDT verklaart, dat de heer
De Ridder hier zoo onomwonden uiting aan zijn
meening heeft gegeven. Hij begrijpt niet, hoe
de heeren Spruitenburg en Van Borssum Waal
kes, die bij het ziekenhuis financieel belang-
hebbenden zijn, zich met dit schrijven tot den
gemeenteraad hebben durven richten. Nu de
heer De Ridder zich heeft verklaard, rest al
leen nog de heer Ribbens, die eveneens niet op
de bestuursvergadering aanwezig was. Spreker
heeft bij dezen gei'nformeerd, doch ook de heer
Ribbens verklaarde zich noch tegen den heer
Spruitenburg noch tegen den heer Waalkes te
hebben uitgelaten, dat hij van meening zou
zijn veranderd, en dat hij ook bovendien nog
geheel staat op het oorspronkelijk ingenomen
standpunt, dat hij in dit opzicht niet is ver
anderd.
De schrijvers moeten dus vermoedelijk ge-
droomd hebben, toen zij hun bewering neer-
schreven.
Wat hun verdere bemerking betreft, meent
hij, dat het geen pas geeft, om in een verzoek
aan den gemeenteraad te spreken van een
meerderheid en een minderheid, zoo iets doet
men wel, als een rapport wordt uitgebracht
en men eene conclusie uitbrengt. Ook de op
merking omtrent het alleen door den secretaris
onderteekenen van het verzoek heeft niets te
beteekenen, daar de voorzitter dikwijls uitste-
dig is en aan den secretaris opdracht was ge
geven tot uitvoering van het besluit. Formeel
kan daar niets tegen zijn.
Er blijft dus van het geheele schrijven der
heeren geen sikkepit over, daar de heeren De
Ridder en Ribbens nog op hetzelfde standpunt
staan.
De heer NOLSON: Mijnheer de voorzitter!
Ik wil beginnen met een woord van dank te
richten aan het bestuur en de leden van de
voetbalvereeniging ,,T. S. C." welke zoo spon-
taar en belangeloos zich er voor gespannen
heeft het Ziekenhuis ter hulp te komen voor
het verkrijgen van een lighal voor tuberculose-
patienten. Die poging is volkomen geslaagd.
Moge velen door die nieuwe inrichting gene-
zing en verbetering van hun ziekte vinden.
Ook een woord van hulde aan de Ter Neu-
zensche bevolking, welke, door hare vele bij-
dragen bewezen heeft, steeds veel te gevoelen
voor de lijdenden en ook veel te gevoelen
voor het ziekenhuis. Ook een hartelijk woord
van dank aan het muziekgezelschap voor hare
medewerking, en aan de dames die zich voor
het inzamelen van geldeit beschikbaar hebben
gesteld.
Wie zou na deze uiting der bevolking ten
gunste van het ziekenhuis durven beweren, dat
de zoo gewraakte bestuursmaafregel bij de
be\ olking ontstemming heeft gewekt?
Neen, mijnheer de voorzitter, de bevolking
is door die maatregel niet ontstemt, omdat ze
weet dat die genomen is en in het beiang der
zieken en in het beiang der inrichting. De
juist genoemde spontane hulpbetooning der be
volking bewijst genoeg, dat de overgroote
meerderheid onzer ingezetenen achter het Be
stuur staat.
Men heeft gezegd, het Bestuur had, alvo-
rens zijn laatste request aan den gemeenteraad
te zenden, de leden der vereeniging moeten
raadplegen, maar dat is geheel onjuist.
De algemeene vergadering der leden heeft
een paar maanden geleden het besluit van het
bestuur unaniem goedgekeurd. Het bestuur be
hoefde dus de leden niet meer te raadplegen.
Mocht het voorstel van burgemeester en
wethouders verworpen worden dan zal door het
bestuur de toestand aan de leden worden voor-
gelegcl en zullen die te beslissen hebben wat
gebeuren moet, ontbinding der vereeniging of
\oortzetting. Maar het huidige bestuur trekt
de gewraakte maatregel nu niet in.
Nu weet ik wel, dat gemakkelijk een ander
bestuur gevormd kan worden, dat misschien de
belangen der vereeniging beter behartigen zal,
maar mijnheer de voorzitter, men moet daar
toch niet te licht over denken, want elk nieuw
bestuur dat er komt zal zich voor zulke fi-
nantieele moeilijkheden geplaatst zien, dat zelfs
met de subsidie, bijna onoverkomelijk zullen
zijn, en ten slotte toch tot de grootste moei
lijkheden zullen leiden.
Laten de heeren nu niet denken, dat ik dit
zeg om stemming te wekken, maar aangezien
het de juiste toestand weergeeft, dient het
toch gezegd te worden.
Niemand uwer zal ontkennen, dat een zie
kenhuis in Ter Neuzen noodzakelijk is. Ver-
dwijning van de inrichting zou dan ook een
ramp voor de bevolking wezen. Reeds in de
raadsvergadering van 24 Januari 1901 werd
met algemeene stemmen op een na, besloten,
dat door de gemeente een ziekenhuis zou wor
den opgericht, daar de toenmalige raad zulks
noodzakelijk achtte. Dit is niet geschied, om-
dat door de nu bestaande vereeniging het
tegenwoordige ziekenhuis gesticht is geworden,
zoodat de gemeente van die taak ontlast werd.
Zeer zeker is zulks gedurende al die jaren
een groot finantieel voordeel voor de gemeente
geweest, wat men toch ook niet over het hoofd
mag zien.
Na 20 jaren ondervinding voert het bestuur
een nieuwe maatregel in, omdat tot dusverre
de finantieele uitkomsten van dien aard waren,
dat het zoo niet langer kon, en dat ook bleek'
dat bij de bestaande toestand men hoe langer
hoe meer tot desorganisatie van het zieken
huis kwam.
En wat vraagt nu het bestuur? Geeft ons
de subsidie, zonder welke wij niet kunnen be-
stastn, gedurende een jaar; blijkt dan dat de
nierwe maatregel niet deugt, dan zullen wij
die herzien.
Kan men redelijkerwijs tegen een dergelijke
proef zijn Men mag toch overtuigd zijn, dat
het bestuur alleen het beiang der inrichting en
der zieken op het oog heeft, en dat zij niet tot
die nieuwe maatregel overgegaan is, zonder
overtuigd te zijn, dat het voor het bestwil van
het ziekenhuis was!
Laten de heeren hun persoonlijk gevoelen
op zijde zetten, en waar ik overtuigd ben, dat
u alien het ziekenhuis wenscht in stand te
zien blijven, maakt het dan ook het Bestuur
mogelijk haar taak voort te zetten.
Ik wil nog even op een paar punten wijzen.
Uit het schrijven van den Inspecteur der Volks
gezondheid blijkt, dat deze er op aandringt,
dat door de gemeenten de noodige maatrege
len worden getroffen voor de verpleging van
besmettelijke ziekten.
Waar aan het ziekenhuis alhier een uitste-
kende barak verbonden is, ligt het toch voor de
hand, dat onze gemeente met het ziekenhuis
een overeenkomst treft.
Wordt door de gemeente geen subsidie rer-
leend, dan wordt de band met het ziekenhuis
verbroken, het gevolg zal dan ook zijn, dat de
patienten van het Burgerlijk Armbestuur het
voile tarief zullen moeten betalen, hetgeen voor
de gemeente een financieel nadeel wordt, en
anderzijds krijgt de gemeente geen beschikking
over eenige bedden voor besmettelijke zieken,
en zal de gemeente dus zelf op hare kosten
andere maatregelen moeten treffen.
Volgens art. 7 van de wet tegen besmettelij
ke ziekten bepalen gedeputeerde staten in wel
ke gemeenten een barak moet worden inge-
richt. Waar hier aan het ziekenhuis een barak
bestaat, zou het toch te betreuren zijn, dat die
inrichting opgeheven moet worden en de ge
meente dan verplicht wordt zelf een barak te
bouwen en het noodige personeel aan te stel
len.
Alles wijst er dus op, dat het beiang der
gemeente medebrengt, dat het ziekenhuis blijft
bestaan. Zulks is niet mogelijk zonder subsidie
en meen ik toch, dat een bestuursmaatregel
voor de gemeente geen aanleiding mag zijn
geen subsidie te verleenen, te meer waar het
bestuur bereid is de maatregel in te trekken,
indien blijkt, dat zij in het nadeel der inrich
ting werkt.
Mijnheer de voorzitter, het is nu de derde
maal, dat de ziekenhuis-kwestie ter sprake
komt. Straks zal beslist worden of het zieken
huis ten doode wordt opgeschreven of wel of
het door hulp van den gemeenteraad een tyd-
perk van bloei en ontwikkeling zal tegemoet
kunnen gaan, ten zegen van onze bevolking.
Moge door de beslissing van den raad het jaar
1922 voor het ziekenhuis zijn de aanvang van
een nieuw tijdperk. waarin het van finantieele
zorgen bevrijd, zich geheel kan wijden aan de
verpleging en genezing der zieken uit onze
gemeente.
Dringend beveel ik aanneming van het voor
stel van burgemeester en wethouders bij de
leden aan.
Spreker wijst er nog op, dat uit de woorden
van den heer De Ridder en de mededeeling van
den heer Geelhoedt omtrent de meening van
van den heer Ribbens reeds voldoende is aan-
getoond, dat het schrijven van de heeren Sprui
tenburg en Waalkes een onjuiste mededeeling
bevat. En waar zij schrijven. dat zii overtuigd
zijn. dat de exploitatie van het ziekenhuis met
eene subsidie der gemeente ad f 5090 goed kan
geschieden, merkt hij op, dat ook de meerder
heid van het bestuur diezelfde meening is toe-
gedaan en daarom aan den gemeenteraad ook
vraagt, haar die subsidie toe te kennen, zonder
daaraan de voorwaarde van vrije artsenkeuze
te verbinden.
Hij vraagt, laat het bestuur eens een jaar
voor proef onder de ingevoerde regeling wer-
ken, Hij kan verzekeren, dat, indien na dien
tijd blijkt, dat de maatregel niet is in het be
iang van het ziekenhuis, deze zal worden inge-
trokken.
Wat de verdachtmaking betreft, die gelegen
is in de opmerking, dat dit adres alleen door
den secretaris is onderteekend, spreker meent,
dat die opmerking hier in den gemeenteraad
geheel niet thuis hoort, doch dat dit een punt
zou zijn om te worden behandeld in de vergade
ring van het bestuur of del* leden van de ver
eeniging, maar daar steekt niets in, daar den
secretaris door de bestuursvergadering was op-
gedragen den brief te verzenden.
Spreker hoopt, dat de leden van den raad het
bestuur in staat zullen stellen eens een iaar op
proef te werken volgens de regeling die h. i.
in het beiang is van het ziekenhuis. Blijkt het
dan niet te voldoen. dan zal het bestuur dien
maatregel weer intrekken.
(Zie verder het Eerste Blad).
Vergadering van Donderdag 29 December 1921,
des namiddags 2 uur.
Voorzitter de heer J. Huizinga, burge
meester.
Tegenwoordig de leden: L. J. Geelhoedt, L.
T. van Hasselt, J. J. de Jager, D. Scheele, H.
J. van den Ouden, P. van Cadsand, R. G. K.
Nolson, G. de Ridder, F. B. G. de Meijer, H. J.
Colsen, N. A. Hamelink, P. C. Geensen en L.
J. van Driel.
(Vervolg).
4. Voorstel betreffende het adres d.d. 25/29
November j.l. van de vereeniging tot
Ziekenverzorging te Ter Neuzen.
In vie vorige vergadering werd in handen
gesteld van burgemeester en wethouders om
bencht en raad een adres van het bestuur der
Vereeniging tot Ziekenverzorging, waarin
wordt verzocht den eisch, verbonden aan het
verleenen eener subsidie van f 5000 (herstel-
ling van de vrije artsen-keuze), of, indien de
raad niet aan dat verzoek kan voldoen, het
ziekenhuis, in overeenstemming met art. 11 van
de statuten der vereeniging, om nader te be
palen voorwaarden en behoudens goedkeuring
van de leden der vereeniging te willen over-
nemen en voor gemeentelijke rekening te wil-
l«n exploiteeren.
Door burgemeester en wethouders is daar-
omtrent het volgende schrijven aan den raad