rerNeuzsnscJuCourant STP.IJJ) TSGEN MISBAAB. Yrijdag 6 Jannari 1822. No. 7245. FEUILLETON. TWBBDB BL A ID. 96)' ii Verschrikt vroeg de klerk: Mijnheer, deert u iets? Bent u ziek? Die vraag deed den detectieve Opsprin- gen. Ziek! Ziek! schreeuwde hij, terwijl hij zich heftig met de vuist tegen het voor- hoofd sloeg, och gave de heniel dat ik ziek was Toen snekle hij weer naar de deur waar- door hij was binnengekomen, rukte deze open en liep de gang in. Daar ontmoette hij Castro, die met 4 trecien tegelijk de trap was opgevlogen. Hij was even bleek en ontdaan aan Mil- loc zelf en stamelde buiten adem: Soufflard Met half versmoorde stem bracht Milioc uit: Welnu Soufflard Is niet meer in het restaurant. w aar dan Weg. Hoe dan? Ik weet het niet, Moulin noch ik hebben hem zien heengaan en toch is hij er niet meer. Milioc slaakte een schille kreet, strekte de armen uit en viel als een blok op de trap neer. XXI. Het Ultimatum van Milioc. Gedurende 5 minuten bleef Milioc in een toestand die aan verstandsverbijstering grensde, want hij wist niet meer waar hij was, noch wat hij deed. Castro nam hem onder de armen, hielp hem de trap afdalen en bracht hem naar buiten, waar de frisscfye lucht hem spoe dig tot het bewustzijn terugriep. Zijn eerste woorden waren: SoufflardDe Bretonsche. En eensklaps stond de toestand hem weer in al zijn verschrikkelijkheid voor oogen. Weg! riep hij uit, samen weggegaan, maar tfat is de dood van dat arme kind en ik ben het die Hij balde zijn vuisten in machtelooze woede. Maar eensklaps zich nog aan een laatste hoop vastklemmend als een drenkeling aan een stroohalm, hernam hij: Neen, neen, dat is niet mogelijk, dat kan niet waar zijn! Hoe zouden zij kunnen heengegaan zijn zonder dat wij hen zagen? Waren wij er niet alien en hidden wij onze oogen niet voortdurend gericht op de deur van het huis, waar de notaris zijn kantoor heefi) en Qp die van het restaurant? Het is on mogelijk Precies hetzelfde hebben wij ook tegen elkaar gezegd, Moulin en ik en toch is het zoo. Ben je in het restaurant geweest? Ja, tegelijkertijd dat u bij den notaris naar binnen ging waarschijnlijk had u het- zelfde angstige voorgevoel als wif. En in het restaurant? Was niemand meer. Heb je naar hem gevraagd? Zeker, ik vroeg naar den man, die was binnengekomen en een varkenscoteletfce be- steld had, want dati had ik in het voorbij- gaan gehoord. En? Men antwoordde dat hij weg was. Maar hoe kan dat? Daar wilde ik ook naar vragen, toen ik eensklaps aan u dacht en aan de Breton sche, het slachtoffer, dat onder het mes van Soufflard zou moeten vallen. Ik meen- de dat wij daar het allereerst voor moesten zorgen en daarom kwam ik hierheen, na aan Moulin, die er ook bij gekomen was, gezegd te hebben, dat hij den koefeier en tegelijk de deur van het restaruant in het oog moest houden. Daar gaan wij nu het eerst heen, zeide Milioc. En hij verliet no. 32. Op het trcftoir zagen zij Moulin staan en den agent, dien hij had meegenomen. Zij stonden voor het restaurant en Le- mennier, de valsche koetsier, stond tius- schen hen in, schijnbaar vrij, maar niette- min hadden de beide politiemannen hem in hechtenis genomen. Milioc en Castro traden het restaurant binnen. De restaurateur en zijn vrouw zaten in het buffet. Beiden waren zeer zenuwachtig, want zij begrepen wel, dat er iets ernstig ge- beurde, al wisten zij niet •met! zekerheid wat. Zonder eenige inleiding zeide Milioc te gen de vrouw: Hier is ongeveer drie kwartier geleden een man binnengekomen, niet waar? Jawel, mijnheer, antwoordde de vrouw. Die man is een misdadiger van de ge- vaarlijkste soort, hij is een van de moorde- naars der koopvrouw uit de rue du Temple. De vrouw sloeg van schrik de handen in elkaar en riep: Heere-mijn-tijd Hij werd in het oog gehouden en nage- gaan door 4 ambtenaren van de politic, die hem hier hebben zien binnengaan. Jawel, mijnheer, dat is ook zoo. Waar is hij nu? Maar mijnheer, dat heb ik al aan dezen heer hier gezegd: hij is heengegaan. Dat is onmogelijk. Wij hebben met ons vieren gezien dat hij hier binnentrad, wij hebben aldoor naar de deur van uw in richting gekeken en wij hebben er hem niet uit zien komen. Daarop antwoordde de restaurateur: Dat wil ik wel gelooven, mijnheer, want hij is ook niet door de deur aan de rue de l'Echiquier heengegaan. Milioc keek den man verbluft aan en stamelde: Wat zeg je? Wat bedoel je? Waar is hij dan uitgegaan? Aan de rue d'Enghien. Dit antwoord was voor Milioc zoo ver- verpletterend dat hij eenige oogenblikken niet in staat was, om een woord te uiten. Eindelijk vroeg hij met bevende stem: Heeft uw huis dan nog een uitgang aan de rue d'Enghien? Ja, mijnheer, zooals de meeste huizen aan de me de l'Echiquier. Hiermee was alles opgehelderd. Het was nu volkomen onmogelijk om er nog langer aan te twijfelen. Milioc droogde zijn voorhoofd af, dat plotseling met zweet bedekt was en sta melde: Afschuwelijk Evenwel hernam hij na een oogenblik: Maar hoe wist die man, dat er een tWee- de uitgang is? Ohij is al meer hier geweest. Wanneer? Gisteravond. Hoe laat? Om 11 uur, hij bestelde een flesch wijn en heeft geruimen tijd met mij zitten pra- ten. Nu herinner ik mij ook dat hij gespro ken heeft over dezen uitgang aan de rue d'Enghien, dien hij waarschijnlijk gezien had of althans vermoed dat er zoo iets we zen moest. Aan de goede trouw van den restaura teur viel niet te twijfelen. Milioc vroeg den uitgang te zien, die in de rue d Enghien uitkwam. De restaurateur wees hem die deur aan. Nu eerst had hij de werkelijkheid voor oogen. Ik begrijp het, mompelde hij, die ver- vloekte Soufflard heeft van vrouw Voilard het adres van den notaris vernomen en toen is hij gisteravond hier gekomen, om het terrein te verkennen. (Wordt vervolgd). GEMEENTERAAD VAN TER NEUZEN. VAN Naar aanleiding van het in onze handen om berieht en raad gestelde adres der vereeniging tot Ziekenverzorging, alhier dd. 25 November 1921hebben wij de eer uwen raad het volgende mede te deelen en naar aanleiding daarvan het aan het slot vermelde ontwerp-besluit aan te bieden. Het adres geeft ons college aanleiding, eenigszins uitvoerig het standpunt ten opzichte ▼an deze kwestie uiteen te zetten. Al terstond merken wij daarbij op, dat het college niet eenstemmig is in zijn oordeel. De minderheid was van gevoelen, dat er geen aanleiding bestaat op het in de November- ▼ergadering genomen besluit teriig te komen. Wei waardeert de minderheid gaarne de hou- ding van het bestuur, wanneer dit van oordeel is niet te moeten veranderen van inzicht na de genomen beslissing van den raad, maar had dan liever gezien, dat het bestuur de zaak gesteld had in handen van de vereeniging. Handhaafde de vereeniging dan toch het in den loop van dit jaar genomen besluit het be stuur was dan volkomen gerechtvaardigd. De meerderheid van het college wil dit laat- ste niet ontkennen, maar daarmede is het zie- kenhuis niet uit de moeilijkheid. Naar het oor deel van de meerderheid is er nog wel een weg te vinden om tot eene oplossing te komen. Wie met eenige nauwlettendheid de bespre- kingen heeft gevolgd, zal spoedig ontdekken dat een tweetal punten, bij de bespreking niet genoegzaam onder de aandacht zijn gekomen en die nog wel emstige overweging verdienen. De meerderheid van het college kan het zich verklaren, dat het bestuur den eisch van den raad niet heeft kunnen aanvaarden, omdat een systeem dat nu na 20 jaren onbruikbaar bleek en pas een half jaar door een nieuw is ver- vangen, het tegen alle gewoonte indruischt dit oude toch te willen handhaven, terwijl over het nieuwe niet voldoende kan worden geoor- deeld. Na de beslissing van den raad is door enkelen de opmerking gemaakt, dat het be stuur de leden der vereeniging tot een verga- dering bijeen had kunnen roepen om eene uit- spraak te doen. Het komt de meerderheid voor dat het bestuur dit wel had kunnen doen, doch dat het veeleer in de lijn lag dit niet te doen, wij de verg-adering voor ongeveer vier maan- den gehouden, met algemeene stemmen beslo ten had de nieuwe regeling goed te keuren. Ons dunkt het mag veeleer verwondering wekken, dat toen het oordeel van den raad al- gemeen bekend was geen enkel lid het initia- tief heeft genomen voor het houden eener ver- gadering, om tot intrekking van het genomen besluit in de ledenvergadering, over te gaan. Het is zeker niet gewaagd hieruit af te leiden, dat de overgroote meerderheid der leden van de vereeniging „Ziekenzorg" het standpunt van het bestuur ten voile deelt, derhalve op het besluit niet wenscht terug te komen en door den raad zeker moet worden geeerbiedigd. Thans een enkel woord over de door ons be- doelde punten. In de meergenoemde ledenvergadering is ge- wezen op de onvoldoende salarieering van het verplegend personeel. Het bestuur werd uit- genoodigd hie^aan de noodige aandacht te schenken. hetgeen geschied is bij de motivee- ring van de vraag om een verhoogde subsidie. Naar het ons voorkomt is bij de behandeling van deze aanvragp daarop niet genoeg gelet. De meerderheid is van oordeel, dat op de salarieering van het personeel thans wel de noodige aandacht mag worden gevestigd, nu door de vele ziektegevallen. zooveel van het personeel wordt gevraagd. Het bestuur achtte eenige verbetering zeer noodzakelijk, wilde daartoe gaarne overgaan, doch het kon alleen wanneer de gemeente besloot tot eene hoogere subsidie. De zaak is van te groot beiang en van eene groote moreele beteekenis voor den arbeid, om bestendigd te laten nu het ge- meentebestuur dit in de hand heeft. Wij vertrouwen, dat de raad zich ernstig zal bedenken en gaarne overwegen op het besluit terug te komen, wijl de raad naar ons oordeel niet den schijn op zich wil laden en de ver betering voor het pesoneel tegenhouden. En de bestendiging van dezen bestaanden mis- stand blijft voor een deel op den raad rusten doer het genomen besluit met de' daaraan ge- hechte voorwaarden. Het tweede punt is van even emstigen aard. Het betreft de bestrijding van besmettelijke ziekten door ziekenhuisverpleging. De in ons land heerschende typhus en aanverwante be smettelijke ziekten nemen alsnog niet af. Hier en daar komen deze dreigend naar buiten, wat voor het gemeentebestuur krachtig op- treden noodig maakt. in plaats van den band met de vereeniging ,,Ziekenzorg" door te snij- den, moet de raad er prijs op stellen alsnog in goed contact te staan met de vereeniging. Door het genomen raadsbesluit acht het be stuur dat dit contact en terecht is ver- broken. De Inspecteur van de volksgezondheid dringt er bij de gemeentebesturen op aan, een over- eenkomst met de ziekenhuizen waar barak- verpleging is te sluiten voor het hebben van vrijbedden voor de opname van lijders aan be. mettelijke ziekten. Wordt een dergelijke overeenkomst niet getroffen dan wordt eene eventueele verpleging van besmettelijke zie- ken zeer kostbaar, zooal niet onmogelijk. De raad kan zonder eenig bezwaar zonder zich zelven te compromitteeren het eenmaal genomen besluit herzien, wijl de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat bij nadere oveweging van de bovenvermelde punten, de raad van in zicht kan veranderen. Ovemame van het ziekenhuis door de ge meente moeten burgemeester en wethouders ontraden. Het verdient in den tegenwoordi- gen tijd geen aanbeveling- onnoodige uitgaven voor te staan. Hoewel de minderheid van ons college van ooideel is, dat geen voorstel kan worden ge- daan, oordeelt de meerderheid daarentegen dat er alle aanleiding bestaat nogmaals eens rus- tig te overwegen, na de vorenvermelde punten, of de tijd niet gekomen is het bij de begro« ting genomen besluit te herzien. De meerder heid van burgemeester en wethouders geeft daarom in overweging het volgende voorstel aan te nemen: 1. Het besluit genomen in de raadsverga- dering van 3 November 1921 in te trekken; 2. Een subsidie te verleenen aan de ver eeniging ,,Ziekenzorgtot een bedrag van 5000 onder de na te noemen voorwaarden: a. dat minstens de helft van de verhoogde subsidie moet worden gebruikt voor de verbetering van het salaris van het ver plegend personeel; b. de gemeente ten alien tijde te beschikken heeft over een drietal bedden ter verple ging van lijders aan besmettelijke ziekten uit deze gemeente; c. dat eene raadscommissie zal worden be- noemd van drie leden, welke gedurende het jaar 1922 of zoo noodig langer voeling zal houden met het bestuur, over de wer- king van het genomen besluit, betreffende aanstelling van vaste geneesheeren. Door burgemeester en wethouders is voorts bij de stukken over deze zaak gevoegd een schrijven van gedeputeerde staten van Zeeland, dd 2 December 1921, luidende als volgt: Wij doen u hierbij in afschrift toekomen een uittreksel van een aan ons -college door den Inspecteur van het Staatstoezicht op de Volks gezondheid dr. D. J. Hulshoff Pol gericht schrijven dd. 28 Nov. jl. Bedoelde Inspecteur schrijft ons voorts-, dat men voor midden Zeeuwsch-Vlaanderen een barak voor besmet telijke ziekten heeft te Ter Neuzen, doch dat in Oost Zeeuwsch-Vlaanderen al evenmin ge- legenheid is ter verpleging van bedoelde soort Ziehen. Ook hier is dus verpleging dringend noodzakelijk. Gaarne zullen wij, zoo mogelijk binnen eene maand na verzending van dit schrijven, ver- nerr.en, tot welke opmerkingen c.q. maatregelen deze mededeelingen u aanleiding geven. Het schrijven van den inspecteur voor de volksgezondheid, den heer Hulshoff Pol, luidt als volgt: Ik neem de vrijheid het volgende onder de aandacht van uw college te brengen: In de maand October deden zich in de ge meente Nieuwvliet een vijftal gevallen van een ziekte voor, die klinisch alle verschijnselen vertoonden van dysenterie, doch waarvan de diagnose bacteriologisch niet kon worden vast- gesteld. Drie van de vijf aangetasten overleden. Daar ik vreesde, dat ook de anderen zouden bezwijken, drong ik er op aan, dat zij in eene ziekeninrichting ter verpleging zouden worden opgenomen. De particuljere inrichting te Aardenburg, die besmettelijke zieken verplfegen kan, was ver- plicht hoogere financieele eischen te stellen, daar slechts zelcien van die zieken daarheen worden opgezonden en dus extra-werkkrach- ten moesten worden aangesteld. Daar twee verpleegsters natuurlijk meer dan een zieke kunnen verplegen, zouden de kosten uit den aard der zaak voor het eeTSte geval zeer hoog, voor elk volgend veel lager worden. De ziekeninrichting te Oostburg is niet in- gericht op verpleging van besmettelijke zieken en kunnen die dan tudaar ook niet worden op genomen. Toen ik den geneesneer dan ook verzooht de zwaar zieke in een ziekenhuis te doen op- nemen, waren de eischen die door de inrichting te Aardenburg werden gesteld zoo hoog, dat daaraan niet kon worden voldaan, terwijl het ziekenhuis te Oostburg bereid was hulp te verleenen, wanneer geen kenmerk van besmet telijke ziekte behoefde te worden aangebracht. Waai de diagnose van bedoelde vrouw niet zeker vaststond, kon op grond daarvan, door laatstgenoemde inrichting hulp worden ver- leend. Ware de diagnose als zeker op dysenterie gesteld, dan zou de zwaar zieke vrouw in hare woning hebben moeten blijven en zou zij, evenals haar drie kinderen, zeker overleden zijn. Nu ontving ik kort geleden een schrijven van een anderen geneesheer uit het aller westelijkste gedeelte van Zeeuwsch-Vlaanderen, die mij mededeelde, dat hij een zeer ernstig geval van diphtheritus naar de ziekeninrichting te Oostburg had vervoerd, doch dat men al- daai en terecht emstige bezwaren ge maakt had tegen de opname. Wel is het er toe gekomen, doch zal een volgenden keer op eene dergelijke inschikkelijkheid wel niet meer gerekend mogen worden, wanneer tenminste het kenmerk moet worden aangebracht, waar- toe de wet verplicht. Met verwijzing naar artikel 7 van de ge- wijzigde wet op de besmettelijke ziekten van 4 December 1872, Staatsblad no. 134, roep ik dringend uwe hulp in, opdat in dezen onhoud- baren toestand verbetering komt en door alle gemeenten in West-Zeeuwsch-Vlaanderen ge- zamenlijk maatregelen getroffen worden, ten- einde zorg te dragen voor een behoorlijke, van gediplomeerd personeel voorziene inrichting ter verpleging van besmettelijke ziekten. Drie oplossingen zouden gevonden kunnen worden. a. De gemeenten gaan een contract aan met het St. Janshuis te Aardenburg. b. De gemeenten bouwen eene inrichting ter verpleging van besmettelijke zieken en dragen gezamenlijk de verpleegkosten. c. de gemeenten bouwen een inrichting als sub B en laten het exploiteeren door een be staande ziekeninrichting, b.v. Oostburg en be ta] en slechts eventueele verpleegkosten. De oplossing sub A is waarschijnlijk de goedkoopste, die sub B de duurste. Ten slotte is omtrent deze zaak een schrijven ingekomen van A. Spruitenburg, directeur- geneesheer en bestuurslid van Ziekenzorg en E. H. T. van Borssum Waalkes, vice-voorzit- ter van Ziekenzorg, luidende als volgt: Naar aanleiding van het ingekomen schrij ven van het bestuur van Ziekenzorg te Ter Neuzen, betreffende het niet aanvaarden van de subsidie voor 1922. hebben de onderge- teekenden de eer het volgende onder de aan dacht van uw college te brengen: Daar het besluit tot niet aanvaarden der subsidie niet met algemeene stemmen genomen is, is op voorstel der minderheid, met alge meene stemmen besloten de zienswijze van de minderheid aan den raad in bovengenoemd schrijven mee te deelen. Volgens het bij u in gekomen schrijven is dit niet gebeurd. Wij zijn nu zoo vrij u eene nadere toelichting te zenden. Van de acht bestuursleden waren op de vergadering zes aanwezig, van deze zes wa ren vier voor verwerping der voorwaarden, twee voor aanneming, daar deze de overtui- ging hebben, dat het ziekenhuis zich met een subsidie van vijf duizend gulden bedruipen kan, indien tenminste de vrije artsenkeuze weer hersteld wordt. Van de' twee afwezige leden was een voor de aanneming van de subsidie, met inachtneming van de door den raad ge stelde voorwaarden; van het andere afwezige lid was niet bekend of hij voor of tegen de aanvaarding was. Het heeft ons verwonderd, dat de brief van Ziekenzorg alleen maar was onderteekend door den secretaris. Het komt ons toch gewenscht voor, dat dergelijke belangrijke stukken worden onderteekend door den voorzitter en den se cretaris. De heer DE BIDDER deelt naar aanleiding van het schrijven der heeren Spruitenburg en Van Borssum Waalkes mede, dat hij door uit- stedigheid verhinderd was, de bewuste be- stuursvergadering der vereeniging tot Zieken verzorging bij te wonen, doch dat hij over deze zaak met geen der bestuursleden die de min derheid vormen, heeft gesproken en zij dus daar aan niet het recht kunnen ontleenen, mede te deelen, dat hij voor het aanvaarden der sub sidie met de gestelde voorwaarde zou geweest zijn, m. a. w., dat die mededeeling dus, in dien de schrijvers er hem mede bedoelen, ge- heel in strijd met de waarheid is, en hij daar- tegen protesteert. Hfj verklaart hier alsnog overtuigd te zijn, dat, nadat de vroegere regeling is gebleken financieelen achteruitgang van het ziekenhuis ten gevolge te hebben gehad, de invoering van den nieuwen maatregel noodzakelijk was en dat men allereerst over eenige jaren ervaring hieromtrent moet kunnen beschikken om er een oordeel over te kunnen vellen en dat het ook niet mogelijk is die nieuwe regeing in te trekken, voordat men heeft kunnen nagaan waartoe dit leidt. Hij staat in deze dus geheel aan de zijde van de meerderheid van het bestuur en kan zich geheel met het voorstel van burgemeester en wethouders vereenigen. Wat de opmerking betreft, dat het bestuur ahorens den brief te schrijven, de leden had moeten raadplegen, merkt hij op, dat, toen de vereeniging de laatste maal vergaderde, door de leden geen enkele opmerking werd gemaakt aan het bestuur en daaruit toch moet worden afgeleid, dat de leden de handelwijze van het bestuur goedkeurden. Hij zou het verkeerd achten, indien de ge- meenteraad het contact tusschen de vereeni ging en de gemeente zou verbreken, zoowel met het oog op de verpleging der patienten van het Armbestuur als voor het beschikbaar hebben van bedden ter verpleging van lijders aan be- smettelijke ziekten. Spreker kan niet anders, dan de aanneming van het voorstel van burgemeester en wethou ders met warmte aanbevelen. De heer GEELHOEDT verklaart, dat de heer De Ridder hier zoo onomwonden uiting aan zijn meening heeft gegeven. Hij begrijpt niet, hoe de heeren Spruitenburg en Van Borssum Waal kes, die bij het ziekenhuis financieel belang- hebbenden zijn, zich met dit schrijven tot den gemeenteraad hebben durven richten. Nu de heer De Ridder zich heeft verklaard, rest al leen nog de heer Ribbens, die eveneens niet op de bestuursvergadering aanwezig was. Spreker heeft bij dezen gei'nformeerd, doch ook de heer Ribbens verklaarde zich noch tegen den heer Spruitenburg noch tegen den heer Waalkes te hebben uitgelaten, dat hij van meening zou zijn veranderd, en dat hij ook bovendien nog geheel staat op het oorspronkelijk ingenomen standpunt, dat hij in dit opzicht niet is ver anderd. De schrijvers moeten dus vermoedelijk ge- droomd hebben, toen zij hun bewering neer- schreven. Wat hun verdere bemerking betreft, meent hij, dat het geen pas geeft, om in een verzoek aan den gemeenteraad te spreken van een meerderheid en een minderheid, zoo iets doet men wel, als een rapport wordt uitgebracht en men eene conclusie uitbrengt. Ook de op merking omtrent het alleen door den secretaris onderteekenen van het verzoek heeft niets te beteekenen, daar de voorzitter dikwijls uitste- dig is en aan den secretaris opdracht was ge geven tot uitvoering van het besluit. Formeel kan daar niets tegen zijn. Er blijft dus van het geheele schrijven der heeren geen sikkepit over, daar de heeren De Ridder en Ribbens nog op hetzelfde standpunt staan. De heer NOLSON: Mijnheer de voorzitter! Ik wil beginnen met een woord van dank te richten aan het bestuur en de leden van de voetbalvereeniging ,,T. S. C." welke zoo spon- taar en belangeloos zich er voor gespannen heeft het Ziekenhuis ter hulp te komen voor het verkrijgen van een lighal voor tuberculose- patienten. Die poging is volkomen geslaagd. Moge velen door die nieuwe inrichting gene- zing en verbetering van hun ziekte vinden. Ook een woord van hulde aan de Ter Neu- zensche bevolking, welke, door hare vele bij- dragen bewezen heeft, steeds veel te gevoelen voor de lijdenden en ook veel te gevoelen voor het ziekenhuis. Ook een hartelijk woord van dank aan het muziekgezelschap voor hare medewerking, en aan de dames die zich voor het inzamelen van geldeit beschikbaar hebben gesteld. Wie zou na deze uiting der bevolking ten gunste van het ziekenhuis durven beweren, dat de zoo gewraakte bestuursmaafregel bij de be\ olking ontstemming heeft gewekt? Neen, mijnheer de voorzitter, de bevolking is door die maatregel niet ontstemt, omdat ze weet dat die genomen is en in het beiang der zieken en in het beiang der inrichting. De juist genoemde spontane hulpbetooning der be volking bewijst genoeg, dat de overgroote meerderheid onzer ingezetenen achter het Be stuur staat. Men heeft gezegd, het Bestuur had, alvo- rens zijn laatste request aan den gemeenteraad te zenden, de leden der vereeniging moeten raadplegen, maar dat is geheel onjuist. De algemeene vergadering der leden heeft een paar maanden geleden het besluit van het bestuur unaniem goedgekeurd. Het bestuur be hoefde dus de leden niet meer te raadplegen. Mocht het voorstel van burgemeester en wethouders verworpen worden dan zal door het bestuur de toestand aan de leden worden voor- gelegcl en zullen die te beslissen hebben wat gebeuren moet, ontbinding der vereeniging of \oortzetting. Maar het huidige bestuur trekt de gewraakte maatregel nu niet in. Nu weet ik wel, dat gemakkelijk een ander bestuur gevormd kan worden, dat misschien de belangen der vereeniging beter behartigen zal, maar mijnheer de voorzitter, men moet daar toch niet te licht over denken, want elk nieuw bestuur dat er komt zal zich voor zulke fi- nantieele moeilijkheden geplaatst zien, dat zelfs met de subsidie, bijna onoverkomelijk zullen zijn, en ten slotte toch tot de grootste moei lijkheden zullen leiden. Laten de heeren nu niet denken, dat ik dit zeg om stemming te wekken, maar aangezien het de juiste toestand weergeeft, dient het toch gezegd te worden. Niemand uwer zal ontkennen, dat een zie kenhuis in Ter Neuzen noodzakelijk is. Ver- dwijning van de inrichting zou dan ook een ramp voor de bevolking wezen. Reeds in de raadsvergadering van 24 Januari 1901 werd met algemeene stemmen op een na, besloten, dat door de gemeente een ziekenhuis zou wor den opgericht, daar de toenmalige raad zulks noodzakelijk achtte. Dit is niet geschied, om- dat door de nu bestaande vereeniging het tegenwoordige ziekenhuis gesticht is geworden, zoodat de gemeente van die taak ontlast werd. Zeer zeker is zulks gedurende al die jaren een groot finantieel voordeel voor de gemeente geweest, wat men toch ook niet over het hoofd mag zien. Na 20 jaren ondervinding voert het bestuur een nieuwe maatregel in, omdat tot dusverre de finantieele uitkomsten van dien aard waren, dat het zoo niet langer kon, en dat ook bleek' dat bij de bestaande toestand men hoe langer hoe meer tot desorganisatie van het zieken huis kwam. En wat vraagt nu het bestuur? Geeft ons de subsidie, zonder welke wij niet kunnen be- stastn, gedurende een jaar; blijkt dan dat de nierwe maatregel niet deugt, dan zullen wij die herzien. Kan men redelijkerwijs tegen een dergelijke proef zijn Men mag toch overtuigd zijn, dat het bestuur alleen het beiang der inrichting en der zieken op het oog heeft, en dat zij niet tot die nieuwe maatregel overgegaan is, zonder overtuigd te zijn, dat het voor het bestwil van het ziekenhuis was! Laten de heeren hun persoonlijk gevoelen op zijde zetten, en waar ik overtuigd ben, dat u alien het ziekenhuis wenscht in stand te zien blijven, maakt het dan ook het Bestuur mogelijk haar taak voort te zetten. Ik wil nog even op een paar punten wijzen. Uit het schrijven van den Inspecteur der Volks gezondheid blijkt, dat deze er op aandringt, dat door de gemeenten de noodige maatrege len worden getroffen voor de verpleging van besmettelijke ziekten. Waar aan het ziekenhuis alhier een uitste- kende barak verbonden is, ligt het toch voor de hand, dat onze gemeente met het ziekenhuis een overeenkomst treft. Wordt door de gemeente geen subsidie rer- leend, dan wordt de band met het ziekenhuis verbroken, het gevolg zal dan ook zijn, dat de patienten van het Burgerlijk Armbestuur het voile tarief zullen moeten betalen, hetgeen voor de gemeente een financieel nadeel wordt, en anderzijds krijgt de gemeente geen beschikking over eenige bedden voor besmettelijke zieken, en zal de gemeente dus zelf op hare kosten andere maatregelen moeten treffen. Volgens art. 7 van de wet tegen besmettelij ke ziekten bepalen gedeputeerde staten in wel ke gemeenten een barak moet worden inge- richt. Waar hier aan het ziekenhuis een barak bestaat, zou het toch te betreuren zijn, dat die inrichting opgeheven moet worden en de ge meente dan verplicht wordt zelf een barak te bouwen en het noodige personeel aan te stel len. Alles wijst er dus op, dat het beiang der gemeente medebrengt, dat het ziekenhuis blijft bestaan. Zulks is niet mogelijk zonder subsidie en meen ik toch, dat een bestuursmaatregel voor de gemeente geen aanleiding mag zijn geen subsidie te verleenen, te meer waar het bestuur bereid is de maatregel in te trekken, indien blijkt, dat zij in het nadeel der inrich ting werkt. Mijnheer de voorzitter, het is nu de derde maal, dat de ziekenhuis-kwestie ter sprake komt. Straks zal beslist worden of het zieken huis ten doode wordt opgeschreven of wel of het door hulp van den gemeenteraad een tyd- perk van bloei en ontwikkeling zal tegemoet kunnen gaan, ten zegen van onze bevolking. Moge door de beslissing van den raad het jaar 1922 voor het ziekenhuis zijn de aanvang van een nieuw tijdperk. waarin het van finantieele zorgen bevrijd, zich geheel kan wijden aan de verpleging en genezing der zieken uit onze gemeente. Dringend beveel ik aanneming van het voor stel van burgemeester en wethouders bij de leden aan. Spreker wijst er nog op, dat uit de woorden van den heer De Ridder en de mededeeling van den heer Geelhoedt omtrent de meening van van den heer Ribbens reeds voldoende is aan- getoond, dat het schrijven van de heeren Sprui tenburg en Waalkes een onjuiste mededeeling bevat. En waar zij schrijven. dat zii overtuigd zijn. dat de exploitatie van het ziekenhuis met eene subsidie der gemeente ad f 5090 goed kan geschieden, merkt hij op, dat ook de meerder heid van het bestuur diezelfde meening is toe- gedaan en daarom aan den gemeenteraad ook vraagt, haar die subsidie toe te kennen, zonder daaraan de voorwaarde van vrije artsenkeuze te verbinden. Hij vraagt, laat het bestuur eens een jaar voor proef onder de ingevoerde regeling wer- ken, Hij kan verzekeren, dat, indien na dien tijd blijkt, dat de maatregel niet is in het be iang van het ziekenhuis, deze zal worden inge- trokken. Wat de verdachtmaking betreft, die gelegen is in de opmerking, dat dit adres alleen door den secretaris is onderteekend, spreker meent, dat die opmerking hier in den gemeenteraad geheel niet thuis hoort, doch dat dit een punt zou zijn om te worden behandeld in de vergade ring van het bestuur of del* leden van de ver eeniging, maar daar steekt niets in, daar den secretaris door de bestuursvergadering was op- gedragen den brief te verzenden. Spreker hoopt, dat de leden van den raad het bestuur in staat zullen stellen eens een iaar op proef te werken volgens de regeling die h. i. in het beiang is van het ziekenhuis. Blijkt het dan niet te voldoen. dan zal het bestuur dien maatregel weer intrekken. (Zie verder het Eerste Blad). Vergadering van Donderdag 29 December 1921, des namiddags 2 uur. Voorzitter de heer J. Huizinga, burge meester. Tegenwoordig de leden: L. J. Geelhoedt, L. T. van Hasselt, J. J. de Jager, D. Scheele, H. J. van den Ouden, P. van Cadsand, R. G. K. Nolson, G. de Ridder, F. B. G. de Meijer, H. J. Colsen, N. A. Hamelink, P. C. Geensen en L. J. van Driel. (Vervolg). 4. Voorstel betreffende het adres d.d. 25/29 November j.l. van de vereeniging tot Ziekenverzorging te Ter Neuzen. In vie vorige vergadering werd in handen gesteld van burgemeester en wethouders om bencht en raad een adres van het bestuur der Vereeniging tot Ziekenverzorging, waarin wordt verzocht den eisch, verbonden aan het verleenen eener subsidie van f 5000 (herstel- ling van de vrije artsen-keuze), of, indien de raad niet aan dat verzoek kan voldoen, het ziekenhuis, in overeenstemming met art. 11 van de statuten der vereeniging, om nader te be palen voorwaarden en behoudens goedkeuring van de leden der vereeniging te willen over- nemen en voor gemeentelijke rekening te wil- l«n exploiteeren. Door burgemeester en wethouders is daar- omtrent het volgende schrijven aan den raad

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1922 | | pagina 5