Gedeelten van een vel naar evenredlg-
heid, m t dien verstande, dat gedeelten
van bladzijden voor vol worden gerekend
en dat voor elk stuk ten minste 10 cent
worde betaald.
"h. voor gedeeltelijk bedrukte stukken ondet
g bedoeld 20 cent boven het daarin ver.
melde tarief voor elke bladzijde waarin
bijvulling plaats heeft.
i. voor het verstrekken van afschriften van
in het gemeente-archief berustende stuk
ken, dagteekenende van voor 1848, wordt
een recht geheven van 4 cent voor elken
regel van minstens 12 lettergrepen.
j. voor inlichtingen uit de bevolkingsregis-
ters of de registers van den burgerlijken
stand:
a. voor eene inlichting 0.20
b. voor geregelde opgaven bij
abonnement tot een maximum van
1000 opgaven (berekend tegen 5
cent per inlichting) per jaar 50,
c. voor elke opgave boven 1000
voor iedere inlichting 0,05
k. voor het voltrekken van een huwelijk op
een anderen tijd of wijze als, ingevolge
artikel 4 der wet van den 23 April 1879
(Staatsblad no. 72), voor kostelooze hu-
welijksvoltrekkingen is bepaald:
a. wanneer die voltrekking op denzelfden
dag als hierboven bedoeld is, plaats
heeft j io
b. als die voltrekking op een an
deren dag verlangd wordt 40.
c. buiten het gemeentehuis van
personen, die niet onvermogend
zyn
50.
"V" W J
Art. 2. Boven de in het vorig artikel be-
doekle gelden moeten de belanghebbenden be-
talen de eventueel verschuldigde rechten van
zegel en registratie.
Art 3. Kosteloos worden afgegeven:
1°. alle stukken door onvermogenden in hun
persoonlijk belang, mits hiervan voldoen-
de blijkt, benoodigd.
2". attestation de vita tot ontvangst van
lijfrenten en ptnsioenen ten laste van den
staat en de Kolonien.
3 familieboekjes, uit te reiken bij gelegen-
heid van huwelijksvoltrekkingen.
Art. 4. Deze verordening treedt in werking
op 1 Januari 1922 of zooveel later als daarop
de Koninklijke goedkeuring zal zijn verkregen.
Op dat tijdstip vervalt de desbetreffende
verordening, vastgesteld den 13 November
1913.
Aldus vastgesteld door den raad der ge-
meente Ter Neuzen, in zijne vergadering van
De heer DE JAGER merkt op, dat deze
tarieven eenvoudig met 100 procent verhoogd
zijn. Hij acht dit in sommige gevallen voor de
personen die het betreffen kan wel eeniger
mat: bezwarend, b, v.. dat het legaliseeren van
handteekeningen 50 cent moet kosten, het kan
voorkomen, dat men voor een gpring belang
toch een legalisatie noodig heeft. Ook acht
hij de verhooging onder j, voor een abonnement
van 1000 inlichtingen uit de registers van den
burgerlijken stand of bevolkingsregister, die
aan de couranten gegeven worden, van f 25 op
f 50 een te groote verhooging, hij zou dat wil-
len laten zooals het is. Men kan natuurlijk
daarover verschillend oordeelen. Ook acht hij
de verhooging voor het sluiten van een huwe
lijk buiten de daarvoor bestemde dagen op f 40
wel wat hoog, nu is het wel waar dat men
als het goed gaat maar eens trouwt,
maar het kan toch ook voorkomen, dat het
iemand betreft, die zonder kapita'alkrachtig
te zijn, door particuliere omstandigheden ge°
noodzaakt is op een anderen dag te huwen
De heer HAMELINK wijst op de bewijzen
van goed gedrag; het komt voor, dat men
zonder werk zijnde, om naar een betrekking
te solliciteeren een bewijs van goed gedrag
noodig heeft. Het is wel eens voorgekomen
dat iemand er 12 tegelijk noodig had, dan
wordt dat a 30 cent voor zoo iemand ook een
bezwarende uitgaaf.
De heer De RIDDER acht het legaliseeren
van handteekeningen ten behoeve van men-
schen met een klein pensioen ook een bezwa
rende uitgaaf, hij zou die kosteloos willen
geven.
De VOORZITTER: Die worden kosteloos
uitgereikt voor de pensioenen van staat en
kolonien.
De heer DE RIDDER: Maar niet voor par
ticuliere verzekeringen.
De VOORZITTER erkent, dat dit niet ge-
schiedt, ook niet als het lijfrenteverzekeringen
betreft, maar dat komt niet zoo veelvuldig
voor. Waar dit een huffing betreft voor dien-
sten, die vanwege de gemeentesecretarie aan
de ingezetenen bewezen worden, hebben we
gemeend, dat dit tarief, dat zeker niet hooger
is dan op andere plaatsen, te mogen voorstel-
len. Over enkele onderdeelen valt te praten
De heer VAN DEN OUDEN maakt bezwaar
tegen de bepaling onder letter d, waaronder
ook de verklaringen vallen die zij wekelijks
noodig hebben die naar een andere plaats gaan
werken, om een werkmanskaart op den trein
te kunnen krijgen. Als die menschen iedere
week daarvoor 40 cent moeten offeren acht hij
dat te veel.
De VOORZITTER betoogt, dat daarvoor nu
20 cent betaald wordt. De menschen worden
nu ook zooveel mogelijk tegemoetgekomen,
door hen, als er meerderen bij 1 patroon wer
ken. op 1 lyst te zetten, waarvoor dan ook
maar 20 cent verschuldigd is. Deze verkla-
ring is niet overal noodig, maar de spoorweg-
maatschappijen alhier eischen het, en daarom
worden de menschen er aan geholpen. Vroeger
werd er zelfs een verklaring op zegel ge-
vraagd, maar dit heeft men er weten af te
krijgen. Indien de raad echter wenscht, dat
daarvoor niet betaald wordt, laat men dan een
amendement voorstellen, dat die verklaringen
gratis worden gegeven, dan hebben de betrok
kenen ook geen formaliteiten meer te vervul-
len om een bewijs van onvermogen te krijgen.
De heer VAN DEN OUDEN stelt dit dan
voor.
De heer HAMELINK wijst er op, nogmaals
op de duurte der certificaten van goed gedrag,
60 cent, die b.v. onderwijzers bij sollicitaties
moeten overleggen.
De heer VAN DEN OUDEN: Maar die
krijgen ze toch terug als ze niet benoemd
worden.
De VOORZITTER merkt op, dat ze daaraan
niets hebben, want die bewijzen moeten gelden
tot op datum, daar er natuurlijk na het af-
geven van de verklaring wel eens iets zou kun
nen gebeuren waardoor de verklaring niet
meer kon worden gegeven. Hij acht dit nu
echter voor deze categorie zoo geen bezwaar,
daar er toch niets tegen is, dat iemand die
solhciteert daarvoor eenige risico draagt.
De heer HAMELINK: Maar die stukken
moeten toch ook nog op zegel?
Dp VOORZITTER: Voor de onderwijzers
niet, bovendien begint men meer en meer een
andere methode te volgen bij het solliciteeren
men begint met per brief de aandacht op zich
te vestigen en als dan later blijkt, dat men
m aanmerking komt solliciteert men zoo
wordt
De heer HAMELINK: De Zegelwet ont-
doken!
De VOORZITTER kan dat niet toestemmen,
het is toelaatbaar. Bovendien geldt de zegel-
plicht ook maar voor betrekkingen met een
jaarwedde boven f 1000, die daar beneden ziin
vrrj. J
De heer HAMELINK: Maar die zijn er zoo
goed als niet meer.
Bij de artikelsgewijze behandeling stelt de
heer DE RIDDER voor, ook het legaliseeren
van handteekeningen voor particuliere pen
sioenen en lijfrenten vrij te stellen.
De VOORZITTER zegt, dat dit niet kan.
De heer HAMELINK stelt voor het onder c
bedoelde, de certificaten van gegoedheid en
goed gedrag in plaats van op 30 te stellen op
20 cent.
De heer VAN HASSELT: Ik stel voor 27%
cent.
De VOORZITTER meent, dat hier geen aan-
leiding behoeft te zijn om te marchandeeren.
Over het voorstel staken de stemmen met 6
tegen 6.
Voor stemmen de heeren Colsen, Hamelink,
Geensen, Van Driel, De Jager en Van den
Ouden, tegen de heeren Geelhoedt, Van Has-
selt, Van Cadsand, Nolson, De Ridder en De
Meijer.
Ten einde te voorkomen, dat de behandeling
der verordening moet geschorst worden nemen
burgemeester en wethouders het voorstel van
den heer Hamelink, om het recht op 20 cent te
bepalen over.
Met algemeene stemmen wordt aangenomen
het voorstel van den heer Van den Ouden om
te bepalen, dat aan het onder d bedoeld recht
niet onderworpen zijn de verklaringen ten be
hoeve van het verkrijgen van werkmanskaar-
ten op de treinen.
De heer DE JAGER stelt voor om het abon-.
nement voor het verkrijgen van 1000 inlich
tingen, bedoeld onder letter j te laten staan
op f 25.
Dit voorstel wordt verworpen met 7 tegen 5
stemmen.
Voor stemmen de heeren Hamelink, Geen
sen, Van Driel, De Jager en Van Cadsand;
tegen stemmen de heeren Colsen, Geelhoedt.
Van Hasselt, Van den Ouden, Nolson, De Rid
der en De Meijer.
De heer DE JAGER zou het beter achten,
dat het recht voor het sluiten van een huwe
lijk op een anderen dag, bedoeld onder k, let
ter b, werd gesteld op 25 in plaats van f 40.
De heer VAN DRIEL herinnert, dat het is
voorgekomen, dat mannen van de haring-
visscherij genoodzaakt waren op een anderen
dag in het begin der week te trouwen, omdat
ze op het eind der week naar zee moesten. Ze
hebben toen nog gevraagd het betaalde bedrag
terug te krijgen, doch dat is niet toegestaan,
op grond, dat de verordening dit niet toeliet!
Voor dezulken wordt f 40 toch zeker te veel.
De heer NOLSON acht geen termen voor
verandering aanwezig; het aangehaalde is een
uitzonderingsgevalHet meest voorkomende
zal zijn dat het personen betreft die het pret-
tiger vinden op een anderen dag te trouwen
en dan moeten ze er ook maar wat voor over
hebben. Men zal bij elke regeling wel uitzon-
deringsgevallen aantreffen en daar kan men
voor den regel toch geen rekening houden.
De heer DE JAGER geeft te kennen, dat er
weinig gebruik van gemaakt wordt.
De heer NOLSON meent, dat het misschien
mogelijk zou zyn, indien bleek, dat er werke-
lijk bezwaren zijn, om den gewonen dag af te
wachten
De VOORZITTER: Wie beoordeelt dat?
De heer NOLSON: De ambtenaar van den
burgerlijken stand!
De heer DE JAGER: Neen dank je, dan stel
ik voor te bepalen, dat afwijkingen kunnen
verleend worden onder goedkeuring van bur
gemeester en wethouders.
De VOORZITTER meent, dat dit niet mag
bepaald worden.
De heer HAMELINK meent, dat deze be
paling toch in de verordening gezet wordt met
het doel daaruit een opbrengst te verkrijgen
voor de gemeentekas, maar als men het recht
zoo hoog gaat stellen, dat niemand er gebruik
van maken kan, krijgt men ook geen geld in
het laadje.
Het voorstel-De Jager, om het bedrag op
f 25 te stellen, wordt verworpen met 7 tegen
5 stemmen.
Voor stemmen de heeren Hamelink, Geensen,
Van Driel, De Jager, Van Cadsand; tegen
stemmen de heeren Colsen, Geelhoedt, Van
Hasselt, Van den Ouden, Nolson, De Ridder,
en De Meijer.
De verordening wordt hiema met algemeene
stemmen vastgesteld.
de stoepen niet meer zijn uitgegeven, omdat
men het wenschelijk achtte ten alien tijde over
die stoepen te kunnen beschikken. Nu is wel
gezegd, dat alles duurder is geworden, maar
dat is toch met de stoepen niet het geval. De
kosten die aan het onderhoud der stoepen ver-
bonden zijn, komen ten laste der gebruikers
zelf. Hoofdzakelijk behooren de gebruikers to t
de arbeidende klasse, daar ze bijna uitsluitend
op het Dijkje en het Nieuwediep worden ge-
vonden.
De heer DE JAGER: In de Nieuwstraat ook.
De heer HAMELINK betoogt verder, dat de
menschen natuurlijk in de meening hebben
verkeerd, dat ze de stoepen, waaraan ze on-
kosten hebben gemaakt, ongestoord zullen kun
nen gebruiken. Ze hebben ze ook noodig, voor
het meerendeel om er hun blinden over te la
ten draaien, daar het aanbrengen van rollui-
ken nog meer zou kosten. Hij vindt het nu
niet billijk, dat het stoepengeld ineens met 200
procent wordt verhoogd. Hij stelt daarom voor
om het van 5 op 10 cent per M2. te verhoogen.
In de door hem genoemde straten geldt een
erfpachtsrecht van 7 of 8 cent en nu zouden
die stoepen 15 cent gaan kosten.
De VOORZITTER kan zich niet voorstellen,
dat men het voorgestelde bedrag te hoog vindt!
Toen de erfpachten werden herzien en ver
hoogd, heeft men het beter geacht de stoepen
niet meer in het erfpachtscontract te begrij-
pen. Men meende ook, dat het niet billijk was,
dat de stoepen, die feitelijk blijven voor alge-
meenen dienst, zouden komen onder het tarief
van de achterliggende woningc i, dat voor
sommigen nogal aamerkelijk hoog liep. In het
Nieuwediep is het 10, maar in de Nieuwstraat
26 cent per M2. Er zijn ook gronden van 15
cent en zelfs van 7 cent. Nu meenden burge
meester en wethouders met 15 cent per :,V?
zoo wat het gemiddelde bedrag van het tarief
der erfpachtsgronden te hebben voorgesteld.
Hij acht dat rationeel niet te hoog.
De heer HAMELINK merkt op, dat er heel
weinig personen uit andere buurten getroffen
worden, het zijn voornamelijk de kleintjes die
het zullen moeten betalen, hun erfpacht wordt
daardoor hooger. Hij stelt daarom een dub-
beltje per M2. voor.
De VOORZITTER deelt mede, dat burge
meester en wethouders dit voorstel overnemen.
De verordening wordt vastgesteld met alge
meene stemmen.
VERORDENING op de invordering van het
recht voor het in gebruik hebben van
gemeentegrond tot den gemeenen dienst
van alien bestemd, als stoep.
Art. 1. Het recht moet ieder jaar uiterlijk
op den 31sten December worden voldaan ten
kantore van den gemeente-ontvanger tegen
kwitantie.
Art. 2. De ingebruik genomen oppervlakten
worden door burgemeester en wethouders vast
gesteld.
Art. 3. De artt. 258-262 der gemeentewet
zijn op de invordering van dit recht van toe-
passing.
Art. 4. Deze verordening treedt in werking
gelijk met de verordening op de heffing, op
welk tijdstip vervalt de desbetreffende ver
ordening van 23 Juli 1914.
Deze verordening wordt vastgesteld met al
gemeene stemmen.
Burgemeester en Wethouders stellen voor
vast te stellen de volgende
Gedeelten van een uur worden voor een ge-
heel uur berekend.
VERORDENING op de heffing van begraaf-
en andere rechten, ingevolge de wet tot
vaststelling van bepalingen, betrekkelijk
het begraven van lijken, de begraaf-
plaatsen en de begrafenisrechten.
VERORDENING op de invordering van
rechten ter gemeente-secretarie geheven
onder den naam van leges.
Art. 1. De ten behoeve der gemeente ge
heven rechten onder den naam van leges zijn
verschuldigd bij de aanvrage van de stukken
of de werkzaamheden.
Zij moeten worden voldaan aan den com
mies ter secretarie, behalve die welke den
burgerlijken stand betreffen, welke laatste
aan den bezoldigden ambtenaar van den bur
gerlijken stand moeten worden betaald.
Art. 2. Als de belasting niet terstond met
juisthcid kan worden opgegeven, zal de be-
lastingschuldige moeten voldoen eene daar
voor approximatief te bepalen som, nader bij
de afgifte van het stuk te verrekenen.
Art. 3. Zoo noodig geschiedt de invordering
door den gemeente-ontvanger, overeenkomstig
de artikelen 258 tot en met 262 der gemeente
wet.
Art. 4. Voor den 15den van ieder kwartaal
moeten de ontvangen gelden door de in artikel
1 genoemde ambtenaren bij den gemeente-
ontvanger worden gestort.
A 5" Deze verordening treedt in werking,
tegelijk met de op heden vastgestelde ver
ordening op de heffing.
Op bedoeld tijdstip vervalt de desbetreffen-
verordening, vastgesteld den 13 November
Deze verordening wordt vastgesteld met
algemeene stemmen.
Burgemeester en wethouders stellen voor
vast te stellen de volgende
VERORDENING tot heffing van een recht
voor het in gebruik hebben van gemeen
tegrond tot gemeenen dienst van alien
bestemd, als stoep.
Art. 1 Er zal ten behoeve der gemeente
onder de benaming van stoepengeld een recht
worden geheven voor het in gebruik hebben
van gemeentegrond, tot den gemeenen dienst
van alien bestemd, als stoep, voor zoover die
niet m erfpacht is uitgegeven.
st°epengeld bedraagt jaarlijks vijftien
een M9r M2\mSenomen JVond; gedeelten van
bracht WOrden voor een M2- in rekening ge-
Het is verschuldigd door den eigenaar van
de woning het gebouw of getimmerte, waar*
len n n P.,1S £ele£en- L'Kt de stoep voor
ff1 ,°"be1bo1uwd Perceel, dan is het recht ver
schuldigd door den gebruiker van dat perceel.
Art. 2. Vergunningen tot het in gebruik
diW* Van gemeentegrond tot den gemeenen
tf I ru11 al,fn bestemd, als stoep worden
lmud^ verleend door burgemeester en wet-
waarden hen te stellen voor-
3' De ^ordering dezer belasting ge
schiedt overeenkomstig de verordening op de
invordering van heden.
H Ark DTeze verordening treedt in werking
den Isten Januan 1922 of zooveel later als
verkregerL k°ninklijke goedkeuring zal zijn
Op dat tijdstip vervalt de desbetreffende
verordening van 23 Juli 1914.
De heer HAMELINK merkt op, dat. indien
hy goed is mgehcht, door den gemeenteraad
bij een meuwe uitgifte van grond in erfpacht
Ail. 1. Tegen betaling van het hiema te
vermelclen recht wordt, voor zoover de ruimte
der begraafplaatsen zulks toelaat en onvermin-
derd de rechten, genoemd in de volgende ar-
tikelen, gelegenheid gegeven tot het verkrijgen
van het uitsluitend recht om lijken in een be
paald graf te doen begraven:
a. voor onbpaalden tijd en voor een graf-
ruimte ter lengte van 2 M. en ter breedte
van 0,80 M. op de- vakken der
le klasse /60; 2e klasse 40; 3e klasse f 25.
b voor den tijd van tien achtereenvolgende
jaren en voor een grafruimte van 2 M.
lengte en 0,80 M. breedte op de vakken
der:
le klasse f 16; 2e klasse f 12; 3e klasse 8.
Voor iederen vierkanten meter grafruimte
meer in gebruik genomen, wordt de helft van
den kostenden prijs, der in a of b genoemde
grafruimte, in rekening gebracht.
Gedeelten van een vierkanten meter wor
den als een vierkanten meter berekend.
Het recht in dit artikel bedoeld, geldt
.s echts zoolang de begraafplaats niet g'esloten
is verkaard, overeenkomsig art. 24 der wet
van 10 April 1869, staatsblad no. 65.
Ait. 2. Aan het uitsluitend recht om lijken
in een bepaald graf te doen begraven is ver-
bonden de bevoegdheid, onder inachtneming
der door burgemeester en wethouders te geven
voorschriften, tot het stichten van grafkelders
waarin desgewild 2 lijken boven elkaar kunnen
worden begraven, het plaatsen van gedenk-
teekenen, kruisen en zerken, het aanleggen
van graftuinen en het planten van boomen of
andere gewassen enz, een en ander binnen
de afmetmgen van het gekochte recht.
Art. 3. Er zal moeten worden betaald voor
het begraven van een lijk, in een grafruimte
van 2 M. lengte en 0,80 M. breedte op de vak
ken der:
le klasse /30; 2e klasse 15; 3e klasse f 3.
Voor de begraving van een kind, beneden
het jaar, in een grafruimte van 0,80 M. lengte
en 0.45 M. breedte wordt een vierde, voor die
van kinderen beneden de twaalf jaar, in een
grafruimte van 1,75 M. lengte en 0,75 M.
breedte, wordt de helft, van bovengenoemde
rechten gevorderd.
Voor een grootere grafruimte wordt, voor
arS rrkanten meer, een
achtste deel van bovengenoemde rechten go-
vorderd. 6
Art" 4',Voor het opgraven en overbrengen
van een lijk naar een ander graf op hetzelfde
va,k' of, °P een vak derzelfde klasse van een-
betaald 3afplaatS Za! f2° moeten worden
oor het opgraven en overbrengen van een
hjk van de eene begraafplaats naar de andere
is f 30 verschuldigd.
Ingeval het lijk wordt overgebracht naar een
graf op een vak eener klasse, waarvoor hoo-
gere begraafrechten verschuldigd zijn, zal te-
ve"s net verschil moeten worden bijbetaald.
Art. 5. Het recht is niet verschuldigd voor
het begraven van lijken van armen en onver
mogenden, wier erfgenamen tot betaling der
rechten met m staat worden geacht, zulks ter
beoordeehng van burgemeester en wethouders.
e y ken van armen en onvermogenden
worden in de 3e klasse begraven.
Voor onvermogend wordt nietgehouden zij
die hd waren van een begrafenisfonds.
Art. 6. Voor het begraven van een lijk bui
ten de by verordening bepaalde uren wordt
boven het gewone recht, een recht van f 20
v twin tig gulden) geheven.
Deze bepaling is niet van toepassing op de
lijken van Israelieten of van militairen noch
Jdfn uvan besmettelijke ziekten, noch wan
neer de begraving op last van het openbaar
gezag geschiedt.
o Art .7.: Voor het luiden der klok van de
Burgerlijke Gemeente (dat is de klok van het
stadhuis), gedurende de begrafenis, zal boven
het gewone recht, een recht van f 20 (twintig
gulden) geheven worden, voor ieder uur lui-
Art. 8. Voor het recht tot het plaatsen op
een graf binhen de verkregen grafruimte, van
een zerk, een gedenkteeken of een kruis wordt,
boven het gewone recht en onder inachtne
ming der door burgemeester en wethouders
te geven voorschriften, een recht geheven van
f 15.
Voor een boom, voor struiken of andere ge
wassen en kransen f 5.
Art. 9. Voor het inschrijven en overboe-
ken, in een daartoe bestemd register van het
verkregen uitsliiitend recht om lijken in eene
bepaalde grafruimte te doen begraven, zal
voor iedere boeking of overschrijding f 3 be
taald worden.
Art 10. Wanneer een rechthebbende niet
behoorlijk zorg draagt of doet dragen voor
eenig op een graf geplaatst voorwerp, dan zal
dit voorwerp op last van burgemeester en
wethouders worden opgeruimd of met den
grond gelijk kunnen worden gemaakt.
Art. 11. Het in onderhoud geven van een
graf, waaronder is te verstaan, het schoon-
houden van een graf en het onderhoud van
daarop staande boomen, bloemen en andere
beplantingen, kan alleen geschieden aan de
gemeente en minstens voor een tijdvak van 5
jaar, tegen eene jaarlijksche vergoeding van:
f 10 voor een graf in de le klasse; f 5
voor een graf in de 2e klasse en f 2,50 voor
een graf in de 3e klasse.
Evenzoo kan het in onderhoud geven var
grafsteenen alleen geschieden aan de gemeen
te en minstens voor een tijdvak van vijf jaar,
tegen eene jaarlijksche vergoeding van:
f 10 voor een monument, en 5 voor een ge
wonen grafsteen.
Art. 12. Het recht in art. 1 bepaald moet
betaald worden door hen die het daar bedoeld
uitsluitend recht verkrijgen. De rechten in artt.
3, 6 en 7 bepaald moeten betaald worden door
de erfgenamen van hen wier begrafenis het
geldt, of door hen die overeenkomstig de be-
staande wetten, tot het dragen der begrafenis-
kosten verplicht zijn.
De rechten in de artt. 4, 8, 9 en 11 bepaald
moeten door de verzoekers betaald worden.
Art. 13. De invordering dezer rechten ge
schiedt overeenkomstig de verordening op de
invordering van heden.
Art. 14. Deze verordening treedt in wer
king den lsten Januari 1922, of zooveel later
als daarop de Koninklijke goedkeuring zal zijn
verkregen.
Op dat tijdstip vervalt de desbetreffende
verordening van 23 Juli 1914.
De heer DE MEIJER uit zijne verwondering
over het voorstel van burgemeester en wet
houders. Aanvankelijk was door hen voorge
steld het tarief voor het begraven van lijken in
een bepaald graf, onder letter a bedoeld te
bepalen op 80, f 60 en f 40 en dat onder b op
f 25, 15 en f 10 en het gewone begraafrecht
genoemd in art. 3 op resp. f 50, f 25 en f 5.
Hoe komen ze nu tot deze cijfers? Hij zou
de hoogste klassen willen laten zooals aanvan-
delijk was voorgesteld, doch alleen het tarief
voor de laagste klasse verminderen.
Bij de behandeling van het voorstel betref-
fende het aanleggen der nieuwe begraafplaats
is gezegd, dat dit moest worden beschouwd als
een bedrijf, dat de kosten van onderhoud zou
dekken. Nu heeft bij de behandeling dezer hef
fing in de commissie de secretaris medege-
deerd, dat de onderhoudskosten der nieuwe be-
graafkosten der nieuwe begraafplaats zullen
bedragen f 2600 a 2700, terwijl volgens het
toen genoemde tarief de opbrengst maar f 1600
t°t f 1700 zou zijn. Dan kwam er dus al een
f 1000 tekort, maar dat wordt dan nu nog groo-
ter. Die regeling wijkt af van hetgeen vroe
ger is voorgespiegeld en is ook niet billijk
tegenover de Katholieken die nu de gemeente
reeds van een stuk van den grond ten prijze
van f 3000 en zelf voor de verdere inrichting
van hun begraafplaats hebben gezorgd.
Als de derde klasse blijft zooals nu is voor
gesteld en de tweede en eerste klasse zooals
vroeger is voorgesteld, blijven we meer in de
lijn.
De heer COLSEN sluit zich bij die woorden
aan, want als dat vooruit zoo gezegd was, had-
den we, zegt hij, daaraan onze stem niet kun
nen geven. Ook meen ik, dat deze verhooging
met mag drukken op de begraafplaats te Sluis-
kil, hetgeen uit dit voorstel voortvloeit. Daar
wordt thans reeds winst op behaald, en is dus
verhooging zeker niet noodig. Hij kan met het
voorstel niet meegaan, hij heeft destijds zijn
stem er voor gegeven omdat werd toegezegd,
dat met Sluiskil rekening zou worden gehou
den.
De heer HAMELINK kan zich vereenigen
met het bezwaar van den heer Colsen, voor de
begraafplaats te Sluiskil, ofschoon hij er toch
op moet wijzen, dat het voor de menschen te
Sluiskil een voorrecht is, dat ze die begraaf
plaats hebben, waardoor ze niet naar Ter Neu
zen behoeven te komen. Ware zulks niet het
geval, dan zouden ze toch ook van deze be
graafplaats gebruik moeten maken, die in ex-
ploitatie duurder moet uitkomen, omdat door
de vestiging der kom de daaromheen gelegen
gronden veel duurder zijn dan te Sluiskil.
Voorts betoogt spreker, dat er toch zoo geen
bezwaar tegen is, dat deze kosten voor een deel
ook door de gemeenschap zullen moeten wor
den gedragen. Het begraven van lijken is im-
mers een algemeen belang? Het is zelfs een
gebod. Wat het bezwaar betreft van den heer
De Meijer, dat zijn groep dan ook voor andere
groepen zal moeten betalen, daartegen wil hij
aanvoeren, dat het vermoedelijk ook wel zal
voorkomen, dat anderen mee helpen betalen
aan iets dat alleen de groep van den heer De
Meijer ten goede komt.
Als de tarieven hooger worden dan door bur
gemeester en wethouders voorgesteld, zullen
we, naar sprekers meening, nog verder van den
weg komen, door vermindering van ontvangst
omdat van de hoogere klassen geen gebruik
zal worden gemaakt. Het is wel jammer, dat er
ook na den dood nog klassen moeten b'estaan
maar dat is nu eenmaal zoo, die denkbeelden
bestaan. Indien men evenwel het begraven in
de 2e klasse op f 25 gaat stellen zullen velen
die er nu de voorkeur aan geven hunne dooden
to begraven in de 2e klasse daarvan afzien en
de 3e klasse kiezen.
De heer GEELHOEDT betoogt tegenover
heeren De Meijer en Colsen, dat nog niets be
hoeft te worden teruggenomen van de destijds
door hem geuite bewering, dat de begraafplaats
.zichzeK zou bedruipen. Men moet dat evenwel
niet aldus opvatten, dat de exploits,tie van be
gin af de volledige kosten zal dekken, t
gin af de volledige kosten zal dekken. Dat
komt eerst na verloop van jaren aan de ge
meente terug. Dat zal men bemerken als de
thans gesloten begraafplaats na verloop van
het bepaalde aantal jaren weer in gebruik kan
worden genomen. De begraafplaats kan ver-
schidende malen worden gebruikt, lang na-
het kapitaal is afgelost en dus ook geen rente
meer behoeft te worden betaald.
De heer COLSEN: Verschillende heeren heb
ben destijds gezegd, dat de begraafplaats zich
zelf zou moeten bedruipen.
De heer GEELHOEDT houdt vol, dat dit ook
geschieden zal.
De heer NOLSON meent, dat het maar moei-
lijk is, om een begrooting op te maken van een
begraafplaats, daar er van de uitkomst veel
afhangt, hoeveel menschen er dood "'aan er
als de tarieven nu zoodanig zijn, dat er uit-
zicht op is, dat deze zichzelf na verloop ver J
zal kunnen bedruipen. is er tePh mete tegen.
H>i gelcoft niet, dat de tarieven ncg boven de
door burgemeester en wethouders voorgestelde
bedragen kunnen verhoogd worden, zonder tot
nadeel te strekken voor de gemeente. Hij acht
dat totaal onmogelijk.
Wat hem betreft, zouden er ook geen klas
sen behoeven te zijn, maar het is de eenige weg
om van de begraafplaats een hoogere opbrengst
te kunnen krijgen.
Hij zou in elk geval het resultaat van deze
verordening eens willen afwachten en sluit
zich aan by de cijfers van burgemeester en
wethouders.
Uit een mededeeling van den secretaris blijkt,
dat in het voor onkosten geraamde bedrag van
f 2600 tot f 2700 alleen zijn berekend de gewone
onderhoudskosten, de jaarwedde van een amb
tenaar en rente, geen aflos, daar bij aflossing
het bezit der gemeente toneemt.
De heer COLSEN komt nu weer terug op
de begraafplaats van Sluiskil, die winst ople-
vert en nu gelooft hij toch niet dat het aangaat
om de menschen van Sluiskil meer te laten
betalen om hier een mooi kerkhof te hebben.
De VOORZITTER betoogt, dat van de be
wering, dat de begraafplaats zichzelf zou moe
ten bedruipen nog niets behoeft te worden
teruggenomen.
De kosten van exploitatie bedragen pl.m.
f 2800, terwijl de opbrengst volgens de thans
voorgestelde tarieven ongeveer f 1600 zal be-
loopen. De heer De Meijer moet niet verge*
dat de aflossing maar 33 jaren loopt. Na dien
tijd verminderen dus de uitgaven, doch de in-
komsten blijven dezelfde. Strikt genomen mag
de heer De Meijer gelijk hebben, doch feite!
voelt ieder, dat op den duur de kostprijs wordt
ontvangen. En nu moge het bedrag de aflos
sing bij de kosten niet berekend zijn, men ver-
gete niet, dat de gemeente eigenares wordt van
het terrein.
Juist is het, wat de heer Geelhoedt betoog-
de, dat de begaafplaats meermalen kan worden
gebruikt. Na 10 jaren mag er weer in de gra
ven geroerd worden en kan dezelfde grond op-
nieuw worden gebruiktt. Men moet er rekening
medehouden, dat men niet alleen de opper-
vlakte der begraafplaats bezit, doch dat deze
minstens wel viermaal grooter is, en als we
dan een 60 jaar verder zijn, zullen de uitgaven
meer gedekt zyn.
Van de le klasse wordt zeer weinig
gebruik gemaakt. Verhooging van dat bedrag
zou dus niet veel baten, en ook speker ar"
verhooging voor de 2e klasse niet gewenscht,
terwijl de heer De Meijer zelf de 3e klasse
ook zoo wil behouden.
Maar, mocht inderdaad blijken, dat een an
dere regeling mogelijk is, dan is er toch geen
bezwaar tot wijziging en heeft men door
varing een goeden basis om op voort te werken.
Spreker meent ook, dat de Katholieken hierin
een goede regeling kunnen aantreffen voor
hunne begraafplaats.
Spreker voelt voor het bezwaar van den heer
Colsen, ten opzichte van Sluiskil en geeft hem
in overweging een amendement voor te stel
len, dat voor Sluiskil slechts 75 van de
voorgestelde rechten zullen moeten betaald
worden.
Hij stemt met de heeren Geelhoedt en Hame
link in, dat in de toekomst uit deze uitgaven
inkomsten voortspruiten en dat het ook een
zaak is van algemeen belang.
De heer DE MEIJER begrijpt maar niet.
hoe burgemeester en wethouders dan eerst aan
die hoogere cijfers zijn gekomen. Hebben ze
er dan eerst een slaatje uit willen slaan?
De VOORZITTER verklaart, dat burgemees
ter en wethouders aanvankelijk eenigszins on
der de suggestie verkeerden van het standpunt
van den heer De Meijer, maar later tot een
ander inzicht kwamen.
De heer DE MEIJER: Maar waarom het
tarief dan aanvankelijk zooveel hooger ge
steld
De VOORZITTER: Zooals ik zeide, door de
met u gehouden besprekingen, dat de zaak
zich van af den aanvang moest bedruipen en
toen hebben we getracht het daarheen te lei-
den, doch kwamen dan tot bedragen van
een som waar niemand over denkt om die vast
te stellen. Voor de volgende klasse zou het
dan 40 moeten geworden zijn, doch dan zou
het aantal begravingen daar niet groot zijn.
Er werden in de laatste 12 jaren gemiddeld
8 lijken begraven in de le, 89 in de 2e en 45
in de 3e klasse. In 1916 was dit resp. 16, 41 en
47, in 1917 7, 41 en 48, in 1918 9, 45 en 59 in
1919 2, 41 en 33, in 1920 5, 40 en 34.
Als ik nu mag opmerken, dat daaronder ook
nog begrepen zijn de begravingen op de R. K.
begraafplaats, dan behoef ik wel niet te zeg-
gen, dat, nu de splitsing heeft plaats gehad,
dat aantal nog minder van invloed zal zijn.
De heer DE MEIJER: U kunt mij toch niet
overtuigen.
De VOORZITTER kan dit jSet helpen.
De heer COLSEN zou het voor Sluiskil wil
len laten zooals het is.
De VOORZITTER heeft een weg gewezen
om dat ongeveer te bereiken, men kan geen
2 verordeningen gaan maken.
De heer COLSEN stelt dan voor Sluiskil
75 V van dit tarief te berekenen.
De heer DE JAGER voelt eenerzijds wel voor
dat voorstel, maar moet er toch op wijzeiy dat
de gemeenteraad de bevolking van Sluiskil is
tegemoetgekomen door aldaar een begraaf
plaats aan te leggen. Dat is voor hen een voor-
deel, omdat ze niet naar hier behoeven te ko
men. Was zulks niet het geval, dan zouden
ze toch ook naar hier moeten komen en het
zelfde tarief betalen. Dat mag toch ook wel
even onder de oogen worden gezien.
Het amendement van den heer Colsen, be-
treffende 75 van het tarief te berekenen
voor Sluiskil, wordt aangenomen met 11 tegen
2 stemmen.
Voor stemmen de heeren Colsen, Hamelink,
Geensen, Geelhoedt, Van Hasselt, Scheele, Van
den Ouden, Van Cadsand, Nolson, De Ridder
en De Meijer; tegen stemmen de heeren Van
Driel en De Jager.
Deze wyziging zal gelden zoowel voor het
tarief bedoeld in art. 1 als in art. 3.
Artikel 1 wordt hierna aangenomen met 9
tegen 4 stemmen.
Voor stemmen de heeren Hamelink Geensen
Van Driel, Geelhoedt, Van Hasselt, De Jager'
Van den Ouden, Nolson en De Ridder; tegen
stemmen de heeren Colsen, Scheele, Van Cad
sand en De Meijer.
De heer HAMELINK acht het recht onder
art. 8 bedoeld, 15 voor het plaatsen van een
kruis of een steentje nog al hoog, evenals 5
voor een krans of boompje. Hij zou daarvoor
5 en 2,50 voldoende vinden.
De heer DE RIDDER meent, dat men het
zou kunnen splitsen, voor een zerk of voor
kruisen en planten.
De VOORZITTER acht dat van weinig be-
teekeijis, er wordt weinig gebruik gemaakt
van het aanbrengen van zerken.
Het voorstel van den heer Hamelink, om in
artikel 8 in plaats van 15 en f 5 te lezen
f 5 en f 2.50, wordt aangenomen met 12 stem-
men tegen 1.
Voor stemmen de heeren Colsen, Hamelink,
Geensen, Van Driel, Geelhoedt, Van Hasselt
De Jager. Scheele, Van den Ouden, Van Cad
sand en De Ridder; tegen stemt de heer Nol-
De heer DE JAGER vraagt, naar aanleiding
van art. 8, wat verstaan wordt onder een
„monument".
De VOORZITTER dat doelt natuurlijk op
iets dat grootsch is, en meer dan een eenvou-
dige zerk of krans.
De verordening wordt aangenomen met" al
gemeene stemmen.
(Zie vrdei
het Eerste Blad).