Gedeelten van een vel naar evenredlg- heid, m t dien verstande, dat gedeelten van bladzijden voor vol worden gerekend en dat voor elk stuk ten minste 10 cent worde betaald. "h. voor gedeeltelijk bedrukte stukken ondet g bedoeld 20 cent boven het daarin ver. melde tarief voor elke bladzijde waarin bijvulling plaats heeft. i. voor het verstrekken van afschriften van in het gemeente-archief berustende stuk ken, dagteekenende van voor 1848, wordt een recht geheven van 4 cent voor elken regel van minstens 12 lettergrepen. j. voor inlichtingen uit de bevolkingsregis- ters of de registers van den burgerlijken stand: a. voor eene inlichting 0.20 b. voor geregelde opgaven bij abonnement tot een maximum van 1000 opgaven (berekend tegen 5 cent per inlichting) per jaar 50, c. voor elke opgave boven 1000 voor iedere inlichting 0,05 k. voor het voltrekken van een huwelijk op een anderen tijd of wijze als, ingevolge artikel 4 der wet van den 23 April 1879 (Staatsblad no. 72), voor kostelooze hu- welijksvoltrekkingen is bepaald: a. wanneer die voltrekking op denzelfden dag als hierboven bedoeld is, plaats heeft j io b. als die voltrekking op een an deren dag verlangd wordt 40. c. buiten het gemeentehuis van personen, die niet onvermogend zyn 50. "V" W J Art. 2. Boven de in het vorig artikel be- doekle gelden moeten de belanghebbenden be- talen de eventueel verschuldigde rechten van zegel en registratie. Art 3. Kosteloos worden afgegeven: 1°. alle stukken door onvermogenden in hun persoonlijk belang, mits hiervan voldoen- de blijkt, benoodigd. 2". attestation de vita tot ontvangst van lijfrenten en ptnsioenen ten laste van den staat en de Kolonien. 3 familieboekjes, uit te reiken bij gelegen- heid van huwelijksvoltrekkingen. Art. 4. Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1922 of zooveel later als daarop de Koninklijke goedkeuring zal zijn verkregen. Op dat tijdstip vervalt de desbetreffende verordening, vastgesteld den 13 November 1913. Aldus vastgesteld door den raad der ge- meente Ter Neuzen, in zijne vergadering van De heer DE JAGER merkt op, dat deze tarieven eenvoudig met 100 procent verhoogd zijn. Hij acht dit in sommige gevallen voor de personen die het betreffen kan wel eeniger mat: bezwarend, b, v.. dat het legaliseeren van handteekeningen 50 cent moet kosten, het kan voorkomen, dat men voor een gpring belang toch een legalisatie noodig heeft. Ook acht hij de verhooging onder j, voor een abonnement van 1000 inlichtingen uit de registers van den burgerlijken stand of bevolkingsregister, die aan de couranten gegeven worden, van f 25 op f 50 een te groote verhooging, hij zou dat wil- len laten zooals het is. Men kan natuurlijk daarover verschillend oordeelen. Ook acht hij de verhooging voor het sluiten van een huwe lijk buiten de daarvoor bestemde dagen op f 40 wel wat hoog, nu is het wel waar dat men als het goed gaat maar eens trouwt, maar het kan toch ook voorkomen, dat het iemand betreft, die zonder kapita'alkrachtig te zijn, door particuliere omstandigheden ge° noodzaakt is op een anderen dag te huwen De heer HAMELINK wijst op de bewijzen van goed gedrag; het komt voor, dat men zonder werk zijnde, om naar een betrekking te solliciteeren een bewijs van goed gedrag noodig heeft. Het is wel eens voorgekomen dat iemand er 12 tegelijk noodig had, dan wordt dat a 30 cent voor zoo iemand ook een bezwarende uitgaaf. De heer De RIDDER acht het legaliseeren van handteekeningen ten behoeve van men- schen met een klein pensioen ook een bezwa rende uitgaaf, hij zou die kosteloos willen geven. De VOORZITTER: Die worden kosteloos uitgereikt voor de pensioenen van staat en kolonien. De heer DE RIDDER: Maar niet voor par ticuliere verzekeringen. De VOORZITTER erkent, dat dit niet ge- schiedt, ook niet als het lijfrenteverzekeringen betreft, maar dat komt niet zoo veelvuldig voor. Waar dit een huffing betreft voor dien- sten, die vanwege de gemeentesecretarie aan de ingezetenen bewezen worden, hebben we gemeend, dat dit tarief, dat zeker niet hooger is dan op andere plaatsen, te mogen voorstel- len. Over enkele onderdeelen valt te praten De heer VAN DEN OUDEN maakt bezwaar tegen de bepaling onder letter d, waaronder ook de verklaringen vallen die zij wekelijks noodig hebben die naar een andere plaats gaan werken, om een werkmanskaart op den trein te kunnen krijgen. Als die menschen iedere week daarvoor 40 cent moeten offeren acht hij dat te veel. De VOORZITTER betoogt, dat daarvoor nu 20 cent betaald wordt. De menschen worden nu ook zooveel mogelijk tegemoetgekomen, door hen, als er meerderen bij 1 patroon wer ken. op 1 lyst te zetten, waarvoor dan ook maar 20 cent verschuldigd is. Deze verkla- ring is niet overal noodig, maar de spoorweg- maatschappijen alhier eischen het, en daarom worden de menschen er aan geholpen. Vroeger werd er zelfs een verklaring op zegel ge- vraagd, maar dit heeft men er weten af te krijgen. Indien de raad echter wenscht, dat daarvoor niet betaald wordt, laat men dan een amendement voorstellen, dat die verklaringen gratis worden gegeven, dan hebben de betrok kenen ook geen formaliteiten meer te vervul- len om een bewijs van onvermogen te krijgen. De heer VAN DEN OUDEN stelt dit dan voor. De heer HAMELINK wijst er op, nogmaals op de duurte der certificaten van goed gedrag, 60 cent, die b.v. onderwijzers bij sollicitaties moeten overleggen. De heer VAN DEN OUDEN: Maar die krijgen ze toch terug als ze niet benoemd worden. De VOORZITTER merkt op, dat ze daaraan niets hebben, want die bewijzen moeten gelden tot op datum, daar er natuurlijk na het af- geven van de verklaring wel eens iets zou kun nen gebeuren waardoor de verklaring niet meer kon worden gegeven. Hij acht dit nu echter voor deze categorie zoo geen bezwaar, daar er toch niets tegen is, dat iemand die solhciteert daarvoor eenige risico draagt. De heer HAMELINK: Maar die stukken moeten toch ook nog op zegel? Dp VOORZITTER: Voor de onderwijzers niet, bovendien begint men meer en meer een andere methode te volgen bij het solliciteeren men begint met per brief de aandacht op zich te vestigen en als dan later blijkt, dat men m aanmerking komt solliciteert men zoo wordt De heer HAMELINK: De Zegelwet ont- doken! De VOORZITTER kan dat niet toestemmen, het is toelaatbaar. Bovendien geldt de zegel- plicht ook maar voor betrekkingen met een jaarwedde boven f 1000, die daar beneden ziin vrrj. J De heer HAMELINK: Maar die zijn er zoo goed als niet meer. Bij de artikelsgewijze behandeling stelt de heer DE RIDDER voor, ook het legaliseeren van handteekeningen voor particuliere pen sioenen en lijfrenten vrij te stellen. De VOORZITTER zegt, dat dit niet kan. De heer HAMELINK stelt voor het onder c bedoelde, de certificaten van gegoedheid en goed gedrag in plaats van op 30 te stellen op 20 cent. De heer VAN HASSELT: Ik stel voor 27% cent. De VOORZITTER meent, dat hier geen aan- leiding behoeft te zijn om te marchandeeren. Over het voorstel staken de stemmen met 6 tegen 6. Voor stemmen de heeren Colsen, Hamelink, Geensen, Van Driel, De Jager en Van den Ouden, tegen de heeren Geelhoedt, Van Has- selt, Van Cadsand, Nolson, De Ridder en De Meijer. Ten einde te voorkomen, dat de behandeling der verordening moet geschorst worden nemen burgemeester en wethouders het voorstel van den heer Hamelink, om het recht op 20 cent te bepalen over. Met algemeene stemmen wordt aangenomen het voorstel van den heer Van den Ouden om te bepalen, dat aan het onder d bedoeld recht niet onderworpen zijn de verklaringen ten be hoeve van het verkrijgen van werkmanskaar- ten op de treinen. De heer DE JAGER stelt voor om het abon-. nement voor het verkrijgen van 1000 inlich tingen, bedoeld onder letter j te laten staan op f 25. Dit voorstel wordt verworpen met 7 tegen 5 stemmen. Voor stemmen de heeren Hamelink, Geen sen, Van Driel, De Jager en Van Cadsand; tegen stemmen de heeren Colsen, Geelhoedt. Van Hasselt, Van den Ouden, Nolson, De Rid der en De Meijer. De heer DE JAGER zou het beter achten, dat het recht voor het sluiten van een huwe lijk op een anderen dag, bedoeld onder k, let ter b, werd gesteld op 25 in plaats van f 40. De heer VAN DRIEL herinnert, dat het is voorgekomen, dat mannen van de haring- visscherij genoodzaakt waren op een anderen dag in het begin der week te trouwen, omdat ze op het eind der week naar zee moesten. Ze hebben toen nog gevraagd het betaalde bedrag terug te krijgen, doch dat is niet toegestaan, op grond, dat de verordening dit niet toeliet! Voor dezulken wordt f 40 toch zeker te veel. De heer NOLSON acht geen termen voor verandering aanwezig; het aangehaalde is een uitzonderingsgevalHet meest voorkomende zal zijn dat het personen betreft die het pret- tiger vinden op een anderen dag te trouwen en dan moeten ze er ook maar wat voor over hebben. Men zal bij elke regeling wel uitzon- deringsgevallen aantreffen en daar kan men voor den regel toch geen rekening houden. De heer DE JAGER geeft te kennen, dat er weinig gebruik van gemaakt wordt. De heer NOLSON meent, dat het misschien mogelijk zou zyn, indien bleek, dat er werke- lijk bezwaren zijn, om den gewonen dag af te wachten De VOORZITTER: Wie beoordeelt dat? De heer NOLSON: De ambtenaar van den burgerlijken stand! De heer DE JAGER: Neen dank je, dan stel ik voor te bepalen, dat afwijkingen kunnen verleend worden onder goedkeuring van bur gemeester en wethouders. De VOORZITTER meent, dat dit niet mag bepaald worden. De heer HAMELINK meent, dat deze be paling toch in de verordening gezet wordt met het doel daaruit een opbrengst te verkrijgen voor de gemeentekas, maar als men het recht zoo hoog gaat stellen, dat niemand er gebruik van maken kan, krijgt men ook geen geld in het laadje. Het voorstel-De Jager, om het bedrag op f 25 te stellen, wordt verworpen met 7 tegen 5 stemmen. Voor stemmen de heeren Hamelink, Geensen, Van Driel, De Jager, Van Cadsand; tegen stemmen de heeren Colsen, Geelhoedt, Van Hasselt, Van den Ouden, Nolson, De Ridder, en De Meijer. De verordening wordt hiema met algemeene stemmen vastgesteld. de stoepen niet meer zijn uitgegeven, omdat men het wenschelijk achtte ten alien tijde over die stoepen te kunnen beschikken. Nu is wel gezegd, dat alles duurder is geworden, maar dat is toch met de stoepen niet het geval. De kosten die aan het onderhoud der stoepen ver- bonden zijn, komen ten laste der gebruikers zelf. Hoofdzakelijk behooren de gebruikers to t de arbeidende klasse, daar ze bijna uitsluitend op het Dijkje en het Nieuwediep worden ge- vonden. De heer DE JAGER: In de Nieuwstraat ook. De heer HAMELINK betoogt verder, dat de menschen natuurlijk in de meening hebben verkeerd, dat ze de stoepen, waaraan ze on- kosten hebben gemaakt, ongestoord zullen kun nen gebruiken. Ze hebben ze ook noodig, voor het meerendeel om er hun blinden over te la ten draaien, daar het aanbrengen van rollui- ken nog meer zou kosten. Hij vindt het nu niet billijk, dat het stoepengeld ineens met 200 procent wordt verhoogd. Hij stelt daarom voor om het van 5 op 10 cent per M2. te verhoogen. In de door hem genoemde straten geldt een erfpachtsrecht van 7 of 8 cent en nu zouden die stoepen 15 cent gaan kosten. De VOORZITTER kan zich niet voorstellen, dat men het voorgestelde bedrag te hoog vindt! Toen de erfpachten werden herzien en ver hoogd, heeft men het beter geacht de stoepen niet meer in het erfpachtscontract te begrij- pen. Men meende ook, dat het niet billijk was, dat de stoepen, die feitelijk blijven voor alge- meenen dienst, zouden komen onder het tarief van de achterliggende woningc i, dat voor sommigen nogal aamerkelijk hoog liep. In het Nieuwediep is het 10, maar in de Nieuwstraat 26 cent per M2. Er zijn ook gronden van 15 cent en zelfs van 7 cent. Nu meenden burge meester en wethouders met 15 cent per :,V? zoo wat het gemiddelde bedrag van het tarief der erfpachtsgronden te hebben voorgesteld. Hij acht dat rationeel niet te hoog. De heer HAMELINK merkt op, dat er heel weinig personen uit andere buurten getroffen worden, het zijn voornamelijk de kleintjes die het zullen moeten betalen, hun erfpacht wordt daardoor hooger. Hij stelt daarom een dub- beltje per M2. voor. De VOORZITTER deelt mede, dat burge meester en wethouders dit voorstel overnemen. De verordening wordt vastgesteld met alge meene stemmen. VERORDENING op de invordering van het recht voor het in gebruik hebben van gemeentegrond tot den gemeenen dienst van alien bestemd, als stoep. Art. 1. Het recht moet ieder jaar uiterlijk op den 31sten December worden voldaan ten kantore van den gemeente-ontvanger tegen kwitantie. Art. 2. De ingebruik genomen oppervlakten worden door burgemeester en wethouders vast gesteld. Art. 3. De artt. 258-262 der gemeentewet zijn op de invordering van dit recht van toe- passing. Art. 4. Deze verordening treedt in werking gelijk met de verordening op de heffing, op welk tijdstip vervalt de desbetreffende ver ordening van 23 Juli 1914. Deze verordening wordt vastgesteld met al gemeene stemmen. Burgemeester en Wethouders stellen voor vast te stellen de volgende Gedeelten van een uur worden voor een ge- heel uur berekend. VERORDENING op de heffing van begraaf- en andere rechten, ingevolge de wet tot vaststelling van bepalingen, betrekkelijk het begraven van lijken, de begraaf- plaatsen en de begrafenisrechten. VERORDENING op de invordering van rechten ter gemeente-secretarie geheven onder den naam van leges. Art. 1. De ten behoeve der gemeente ge heven rechten onder den naam van leges zijn verschuldigd bij de aanvrage van de stukken of de werkzaamheden. Zij moeten worden voldaan aan den com mies ter secretarie, behalve die welke den burgerlijken stand betreffen, welke laatste aan den bezoldigden ambtenaar van den bur gerlijken stand moeten worden betaald. Art. 2. Als de belasting niet terstond met juisthcid kan worden opgegeven, zal de be- lastingschuldige moeten voldoen eene daar voor approximatief te bepalen som, nader bij de afgifte van het stuk te verrekenen. Art. 3. Zoo noodig geschiedt de invordering door den gemeente-ontvanger, overeenkomstig de artikelen 258 tot en met 262 der gemeente wet. Art. 4. Voor den 15den van ieder kwartaal moeten de ontvangen gelden door de in artikel 1 genoemde ambtenaren bij den gemeente- ontvanger worden gestort. A 5" Deze verordening treedt in werking, tegelijk met de op heden vastgestelde ver ordening op de heffing. Op bedoeld tijdstip vervalt de desbetreffen- verordening, vastgesteld den 13 November Deze verordening wordt vastgesteld met algemeene stemmen. Burgemeester en wethouders stellen voor vast te stellen de volgende VERORDENING tot heffing van een recht voor het in gebruik hebben van gemeen tegrond tot gemeenen dienst van alien bestemd, als stoep. Art. 1 Er zal ten behoeve der gemeente onder de benaming van stoepengeld een recht worden geheven voor het in gebruik hebben van gemeentegrond, tot den gemeenen dienst van alien bestemd, als stoep, voor zoover die niet m erfpacht is uitgegeven. st°epengeld bedraagt jaarlijks vijftien een M9r M2\mSenomen JVond; gedeelten van bracht WOrden voor een M2- in rekening ge- Het is verschuldigd door den eigenaar van de woning het gebouw of getimmerte, waar* len n n P.,1S £ele£en- L'Kt de stoep voor ff1 ,°"be1bo1uwd Perceel, dan is het recht ver schuldigd door den gebruiker van dat perceel. Art. 2. Vergunningen tot het in gebruik diW* Van gemeentegrond tot den gemeenen tf I ru11 al,fn bestemd, als stoep worden lmud^ verleend door burgemeester en wet- waarden hen te stellen voor- 3' De ^ordering dezer belasting ge schiedt overeenkomstig de verordening op de invordering van heden. H Ark DTeze verordening treedt in werking den Isten Januan 1922 of zooveel later als verkregerL k°ninklijke goedkeuring zal zijn Op dat tijdstip vervalt de desbetreffende verordening van 23 Juli 1914. De heer HAMELINK merkt op, dat. indien hy goed is mgehcht, door den gemeenteraad bij een meuwe uitgifte van grond in erfpacht Ail. 1. Tegen betaling van het hiema te vermelclen recht wordt, voor zoover de ruimte der begraafplaatsen zulks toelaat en onvermin- derd de rechten, genoemd in de volgende ar- tikelen, gelegenheid gegeven tot het verkrijgen van het uitsluitend recht om lijken in een be paald graf te doen begraven: a. voor onbpaalden tijd en voor een graf- ruimte ter lengte van 2 M. en ter breedte van 0,80 M. op de- vakken der le klasse /60; 2e klasse 40; 3e klasse f 25. b voor den tijd van tien achtereenvolgende jaren en voor een grafruimte van 2 M. lengte en 0,80 M. breedte op de vakken der: le klasse f 16; 2e klasse f 12; 3e klasse 8. Voor iederen vierkanten meter grafruimte meer in gebruik genomen, wordt de helft van den kostenden prijs, der in a of b genoemde grafruimte, in rekening gebracht. Gedeelten van een vierkanten meter wor den als een vierkanten meter berekend. Het recht in dit artikel bedoeld, geldt .s echts zoolang de begraafplaats niet g'esloten is verkaard, overeenkomsig art. 24 der wet van 10 April 1869, staatsblad no. 65. Ait. 2. Aan het uitsluitend recht om lijken in een bepaald graf te doen begraven is ver- bonden de bevoegdheid, onder inachtneming der door burgemeester en wethouders te geven voorschriften, tot het stichten van grafkelders waarin desgewild 2 lijken boven elkaar kunnen worden begraven, het plaatsen van gedenk- teekenen, kruisen en zerken, het aanleggen van graftuinen en het planten van boomen of andere gewassen enz, een en ander binnen de afmetmgen van het gekochte recht. Art. 3. Er zal moeten worden betaald voor het begraven van een lijk, in een grafruimte van 2 M. lengte en 0,80 M. breedte op de vak ken der: le klasse /30; 2e klasse 15; 3e klasse f 3. Voor de begraving van een kind, beneden het jaar, in een grafruimte van 0,80 M. lengte en 0.45 M. breedte wordt een vierde, voor die van kinderen beneden de twaalf jaar, in een grafruimte van 1,75 M. lengte en 0,75 M. breedte, wordt de helft, van bovengenoemde rechten gevorderd. Voor een grootere grafruimte wordt, voor arS rrkanten meer, een achtste deel van bovengenoemde rechten go- vorderd. 6 Art" 4',Voor het opgraven en overbrengen van een lijk naar een ander graf op hetzelfde va,k' of, °P een vak derzelfde klasse van een- betaald 3afplaatS Za! f2° moeten worden oor het opgraven en overbrengen van een hjk van de eene begraafplaats naar de andere is f 30 verschuldigd. Ingeval het lijk wordt overgebracht naar een graf op een vak eener klasse, waarvoor hoo- gere begraafrechten verschuldigd zijn, zal te- ve"s net verschil moeten worden bijbetaald. Art. 5. Het recht is niet verschuldigd voor het begraven van lijken van armen en onver mogenden, wier erfgenamen tot betaling der rechten met m staat worden geacht, zulks ter beoordeehng van burgemeester en wethouders. e y ken van armen en onvermogenden worden in de 3e klasse begraven. Voor onvermogend wordt nietgehouden zij die hd waren van een begrafenisfonds. Art. 6. Voor het begraven van een lijk bui ten de by verordening bepaalde uren wordt boven het gewone recht, een recht van f 20 v twin tig gulden) geheven. Deze bepaling is niet van toepassing op de lijken van Israelieten of van militairen noch Jdfn uvan besmettelijke ziekten, noch wan neer de begraving op last van het openbaar gezag geschiedt. o Art .7.: Voor het luiden der klok van de Burgerlijke Gemeente (dat is de klok van het stadhuis), gedurende de begrafenis, zal boven het gewone recht, een recht van f 20 (twintig gulden) geheven worden, voor ieder uur lui- Art. 8. Voor het recht tot het plaatsen op een graf binhen de verkregen grafruimte, van een zerk, een gedenkteeken of een kruis wordt, boven het gewone recht en onder inachtne ming der door burgemeester en wethouders te geven voorschriften, een recht geheven van f 15. Voor een boom, voor struiken of andere ge wassen en kransen f 5. Art. 9. Voor het inschrijven en overboe- ken, in een daartoe bestemd register van het verkregen uitsliiitend recht om lijken in eene bepaalde grafruimte te doen begraven, zal voor iedere boeking of overschrijding f 3 be taald worden. Art 10. Wanneer een rechthebbende niet behoorlijk zorg draagt of doet dragen voor eenig op een graf geplaatst voorwerp, dan zal dit voorwerp op last van burgemeester en wethouders worden opgeruimd of met den grond gelijk kunnen worden gemaakt. Art. 11. Het in onderhoud geven van een graf, waaronder is te verstaan, het schoon- houden van een graf en het onderhoud van daarop staande boomen, bloemen en andere beplantingen, kan alleen geschieden aan de gemeente en minstens voor een tijdvak van 5 jaar, tegen eene jaarlijksche vergoeding van: f 10 voor een graf in de le klasse; f 5 voor een graf in de 2e klasse en f 2,50 voor een graf in de 3e klasse. Evenzoo kan het in onderhoud geven var grafsteenen alleen geschieden aan de gemeen te en minstens voor een tijdvak van vijf jaar, tegen eene jaarlijksche vergoeding van: f 10 voor een monument, en 5 voor een ge wonen grafsteen. Art. 12. Het recht in art. 1 bepaald moet betaald worden door hen die het daar bedoeld uitsluitend recht verkrijgen. De rechten in artt. 3, 6 en 7 bepaald moeten betaald worden door de erfgenamen van hen wier begrafenis het geldt, of door hen die overeenkomstig de be- staande wetten, tot het dragen der begrafenis- kosten verplicht zijn. De rechten in de artt. 4, 8, 9 en 11 bepaald moeten door de verzoekers betaald worden. Art. 13. De invordering dezer rechten ge schiedt overeenkomstig de verordening op de invordering van heden. Art. 14. Deze verordening treedt in wer king den lsten Januari 1922, of zooveel later als daarop de Koninklijke goedkeuring zal zijn verkregen. Op dat tijdstip vervalt de desbetreffende verordening van 23 Juli 1914. De heer DE MEIJER uit zijne verwondering over het voorstel van burgemeester en wet houders. Aanvankelijk was door hen voorge steld het tarief voor het begraven van lijken in een bepaald graf, onder letter a bedoeld te bepalen op 80, f 60 en f 40 en dat onder b op f 25, 15 en f 10 en het gewone begraafrecht genoemd in art. 3 op resp. f 50, f 25 en f 5. Hoe komen ze nu tot deze cijfers? Hij zou de hoogste klassen willen laten zooals aanvan- delijk was voorgesteld, doch alleen het tarief voor de laagste klasse verminderen. Bij de behandeling van het voorstel betref- fende het aanleggen der nieuwe begraafplaats is gezegd, dat dit moest worden beschouwd als een bedrijf, dat de kosten van onderhoud zou dekken. Nu heeft bij de behandeling dezer hef fing in de commissie de secretaris medege- deerd, dat de onderhoudskosten der nieuwe be- graafkosten der nieuwe begraafplaats zullen bedragen f 2600 a 2700, terwijl volgens het toen genoemde tarief de opbrengst maar f 1600 t°t f 1700 zou zijn. Dan kwam er dus al een f 1000 tekort, maar dat wordt dan nu nog groo- ter. Die regeling wijkt af van hetgeen vroe ger is voorgespiegeld en is ook niet billijk tegenover de Katholieken die nu de gemeente reeds van een stuk van den grond ten prijze van f 3000 en zelf voor de verdere inrichting van hun begraafplaats hebben gezorgd. Als de derde klasse blijft zooals nu is voor gesteld en de tweede en eerste klasse zooals vroeger is voorgesteld, blijven we meer in de lijn. De heer COLSEN sluit zich bij die woorden aan, want als dat vooruit zoo gezegd was, had- den we, zegt hij, daaraan onze stem niet kun nen geven. Ook meen ik, dat deze verhooging met mag drukken op de begraafplaats te Sluis- kil, hetgeen uit dit voorstel voortvloeit. Daar wordt thans reeds winst op behaald, en is dus verhooging zeker niet noodig. Hij kan met het voorstel niet meegaan, hij heeft destijds zijn stem er voor gegeven omdat werd toegezegd, dat met Sluiskil rekening zou worden gehou den. De heer HAMELINK kan zich vereenigen met het bezwaar van den heer Colsen, voor de begraafplaats te Sluiskil, ofschoon hij er toch op moet wijzen, dat het voor de menschen te Sluiskil een voorrecht is, dat ze die begraaf plaats hebben, waardoor ze niet naar Ter Neu zen behoeven te komen. Ware zulks niet het geval, dan zouden ze toch ook van deze be graafplaats gebruik moeten maken, die in ex- ploitatie duurder moet uitkomen, omdat door de vestiging der kom de daaromheen gelegen gronden veel duurder zijn dan te Sluiskil. Voorts betoogt spreker, dat er toch zoo geen bezwaar tegen is, dat deze kosten voor een deel ook door de gemeenschap zullen moeten wor den gedragen. Het begraven van lijken is im- mers een algemeen belang? Het is zelfs een gebod. Wat het bezwaar betreft van den heer De Meijer, dat zijn groep dan ook voor andere groepen zal moeten betalen, daartegen wil hij aanvoeren, dat het vermoedelijk ook wel zal voorkomen, dat anderen mee helpen betalen aan iets dat alleen de groep van den heer De Meijer ten goede komt. Als de tarieven hooger worden dan door bur gemeester en wethouders voorgesteld, zullen we, naar sprekers meening, nog verder van den weg komen, door vermindering van ontvangst omdat van de hoogere klassen geen gebruik zal worden gemaakt. Het is wel jammer, dat er ook na den dood nog klassen moeten b'estaan maar dat is nu eenmaal zoo, die denkbeelden bestaan. Indien men evenwel het begraven in de 2e klasse op f 25 gaat stellen zullen velen die er nu de voorkeur aan geven hunne dooden to begraven in de 2e klasse daarvan afzien en de 3e klasse kiezen. De heer GEELHOEDT betoogt tegenover heeren De Meijer en Colsen, dat nog niets be hoeft te worden teruggenomen van de destijds door hem geuite bewering, dat de begraafplaats .zichzeK zou bedruipen. Men moet dat evenwel niet aldus opvatten, dat de exploits,tie van be gin af de volledige kosten zal dekken, t gin af de volledige kosten zal dekken. Dat komt eerst na verloop van jaren aan de ge meente terug. Dat zal men bemerken als de thans gesloten begraafplaats na verloop van het bepaalde aantal jaren weer in gebruik kan worden genomen. De begraafplaats kan ver- schidende malen worden gebruikt, lang na- het kapitaal is afgelost en dus ook geen rente meer behoeft te worden betaald. De heer COLSEN: Verschillende heeren heb ben destijds gezegd, dat de begraafplaats zich zelf zou moeten bedruipen. De heer GEELHOEDT houdt vol, dat dit ook geschieden zal. De heer NOLSON meent, dat het maar moei- lijk is, om een begrooting op te maken van een begraafplaats, daar er van de uitkomst veel afhangt, hoeveel menschen er dood "'aan er als de tarieven nu zoodanig zijn, dat er uit- zicht op is, dat deze zichzelf na verloop ver J zal kunnen bedruipen. is er tePh mete tegen. H>i gelcoft niet, dat de tarieven ncg boven de door burgemeester en wethouders voorgestelde bedragen kunnen verhoogd worden, zonder tot nadeel te strekken voor de gemeente. Hij acht dat totaal onmogelijk. Wat hem betreft, zouden er ook geen klas sen behoeven te zijn, maar het is de eenige weg om van de begraafplaats een hoogere opbrengst te kunnen krijgen. Hij zou in elk geval het resultaat van deze verordening eens willen afwachten en sluit zich aan by de cijfers van burgemeester en wethouders. Uit een mededeeling van den secretaris blijkt, dat in het voor onkosten geraamde bedrag van f 2600 tot f 2700 alleen zijn berekend de gewone onderhoudskosten, de jaarwedde van een amb tenaar en rente, geen aflos, daar bij aflossing het bezit der gemeente toneemt. De heer COLSEN komt nu weer terug op de begraafplaats van Sluiskil, die winst ople- vert en nu gelooft hij toch niet dat het aangaat om de menschen van Sluiskil meer te laten betalen om hier een mooi kerkhof te hebben. De VOORZITTER betoogt, dat van de be wering, dat de begraafplaats zichzelf zou moe ten bedruipen nog niets behoeft te worden teruggenomen. De kosten van exploitatie bedragen pl.m. f 2800, terwijl de opbrengst volgens de thans voorgestelde tarieven ongeveer f 1600 zal be- loopen. De heer De Meijer moet niet verge* dat de aflossing maar 33 jaren loopt. Na dien tijd verminderen dus de uitgaven, doch de in- komsten blijven dezelfde. Strikt genomen mag de heer De Meijer gelijk hebben, doch feite! voelt ieder, dat op den duur de kostprijs wordt ontvangen. En nu moge het bedrag de aflos sing bij de kosten niet berekend zijn, men ver- gete niet, dat de gemeente eigenares wordt van het terrein. Juist is het, wat de heer Geelhoedt betoog- de, dat de begaafplaats meermalen kan worden gebruikt. Na 10 jaren mag er weer in de gra ven geroerd worden en kan dezelfde grond op- nieuw worden gebruiktt. Men moet er rekening medehouden, dat men niet alleen de opper- vlakte der begraafplaats bezit, doch dat deze minstens wel viermaal grooter is, en als we dan een 60 jaar verder zijn, zullen de uitgaven meer gedekt zyn. Van de le klasse wordt zeer weinig gebruik gemaakt. Verhooging van dat bedrag zou dus niet veel baten, en ook speker ar" verhooging voor de 2e klasse niet gewenscht, terwijl de heer De Meijer zelf de 3e klasse ook zoo wil behouden. Maar, mocht inderdaad blijken, dat een an dere regeling mogelijk is, dan is er toch geen bezwaar tot wijziging en heeft men door varing een goeden basis om op voort te werken. Spreker meent ook, dat de Katholieken hierin een goede regeling kunnen aantreffen voor hunne begraafplaats. Spreker voelt voor het bezwaar van den heer Colsen, ten opzichte van Sluiskil en geeft hem in overweging een amendement voor te stel len, dat voor Sluiskil slechts 75 van de voorgestelde rechten zullen moeten betaald worden. Hij stemt met de heeren Geelhoedt en Hame link in, dat in de toekomst uit deze uitgaven inkomsten voortspruiten en dat het ook een zaak is van algemeen belang. De heer DE MEIJER begrijpt maar niet. hoe burgemeester en wethouders dan eerst aan die hoogere cijfers zijn gekomen. Hebben ze er dan eerst een slaatje uit willen slaan? De VOORZITTER verklaart, dat burgemees ter en wethouders aanvankelijk eenigszins on der de suggestie verkeerden van het standpunt van den heer De Meijer, maar later tot een ander inzicht kwamen. De heer DE MEIJER: Maar waarom het tarief dan aanvankelijk zooveel hooger ge steld De VOORZITTER: Zooals ik zeide, door de met u gehouden besprekingen, dat de zaak zich van af den aanvang moest bedruipen en toen hebben we getracht het daarheen te lei- den, doch kwamen dan tot bedragen van een som waar niemand over denkt om die vast te stellen. Voor de volgende klasse zou het dan 40 moeten geworden zijn, doch dan zou het aantal begravingen daar niet groot zijn. Er werden in de laatste 12 jaren gemiddeld 8 lijken begraven in de le, 89 in de 2e en 45 in de 3e klasse. In 1916 was dit resp. 16, 41 en 47, in 1917 7, 41 en 48, in 1918 9, 45 en 59 in 1919 2, 41 en 33, in 1920 5, 40 en 34. Als ik nu mag opmerken, dat daaronder ook nog begrepen zijn de begravingen op de R. K. begraafplaats, dan behoef ik wel niet te zeg- gen, dat, nu de splitsing heeft plaats gehad, dat aantal nog minder van invloed zal zijn. De heer DE MEIJER: U kunt mij toch niet overtuigen. De VOORZITTER kan dit jSet helpen. De heer COLSEN zou het voor Sluiskil wil len laten zooals het is. De VOORZITTER heeft een weg gewezen om dat ongeveer te bereiken, men kan geen 2 verordeningen gaan maken. De heer COLSEN stelt dan voor Sluiskil 75 V van dit tarief te berekenen. De heer DE JAGER voelt eenerzijds wel voor dat voorstel, maar moet er toch op wijzeiy dat de gemeenteraad de bevolking van Sluiskil is tegemoetgekomen door aldaar een begraaf plaats aan te leggen. Dat is voor hen een voor- deel, omdat ze niet naar hier behoeven te ko men. Was zulks niet het geval, dan zouden ze toch ook naar hier moeten komen en het zelfde tarief betalen. Dat mag toch ook wel even onder de oogen worden gezien. Het amendement van den heer Colsen, be- treffende 75 van het tarief te berekenen voor Sluiskil, wordt aangenomen met 11 tegen 2 stemmen. Voor stemmen de heeren Colsen, Hamelink, Geensen, Geelhoedt, Van Hasselt, Scheele, Van den Ouden, Van Cadsand, Nolson, De Ridder en De Meijer; tegen stemmen de heeren Van Driel en De Jager. Deze wyziging zal gelden zoowel voor het tarief bedoeld in art. 1 als in art. 3. Artikel 1 wordt hierna aangenomen met 9 tegen 4 stemmen. Voor stemmen de heeren Hamelink Geensen Van Driel, Geelhoedt, Van Hasselt, De Jager' Van den Ouden, Nolson en De Ridder; tegen stemmen de heeren Colsen, Scheele, Van Cad sand en De Meijer. De heer HAMELINK acht het recht onder art. 8 bedoeld, 15 voor het plaatsen van een kruis of een steentje nog al hoog, evenals 5 voor een krans of boompje. Hij zou daarvoor 5 en 2,50 voldoende vinden. De heer DE RIDDER meent, dat men het zou kunnen splitsen, voor een zerk of voor kruisen en planten. De VOORZITTER acht dat van weinig be- teekeijis, er wordt weinig gebruik gemaakt van het aanbrengen van zerken. Het voorstel van den heer Hamelink, om in artikel 8 in plaats van 15 en f 5 te lezen f 5 en f 2.50, wordt aangenomen met 12 stem- men tegen 1. Voor stemmen de heeren Colsen, Hamelink, Geensen, Van Driel, Geelhoedt, Van Hasselt De Jager. Scheele, Van den Ouden, Van Cad sand en De Ridder; tegen stemt de heer Nol- De heer DE JAGER vraagt, naar aanleiding van art. 8, wat verstaan wordt onder een „monument". De VOORZITTER dat doelt natuurlijk op iets dat grootsch is, en meer dan een eenvou- dige zerk of krans. De verordening wordt aangenomen met" al gemeene stemmen. (Zie vrdei het Eerste Blad).

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1921 | | pagina 7