AL6EMEEN
W
NIEUWS- EN ADVERTENT1EBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
een welkom,
7197
Woensdag 14 September 1921.
69e Jaargang.
Vorstelijke Familie
HWDERWET.
H a a s t.
5TRIJ3 TEG-EN M1SBMB.
Bezoek van de
te Ter Neuzen
op VR1JDAG 16 SEPTEMBER 1921.
RE1NIGINGSDIENST.
FETJILLETO N.
De Burgemeester van TER NEUZEN maakt
bekend
1 Dat blijkens ontvangen bericht, H. M.
de Koningin, met Z. K. Hoogheid de
Prins en H. K. Hoogheid Prinses
Juliana, het voornemen hebben deze
gemeente te bezoeken op Vrijdag 16
September 1921, en denkt om 2 uur
aan te komen aan de Nieuwe Sluis.
2. De Vorstelijke Familie volgt vandaar
den weg naar de Rolbrug, Westkolk-
straat, Nieuwstraat, Noordstraat, Kers-
straat, tot de Markt. Bij vertrek van
de Markt gaat net langs de Dejonge-
straat, Heerengracht, Axelschestraat,
en Provincialen Weg. De Vorstelijke
Familie hoopt de omiiggende gemeen-
ten te bezoeken en ongeveer om 5 uur
terug te komen langs de Moffeschans,
Provincialen Weg, Axelschestraat
Vlooswijkstraat, Nieuwediep, Dijk-
straat, Rolbrug, en vandaar naar de
Nieuwe Sluis.
3. De burgerij wordt uitgenoodigd door
het uitsteken der vlag hare belang-
stelling te toonen, inzonderheid be-
treft dit de bewoners der straten,
waarlangs de stoet zaltrekken. Ieder
wordt verzocht de vlaggen goed vast
te binden, zoodat geen enkele in aan-
raking kan komen met de electrische
geleiding.
4. Het is verboden van 2 tot 3 uur en
van 4V2 tot 5x/2 uur zich in boven-
genoemde straten te bevinden met
een rij- of voertuig, motor of rijwiel.
Ter Neuzen, den 14 September 1921.
De Burgemeester voornoemd,
J. HU1Z1NGA.
Bij alle kenmerken, die van den tegen-
woordigen tijd met meer of minder recht en
ook met meer of minder kans op algemeene
instemming kunnen worden genoemd, wordt
er zeker wel geen zoo onmiddellijk door
iedereen grif erkend als het kenmerk van
de haast. Haast heeft iedereen. Haasten
doen wij ons den geheelen dag. Wij staan
haastig op, we gebruiken met haast ons
ontbijt en zien „even", „haastig" ons dag-
blad door, wij begeven ons vervolgens haas
tig aan of naar onze dagtaak, nadat wij
misschien, als onze haast dat tenminste nog
gedoogt, haastig de onzen „even" hebben
55)
XXXIX
Moulin en zijn mannen branden zich.
Lesage was gaan liggen aan den voet
van de heg.
Een vreeselijke angst had hem bevangen,
zoodat hij het bonsen van zijn hart kon
hooren, dat weerkl|onk in zijn keel en hem
schier den adem benam.
Hij lichtte het hootd op eri luisterde.
Die orgelmuziek klonk nog aldoor van de
Bfraat.
Achter de heg blies de ooco op zijn
hoorn.
Twee minuten gingen voorbij, die hem
zooveel uren toeschenen.
Eensklaps zwegen het orgel en de hoorn
tegelijkertijd.
Dit kon avenwel Lesage niet tot kalmte
stemmen, maar deed zijn angst nog meer
toenemen.
Hij begreep, dat die beide signaien de
bedoeling hadden om den derden politie-
man te roe pen en dat deze zich nu bij hen
had gevoegd.
De jacht zou dus met vereende krachten
worden voortgezet.
Hij stelde zich 3 vlnageH:
Zullen zij weer het veld ihgaan?
Voo 't raam, bie Van de Sandi.
Da stong een telegram,
Da van de weke 'n Vriedag
De Koniginne kwam.
Prins Enilrik in 't Prinsesje,
Die kommen ook naar ier
Afijn, ik kan we schreeuwen
Van blieschap in plezier.
0, lieve Koniginne
0, Juliaantjezoet
Da kan geen mensch vertellen,
Oe goed of ons da doet
Ter Neuzen, 14 September 192i.
Vooral, da m'ons Prinsesje
Noe eindlijk zullen zien
Zou ze op eu Moeder trekken
Of op de Prins misschien
Zou ze ook zoo vriendlijk knikken,
Az ad eu Moeder doet,
Ook zoo eenvoudig wezen
In toch zoo groot van moed
Wees welkom, lief Prinsesje,
Oranjezonnestraal
Wees welkom alle Driee
Wees welkom duzend maal
J. T.
VO
E.
gegroet; wij komen met haast ons kantoor,
bureau of onze werkplaats binnen; en zoo
gaat het den geheelen dag maar door. Er
is niets of bijna niets, dat wij niet haastig
doen. Alles duurt ons al gauw te lang: een
gesprek of het bezoek aan een winkel, een
kerkgang of het bijwonen van een concert
of lezing; alles moet vlug gaan en niet te
veel tijd van ons vergen; wij willen des-
noods allerlei er nog wei bij doen, als het
maar niet veel tijd kost en als wij het maar
als in een handomdraaien kunnen klaar-
spelen; wij leven bij telefoon en telegraaf,
bij stenogram en excerpt; 't gaat alles luch-
tig en vluchtig, en ook de Zondag of enkele
vacantiedagen brengen in deze geen ver-
andering; de haast zit ons zoo in het bloed,
dat wij ook dan ons en den onzen bijna
geen tijd gunnen; wie de snorrende mo-
toren hoort op de zoogenaamde rustdagen
en in de bedoelde rusttijden, ook langs onze
eertijds zoo rustige wegen, ontvangt be-
wijzen te over, dat rust en kalmte, geiaten-
heid en bezadigdheid tot het ver verleden
zijn gaan behooren.
En er is geen tegenhouden meer aan.
Verzet baat niet; gij kunt protesteeren zoo
veel als gij wilt, en zoo luide als gij kunt:
gij wordt overstemd van alle kanten; gij
moet wel meedoen en mee haasten en mee
hollen; anders raakt gij onder den voet en
wordt ge niet voor „vol" aangezien, dan
zijt gij geen „modern" mensch; niet
iemand, die uw tijd verstaat, dan
zijt gij hoogstens en op zijn best geschikt
voor zoo iets als een oude-mannen en
vrouwenhuis; zoo'n eerbiedwaardig hofje
ergens in een achterafhoekje, maar abso-
luut en ten eenenmale ongeschikt om mee te
kunnen tellen in het leven van den tegen-
woordigen tijd.
Het zal nu wel heel moeilijk kunnen wor
den uitgemaakt, waar de oorzaak, althans:
waar de eerste oorzaak ligt van al dit ge-
hol en gevlieg in letterlijken en figuurlijken
zin, dat zijn jammeren over ons uitston.
Al behooren er nog niet eens altijd en da-
delijk ongelukken te gebeuren het hollen
en vliegen op zichzelf is al ongelukkig ge-
noeg en veroorzaakt meer ongelukken dan
men weet en, denkt of leest en becijfert.
Er zijn er, die er het leven bij inschieten,
er zijn anderen, die voor langer of korter
tijd worden gebroken, of die voor hun leven
worden mismaakt en afgemaakt; doch veel
erger dan deze gevallen, die in de couran-
ten komen, en waarbij philanthropic en deze
of geene sociale verzekering een en ander
soms nog kunnen doen hetzij tot troost,
hetzij tot schadeloosstelling, zijn de ontel-
bare, nooit aan het licht tredende gevallen
waarbij^ de duizende en nog eens duizende
slachtoffers van ons haastleven het beste
missen of verliezen wat het leven bieden
kan aan een ieder, in wat voor omstandig-
heden of levensmilieu hij of zij zich overi-
gens moge bevinden.
Ligt het aan onze zenuwen, aan onze
zenuwachtigheid, dat wij zoo haasten? Er
zijn er, die dit beweren, en die daarvoor ook
wel zullen trachten bewijzen bij te brengen.
Daartegenover zullen anderen bereid zijn
precies het tegenovergestelde vol te houden.
niet onze zenuwachtigheid maakt, dat wij
zoo haasten, maar de haast van al de an
deren maakt, dat wij zoo zenuwachtig wor
den. Het zal allebei wel waar en juist zijn.
In ieder geval, en dat is het voornaamste
en het ergste: de haast is er, en hoe krij-
gen wij haar weer weg?
Nu zijn er menschen, zeker ook wel onder
de lezers van dit artikel, die de bestrijding
van de haast niet alleen vrij onnoodig,
maar veel meer nog onmogelijk zullen ach-
ten. Volgens hun meening is dit kenmerk
(zij weigeren misschien zelfs wel om te
spreken van een kwaad of kwaal), zoo met
heel ons tegenwoordig leven saamgevloch-
ten, dat ons bestaan zonder deze haast niet
meer is te denken. En het dient erkend:
er is in deze haast ook een factor, die te
prijzen is. Is het niet prachtig, dat er zoo
heel veel is, wat ons tegenwoordig bijna
geen tijd meer kost? Tijd is nu eenmaal
geld, althans in heel veel gevallen, en soms
meer nog dan geld! En wie dus tijd wint,
wint vaak al geld. Bovendien: hoeveel kan
er, juist nu zoo heel veel dingen veel vlug-
ger kunnen worden gedaan en overgebracht
dan vroeger, nog niet worden uitgewonnen
en hersteid en voorkomen? Wie leest niet
met verrukking van een zieke in Engeland,
die alleen nog scheen behouden te kunnen
blijven, indien zij versche, op een bepaalde
wijze verkregen, melk kon nuttigen, en voor
wie die drank dus uit Nederland per vlieg-
machine dag aan dag binnen enkele uren
werd overgebracht? Of wie stond niet ver-
steld bij het lezen van de mededeeling, hoe
een patient, ook in Engeland, nog juist bij-
tijds werd gopereerd door een uit Parijs
ontboden en per vliegtuig gearriveerd pro
fessor? Dit alles is mooi en te prijzen,
maar het zal aanbeveling verdienen streng j veronachtzamen, wat toch wel degelijk niet
te scheiden tusschen wat wij haast en spoed
zouden willen noemen. In den volksmond,
die zoo vaak de waarheid weet te vertolken,
heet het: „haastige spoed is zelden goed",
en daar hebt gij het „spoed kan best zijn
en niet alleen geoorloofd, maar ook noo-
dig; haast daarentegen is bijna zonder uit-
zondering verkeerd en afkeurenswaardig.
Wat is er dan in die haast zoo verkeerd?
Wij willen enkele dingen noemen, die
allicht nog met andere redenen zouden zijn
te vermeerderen.
Het eerste wat wij willen zeggen, is dit:
wie haast, doet de dingen slordig en dus
slecht. Wij laten nu nog even rusten de
kwestie: hoe het komt, dat de haastige de
dingen slordig en slecht doet, wij komen
daar zoo aanstonds nog op wij zeggen
nu alleen: de haastige wijze van bewerking
maakt, dat de dingen niet goed worden ge
daan. En dat op zichzelf is al erg genoeg.
Later trachten dan wij of anderen dit
slecht-gedaan-zijn te verontschuldigen door
er op te wijzen, dat wij ons zoo gehaast
hebben, toen wij er mede bezig waren. Als-
of dat een excuus zou mogen heeten!
Voorop moest toch bij ons alien staan deze
overweging: wat wij doen, willen wij goed
doen. Liever weinig en dat weinigje heel
goed, dan heel veel en dat vele slordig en
slecht. De kwaliteit moet toch gaan boven
de kwantiteit. Het innerlijke behoort toch
te gaan boven en voor het uiterlijke. Het
geestelijke boven en vodr het stoffelijke.
Zonder nu bepaalde gevallen te noemen,
mag wel worden gezegd zonder veel kans
op tegenspraak: Er wordt tegenwoordig
verbazend veel slecht werk afgeleverd. Op
allerlei terrein en waar ge ook zijt of om
U heen ziet. Het lijkt eenvoudig niet meer
op Wat gij (laten wij nu niet eens zoo heel
ver teruggaan) een twintigtal jaren geleden
zaagt afleveren. Zeker, er is allerlei, waar-
aan men toentertijd nog niet dacht en waar-
van men in die dagen zelfs nog niet droom-
de. Maar wat zit het alles slecht en
slordig in elkaar nu! Dat is bij werk van
die dagen eenvoudig niet meer te verge-
lijken!
Wij noemen nu een tweede reden, waar-
om haast zoo verkeerd en afkeurenswaardig
is, en wel deze: Wie haast, veronachtzaamt,
bijzaken, allerlei bijkomstigheden, kleine
dingen, bijfactoren, die van geen of weinig
beteekenis schenen; hij veronachtzaamt
allerlei en moet door zijn haast wel allerlei
Kennen zij tnijn schuilplaats
Zullen zij dadelijk hferkomen?
En deze vragen brachten een andere
voort:
Zal ik hier blijven of opnteuw vluchten?
Wat te doen?
Zijn leven hing at van het besluit, dat
hij nemen zou.
Hij aarzelde.
Een nieuwe gebeurtenis maakte een j
einde aan zijn besluiteloosheid.
Het geluid van naderende voetsiEappen I
trot zijn oor.
Zij kwamen zijn kant uit
Hij legde zijn hoofd weer op den grand.
Langs de heg groeide onkruid, zoo hoogj j
dat hij er geheel in verdween.
De voetstappen stonden stil midden op
het pad, dat achter de heg hep, in zijn
onmiddelijke nabijheid.
Daar waren menschen.
Wie?
Hij zou hen kunnen zien door de heg
heen, maar hij durfde zijn hoofdiniet meer
op te heffen.
De minste beweging kon zijn tegenwoor-
digheid verraden.
Kon hij du9 niet zien, hooren kon hij
des te beter en hij* wist weljdra wie de
mannen waren, daar op het pad achter
de heg.
Een hunneT vroeg:
W elnu
De man, tot wien deze vraag gerich!t
was, antwoordde:
Ik zal u vertellen wat er gebeurd is: Ik
zag hem uit de verte, juist op het oogenblik,
dat hij over de heg vax\ ("het aardappetveld
sprang.
En toen?
Zonder mij een oogenblik te bedenken
sprong ik er ook over.
Maar hij was alweer weg?
Ik zag hem nog juist, toen hij de huizen
achter het veld bereikte en de straat in ging.
Ja, die huizen gaven hem alle kans op
redding.
Hij had een minuut op mij voor; dat was
hem voldoende, om de een of andere h:
berg binnen te gaan.
Moulin, de ondervrager, hernam:
Ongetwijfeld, hij is daar, in deze straat.
Toen hij zich achtervolgd zag, begreep hij,
dat hij niet verder kon loopen, want dat hij
dan spoedig achterhaald zou worden en
daarom zal hij een der herbergen van deze
straat zijn ingevlucht, om zich daar te v
bergen.
De timmerman, die deze antwoorden had
gegeven, hernam:
Gelukkig heb ik onder weg nog 2 politie-
agenten ontmoet, die nu aan de vervolging
deelnemen.
De derde man, die tot dusverre had rrt
zwegen, de Coco, riep:
Prachtig!
Nu zou ik u het volgende willen voor-
stellen, zeide de timmerman.
Laat hooren.
Lesage hield zijn adem in, om beter te
kunnen luisteren.
Wij met ons drieen zullen alle herbergen
in de straat afzoeken, waarmee wij bij de
slechtst uitziende beginnen. Een van ons
blijft aan de deur staan, terwijl de anderen
het geheele huis en den tuin nauwkeurig
doorsnuffelen.
Alles goed en wel, maar dan kan onze
man nog door den ruin ontsnappen en het
open veld weer bereiken.
Daar heb ik op gerekend en er ook mijn
maatregelen voor genomen.
Hoe dan?
Door de 2 agenten, wier hulp ik heb ge-
requireerd. Ik heb het terrein hier goen
waargenomen: alle huizen hebben hier tui-
nen en achter die tuinen loopen links en
rechts «paden, evenwijdig met de straat.
Onze 2 helpers heb ik op die paden op
schildwacht gezet, terwijl wij de huizen en
tuinen doorzoeken.
De coco vroeg:
Weet u al wie de man is, dien wij ver-
volgen?
Mijnheer Milloc gelooft, dat het Lesage
is, antwoordde Moulin.
Een van de 2 moordenaars?
Juist, je begrijpt dus dat we hem tot el-
ken prijs moeten knippen.
En de anderen?
De timmerman antwoordde:
Die worden op het oogenblik vervolgd.
Welke?
De jonge vrouw door Berton en de jon-
gen door den marskramer en den dronken
alleen van waarde, maar ook van beteeke
nis was. Ook hierbij onthouden wij ons
van voorbeelden. Ieder weet wel uit eigen
leven en uit persoonlijke levenservaring een
of meer treffende gevallen te noemen. Dan
werd een woord uit zijn verband gerukt;
het gezicht en de klemtoon, waarmee het
gezegd was, werden veronachtzaamd en
terzijde gesteld; een paar kleinigheden, die
schijnbaar van geen waarde waren, werden
eenvoudig en haast vanzelfsprekend weg*-
gelaten, of over 't hoofd gezien later,
toen de uitkomst zoo teleurstellend, zoo
pijnlijk of zelfs zoo noodlottig werd, bleek,
dat de schidd eenig en alleen daarbij lag,
dat deze bijfactoren, deze schijnbare bij
komstigheden waren veronachtzaamd- Dat
kwam dan door onze haast, natuurliik, en
wij beschouwden dat geheel of „half-en-
half" (en dat is toch ook weer zoowat hee-
lemaal) als een deugdelijke verontschuldi-
ging; maar intusschen: een verkeerde in-
druk was gewekt, een verkeerd en abso-
luut niet bedoeld resultaat was bereikf
schade (en niet zelden ook: schande) was
het eenige wat overbleef en dat alles eenig-
en-alleen door onze en der anderen haast!
Wij geven ook nog een derde oorzaak,
hoe het komt, dat haasten zoo verkeerd is,
en zoo vaak tot nadeelige resultaten leidt.
Wij zouden het kortweg aldus willen for-
muleeren: Wie haast forceert. Dan
tracht men dingen langs een korteren weg
te bereiken of tot stand te brengen, die an
ders pas na langeren tijd zouden zijn te
winnen. Er is haast bij het werk. En dus
men zet aan, en zet door. Men bezwaart
de veiligheidsklep, neemt tot alle middelen
de toevlucht, gepaste en ongepaste, geoor-
loofde en ook ongeoorloofde, men vraagt
niet, of het mag en zoo mogelijk nog min
der of het kan. De haast schijnt alles goed
te maken. schijnt een middel om allerlei
goed te praten, ook voor eigen en anderer
geweten. 't Wordt een „stoomcursus",
waarbij alleen het onmiddellijke doel ons
voor oogen staat. Dan geldt: „het koste wat
het koste"! dan nemen wij het niet al te
nauw, en kijken niet al te precies, en wegen
en wikken niet al te nauwkeurig; het gaat
er nu immers maar om, om binnen den kortst
mogelijken tijd dat eene doel te bereiken,
en dus al het andere wordt ,,momenteel"
ter zijde gesteld. Wij zetten aan, en zetten
door, en ons arme slachtoffer of onze arme
slachtoffers zijn straks de dupe van onze
haast. Op verstandelijk (of zoogenaamd
verstandelijk) gebied vooral is hier reeds
zoo onnoemelijk vee! schade berokkend. En
op geestelijk terrein al niet minder. Men
zou het winnen. Men wou het niet afleg-
gen. En dus spande men alle krachten in,
en eischte ook van den ander (of van de
anderen),.dat die hetzelfde zoude of zouden
doen. Resultaat straks (na korter of langer
tijd zonneklaar aan den dag tredend)Een
letterlijk of geestelijk zich verrekt hebben.
De boog kan niet altijd gespannen zijn.
Wij spanden onzen en anderer boog ech-
ter niet alleen tijd, maar ook ver boven
zijn macht. Kom, het zou nog wel gaan,
en wij belastten de machine nog maar wat
boven haar capaciteit. Misschien hebben wij
de noodlottige gevolgen nu nog niet onder-
j vonden; die worden ook niet steeds aan-
j stonds openbaar, maar vroeger of later tre-
I den zij aan het licht, en dan zullen wij al
die schade te wijten hebben ook en mis
schien zelfs wel alleen aan onze haast!
En nu tenslotte nog 6en reden, waarom
haasten zoo verkeerd, en eigenlijk ook zoo
immoreel is. Haasten doet iedereen, die te
i veel van zichzelf verwacht. Zulken zijn er
tegenwoordig bij massa's! Zij zullen het dan
doen. Wat anderen niet hebben vermoogd
gij moogt er op rekenen zij zullen het
klaarspelen of in orde krijgen. Daarom die
arrogantie in hun optreden, dat overdreve-
ne in hun allures en manieren, dat haasten
en drijven. Het is een oud, maar beproefd
woord: „Wie gelooft, zal niet haasten".
i Anderen lezen en vertalen voor: „ge!ooven"
i het woordje „vertrouwen". Wie echt ver-
trouwt, haast niet. Maar dan natuurlijk niet
in den zin van zelfvertrouwen, neen, in
I den zin van vertrouwen op de uiteindelijke
zegcpraal van wat waarlijk goed is en
man.
En Soufflard?
Hern hebben mijnheer Milloc en Castro
zelf voor hun rekening genomen.
Mooi zoo, dan is zijn zaak rond.
En wij, hernam de timmerman, die ee 1
met ons drieen waren, zijn nu met ons vij-
ven om Lesage te vangen. En wij zouden
hem nog laten ontkomen? Neen, neen, dat
zou al te bar zijn.
Hij kan ons niet ontloopen, zeide Moulin.
Hij is in die straat, daar valt niet aan te
twijfelen, wij zullen als 't moet, de heele
straat met de tuinen erbij 'tonderst boven
keeren, dan moet hij wel voor den dag
komen. Dus, aan 't werk.
Zij verwijderden zich snel.
Een oogenblik later klonken er opnieuw
voetstappen op het pad.
Lesage luisterde scherp toe.
Weer een man.
Alleen.
Hij ging hem voorbij, verwijderde zich,
maar keerde terug.
Onmogelijk om zich daarin te vergissen,
het waren de afgemeten voetstappen, het
geregeld heen-en-weer-loopen van een
schildwacht.
Een der gerequireerde agenten.
(Wordt vervolgd).
mmm
De ondergeteekende verzoekt de ingezetenen van
TEH NEUZEN beleefd om den 16 September
1921 geen vuilnifibakken, op den openbaren
weg te plaatsen, de gelegenheid wordt gegeven deze
den 15 September 1921 te doen ledigen.
De Gemeente-bouwmeester van Ter Neuzen,
J. J. DOORENBOS.
Burgemeester en Wethouders van TER NEUZEN
maken bekend, dat het verzoek van JOJAK1M JAN
VERLINOE te Ter Neuzen om in zijn perceel, kada-
straal bekend in sectie L, no. 75 een electromotor te
mogen plaatsen, door hen is ingewilligd.
Ter Neuzen, 12 September 1921.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
J. H U I Z I N G A.
De Secretaris,
B. L ZONNEVIJLLE.
u,'7' ll 1