ALGEMEEN NSEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. No 7177. Vrijdag 29 Juli 1921. 69e Jaargang. TTitloten Creldleeningen. Wat wij meegeven. Tm4"¥I¥"lT¥"oT~ BUITENLAND. BEBflTB B3L-A-X3. Burgemeester en Wethouders van TER NEUZEN, brengen ter kennis van belang- hebbenden, dat in hunne vergadering van heden zijn uitgeloot a. het aandeel no. 7, in de geldleening groot f 5000,aangegaan in 1901; b. de aandeelen nos. 45 en 57 in de geldleening groot f6500,.aangegaan in 1905; c. de aandeelen nos. 46 en 47 in de geldleening groot f 17500,—.aangegaan in 1906 d. de aandeelen nos. 3 en 22 in de geldleening groot f9000,—, aangegaan in 1907 en e. het aandeel no. 6 in de geldleening groot f7500,aangegaan in 1910. De aandeelen, bedoeld sub. a, b, c en e zijn aflosbaar 1 October 1921 en die onder d, 1 Augustus 1921 ten kantore van den Ontvanger dezer gemeente en wat die onder c, d en e betreft, ook bij de Amsterdamsche Bank te Amsterdam en bij Julius Oppenheim's bank te Groningen. Ter Neuzen, 26 Juli 1921. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. HUIZ1NGA, Burgemeester. B. I. ZONNEV1JLLE, Secretaris. Wat wij meegeven aan onze kinder en wordt met het opschrift in het bijzonder be doeld. Daar zullen heel wat menschen zijn, ook onder de lezers van dit blad, die daar eenvoudig niet over denken en er ook niet aan denken. Zooals wanneer men uitgaat 'n dag of meer dagen naar een plaats, waar- van men meent of zegt, „dat er van alles daar te krijgen is" waartoe zou men zichzelf en anderen dan moede maken of iastig vallen met allerlei bagage? En zoo trekt men er dan maar op los en op uit zonder iets bij zich,dat loopt zoo licht en zoo vlug, men kan zich dan zoo vrij bewe- gen en voelt zich door niemand en niets gebonden. Zoo, precies op die zelfde wijze, warden ze er op uit gezonden: heel wat jon- ge menschen zij zullen hun eigen weg maar moeten maken of vinden, hun ouders beweren misschien wel (alsof dat ook nog 'n argument zou mogen wezen!), dat het vroeger mej /mn\precies eender is gegaan, en waarom zou hun kind het dan makkelijker krijgen dan zij het hadden? Een ding wordt daarbij al aanstonds ver- geten: Of wij het willen of niet willen; of wij het ons bewust zijn of het ons niet be- wust zijn onze kinderen krijgen toch iets, ja veel mee, van ons, hun ouders, en via ons van onze ouders. De geleerde heeren en dames moeten nu maar uitrekenen en becij- feren, hoeveel dat precies is: zooveel procent van hun ouders, en zooveel procent van hun grootouders van vaderskant, en zooveel procent van hun grootouders van moeders- kant, enz. enz. dat zijn allemaal vrij aardige vondsten of gissingenhoofd- zaak is maar, om te bedenken: Onze kin deren krijgen toch heel wat mee, gewild of niet gewild, bedoeld of ook niet bedoeld, bewust of veelal onbewust. Onze kinderen krijgen lichamelijk van ons en ons voorgeslacht mee hun praedispositie voor allerlei kwalen en kwaaltjes, misschien ook heel wat kracht en niet weinig uithou- dingsvermogen, maar daarnaast toch ook: ontzettend veel voorbeschiktheid tot dit en tot dat. Wat beslist verkeerd moet worden genoemd. Wij treden daaromtrent niet in bijzonderheden, wij behoeven werkelijk hier- van geen voorbeelden te noemen, noch illu strates te geven; laten wij eerlijk erkennen liever: onze kinderen zijn ook lichamelijk zichzelf niet of althans slechts voor 'n zeer gering deel. Wie wat ouder wordt, gaat het merken, „aan den lijve", en niet zelden met groot verdriet, hoeveel hij of zij heeft mee- gekregen van het voorgeslacht, ook naar het lichaam. Evenmin mag worden veronachtzaamd: hoeveel onze kinderen geestelijk van ons meekrijgen; allerlei verkeerde (en misschien ook wel eenige goede) neigingen, een ge- neigdheid tot dit of 'n „hang" naar dat; deze karakterfout, en dat lastig, en misschien zelfs zeer gevaarlijk, gebrek. Ook hierbij houden wij onze illustrates maar terug, 'n ieder weet ze, en ook hierbij geldt, dat wie ouder wordt, het vaak gaat merken tot zijn smart: hoeveel hij of zij ook op dit geestelijk, verstandelijk, terrein heeft meegekregen van ouders of voorouders, soms tot winst en vreugd, maar niet zelden en meermalen tot schade en smart. Al was het aljeen volledigheidshalve, moet ook worden genoemd: wat wij mee- kregen en dus op ons beurt ook weer mee geven voor het zieleleven. Wij bedoelen daarbij natuurlijk in de eerste plaats: op het terrein van den godsdienst, maar nemen dat woord godsdienst dan toch ook in den ruim- sten en breedsten zin: alles wat er in ons is aan streven naar het hoogere en hoogste, liefde tot het goede, verlangen naar alles wat rein is en liefelijk, en helaas ook: ge- neigdheid tot het lagere en laagste, onreine begeerten, minderwaardige of zelfs onwaar- dige idealen en neigingen, 'n zoeken van wat goed is en onvergankelijk, maar ook en mis schien nog meer: 'n verwaarloozen of ver- onachtzamen van alles wat rein is en waar. Hoevelen zullen er zijn, en vooral tegen- woordig, die niet zonder ontzetting en wrok kunnen en moeten denken aan lage motie- ven, die 't leven hunner ouders schenen te beheerschen, en die onwillekeurig in hun eigen leven zijn overgegaan en overgeno- rnen hoe weinigen moeten er zijn, al zijn zij er toch 66k, gelukkig, die, hoeveel ook hun onders ontbrak soms in materieelen of ook wel in verstandelijken zin, in stoffelijke goederen of in geestesontwikkeling, toch vol eerbied en dankbaarheid opzien tot een, mis schien reeds overleden vader of moeder, die soms in alien eenvoud naar edele motieven handelden, en steeds getrouw bieven in hun zoeken van wat recht was en billijk en on vergankelijk. Om samen te vatten: Wij geven toch een massa mee aan onze kinderen, of wij willen of niet. Ze gaan er toch niet leeg en onbe- pakt op uit, ook al mochten wij in trouwe meenen, dat zij op weg zijn naar een oord, v/aar „van alles te krijgen" is, zoo niet „voor een goed woord" dan toch zeker voor bil- lijken prijs. En juist daarom: omdat zij het toch mee krijgen van ons en via ons van onze ouders en groot- en voorouders, jui^ daarom mag de vraag wel eens zeer ernstig worden over- wogen: Wat geven wij bewust en gewillig onzen kinderen mede op de levensreis? Voor het gemak van onszelf en van onze lezers houden wij ons nu maar aan de in- deeling, die wij reeds in het voorafgaande gaven of vonden. Wat geven wij mede aan onze kinderen naar het lichaamDaar zijn massa's ouders. die reeds op dit punt schromelijk nalatig zijn. Wat schoolartsen in hun jaarlijksche rap- porten in niet weinige gemeenten op dit ter rein als hun ervaringen melden, is eenvoudig verbijsterend. En dat werkelijk nmt slechts op de zoogenaamde volksscholen. Om te beginnen op 't punt van het gebit en van oogen en ooren. Ons is 'n Muloschool be- kend, waar in 'n klasse van twee en twintig kinderen de schoolarts maar eens eventjes acht kinders naar den oogarts meende te moeten zenden, en van die acht waren er zes, die binnen 'n week 'n bril moesten gaan dragen. Zoo zou er heel wat meer zijn te noemen. Hier mag men dan niet dwepen met soms wat overdreven overheidszorg, xij heeft zich toch al binnen zeer korten tijd als hoogst nuttig en haast onmlsbaar doen ken- nen. En zoo zou er zoo heel veel kunnen worden genoemd. Wie eenmaal maar be- gonnen is met op deze dingeh een beetje te letten, wordt haast dagelijks getroffen door allerlei gevallen, waarbij hij voelt, dat ver- regaande nalatigheid der ouders tot werke lijk allerdroevigste misstanden heeft ge- leid. En nu noemen wij er maar in een adem wat ernstiger toezicht op sexueel ge- bied ook bij. Nog maar al te veel ouders, moeders even,goed als vaders, laten hier Gods water maar over Gods akker loopen. Zij meenen en hopen, dat alles wel weer in orde zal komen met de jarenmaar in- derdaad is ook hier ernstig en nauwgezet toezicht, groote vertrouwelijkheid tusschen ouders en kinderen hoog noodig en onmis- baar. Wij moeten echter ook nog op iets anders wijzen: Wij geven als ouders onzen kinderen ook op lichamelijk gebied zoo heel veel mee, wat door beter voorgaan en dus door eigen matigheid of matiging tot zegen en nut zou kunnen wezen. Ontstellend zijn eenvoudig de cijfers, die men te lezen kan krijgen* over de diepingrijpende en intens schadelijke gevolgen van alcoholisme op 't heele organisme van het kinderlichaam. „Een gezonde geest wone in een gezond lichaam", was de wijze wenk en wensch der Romeinen. Voor een gezond lichaam hun ner kinderen kunnen ouders ontzaglijk veel doen. En dan een gezonde geest! Er is dezer dagen zeer terecht door het blad „Voor School en Huis" op gewezen, om toch voor al van den kant der ouders niet al te veel waarde te hechten aan de rapporten Jiun- ner kinderen. Ook op dit terrein zal he? wel heel moeilijk zijn maat te houden en 'n grens te weten. Een ding is beter: Hoe hoog men de waarde en den invloed der school en dus van alle meer direct onderwijs ook moge aanslaan, de ouders hebben hier nim- mer hun verantwoordelijkheid uit het oog te verliezen. „Non scholae, sed vitae dis- cimus" „wij leven niet voor de school, maar voor het leven"; wij zouden geneigd zijn ook te zeggen: wij leeren niet alleen \toor de school, maar ook door het leven. Het is tenslotte wel verbazend gemakkelijk om alles aan meesters en juffrouwen over te laten, maar toch mag het niet. 't Zal wel heel moeilijk zijn om hier de juiste verhou- ding te weten, en ieder geval mag en moet zeker op zichzelf worden beoordeeld. Er kunnen hier allerminst algemeene en voor ieder speciaal geval geldende regels worden aangegeven of gevolgd. Een goede school is ontzettend veel waard, maar 'n goede vor- ming thuis is minstens van evenveel betee- kenis. Menig ouder denkt er af te zijn, in- dien men voor zijn zoon of (en) dochter maar een goede inrichting van onderwijs heeft gevonden; die moet dan de rest maar in orde brengen. En dan wordt vergeten, dat wij toch ook zelf, ook op dit terrein, tegenover onze kinderen een taak hebben en 'n plicht. Pas bij volkomen harmonische samenwerking tusschen school en gezin kan op voorspoedige geestelijke ontwikkeling der kinderen worden gehoopt en gerekend. Zoo hebben wij streng toe te zien allereerst op den geest, die heerscht in ons huis, op onze uitlatingen en oordeelvellingen, op onze appreciaties en afkeuringen. Zoo zij er bij de ouders een echt meeleven in 't gees- tesleven van hun kinderen, mogen zij wel heel goed toezien om geen belangstelling te vragen voor datgene wat hen, als ouders of ouderen, speciaal interesseert, maar mo gen zij zich overbuigen tot hun kin deren, om hun geestelijke ontwikkeling na te gaan en behoecjzaam zoo ver mogelijk te volgen, minstens met belangstelling. Dan worde wel zeer nauwlettend toegezien op den toon in huis. Eigenlijk is* die zoowat alles. Al was er veel, en de goede toon ont brak, dan missen wij nog alles. En al ont brak heel veel, doch de goede toon is er, dan is er nog genoeg om het leven der kin deren te doen slagen. En zoo komen wij ongemerkt reeds bij het zielelevenWij zouden het 't liefst zoo wil len zeggen: Hoe hooger terrein, hoe teerder de aanpak moet wezen. Op het gebied van het lichamelijke 'zal wel eens heel streng moeten worden aangepakt en doorgezet verzet zal daar niet zelden moeten worden gebogen, ja gebrqken. Op het gebied van het geestelijke, verstandelijke, kan al veel minder worden geforceerd en gedwongen. Instampen geeft hier weinig of niets. Heel veel zal moeten worden overgelaten aan den tijd en het komende inzicht. Maar op het gebied van het zieleleven is alle dwang uit den booze. Met wetten en ver- ordeningen, met reglementen en formules bereikt men hier alleen uitwendige volg- zaamheid, maar geen innerlijke omzetting of bekeering. Hier is het voorbeeld nage- noeg alles. Hier is de indirecte invloed het allervoornaamste. bat wordt veel te weinig bedacht. Te weinig door hen, die zelf in armelijk zieleleven echt ,,zielig" maar voort- tobben, terwijl hun ziel letterlijk omkomt. Hun omgeving en hun kinderen zien niet veel meer noch beters van hen dan een ta- melijk ineen of verschrompelde ziel. Maar het wordt ook veel te weinig bedacht door hen, die wel een leven der ziel leiden of ge- leid hebben en die dat zelfde nu zoo erg graag hun kinderen zouden willen inprenten of aanpraten. Zij eischen, dat hun kinderen zullen denken in dezelfde denkvormen als zij, zich zullen uiten in dezelfde forjnules of formuleeringen van driehonderd jaren or misschien nog langpr terug. Zij durven niets overlaten. Zij heeten misschien geloovig en noemen zich gelooyig en meenen, zich ge loovig, maar op dif eene piJit mankeert er aan hun geloof al aanstonds veel, zoo niet alles. Zij durven het absoluut niet over te laten. De een doet dus niets, en laat alles over, maar aan wie? En de andere wil niets overlaten, en wil z.elf ^jles doen en maken en vormen en kneden, en ook deze vertrouwt niet, d.w.z.: gelooft niet. Hoofdzaak is echter, dat onze kinderen zien en merken, dat „het" bij ons echt is. Zelfs al gelooven wij dan niets als dan dat ongeloof maar echt is en radicaal. En als wij wel gelooven, als onze kinderen dan maar geen tegenzin krijgen in ons geloof, omdat zij speuren, dat 't bij ons is opge- legd of opgeplakt, maar niet samengegroeid met ons diepste wezen en willen. Veel, heel veel kunnen wij onzen kinderen dus toch meegeven. Wat sommige ouders willen meegeveh en als meer dan voldoende beschouwen: eenig geld, wat kapitaal, wat meubilair en materiaal... is van weinig of geen waarde. Het kan ons zelfs tot schade zijn. Maar ernstige en teere zorg en voor hun dierbaar lichaam, en voor hun zich ont- plooienden geest en voor hun onsterfelijke zielen, dat is wat van ieder ouder mag wor den gehoopt, ja geeischt. Zij kregen ons* ondanks toch al zoo veel van ons mede, en wij staan ze bij heel veel reeds zoo ernstig in den weg. Als wij dan daarnaast en daar- tegenover ook maar plaatsen onze welbe- wuste en overdachte zorgen dan kunnen wij hun tot onberekenbaren zegen nog zijn en veel, zoo met alles, daardoor nog goed maken. EERSTE KAMER. Vergadering van Woensdag. Aan de orde is het ontwerp Ketelaar be- treflende vergoeding aan de gepension- neerde en op wachtgeld gestelde rijks- ambtenaren. L)e heer De Vos van Steenwijk (c. h.) bestrijdt het wetsvoorsfel. Spr. meent, dat de financieele toestand: zich verzet tegen iedere, niet strikt noodige uitgave. De heer Van Embden (v. d.) wijst er op, dat het voorstel voldoet aan de eischen van billijkheid en dat er slechts een klein bedrag mede gemoeid is. De heeren Van der Feltz (lib.) en De Waal Mafefijt (a. r.) scharen zich aan de zijde van den heer De Vos van Steenwijk. Het standpunt van den heer Van Embden vindt bijvar bij de heeren Vliegen (s. d.) en Bergsma (V. B.). De heer Ketelaar (v. d.), lid der Tweede Kamer, veitdedigt zijn voorstel, dat ten slotte verworpen wordt met 16 tegen 14 stemmen. Aan de orde is dan de bekrachtiging van de nieuwe spoorwegovereenkomsten. De heer Van der Hoeven (c. h.) vraagt inlichtingen in verband met de Noord-Bra- bant-Duitsche Spoorwegmaatschappij. De heer Van Nierop (V. B.) wenscht te weten, wat de staat heerf geciaan om zich te dekken tegen eventueele verliezen der spoorwegmaatschappijen. Minister Konig beanfwoordt de vragen. Het ontwerp wordt aangenomen z.h.s. DE NIEUWE MINISTERS. Van de bij de reconstructs van het te- genwoordig kabinet optredende nieuwe ministers, de heeren Jhr. Mr. D. J. de Geer en J. J. C. van Dijk is eerstgenoemde als oud-Kamerlid en tegenwoordig burge meester van Arnhem al een bekende per- soonlijkheid. Jhr. Mr. Dy J. de Geer werd 14 De cember 1870 te Groningen geboren, her- innert de Msb. Hi] bezocht het Erasmi- aansch Gymnasium te Rotterdam en het Gymnasium de Arnhem, waarna hij te Utrecht aan de\ Hoogeschool in de rech- ten studeerde. Hij was lid van den gemeenteraad van Rotterdam van 19011908, tevens lid van de Gezondscommissie te Rotterdam, se- dert 1902 lid der Provinciate Staten van Zuid-Holland en vele jaren lid van Ged. Staten van Zuid-Holland. In 1907 werd hij tot lid der Tweede Kamer gekozen. Hi] was lid geweest van de volgende Staats- commissies: de leger-commissie, de Cen- trale-Commissie voor drinkwaterleiding, commissie tot herziening der Grond- wet en de Commissie tot herziening der Gemeentewet. Ook is hij nog lid geweest van de Staatskommissie tot voorbereiding van het Evenredig kiesrecht en van de Staatscommissie tot voorbereiding der Oorlogswinstbelasting. Sedert 8 Mei 1920 is hij burgemeestei van Arnhem. Jhr. de Geer is ridder in de orde van den Nederl. Leeuw. Minister J. J. C. van Dijk, is geboren in 1871. Hij werd tot 2en luitenant benoemd 13 October 1882, 20 October 1896 tot len luitenant en 23 Sept. 1908 volgde zijn be- noeming tot kapitein. Het blad heeft over den Minister nog de volgende bijzonder heden: Na eenigen tijd leeraar te zijn geweest aan de militaire school te Haarlem werd hij benoemd tot leeraar aan de Kon. Militaire Academie te Breda. In 1908 werd hij be noemd tot onder-directeur van de topo- gratische inrichtingenj en op 1 April 1913 volgde zijn benoeming tot directeur dier inrichting, pp welk tijdstip hij ontslag uit den militairen dienst nam. Hij is ridder in de orde van Oranje-Nas- sau, Commandeur 2e klasse der orde van Dannebrog en hij is versierd me( het eere- teeken van 20-jarigen dienst als ofticier. De heer van Dijk is voorzitter van de Nationale Christen Officierenvereeniging, voorzitter van het Christelijk MilStair Ver- bond en secretaris van den tijdelijken raad van Beheer der Dr. Abraham Kuyper-stich- ting. Ook bewoog hij zich op het terrein van het krankzinnigenwezen. Hem was de leiding der laatste volkstelling opgedragen, die volgens een geheel nieuw door hem ontworpen systeem werd uitgevoerd. lit Anti-Revolutionaire kringen is de heer van Dijk een zeer gezien persoonj. Hij heeft zitting in het besduur van verschil- lende Christelijke scholen. De reorganisatie en uitbreiding der topo- grafische inrichting is geheel zijn werk. Juist nu 't nieuwe gebouw der topogra- fische inrichting gereedf is, is zijn benoe ming tot minister van Oorlog gekomen. De nieuwe Minister van Oorlog heeft zich steecife door groote werkzaamheid ge- kenmerkt. DE POKKEN? Onder Schellinkhout doen zich ziekte- verschijnselen voor, die op pokken wijzen, De medici daar en te Hoorn, met mede- werking van de resp. burgemeesters, doen alle mogelijke moeite het gevaar te lo- caliseeren. DE TABAKSWET. Het st.bl. nou 1004 bevat een Kon. be- sluit van den 21sten Juli 1921, houdende vaststelling van den dag waarop artikel 81 der Tabakswet (sf.bl. 1921, no. 712) in werking treedt. Daarbij is bepaald, dat dat artikel in werking treedt met ingang van den 4den Augustus 1921. D?artiS?I^tfiall^daT b i nnerFe iMTianrui' na 4 Aug. 1921 een ieder, die een be- drijtsvergunning noodig heett, deze schrit- telijk moet aanvragen bij den ontvanger der >accijnzen, onder wiens kantoor het bedrijt wordt uitgeoeetnd. HET ONTWERP-VERDRAG. VAN WASHINGTON. Bij de Tweede Kamer is thans ingediend een zesxal wetsontwerpen betreffende voor- behoud der bevoegdheid tot toetreding tot het ontwerpverdrag van Washington betreffendet le. beperking van den arbeidsduur in nijverheidsondernemingen vtot acht uren per dag en achtenveertig uren per week; 2e. de werkloosneid; 3e. den arbeid van vrouwen voor en na hare bevalling; 4e. den arbeid van vrouwen geduren- de den nacht; 5e. de vaststelling van den leeftijd, waar op kinderen mogen worden toegelaten tot het verrichten van arbeid in nijverheids ondernemingen; 6e. den nachtarbeid van jeugdige per- sonen, werkzaam in de nijverheid. HET AFTREDEN VAN DEN HEER DE BUISONJE ALS KAMERLID. Het Nieuwsblad voor den Boekhandel bevat een advertentie van de directie der Mij. voor Goede en Goedkoope Lectuur (de Wereldbibliotheek) waann wordt me- degedeeld, dat in de op 19 juli ji.^gehou- den aandeelhoudersvergaderingy met in gang van dien datum aan den heer W. H. de Buisonje ontslag is verleend als onderdirecteur der onderneming. Naar Het Volk verneemt, zou dit onge- vraagd ontslag verleend zijn naar aanlei- ding van aan het licht gekofnen finanti- eele onregelmatigheden. De heer De Buisonje, die indertijd de REG AT A (de tentoonstelling onder Stolter- dijk) exploiteerde, heeft daarmede aan- zienlijke verliezen geleden. Hij is daarna gaan specule'eren en heeft het daarvoor noodige gejld, gebruikmakende van zijn vertrouwenspositie als onderdirecteur, van de Wereld-Bibliotheek opgenomen. Een paar maal heeft nij de geleende bedragen geheel of gedeeltelijk terugge- stort, maar de derde maal was hem dit niet mogelijk. De heer De Buisonje heeft daarna zijn ontslag genomen als lid der Tweede Kamer, waarin hij voor den Eco- nomischen bond zitting had en bevindt zich thans in het buitenland. BELEEFDE WETHOUDERS. In de vergadering van den gemeente raad van Wormerveer, op 21 dezer ge- houden, kwam aan de orde de bespre- king van de publicatie van het college van Burg, en Weth. gericht: „Aan de burgerij", waarin de wethouders den burgemeester v verweten, met met hen samen te werken. Als staaltje wat de heeren wethouders welj onder samenwer- ken verstaan, deelde de burgemeester mede: In de vergadering van Burg, en Weth. van 4 juli stelde de voorzitter voor, om in de notulen van 6 Jum welke foen in behandeling kwam en in te voe- gen: „De wethouder Binnendijk voegt den voorzitter, de woorden toe: „Verd.... ploert, leugenaar, schoft, alles wat je zegt is kletskoek", en in de vergadering van Burg, en Weth. van 10 Juli stelde de voor zitter bij de goedkeuring van de notulen voor, om in die van 4 Juli intyte voegen: „De heeren wethouders voegen den voor zitter toe de woorden:, „Verd.schoft, je zit weer te liegen, je kunt s.tikken met je vparlementaire vormen en ourgerlijke mameren. Je bent een gek, een idioot, een ploert en een burgerlijke apach." De burgemeester zeide vervolgens, dat als de heeren wethouders prijs stellen op samenwerking, zij juist moeten beginnen om eenigermate de parlementaire vormen en burgerlijke mameren in acht te ne men, dat er mmmer eenige verontschul- diging kon zijn,! Voor zulke ernstige mis- dragingen, dat hijf hoopte, dat de tractie, waartoe de heeren wethouders behooren, hare partijgenooten zal kunnen bewegen om, ,in het belang der gemeente, van houding te veranderen, omdat, welke po- litiek gevoelens men ook moge toege- daan zijn, men, zal moeten erkennen, dat het inachtnemen der goede vormen verbon- den moet zijn, aan het vervullen van een openbaar ambt. Msb. DE NEDERLAAG DERSPANJAARDEN IN MAROKKO. Het drama te Annal. Over de gevechten tusschen de Spaansche strijdmacht in Marokko en de Moorsehe benden wordt door den Madrileenschen cor respondent van /srLe Journal" nog het vol gende gemeld De Spaansche troepen hebben een neder- laag geleden tegen de opstandige volks- stammen in Marokko bjj hun vooruitge- schoven stellingen in de omgeving van Annal, gevolgd door den tragischec zelf- moord van den coramandeerenden generaal met zijn geheelen staf. De correspondent seint het volgeude ver- haal aan zijn blad, zooals hem dat was gedaan door een Spaansch officier, die erin geslaagd was te ontsnappen. Generaal Silvestre had slechts weinig aandacht geschonken aan de berichten om- trent muiterjj onder de inlandscbe troepen, in de verwachting, dat zijn aanwezigheid onder de oproerige soldaten voldoende zou zjjn, om de orde te herstellen. Hij besloot, de stellingen te Higerrnina te verlaten met een eskadron geregelde troepen en het regi ment infanterie Alcantara. Toen deden de inland;che troepen ten getale van verscheider.e duizenden, m-t artillerie, een onverwachten krachtigen aan- val op de Spaansche strijdmacht op een punt, dat bekend staat als de stelling van Anral. Generaal Silvestre, die bericht van den aanval had ontvangen en den in 't nauw gebrachten troepen te hulp snelde, gat be vel tot ontruiming van de stelling, nadat al het onbruikbare materiaal alsmede dat, wat men niet kon medevoeren, was vernield. Toen begon de terugtocht naar Annal. De aanvailers, die voortdurend versterking ontvingen, achtervolgden de Spanjaarden en brachten hun ernstige verliezen toe. Niet- temin waren de uit hun verband gernkte troepen van generaal Silvestre in staat, Annal te bereiken, waar zjj in allerijl ver- schansingen aanlegden, terwijl er draadloos om versterkingen werd geseind naar Ceuta en Tetoean. Inmiddels waren de inboorlingen erin geslaagd, de etappelinies van generaal Sil vestre af te snijden. Teneinde een alge meene slachting te vermjjden, bedoot deze nu de vjjand van alle zgden druk uitoefende, nog verder te trekken, naar de stelling van Sedi Driss. De Spaansche strjjdkrachten waren toen vrjjwel geheel gmsingeld doordeinboorlingen en de terugtocht naar de nieuwe stelling was een buitengewoon moeiljjke taak. De troepen, die de gewonde marscbappen mede- voerdermoesten bg kleire afde-lingen UZENSCHE CO U RANT Nederlands toetreding

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1921 | | pagina 1