ALGEMEEN NSEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
No 7177.
Vrijdag 29 Juli 1921.
69e Jaargang.
TTitloten Creldleeningen.
Wat wij meegeven.
Tm4"¥I¥"lT¥"oT~
BUITENLAND.
BEBflTB B3L-A-X3.
Burgemeester en Wethouders van TER
NEUZEN, brengen ter kennis van belang-
hebbenden, dat in hunne vergadering van
heden zijn uitgeloot
a. het aandeel no. 7, in de geldleening
groot f 5000,aangegaan in 1901;
b. de aandeelen nos. 45 en 57 in de
geldleening groot f6500,.aangegaan
in 1905;
c. de aandeelen nos. 46 en 47 in de
geldleening groot f 17500,—.aangegaan
in 1906
d. de aandeelen nos. 3 en 22 in de
geldleening groot f9000,—, aangegaan
in 1907 en
e. het aandeel no. 6 in de geldleening
groot f7500,aangegaan in 1910.
De aandeelen, bedoeld sub. a, b, c en e
zijn aflosbaar 1 October 1921 en die onder
d, 1 Augustus 1921 ten kantore van den
Ontvanger dezer gemeente en wat die onder
c, d en e betreft, ook bij de Amsterdamsche
Bank te Amsterdam en bij Julius Oppenheim's
bank te Groningen.
Ter Neuzen, 26 Juli 1921.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. HUIZ1NGA, Burgemeester.
B. I. ZONNEV1JLLE, Secretaris.
Wat wij meegeven aan onze kinder en
wordt met het opschrift in het bijzonder be
doeld. Daar zullen heel wat menschen zijn,
ook onder de lezers van dit blad, die daar
eenvoudig niet over denken en er ook niet
aan denken. Zooals wanneer men uitgaat
'n dag of meer dagen naar een plaats, waar-
van men meent of zegt, „dat er van alles
daar te krijgen is" waartoe zou men
zichzelf en anderen dan moede maken of
iastig vallen met allerlei bagage? En zoo
trekt men er dan maar op los en op uit
zonder iets bij zich,dat loopt zoo licht en
zoo vlug, men kan zich dan zoo vrij bewe-
gen en voelt zich door niemand en niets
gebonden. Zoo, precies op die zelfde wijze,
warden ze er op uit gezonden: heel wat jon-
ge menschen zij zullen hun eigen weg
maar moeten maken of vinden, hun ouders
beweren misschien wel (alsof dat ook nog
'n argument zou mogen wezen!), dat het
vroeger mej /mn\precies eender is gegaan,
en waarom zou hun kind het dan makkelijker
krijgen dan zij het hadden?
Een ding wordt daarbij al aanstonds ver-
geten: Of wij het willen of niet willen; of
wij het ons bewust zijn of het ons niet be-
wust zijn onze kinderen krijgen toch iets,
ja veel mee, van ons, hun ouders, en via ons
van onze ouders. De geleerde heeren en
dames moeten nu maar uitrekenen en becij-
feren, hoeveel dat precies is: zooveel procent
van hun ouders, en zooveel procent van hun
grootouders van vaderskant, en zooveel
procent van hun grootouders van moeders-
kant, enz. enz. dat zijn allemaal vrij
aardige vondsten of gissingenhoofd-
zaak is maar, om te bedenken: Onze kin
deren krijgen toch heel wat mee, gewild of
niet gewild, bedoeld of ook niet bedoeld,
bewust of veelal onbewust.
Onze kinderen krijgen lichamelijk van ons
en ons voorgeslacht mee hun praedispositie
voor allerlei kwalen en kwaaltjes, misschien
ook heel wat kracht en niet weinig uithou-
dingsvermogen, maar daarnaast toch ook:
ontzettend veel voorbeschiktheid tot dit en
tot dat. Wat beslist verkeerd moet worden
genoemd. Wij treden daaromtrent niet in
bijzonderheden, wij behoeven werkelijk hier-
van geen voorbeelden te noemen, noch illu
strates te geven; laten wij eerlijk erkennen
liever: onze kinderen zijn ook lichamelijk
zichzelf niet of althans slechts voor 'n zeer
gering deel. Wie wat ouder wordt, gaat het
merken, „aan den lijve", en niet zelden met
groot verdriet, hoeveel hij of zij heeft mee-
gekregen van het voorgeslacht, ook naar het
lichaam.
Evenmin mag worden veronachtzaamd:
hoeveel onze kinderen geestelijk van ons
meekrijgen; allerlei verkeerde (en misschien
ook wel eenige goede) neigingen, een ge-
neigdheid tot dit of 'n „hang" naar dat; deze
karakterfout, en dat lastig, en misschien
zelfs zeer gevaarlijk, gebrek. Ook hierbij
houden wij onze illustrates maar terug, 'n
ieder weet ze, en ook hierbij geldt, dat wie
ouder wordt, het vaak gaat merken tot zijn
smart: hoeveel hij of zij ook op dit geestelijk,
verstandelijk, terrein heeft meegekregen van
ouders of voorouders, soms tot winst en
vreugd, maar niet zelden en meermalen tot
schade en smart.
Al was het aljeen volledigheidshalve,
moet ook worden genoemd: wat wij mee-
kregen en dus op ons beurt ook weer mee
geven voor het zieleleven. Wij bedoelen
daarbij natuurlijk in de eerste plaats: op het
terrein van den godsdienst, maar nemen dat
woord godsdienst dan toch ook in den ruim-
sten en breedsten zin: alles wat er in ons is
aan streven naar het hoogere en hoogste,
liefde tot het goede, verlangen naar alles
wat rein is en liefelijk, en helaas ook: ge-
neigdheid tot het lagere en laagste, onreine
begeerten, minderwaardige of zelfs onwaar-
dige idealen en neigingen, 'n zoeken van wat
goed is en onvergankelijk, maar ook en mis
schien nog meer: 'n verwaarloozen of ver-
onachtzamen van alles wat rein is en waar.
Hoevelen zullen er zijn, en vooral tegen-
woordig, die niet zonder ontzetting en wrok
kunnen en moeten denken aan lage motie-
ven, die 't leven hunner ouders schenen te
beheerschen, en die onwillekeurig in hun
eigen leven zijn overgegaan en overgeno-
rnen hoe weinigen moeten er zijn, al zijn
zij er toch 66k, gelukkig, die, hoeveel ook
hun onders ontbrak soms in materieelen of
ook wel in verstandelijken zin, in stoffelijke
goederen of in geestesontwikkeling, toch vol
eerbied en dankbaarheid opzien tot een, mis
schien reeds overleden vader of moeder, die
soms in alien eenvoud naar edele motieven
handelden, en steeds getrouw bieven in hun
zoeken van wat recht was en billijk en on
vergankelijk.
Om samen te vatten: Wij geven toch een
massa mee aan onze kinderen, of wij willen
of niet. Ze gaan er toch niet leeg en onbe-
pakt op uit, ook al mochten wij in trouwe
meenen, dat zij op weg zijn naar een oord,
v/aar „van alles te krijgen" is, zoo niet „voor
een goed woord" dan toch zeker voor bil-
lijken prijs.
En juist daarom: omdat zij het toch mee
krijgen van ons en via ons van onze ouders
en groot- en voorouders, jui^ daarom mag
de vraag wel eens zeer ernstig worden over-
wogen: Wat geven wij bewust en gewillig
onzen kinderen mede op de levensreis?
Voor het gemak van onszelf en van onze
lezers houden wij ons nu maar aan de in-
deeling, die wij reeds in het voorafgaande
gaven of vonden.
Wat geven wij mede aan onze kinderen
naar het lichaamDaar zijn massa's ouders.
die reeds op dit punt schromelijk nalatig zijn.
Wat schoolartsen in hun jaarlijksche rap-
porten in niet weinige gemeenten op dit ter
rein als hun ervaringen melden, is eenvoudig
verbijsterend. En dat werkelijk nmt slechts
op de zoogenaamde volksscholen. Om te
beginnen op 't punt van het gebit en van
oogen en ooren. Ons is 'n Muloschool be-
kend, waar in 'n klasse van twee en twintig
kinderen de schoolarts maar eens eventjes
acht kinders naar den oogarts meende te
moeten zenden, en van die acht waren er
zes, die binnen 'n week 'n bril moesten
gaan dragen. Zoo zou er heel wat meer zijn
te noemen. Hier mag men dan niet dwepen
met soms wat overdreven overheidszorg, xij
heeft zich toch al binnen zeer korten tijd als
hoogst nuttig en haast onmlsbaar doen ken-
nen. En zoo zou er zoo heel veel kunnen
worden genoemd. Wie eenmaal maar be-
gonnen is met op deze dingeh een beetje te
letten, wordt haast dagelijks getroffen door
allerlei gevallen, waarbij hij voelt, dat ver-
regaande nalatigheid der ouders tot werke
lijk allerdroevigste misstanden heeft ge-
leid. En nu noemen wij er maar in een
adem wat ernstiger toezicht op sexueel ge-
bied ook bij. Nog maar al te veel ouders,
moeders even,goed als vaders, laten hier
Gods water maar over Gods akker loopen.
Zij meenen en hopen, dat alles wel weer in
orde zal komen met de jarenmaar in-
derdaad is ook hier ernstig en nauwgezet
toezicht, groote vertrouwelijkheid tusschen
ouders en kinderen hoog noodig en onmis-
baar. Wij moeten echter ook nog op iets
anders wijzen: Wij geven als ouders onzen
kinderen ook op lichamelijk gebied zoo heel
veel mee, wat door beter voorgaan en dus
door eigen matigheid of matiging tot zegen
en nut zou kunnen wezen. Ontstellend zijn
eenvoudig de cijfers, die men te lezen kan
krijgen* over de diepingrijpende en intens
schadelijke gevolgen van alcoholisme op
't heele organisme van het kinderlichaam.
„Een gezonde geest wone in een gezond
lichaam", was de wijze wenk en wensch der
Romeinen. Voor een gezond lichaam hun
ner kinderen kunnen ouders ontzaglijk veel
doen.
En dan een gezonde geest! Er is dezer
dagen zeer terecht door het blad „Voor
School en Huis" op gewezen, om toch voor
al van den kant der ouders niet al te veel
waarde te hechten aan de rapporten Jiun-
ner kinderen. Ook op dit terrein zal he? wel
heel moeilijk zijn maat te houden en 'n
grens te weten. Een ding is beter: Hoe hoog
men de waarde en den invloed der school
en dus van alle meer direct onderwijs ook
moge aanslaan, de ouders hebben hier nim-
mer hun verantwoordelijkheid uit het oog
te verliezen. „Non scholae, sed vitae dis-
cimus" „wij leven niet voor de school,
maar voor het leven"; wij zouden geneigd
zijn ook te zeggen: wij leeren niet alleen
\toor de school, maar ook door het leven.
Het is tenslotte wel verbazend gemakkelijk
om alles aan meesters en juffrouwen over
te laten, maar toch mag het niet. 't Zal wel
heel moeilijk zijn om hier de juiste verhou-
ding te weten, en ieder geval mag en moet
zeker op zichzelf worden beoordeeld. Er
kunnen hier allerminst algemeene en voor
ieder speciaal geval geldende regels worden
aangegeven of gevolgd. Een goede school is
ontzettend veel waard, maar 'n goede vor-
ming thuis is minstens van evenveel betee-
kenis. Menig ouder denkt er af te zijn, in-
dien men voor zijn zoon of (en) dochter
maar een goede inrichting van onderwijs
heeft gevonden; die moet dan de rest maar
in orde brengen. En dan wordt vergeten,
dat wij toch ook zelf, ook op dit terrein,
tegenover onze kinderen een taak hebben
en 'n plicht. Pas bij volkomen harmonische
samenwerking tusschen school en gezin kan
op voorspoedige geestelijke ontwikkeling
der kinderen worden gehoopt en gerekend.
Zoo hebben wij streng toe te zien allereerst
op den geest, die heerscht in ons huis, op
onze uitlatingen en oordeelvellingen, op
onze appreciaties en afkeuringen. Zoo zij er
bij de ouders een echt meeleven in 't gees-
tesleven van hun kinderen, mogen zij wel
heel goed toezien om geen belangstelling
te vragen voor datgene wat hen, als ouders
of ouderen, speciaal interesseert, maar mo
gen zij zich overbuigen tot hun kin
deren, om hun geestelijke ontwikkeling na
te gaan en behoecjzaam zoo ver mogelijk te
volgen, minstens met belangstelling. Dan
worde wel zeer nauwlettend toegezien op
den toon in huis. Eigenlijk is* die zoowat
alles. Al was er veel, en de goede toon ont
brak, dan missen wij nog alles. En al ont
brak heel veel, doch de goede toon is er,
dan is er nog genoeg om het leven der kin
deren te doen slagen.
En zoo komen wij ongemerkt reeds bij het
zielelevenWij zouden het 't liefst zoo wil
len zeggen: Hoe hooger terrein, hoe teerder
de aanpak moet wezen. Op het gebied van
het lichamelijke 'zal wel eens heel streng
moeten worden aangepakt en doorgezet
verzet zal daar niet zelden moeten worden
gebogen, ja gebrqken. Op het gebied van
het geestelijke, verstandelijke, kan al veel
minder worden geforceerd en gedwongen.
Instampen geeft hier weinig of niets.
Heel veel zal moeten worden overgelaten
aan den tijd en het komende inzicht. Maar
op het gebied van het zieleleven is alle
dwang uit den booze. Met wetten en ver-
ordeningen, met reglementen en formules
bereikt men hier alleen uitwendige volg-
zaamheid, maar geen innerlijke omzetting
of bekeering. Hier is het voorbeeld nage-
noeg alles. Hier is de indirecte invloed het
allervoornaamste. bat wordt veel te weinig
bedacht. Te weinig door hen, die zelf in
armelijk zieleleven echt ,,zielig" maar voort-
tobben, terwijl hun ziel letterlijk omkomt.
Hun omgeving en hun kinderen zien niet
veel meer noch beters van hen dan een ta-
melijk ineen of verschrompelde ziel. Maar
het wordt ook veel te weinig bedacht door
hen, die wel een leven der ziel leiden of ge-
leid hebben en die dat zelfde nu zoo erg
graag hun kinderen zouden willen inprenten
of aanpraten. Zij eischen, dat hun kinderen
zullen denken in dezelfde denkvormen als
zij, zich zullen uiten in dezelfde forjnules of
formuleeringen van driehonderd jaren or
misschien nog langpr terug. Zij durven niets
overlaten. Zij heeten misschien geloovig en
noemen zich gelooyig en meenen, zich ge
loovig, maar op dif eene piJit mankeert er
aan hun geloof al aanstonds veel, zoo niet
alles. Zij durven het absoluut niet over te
laten. De een doet dus niets, en laat alles
over, maar aan wie? En de andere wil niets
overlaten, en wil z.elf ^jles doen en maken
en vormen en kneden, en ook deze vertrouwt
niet, d.w.z.: gelooft niet.
Hoofdzaak is echter, dat onze kinderen
zien en merken, dat „het" bij ons echt is.
Zelfs al gelooven wij dan niets als dan
dat ongeloof maar echt is en radicaal. En
als wij wel gelooven, als onze kinderen dan
maar geen tegenzin krijgen in ons geloof,
omdat zij speuren, dat 't bij ons is opge-
legd of opgeplakt, maar niet samengegroeid
met ons diepste wezen en willen.
Veel, heel veel kunnen wij onzen kinderen
dus toch meegeven. Wat sommige ouders
willen meegeveh en als meer dan voldoende
beschouwen: eenig geld, wat kapitaal, wat
meubilair en materiaal... is van weinig of
geen waarde. Het kan ons zelfs tot schade
zijn. Maar ernstige en teere zorg en voor
hun dierbaar lichaam, en voor hun zich ont-
plooienden geest en voor hun onsterfelijke
zielen, dat is wat van ieder ouder mag wor
den gehoopt, ja geeischt. Zij kregen ons*
ondanks toch al zoo veel van ons mede, en
wij staan ze bij heel veel reeds zoo ernstig
in den weg. Als wij dan daarnaast en daar-
tegenover ook maar plaatsen onze welbe-
wuste en overdachte zorgen dan kunnen
wij hun tot onberekenbaren zegen nog zijn
en veel, zoo met alles, daardoor nog goed
maken.
EERSTE KAMER.
Vergadering van Woensdag.
Aan de orde is het ontwerp Ketelaar be-
treflende vergoeding aan de gepension-
neerde en op wachtgeld gestelde rijks-
ambtenaren.
L)e heer De Vos van Steenwijk (c. h.)
bestrijdt het wetsvoorsfel. Spr. meent, dat
de financieele toestand: zich verzet tegen
iedere, niet strikt noodige uitgave.
De heer Van Embden (v. d.) wijst er
op, dat het voorstel voldoet aan de eischen
van billijkheid en dat er slechts een klein
bedrag mede gemoeid is. De heeren Van
der Feltz (lib.) en De Waal Mafefijt (a. r.)
scharen zich aan de zijde van den heer
De Vos van Steenwijk. Het standpunt van
den heer Van Embden vindt bijvar bij de
heeren Vliegen (s. d.) en Bergsma (V. B.).
De heer Ketelaar (v. d.), lid der Tweede
Kamer, veitdedigt zijn voorstel, dat ten
slotte verworpen wordt met 16 tegen 14
stemmen.
Aan de orde is dan de bekrachtiging
van de nieuwe spoorwegovereenkomsten.
De heer Van der Hoeven (c. h.) vraagt
inlichtingen in verband met de Noord-Bra-
bant-Duitsche Spoorwegmaatschappij.
De heer Van Nierop (V. B.) wenscht te
weten, wat de staat heerf geciaan om zich
te dekken tegen eventueele verliezen der
spoorwegmaatschappijen.
Minister Konig beanfwoordt de vragen.
Het ontwerp wordt aangenomen z.h.s.
DE NIEUWE MINISTERS.
Van de bij de reconstructs van het te-
genwoordig kabinet optredende nieuwe
ministers, de heeren Jhr. Mr. D. J. de
Geer en J. J. C. van Dijk is eerstgenoemde
als oud-Kamerlid en tegenwoordig burge
meester van Arnhem al een bekende per-
soonlijkheid.
Jhr. Mr. Dy J. de Geer werd 14 De
cember 1870 te Groningen geboren, her-
innert de Msb. Hi] bezocht het Erasmi-
aansch Gymnasium te Rotterdam en het
Gymnasium de Arnhem, waarna hij te
Utrecht aan de\ Hoogeschool in de rech-
ten studeerde.
Hij was lid van den gemeenteraad van
Rotterdam van 19011908, tevens lid van
de Gezondscommissie te Rotterdam, se-
dert 1902 lid der Provinciate Staten van
Zuid-Holland en vele jaren lid van Ged.
Staten van Zuid-Holland. In 1907 werd hij
tot lid der Tweede Kamer gekozen. Hi]
was lid geweest van de volgende Staats-
commissies: de leger-commissie, de Cen-
trale-Commissie voor drinkwaterleiding,
commissie tot herziening der Grond-
wet en de Commissie tot herziening der
Gemeentewet. Ook is hij nog lid geweest
van de Staatskommissie tot voorbereiding
van het Evenredig kiesrecht en van de
Staatscommissie tot voorbereiding der
Oorlogswinstbelasting.
Sedert 8 Mei 1920 is hij burgemeestei
van Arnhem. Jhr. de Geer is ridder in
de orde van den Nederl. Leeuw.
Minister J. J. C. van Dijk, is geboren in
1871. Hij werd tot 2en luitenant benoemd
13 October 1882, 20 October 1896 tot len
luitenant en 23 Sept. 1908 volgde zijn be-
noeming tot kapitein. Het blad heeft over
den Minister nog de volgende bijzonder
heden:
Na eenigen tijd leeraar te zijn geweest
aan de militaire school te Haarlem werd hij
benoemd tot leeraar aan de Kon. Militaire
Academie te Breda. In 1908 werd hij be
noemd tot onder-directeur van de topo-
gratische inrichtingenj en op 1 April 1913
volgde zijn benoeming tot directeur dier
inrichting, pp welk tijdstip hij ontslag
uit den militairen dienst nam.
Hij is ridder in de orde van Oranje-Nas-
sau, Commandeur 2e klasse der orde van
Dannebrog en hij is versierd me( het eere-
teeken van 20-jarigen dienst als ofticier.
De heer van Dijk is voorzitter van de
Nationale Christen Officierenvereeniging,
voorzitter van het Christelijk MilStair Ver-
bond en secretaris van den tijdelijken raad
van Beheer der Dr. Abraham Kuyper-stich-
ting. Ook bewoog hij zich op het terrein
van het krankzinnigenwezen. Hem was de
leiding der laatste volkstelling opgedragen,
die volgens een geheel nieuw door hem
ontworpen systeem werd uitgevoerd.
lit Anti-Revolutionaire kringen is de heer
van Dijk een zeer gezien persoonj. Hij
heeft zitting in het besduur van verschil-
lende Christelijke scholen.
De reorganisatie en uitbreiding der topo-
grafische inrichting is geheel zijn werk.
Juist nu 't nieuwe gebouw der topogra-
fische inrichting gereedf is, is zijn benoe
ming tot minister van Oorlog gekomen.
De nieuwe Minister van Oorlog heeft
zich steecife door groote werkzaamheid ge-
kenmerkt.
DE POKKEN?
Onder Schellinkhout doen zich ziekte-
verschijnselen voor, die op pokken wijzen,
De medici daar en te Hoorn, met mede-
werking van de resp. burgemeesters, doen
alle mogelijke moeite het gevaar te lo-
caliseeren.
DE TABAKSWET.
Het st.bl. nou 1004 bevat een Kon. be-
sluit van den 21sten Juli 1921, houdende
vaststelling van den dag waarop artikel
81 der Tabakswet (sf.bl. 1921, no. 712)
in werking treedt.
Daarbij is bepaald, dat dat artikel in
werking treedt met ingang van den 4den
Augustus 1921.
D?artiS?I^tfiall^daT b i nnerFe iMTianrui'
na 4 Aug. 1921 een ieder, die een be-
drijtsvergunning noodig heett, deze schrit-
telijk moet aanvragen bij den ontvanger
der >accijnzen, onder wiens kantoor het
bedrijt wordt uitgeoeetnd.
HET ONTWERP-VERDRAG.
VAN WASHINGTON.
Bij de Tweede Kamer is thans ingediend
een zesxal wetsontwerpen betreffende voor-
behoud der bevoegdheid tot toetreding
tot het ontwerpverdrag van Washington
betreffendet
le. beperking van den arbeidsduur in
nijverheidsondernemingen vtot acht uren
per dag en achtenveertig uren per week;
2e. de werkloosneid;
3e. den arbeid van vrouwen voor en
na hare bevalling;
4e. den arbeid van vrouwen geduren-
de den nacht;
5e. de vaststelling van den leeftijd, waar
op kinderen mogen worden toegelaten tot
het verrichten van arbeid in nijverheids
ondernemingen;
6e. den nachtarbeid van jeugdige per-
sonen, werkzaam in de nijverheid.
HET AFTREDEN VAN DEN HEER
DE BUISONJE ALS KAMERLID.
Het Nieuwsblad voor den Boekhandel
bevat een advertentie van de directie der
Mij. voor Goede en Goedkoope Lectuur
(de Wereldbibliotheek) waann wordt me-
degedeeld, dat in de op 19 juli ji.^gehou-
den aandeelhoudersvergaderingy met in
gang van dien datum aan den heer W.
H. de Buisonje ontslag is verleend als
onderdirecteur der onderneming.
Naar Het Volk verneemt, zou dit onge-
vraagd ontslag verleend zijn naar aanlei-
ding van aan het licht gekofnen finanti-
eele onregelmatigheden.
De heer De Buisonje, die indertijd de
REG AT A (de tentoonstelling onder Stolter-
dijk) exploiteerde, heeft daarmede aan-
zienlijke verliezen geleden. Hij is daarna
gaan specule'eren en heeft het daarvoor
noodige gejld, gebruikmakende van zijn
vertrouwenspositie als onderdirecteur, van
de Wereld-Bibliotheek opgenomen.
Een paar maal heeft nij de geleende
bedragen geheel of gedeeltelijk terugge-
stort, maar de derde maal was hem dit
niet mogelijk. De heer De Buisonje heeft
daarna zijn ontslag genomen als lid der
Tweede Kamer, waarin hij voor den Eco-
nomischen bond zitting had en bevindt
zich thans in het buitenland.
BELEEFDE WETHOUDERS.
In de vergadering van den gemeente
raad van Wormerveer, op 21 dezer ge-
houden, kwam aan de orde de bespre-
king van de publicatie van het college
van Burg, en Weth. gericht: „Aan de
burgerij", waarin de wethouders den
burgemeester v verweten, met met hen
samen te werken. Als staaltje wat de
heeren wethouders welj onder samenwer-
ken verstaan, deelde de burgemeester
mede:
In de vergadering van Burg, en Weth.
van 4 juli stelde de voorzitter voor, om
in de notulen van 6 Jum welke foen
in behandeling kwam en in te voe-
gen: „De wethouder Binnendijk voegt
den voorzitter, de woorden toe: „Verd....
ploert, leugenaar, schoft, alles wat je zegt
is kletskoek", en in de vergadering van
Burg, en Weth. van 10 Juli stelde de voor
zitter bij de goedkeuring van de notulen
voor, om in die van 4 Juli intyte voegen:
„De heeren wethouders voegen den voor
zitter toe de woorden:, „Verd.schoft,
je zit weer te liegen, je kunt s.tikken met
je vparlementaire vormen en ourgerlijke
mameren. Je bent een gek, een idioot,
een ploert en een burgerlijke apach."
De burgemeester zeide vervolgens, dat
als de heeren wethouders prijs stellen op
samenwerking, zij juist moeten beginnen
om eenigermate de parlementaire vormen
en burgerlijke mameren in acht te ne
men, dat er mmmer eenige verontschul-
diging kon zijn,! Voor zulke ernstige mis-
dragingen, dat hijf hoopte, dat de tractie,
waartoe de heeren wethouders behooren,
hare partijgenooten zal kunnen bewegen
om, ,in het belang der gemeente, van
houding te veranderen, omdat, welke po-
litiek gevoelens men ook moge toege-
daan zijn, men, zal moeten erkennen, dat
het inachtnemen der goede vormen verbon-
den moet zijn, aan het vervullen van een
openbaar ambt. Msb.
DE NEDERLAAG DERSPANJAARDEN
IN MAROKKO.
Het drama te Annal.
Over de gevechten tusschen de Spaansche
strijdmacht in Marokko en de Moorsehe
benden wordt door den Madrileenschen cor
respondent van /srLe Journal" nog het vol
gende gemeld
De Spaansche troepen hebben een neder-
laag geleden tegen de opstandige volks-
stammen in Marokko bjj hun vooruitge-
schoven stellingen in de omgeving van
Annal, gevolgd door den tragischec zelf-
moord van den coramandeerenden generaal
met zijn geheelen staf.
De correspondent seint het volgeude ver-
haal aan zijn blad, zooals hem dat was
gedaan door een Spaansch officier, die erin
geslaagd was te ontsnappen.
Generaal Silvestre had slechts weinig
aandacht geschonken aan de berichten om-
trent muiterjj onder de inlandscbe troepen,
in de verwachting, dat zijn aanwezigheid
onder de oproerige soldaten voldoende zou
zjjn, om de orde te herstellen. Hij besloot,
de stellingen te Higerrnina te verlaten met
een eskadron geregelde troepen en het regi
ment infanterie Alcantara.
Toen deden de inland;che troepen ten
getale van verscheider.e duizenden, m-t
artillerie, een onverwachten krachtigen aan-
val op de Spaansche strijdmacht op een
punt, dat bekend staat als de stelling van
Anral.
Generaal Silvestre, die bericht van den
aanval had ontvangen en den in 't nauw
gebrachten troepen te hulp snelde, gat be
vel tot ontruiming van de stelling, nadat
al het onbruikbare materiaal alsmede dat,
wat men niet kon medevoeren, was vernield.
Toen begon de terugtocht naar Annal.
De aanvailers, die voortdurend versterking
ontvingen, achtervolgden de Spanjaarden en
brachten hun ernstige verliezen toe. Niet-
temin waren de uit hun verband gernkte
troepen van generaal Silvestre in staat,
Annal te bereiken, waar zjj in allerijl ver-
schansingen aanlegden, terwijl er draadloos
om versterkingen werd geseind naar Ceuta
en Tetoean.
Inmiddels waren de inboorlingen erin
geslaagd, de etappelinies van generaal Sil
vestre af te snijden. Teneinde een alge
meene slachting te vermjjden, bedoot deze
nu de vjjand van alle zgden druk uitoefende,
nog verder te trekken, naar de stelling
van Sedi Driss.
De Spaansche strjjdkrachten waren toen
vrjjwel geheel gmsingeld doordeinboorlingen
en de terugtocht naar de nieuwe stelling
was een buitengewoon moeiljjke taak. De
troepen, die de gewonde marscbappen mede-
voerdermoesten bg kleire afde-lingen
UZENSCHE CO U RANT
Nederlands toetreding