TirN ms&scbt Gourast
Yrijdag 27 Mei 1921.
No. 7150.
TWBBDB BXaA.D.
8EMENBPE BERICHTEN.
FEUILLETON.
VERDUISTERING.
Te Hengelo is een ambtenaar der poste-
rijen gearresteerd, verdacht van verduis-
tering van gelden ten nadeele van het
postkantoor aldaar.
MOORDAANSLAG.
Te Assen zijn gevankelijk binnenge-
bracht twee gebroeders te Barger CJompas-
cuum, verdacht van poging tot doodslag
op den arbeider H. Poelman, door op
dezen eenige revolverschoten te lossen en
hem daarna in het kanaal te werpen. F.
werd nog bij tijds door toegeschoten hulp
gered.
DOODGEREDEN.
Op den straatweg bij Abcoude werd een
fietsende jongen door een automobiel aan-
gereden. Eernstig gewond werd hi] met
hetzelfde voertuig naar Amsterdam ge
bracht, doch hij overleed reeds onder-
weg aan zijn verwondingen.
NEDERLANDER IN IERLAND
GEWOND.
De Times" deelt mede, dat te Cork
(Ierland een lid van de bemanning van
het uit Rotterdam afkomstige s.s. „Hoo-
getij" gewond werd door een schot uit
een militairen troep, welk haltgeroep hij
niet gehoord of niet verstaan had.
ZIJN VROUW DOODGESCHOTEN.
In het cafe „Waalhaven" te Pernis bij
Schiedam is een twist ontstaan, waarbij
de kastelein A. v. B. op zijn vrouw schoot.
De kogel ging haar door het hart. Wei-
nige oogenblikken later overleed zij. De
burgemeester van Pernis en de officier
van justitie te Rotterdam hebben een on-
derzoek ingesteld.
NAAKTLOOPERIJ.
Tusschen Bovenknijpe en Oranjewoud
zijn jl. Zondag een tweetal naaktloopers
gesignaleerd. Een achtervolging leidde tot
geen resultaat. Achterat bleek dat zij in
den laatsten tijd reeds doo(r dezen en
gene zijn waargenomen.
NACHTVORST.
In het Westland en de omstreken van
Maassluis, heeft het in den nacht van
Vrijdag op Zaterdag zoo sterk gevroren,
dat er zeer veel aardappelen en aardbeien
bevroren zijn. Het gewas aardbeien is we-
gens de droogte toch al niet te best. De
groote soorten zijn klein en de kleintjes
zijn bijna alle verdroogd.
EEN REUS VAN EEN KABELJAUW.
Te IJmuiden is door den stoombeuger
van schipper D. Poot, een reuzenkabel-
jauw aan de markt gebracht, zoo groot
als de visschers nog niet hadden gezien.
Het dier woog 32 pond en werd atzon-
derlijk verkocht en bracht f 12.40 op.
DANKBARE ERFLATERS.
Domine David Byrne te Chicago heeft
vijftien jaar geleden als middemachtzende-
ling een meisje van gegoede familie uit
Florida van den ondergang gered. De fa
milie is zeven jaar geleden vermoedelijk
bij een schipbreuk omgekomen en de gees-
telijke is thans de ertgenaam van het door
haar nagelaten fortuin, dat op 8 millioen
dollar geschat wordt.
ZOENEN EN AFRAN8ELEN.
James Polydine en Frederick Skipp, twee
vaders van dienstboden, hadden zekeren
William Gurney in "South Ealing afge-
ranseld, bp wiens vrouw hun dochters in
betrekking wareti geweest. Voor den rechter
te Brentford bekenden zjj de mishandeling.
maar voerden tot hun verontsehuldigiag
de tfODgeschreven wel" aan, aacgezien
Gurney hun dochters lastig gevalleu bad.
Gurney ontkende die. Bij gafalleentoe
dat hp een van de meisj-s, Mary Skipp,
een zoen had gegeven.
De rechter beshste dat er een tecbnische
aanranding van Gurrey had plants gebad,
maar onder zoo verzachtende omstandig-
heden, dat hp beide beklaagden van recbts-
vervolgiDg ontsloeg. Daarentegen werd
Gumev met 5 beboet wegens bet zoenen
van Mary Skipp.
91
Eugenie kwam weldra terug.
„Moeder kan niet uit zijn, zij was in de
kraam ook niet," zeide zij tegen de por-
tiers.
Zij liet een grooten sleutel zien, dien zij
in de hand had en voegde er bij:
„Ik zal hier eens mee kloppen, dan
zal zij mij wel hooren."
Weer snefde zij haastig de trap op, maar
halverwege ontmoette zij een man, met
een blauwe jas aan en die een pak droeg.
Het was Galgenaas, die voor zijn me-
deplichtige uitliep en de dochter van het
slachtoffer dadelijk herkende.
Eerst schrikte hij, maar onmiddellijk
kreeg hij zijn tegenwoordigheid van geest
terug en om te voorkomen, dat het meisje
terstond het lijk van haar moeder zien zou
en alarm zou maken, voordat hi] en Le-
sage hadden kunnen vluchten, riep hij de
zen toe:
„Sluit de deur."
Eugenie riep terug:
„Neen, laat u maar, heeren, ik meet
ook boven wezen."
Lesage, die het meisje ook zag, begreep
de bedoeling van Soufflard en haastte
zich, de deur at te siuiten, waarvan hij
den sleutel meenam.
Vervolgens ging hij Eugenie voorbij,
haalde zijn medepiichtige in, die op hem
wachtte en beiden daalden snel de trap af.
Eugenie Renault keek hen even verwon-
derd na en bonsde daarop met haar sleu
tel tegen deur.
GEMEENTERAAD VAN TER NEUZEN.
Alles bleef stil.
^JVlijn God ;wat beduidt dat toch?"
mompelde zij. „Moeder is er toch en
die twee mannen
De woorden bestierven op haar lippen
eb eensklaps verbleekte zij, want op den
vloer van de gang zag zij groote roode
vlekken.
Toen zij die meer van nabij bekeek,
zag zij dat het de bloedige afdrukken wa-
ren der schoenen van een man, zoo dui-
delijk atgeteekend, dat zij zelfs de spij-
kers in de schoenen kon herkennen.
Door een vreeselijk voorgevoel aange-
grepen, slaakte het meisje een gil, snelde
de trap weer af en een oogenblik later
viel zij, doodsbleek als een bom de ioge
binnen en schreeuwde met gebroken stem
„Moeder antwoordt niet. Er ligt bloed
voor de deur. Er moet een ongeluk ge-
beurd zijn."
Toen overvalien door een huivering,
die haar de tanden deed klapperen, viel
zij op den drempel van de loge neer en
bleet languit op den grond liggen, als
levenloos.
„Ga vlug mijnheer Renault halen," zei
de juffrouw Toussaint tegen haar man.
De portier liep heen.
Geholpen door Fifi Vollard, nam juf
frouw Toussaint het bewustelooze meisje
op, droeg haar de loge binnen en legde
haar op drie stoelen.
Dit achtte Fifi het geschikte oogenblik
om uit te knijpen.
„Ik ga vliegende geest halen, niets zoo
goed om haar weer bij kennis te brengen."
En zonder af te wachten wat de por-
tierster zou antwoorden, snelde hij de
straat op, maar in het voorbijgaan wipte
hij snel het zilveren horloge van den spij-
ker en stak het in zijn zak.
Hij liep de rue du Temple in, maar
nauwelijks had hij een paar schreden ge-
daan, ot hij zag Pierre Renault aanko-
men, vergezeld van den portier.
„De man", mompelde hij, ,,drommels,
hem mag ik niet in de armen loopen."
Hi] gmg den anderen kant op, maar
bleef weer staan, nu verplet van schrik,
als was daar plotseling een vreeselijk spook
voor hem opgerezen en vol ontzetting
mompelde hij:
„Milloc."
Dit was de naam van een politie-inspec-
tenr, bekend bij alle misdadigers, van wie
hij de schrik was en om dezelfde reden
hoog in aanzien bij de politie- en justi-
tie-autoriteiten.
Sidderend bij de nadering van dien ge-
duchten vijand, vluchtte Fifi het portaal
van een huis binnen, kroop in eeh hoek
en zag tot zijn verlichting, dat de vree-
selijke Milloc voorbij ging, zonder acht
op hem te slaan.
Voorzichtig kwam hi] weer te voor-
schijn en zette het nu op een loopen,
door het wamet van straten en stegen
achter de rue du Temple, waar zijn spoor
niet zou terug te vinden zijn.
VIII.
Het Lijk.
Het vreeselijke gerucht, dat er een
moord gepleegd moest zijn, had zich als
een loopend tfuurtje door het geheele
hnis verspreid en toen Pierre Renault bin-
nenkwam, stond de gang reeds vol men-
schen.
Toussaint had hem, op weg hierheen,
alles meegedeeld, wat hi] wist en de arme
man was doodsbleek geworden, terwijl de
wanhoop op zijn gelaat te lezen stond.
Hij wankelde toen hi] zijn huis Lereikte
en het duurde eenige oogenblikken, al
vorens hij den drempei kon overschrijden.
Het zweet parelde op; zijn voorhoofd
en tranen vioeiden langs zijn wahgeii.
„Neen, het kan niet waar zijn," mom
pelde hij, het meisje moet zich vergist
hebben. Mijn arme vrouw. Het kan niet
waar zijn."
Hij keek de buren met verwilderde oogen
aan en herhaalde:
„Dat is toch niet mogelijk."
Niemand antwoordde, niemand had de
moed, om den armen Pierre Renault ge-
rust te stellen, maar die stilte was zoo
welsprekend, dat de ongelukkige zijn laat-
ste hoop voelde verdwijnen en snikkend
uitriep:
„Dat zal mijn dood zijn. O God, dat
zal mijn dood zijn."
Op dit oogenblik kwam een man, gekleed
in lange zwarte jas, die tot de kin was
dichtgeknoopt en met een hoogen hoe d dp,
voor het huis waar ook reeds een men-
schenmassa was samengestroomd.
,,'Wat moeten al die menschen hier?"
vroeg hij. „Is er iets gebeurd?"
Een koopvrouw uit den Temple ant
woordde
„Iets vreejselijks: een moord."
De oogen van den man scnitterden en
met groote belangstelling vroeg hij verder:
„Wie is er vermoord?"
,,Een bovendst beste vrouw, mijnheer,
juffrouw Renault.
Haar dochter, die nu in de loge van den
portier is, heeft de voestappen van den
moordenaar met het bloed van haar moe
der, in het portaal gezien en het anoe
kind is er meer dood dan levend van, want
zij hield veel van haar moeder, die een
brave vrouw was en een knappe koop
vrouw. U hebt haar toch ook wel gekeud
juftrouvv Renault?"
Neen, maar dat doet er niet toe."
Hij zeide dat op zulk een onverschillig n
toon, dat de koopvrouw er zich aan trger-
de, maar zonder daar op te letten, vroeg
hij voort:
„Is de moordenaar gepakt?"
„Welneen, kan je begrijpen! De politie
die komt immers altijd te laat."
„Dus hij is weg?"
„Zoover als 't maar kan."
„Heel goed!"
Nu kon de koopvrouw haar verontwaar-
diging niet langer bedwingen en rood van
toorn riep zij hem toe:
„Zeg eens, jij, vind je dat goed?"
Kalm antwoordde de man:
„Ik bedoel dat ik het heel goed begre
pen heb."
Vervolgens drong hij door de menigte
heen en baande zich een weg naar de logt
De portierster en haar man wijddcn ai
hun zorgen aan Eugenie, die nog steeds
buiten kennis was en die zij op hun bed
hadden neergelegd.
Zonder omslag trad de nieuw aangeko-
mene de loge binnen en vroeg den por
tier wien zij in het laatste uur hadden
zien binnenkomen.
Toussaint moest bekennen, dat hij het
niet wist.
„Hoe is dat mogelijk?" vroeg hij.
„Dat zal ik u zeggen," antwoordde Tous
saint, „mijn vrouw en ik stonden met on-
zen rug naar de deur, te praten met een
weesjongen, die op dien stoel zat."
(Wordt vervolgd).
VAN
Vergadering van Donderdag 19 Mei 1921,
des namidclags 2 uur.
Voorzitter de heer J. Huizinga, burge
meester.
Tegenwoordig de leden: L. J. Geelhoedt, L.
T. van Hasselt, J. J. de Jager, D Scheele, P.
van Cadsand, R. G. E. Nolson, G. de Ridder,
F. B. G. de Meijer, H. J. Colsen, N. A. Hame-
link en L. J. van Driel.
Afwezig de heeren H. J. van den Ouden en
P. C. Geensen.
(Vervolg).
5. Benoeming van leden der plaatselijke
sell oolcom missies.
In de vorige vergadering werd dit punt
aangehouden naar aanleiding van den door
verschillende leden uitgesproken wensch, dat
verschillende organisaties die tot de scholen
in betrekking staan, zouden worden uitgenoo-
digd tot het opgeven van candidaten ter be
noeming als lid der schoolcommissie.
Burgemeester en wethouders hebben aan de
hen toen gegeven opdracht gevolg gegeven, en
op de verzonden uitnoodigingen zijn de volgen-
de antwoorden ingekomen:
Betreffende de commissie voor de korn der
gemeente:
Door de afdeeling Ter Neuzen van het Neder-
landsch onderwijzersgenootschap wordt als can-
didaat-lid voorgedragen de heer J. Bierle,
eerste onderwijzer aan school A.
Het onderwijzend personeel van de bijzondere
chr. school in de Jozinastraat beveelt aan de
heer L. le Mat.
Door de afdeeling Ter Neuzen van ,,Volks-
onderwijs" worden ter benoeming van een lid
voorgedragen de heeren G. de Ridder en P.
Kaan Gz.
De afdeeling Hulst van den R. K. onderwij-
zersbond schrijft, dat zij zich uitstrekt over
geheel Oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen. Aan-
gezien zij het onder deze omstandigheden moei-
lijk acht voor iedere gemeente een of meer
onderwijzers aan te duiden adviseert zij bur
gemeester en wethouders zich daarvoor te wen-
den tot het bestuur der R. K. scholen of het
personeel dier scholen.
Door het bestuur der vereeniging voor lager
en meer uitgebreid lager onderwijs in de Jozi
nastraat worden ter benoeming aanbevolen de
heeren A. J. Klaassen, C. Wolfert, D. H. Lit-
tooij en J. Willemsen. Naar de meening van
het bestuur komt de eerst aangegeven persoon
het eerst in aanmerking, aangezien deze reeds
deel heeft uitgemaakt van de voormalige com
missie van toezicht op het lager onderwijs.
De afdeeling Ter Neuzen en omstreken van
den Bond van Nederlandsche Onderwijzers be
veelt voor de commissie in de kom aan den heer
F. van den Broeke en meent zich voor Sluiskil
van een aanbeveling te moeten onthouden.
Het bestuur der R. K. school beveelt aan
den heer C. Broekkamp.
2o. voor de commissie Sluiskil-Driewegen:
Het bestuur der christelijke school te Drie
wegen geeft te kennen, dat het hare aandacht
heeft getrokken. dat door burgemeester en
wethouders bij hunne voordracht van de 10-
personen 9 te Sluiskil en slechts 1 te Drie-
wegen woonde. Die verhouding was h. i. niet
in overeenstemming met het aantal scholen,
noch met dat der leerlingen of onderwijzers.
In de veronderstelling, dat uit deze voor
dracht gekozen werd en de keuze mede viel op
den heer J. C. Jansen, zou de commissie be-
staan uit 4 personen. van Sluiskil en slechts 1
van Driewegen, terwijl het hun beter voor-
komt, dat 3 leden te Sluiskil wonen en 2 te
Driewegen. Dit toch zal de wisseling van ge-
dachten vergemakkelijken en er is dan meer
reden om de vergaderingen beurtelings te Sluis
kil en te Driewegen te houden.
Tn nvereenptemming met het bovenstaande
wenschen zij voor groep 2 (art. 184 al 1) voor
te dragen den heer G. van Driel.
Om meer kans te hebben, dat er van de ge
kozen leden 2 te Driewegen zullen wonen, komt
het hen echter meer gewenscht voor, dat door
groep 5 (art. 184 al 1) 2 personen van Drie
wegen worden voorgedragen en vestigen zij de
aandacht op de heeren f. Bakker en J. de
Bruijne Mz.
De aanbeveling voor groep 2 zou dan kun
nen vervallen.
Het bestuur der vereeniging voor christelijk
onderwijs te Sluiskil beveelt aan de heeren
J. C. Oostdijk en C. H. A. Vermeulen.
Het bestuur der R. K. bijzondere school te
Sluiskil beveelt aan de heeren H. J. Colsen en
A. Krijger.
De VOORZITTER wenscht, in verband met
den beperkten tijd van sommige leden en de
reeds zwakke bezetting der vergadering eerst
nog het volgende punt in zake de haven voor
binnenscheepvaart, behandelen.
De heer SCHEELE maakt daartegen be-
zwaar; ook hij zou, wegens dringende reden,
zich reeds hebben moeten verwijderen, doch
wenschte over de benoeming der schoolcom
missie nog wat te zeggen.
De VOORZITTER wil hem dan tegemoet-
komen door dit punt van de agenda te nemen
en dit tot de volgende te verdagen. Voor de
zaak zelf is dat geen bezwaar.
De heer SCHEELE verlaat nu de vergade
ring.
7. Verbetering en uitbreiding der los- en
laadgelegenheden voor de binnenscheep
vaart door het Rijk met bydragen van
de gemeente en de provincie.
Burgemeester en wethouders deelen aan den
gemeenteraad mede, dat zij bij schrijven van
18 Maart 1921, no. 154, 2de afdeeling, van ge-
deputeerde staten van Zeeland hebben ontvan-
gen, voorstellen van den Minister van Water-
staat tot het uitvoeren van verschillende ha-
venwerken in deze gemeente.
Volgens die voorstellen wenscht de Minister
de volgende werken te doen uitvoeren:
a. een steiger met daariangs gelegen los- 1
plaats en verharaen weg langs den ooste- i
lijken oever van den middenkanaalarm,
begroot op f 110.000;
b. een wegsverharding op den oostelijken
oever van den oostelijken kanaalarm, met
terugplaatsing eener gedeeltelijke be-
schoeiing, begroot op f 42.000;
c. de vemieuwing van de steigers langs de
bestaande stationskaden begroot op
f 800.000;
d een nieuwe binnenhaven begroot op
f 500.000.
e. een nieuwe vluchthaven begroot op
f 42.000.
Door de uitvoering dezer werken zou beschik-
baar komen aan aanleglengte voor de binnen
scheepvaart 2260 M., waaronder 300 M. tevens
als reserveligplaats voor zeeschepen zou kun
nen dienen; benevens 9500 M2. opslagruimte.
Waar de regeering de werken sub a, b en c zal
doen uitvoeren op eigen kosten, daar kunnen
wij de uitvoering dier werken zeker toejuichen
als zullende zijn een groote verbetering voor
de binnenscheepvaart in deze gemeente.
Deze werken brengen voor de gemeente geen
financieele offers met zich, ze kunnen haar
slechts voordeelen opleveren, wat zal blijken
uit hetgeen volgt.
In de kosten der werken sub d en e zal ook
de gemeente eene bijdrage moeten verleenen,
en wel volgens het voorstel van den Minister
1/3 der gezamenlijke kosten, of rond f 180.000.
Het is dan verder de bedoeling, dat van de rest
1/3 zal gedragen worden door het rijk en 1/3
door de provincie Zeeland. Wat de exploitatie
en het onderhoud betreft schrijft de Minister
zou van de volgende beginselen uitgegaan
moeten worden:
1. om een behoorlijke instandhouding der
werken te verzekeren moet het onderhoud
blijven tot de zorg van den Rijkswater-
staat.
2. de exploitatie der steigers en loswallen
alsmede der onder d en e genoemde ha-
venoppervlakten zou aan de gemeente Ter
Neuzen c. q. voor een deel aan de betrok-
ken spoor- of tramwegmaatschappij zijn
over te laten.
3. den onder 2 bedoelde lichamen ware als
exploit ant concessie te verleenen voor het
heffen van een passend kadegeld en van
een vergoeding voor het gebruik van op-
slagterreinen, zoomede voor het heffen
van havenge!d voor ligplaats in de te ma
ken havens onder d en e bedoeld.
4. aan den Staat zal vergoeding voor te ma
ken onderhoudskosten zijn te verzekeren
door van de gemeente Ter Neuzen c. q.
van de spoor- of tramwegmaatschapp
eene bij erfpachtsovereenkomst vast te
stellen betaling voor het gebruik der wer
ken te vorderen.
Wij hebben hierboven medegedeeld wat de
Minister in het algemeen wil en wenschen
hieraan eenige beschouwingen vast te knoopen
om straks te komen tot een beginsel-voorrtei.
Wat dan in de eerste plaats de exploitatie
betreft, moeten wij al direct de opmerking
maken, dat wat de Minister wil ons niet alleen
onduidelijk is wat wenscht Zijne Excellentie
b.v. aan de gemeente te geven en wat aan spoor
of tram doch ons ook niet volledig schijnt.
Uit een financieel oogpunt der gemeente is
toch de allereerste vraag: zal ook op de andere
plaatsen binnen de kom en daarmede be-
doelen wij de ligplaatsen en daarbij behoorende
opslagterreinen tusschen de Oost- en Midden
sluis en het z.g. separatiepunt (niet genoemd
in vorenaangehaald schrijven) kade- en op-
slagveld geheven mogen worden Wij hebben
ons terzake gewend en tot den heer ingenieur
alhier en tot den heer hoofd-ingenieur te Mir'
delburg en kregen in beide gevallen den ster-
ken indruk, dat het zeer zeker de bedoeling
was, dat ook al die terreinen in exploitatie ge
geven zouden worden.
Onder de 2260 M. aanleglengte en 9500 M2.
opslagterrein zijn ook al die andere deelen, als
Heerengracht, Rosegracht en Schuttershofweg
begrepen. Het zal natuurlijk gewenscht zijn.
dat voor definitief een besluit genomen wordt,
de Minister ons vorenverlangde zekerhet
heeft.
Van niet minder belang is de andere vraag:
,,Wat zal aan spoor en tram worden gegeven?"
Dienaangaande was men betreffende or.ze vra-
gen minder positief. Wij kregen daaromtrent
den indruk. dat men aan de spoorwegmaat-
schappij wel gedeelten wilde afstaan. Over r
punt war n evenwel onderhandelingen gaande
zoodat men ons hierover niet kon inlichten.
Wii will en hierbij evenwel reeds onmiddelli
opmerken, dat het de bedoeling van ons col
lege is, dat aan de gemeente het voile haven-
bedrijf zal worden gegeven, doch zoo noodig
met de verplichting om bepaalde deelen te ver-
huren aan spoor en tram op door den Minister
te stellen voorwaarden. Wordt terzake ook
andere eorporaties medezeggenschap gegeven
dan geeft dat weer een massa moeilijkheden
en eene verbrokkeling van belangen, wat zeer
zeker niet het algemeer. belang ten goede kan
komen.
Wel willen wij gaarne de rechten van an
deren en hierbij bedoelen wij speciaal de
spoorwegmaatschappij erkennen doch laat de
gemeente zijn de beheerders, die op den gang
van zaken zijn invloed kan doen gelden.
De zaken het havenbedrijf rakende zijn tot
heden geheel buiten de gemeente om gevoerd
en algemeen zal toch bekend zijn, dat die lei-
ding niet altijd is geweest in den geest, zooals
de gemeente zulks zoude wenschen.
Als 4de voorwaarde op de 3de komen wij
nader terug zal het rijk een vergoeding ei-
schen in den vorm van een erfpachtscanon.
Wij hebben getracht te weten te komen hoe-
veel men zich dien erfpachtscanon voorstelt.
Ook op dit punt heeft men ons geen afdoend
antwoord gegeven. En bij den hoofd-ingenieur
en bij het domeinbestuur kon men geen cijfers
noemen. Intusschen gaf men ons de verzeke-
ring, dat waar die canon zou zijn een vergoe
ding voor onderhoudskosten, deze niet hoog zou
zijn en daarop het plan van den havenaanieg
zeker niet zal behoeven af te stuiten. Onder 3
geeft de Minister ons het recht om haven-,
kade- en opslaggelden te heffen.
Het is ons natuurlijk onmogelijk om nu reeds
met cijfers aan te geven hoe die verschillende
rechten geregeld moeten worden.
Wij moeten er ons dan ook van onthouden
waar het hier slechts een beginsel-voorstel be
treft U een overzicht te geven van de uit-
gaven en ontvangsten.
Waar reeds jaren gebleken is, dat de ruimte
voor de binnenscheepvaart hier onvoldoende is,
daar meenen wij, dat de gemeente het voorge-
legde plan moet toejuichen. Dat in elk geval
de binnenscheepvaart weer zal toenemen be-
hoeft waarschijnlijk geen betoog en het lijkt
ons noodig, dat de gemeente klaar is, om straks
aan de binnenscheepvaart de noodige plaats
aan te bieden.
Het belang van Ter Neuzen hangt zeer nauw
samen met het havenbedrijf en willen wij Ter
Neuzen niet laten terugvallen tot een platte-
landsplaatsje, dan moeten wij dat havenbedrijf
trachten te bevorderen en dat kunnen wij al
leen door aan de scheepvaart een goed haven-
complex te kunnen aanbieden. Wij meenen met
vorenstaande toeliehting te hebben aangetoond,
dat uitbreiding der havenwerken is een ge-
meentebelang en stellen uw college in verband
hiermede voor:
1. Aan gedepwteerae staten van Zeeland
mede te deelen dat de raad der gemeente
Ter Neuzen in beginsel zich kan vereeni-
gen met de voorstellen van den Minister
van Waterstaat en dan ook genegen is
gelden voor voomoemd doel beschikbaar
te stellen, onder de navolgende voor
waarden
a. dat aan de gemeente in exploitatie zal
gegeven worden het geheele complex kaden en
havens gelegen tusschen de Oost- en Midden-
sluis en het separatiepunt van het kanaal Gent-
Ter Neuzen;
b. dat het beheer over bedoelde havens en
kaden zal gelegd worden in handen van de ge
meente Ter Neuzen, zoo noodig, met de ver
plichting om onder door den Minister te stel
len voorwaarden gedeelten in huur af te staan
aan de spoor- en tramwegmaatschappij;
c. dat het bedrag wat ten laste der ge
meente zal gebracht worden niet meer zal mo
gen bedragen dan 1 /3 der te maken kosten
voor een binnenhaven en een nieuwe vlucht
haven;
d. dat geen definitieve besluiten genomen
kunnen worden voor bekend zal zijn de erf
pachtscanon welke de gemeente zal hebben te
betalen en alvorens medegedeeld zijn de voor
waarden waarop de gemeente gedeelten aan
derden zal hebben te verhuren;
e. dat het rijk zich verbindt, dat schepen
van de binnenscheepvaart, behoudens enkele
uitzonderingen in den fcietcntijd, niet zullen
mogen lossen of laden op plaatsen buiten de
terreinen omschreven onder a.
2. Burgemeester en wethouders van Ter
Neuzen uit te noodigen om zich terzake
van het havenbedrijf nader met de be-
trokken autoriteiten te verstaan over al
die punten welke nog niet juist zijn ge-
stipuleerd en tevens cijfers te verzamelen
het havenbedrijf rakende.
De heer DE RIDDER acht dit een kwestie
van- groot gewicht voor Ter Neuzen, die van
groot voordeel kan worden. Hij meent, dat hei
't beste zal zijn, dat de gemeenteraad het voor
stel met algemeene stemmen aanneemt.
De heer COLSEN moet met den heer De
Ridder instemmen, doch maakt eene reserve,
of het wel gewenscht is met zoo weinig leden
ter vergadering over zoo'n gewichtig onder-
werp te beslissen.
De heer NOLSON geeft als zijn gevoelen te
kennen. dat de raad niet anders kan doen dan
de in dezen reeds door burgemeester en wet
houders betoonde werkzaamheid te appreciee-
ren. Hij raadt burgemeester en wethouders
aan, hij de onderhandelingen te trachten voor
de gemeente de beste voorwaarden te bedin-
gen, waarmede ze dan later bij den raad kun
nen komen.
De heer VAN DRIEL geeft als zijn meening
te kennen, dat al het mogelijke behoort te
worden aangewend, dat de exploitatie der ha
vens en kaden bij de gemeente komen, want
van de exploitatie door een particuliere maat-
schappij zijn wel eens onaangename toestan-
den, ook voor de werklieden het gevolg ge
weest.
De heer NOLSON verklaart het daarmede
geheel eens te zijn en omtrent de wenschelijk-
heid van het door den heer Van Driel geuitte
verlangen bestaat wel geen verschil van mee
ning.
De heer VAN HASSELT meent de opvat-
ting van den raad aldus te kunnen omschrij-
ven, dat burgemeester en wethouders, als ze
de juiste voorwaarden van den Minister van
Waterstaat kennen, en de voorwaarden zouden
minder gunstig zijn dan men thans wenscht,
zij zich opnieuw tot den raad zullen wenden.
De heer NOLSON begrijpt het ook zoo.
Het voorstel van burgemeester en wethou
ders wordt aangenomen met algemeene
stemmen.
8. Omvraag.
a. De heer VAN CADSAND vraagt, te
willen zorgen, dat ieder lid van het burgerlijk
armbestuur een exemplaar van het reglement
kan worden uitgereikt,. Er is thans maar 1
exemplaar en dat berust bij den voorzitter van
het college.
De VOORZITTER zegt toe, daarin te zullen
voorzien.
b. De heer VAN CADSAND deelt mede,
dat er te Sluiskil in de nabijheid der woning
van P. van Drongelen een zinkput ligt, waar
van niemand zich iets aantrekt om die schoon
te maken. Hem is verzocht er bij het gemeente-
bestuur op te willen aandringen eens een on-
derzoek in te stellen wie eigenlijk voor het
schoonhouden van dien put moet zorgen en
eventueel maatregelen te nemen, dat de onder-
houdsplichtige er dan ook voor zorgt. Nu ver-
oorzaakt de put door zijn vervuilden staat
overlast aan ue omwonenden.
De VOORZITTER zal gaarne aan het ver-
zoek voldoen.
c. De heer VAN DRIEL vestigt de aan
dacht op het ongelukkige jongetje van de
weduwe Wolfert, dat nu niet meer op schoo'
toegelaten wordt, omdat het er toch niets kan
leeren. Kunnen nu geen maatregelen getrof-
fen worden, dat het kind niet tot overlast van
velen den geheelen dag op de straat loopt.
De VOORZITTER deelt mede. dat hij aan
het burgerlijk armbestuur drie adressen heer
opgegeven van stichtingen waar zulke kinde-
ren worden opgenomen en verpleegd. Misschien
kan de heer Van Cadsand daarvan wel iets
meedeelen.
De heer VAN CADSAND deelt mede, dat
het burgerlijk armbestuur besloot om hierin
niet tusschenbeide te komen, in verband niet
het hooge bedrag, dat door die stichtingen
voor verpleging wordt gevraagd. Dan kan het
burgerlijk armbestuur met het beschikbaar
gestelde bedrag niet toekomen, en moet weer
verhooging vragen hetgeen blijkens de in de
vorige vergadering door sommige leden inge-
stelde informaties niet graag gezien wordt.
Daarom heeft men er niet op durven ingaan
De heer NOLSON meent, dat het bedoelde
ongelukkige kind daarvan toch niet de dupe
mag worden.
De heer HAMELINK uit ook zijn verwon-
dering over dit standpunt van het armbestuur.
De VOORZITTER meent wel namens den
geheelen raad te kunnen spreken, dat geen der
leden er aan het armbestuur ooit een verwijt
van maken zal, als het zich het lot van dit jon
getje aantrekt, al is het ook, dat daardoor de
toegestane gelden worden overschreden.
De heer VAN CADSAND kan wel zeggen,
dat, indien hij de zekerheid kan krijgen, dat
de gemeenteraad later met geen klachten ko
men zal, het armbestuur er zeker wel voor zal
willen zorgen.
De VOORZITTER: De raad zal daarom na
tuurlijk niet antwoorden, maar ik kan u wel
toevoegen: het burgerlijk armbestuur heeft de
voile bevoegdheid in dezen naar haar welden-
ken te handelen.
d. De heer HAMELINK wijst er op, dat,
zooals uit de regeling in de groote pers ge-
publiceerd is gebleken, de uitgetrokken haven-
arbeiders te Rotterdam, Amsterdam, Zaandam.
Delfzijl en Harlingen in verband met de blij-
vende werkloosheid nadere ondersteuning krij
gen van rijkswege. De pogingen daartoe van
hieruit tot nu toe aangewend om dat ook voor
Ter Neuzen te krijigen hebben om welke
reden begrijpt hij niet gefaald. Hij meent
dat er alle aanleiding is om van wege den ge
meenteraad nog eens een poging aan te wen
den. daar toch op den duur ondersteuning van
de uitgetrokken menschen niet zal kunnen uit-
blijven en die dan aan het armbestuur moeten
vervallen.
De VOORZITTER heeft heelemaal geen be
zwaar om aan dat verzoek gevolg te geven,
daar hij ook de motieven niet begrijpt, waarom
door de regeering de havenarbeiders te dezer
stede van die regeling werden uitgeschakeld,
niettegenstaande zij alhier van af het begin
van den corlog wel het meest onder de crisis
te lijdtn hebben gehad. in vergelijking met
andere havenplaatsen in ons land. 1-1*-* za'
zeker goed zijn namens den gemeenteraad ook
nog eens aan den Minister te schrijven.
De heer DE RIDDER vraagt, hce bet iu
staat met het omleggen van den dijk aan de
Scheldekade. Zou de gemeente nog steun
krijgen?
De VOORZITTER: Van wege het departe-
ment van Financien is steun toegezegd. doch
daar wacht men maar steeds op de bescheiden
van het Departement van Arbeid, die, toen
spreker er de vorige week eens naar infor-
meerde, nog niet waren ontvangen. Burge
meester en wethouders verkeeren daaromtrent
dus steeds in afwachting.
De vergadering wordt hierna door den
VOORZITTER gesloten.