ALGEMEEN N5EUWS- EN ADVERTENT1EBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. No. 7145 Vrijdag 13 Mei 1921. 69e J&argang. HERS TH IBHi-A-ID. Wegens het Pinksterfeest zal Maandag geen nummer ran dit blad verschijnen. BEKENDMAKING. Bakkersnachtarbeid. Geestelijke machten. BINNENLAND. Wij beleven een tijd, vvaarin voor han- denarbeid bijzondere attentie wordt ge- raagd. En dit is natuurlijk goed. ten mensch heeft zijn handen niet voor niets en zoolang we kunnen, moeten we die zoo goed mogelijk gebruiken. Voor het werk, dal met de handen geschiedt, mag zeker vvel vvaardeering zijn, het moet op prijs gesteld worden en dus ook terdege worden betaald. Het wil mij echter voor- komen, dat hierbij in onze dagen wel eeni- ge eenzijdigheid wordt voorgestaan. Bij sommige menschen lijkt het ot handen- arbeid nu het een en hei al is, of dat alleen maar beteekenis heeft en dus dat alleen moet worden betaald, terwijl an- deren arbeid, in 'tbijzonder van het hoofd van mindere ot geen beteekenis zou zijn. Wij zouden daarvan sterksprekende voor- beelden kunnen aanhalen hoe in Rusland, Duitschland en Oostenrijk-Hongarije jongc, betrekkelijk onervaren menschen, alleen omdat zij handenarbeid verrichten, enor- me loonen ontvangen, .terwijl de geleer- den, menschen van groote bekwaamheid^ in het algemeen intellectueelen, nauw- lijks zooveel verdienen, dat ze er sober van kunnen bestaan. En dan wordt dat nog verdedigd met de bewering: maar een geleerde ot man van wetenschap, doet toch ook geen arbeid? Also! dat zoo maar vanzelt gaat om een geleerde te worden en als geleerde iets goeds in de maatschappij tot stand te brengen! Dat is natuurlijk groote eenzijdigheid, want een mensch heeft niet alleen handen, maar ook een hoofd, en zijn hoofd gebruiken kost evengoed inspanning als 'fgebruik van de handen en daarom moet het wer- ken met het hoofd evenzeer worden ge- waardeerd en terdege worden betaald. Trouwens wat zou elke, ja de geringste handenarbeid voor beteekenis hebben als men er met zijn hootd niet bij was? Handenarbeid is toch alleen dan te waar- deeren, als er werkelijk iets door tot stand komt, iets wordt geordend, gere- geld ot gebouwd. Men zal toch niet iemand gaan betalen, die den geheelen dag niets anders gedaan heeft dan met een zwaren hamer op een ijzer slaan, zonder dat hij eenige bedoeling heeft ge- had om iets uit te werken? Dat is zwaren arbeid, maar zal men daar- voor iemand betalen? Ot zal men iemand geld gaan geven voor zijn arbeid, als hij den geheelen dag niets anders gedaan heeft dar. op dezelfde plaats met een spade op den grond slaan? Dat kan misschien wel menigen zweetdruppel kosten, maar dat gaat toch niemand betalen? Alle ar beid, waardoor weifcelijk iets uitgericht wordt ot tot stand komt, die is te waar- deeren en voor zulken anfoeid is toch ook noodig bekwaamheid en kennis. Ze ker, een sterken arm, een vaste hand, ge- oetende spieren, maar ook kennis om uit te zien en te regelen, en die zit toch i.n het hoofd. Nu is het echter eenmaai zoo in de wereld, dat niet een mensch alles kan doen. Eenzelfde mensch kan niet zijn lichaam oefenen tot handenarbeid en dan nog tijd genoeg vinden om door veel studie kennis en wetenschap te verzame- len. Het is daarom zoo geworden in de maatschappij, dat er kringen zijn, die hoofdzakelijk doen het werk, dat met de handen verricht moet worden en kringen, die zich meer bezig houden met hethoofd- werk als: uitdenken, regelen, enz, Nu wil ik er niet over in discussie treden, welk deel ot nu wel het voornaamste werk doet. Ik geloot, dat we daarmede nooit aan een eind zullen kamen. Ik geloot, dat geen enkel deel afzonderlijk kan bestaan, ze hebben elkander noodig, Wat zou den de handen doen zonder het hoofci, maar ook: wat zou het lichaam zijn zon der de handen? Geen deel kan gemist worden. Er moet hier zijn een weder- j zijdsche waardeering, een samenwerking. Dat komt Hit tot welzijn van het geheel. Er zijn in onze dagen menschen, die een- zijdig den nadruk leggen op den handen arbeid en dan verklaren: dus de arbeiders- stand is de voornaamste. Wat zouden de j menschen, die de dingen uitdenken, de werkers met het hoofd, in de wereld uit - richten, als er geen arbeiders waren, die de bevelen konden uitwerken? Dus, zoo zegt men: de arbeider boven alles! Alles goed en wel, maar is dat geen scheeve voorstelling? Een locornotief zal nooit met snelheid voortkomen, als eerst J niet de rails gelegd worden, waarlangs hij gaan kan, en dan moet er water en j steenkolen zijn, wil door den stoom de machine worden voortgedreven. Doch wie zal nu gaan zeggen, dat de rails en .het water en de steenkolen het voor naamste hier zijn en dat het niet aankomt op de kunstige machine, de locornotief zelf? Ik geef gaarne toe, dat er tijden geweest zijn, waarin de handenarbeid niet genoeg gewaardeerd en dus ook niet genoeg betaald werd, dat op het zweet van den arbeider niet werd gelet, doch men moat niet den anderen kant uit- gaan, om nu alles wat geen krachtarbeid is van minder waarde te-achten. Wijst dat niet op arbeid, als, iemand bijna sut wordt van het denken en regelen en or- denen? Handenarbeid is onrrtisbaar, maar wat doen de handen zonder het hoofd? Als een huis moet gebouwd wordejn, doen timmerlieden, metselaars, grondtVerkers, opperlieden alien te zamen, al zijn er nog zoo veel die toch niet weten wat en hoe er gebouwd moet worden. Daarvoor is een architect noodig, die de gedachte van het toekamstige gebouw in zijn hoofd heeft, die dat uitwerkt en laat uitwerken. En als hij de lijnen en vormen heeft aangegeven, dan kunnen de handwerkers aan den arbeid en is er kans, dat er een goed geheel te voorschijn komt. Wat zou er van terecht komen, als een schare stoere po'.derjongens zonder op- zicht uitging om een polder in te dijken? Hoeveel tevergeefs werk zou ergeschieden, welk een verwarring en wat zou er tenslotte na langen tijd nog van terecht komen? Onmisbaar is de ingenieur, die van tevoren alles overziet, die weet wat er geschieden moet en op welke wijze, en die het ge- heele plan van tevoren in elkaar zet, dat afgewerkt kan worden. Dat bespaart heel wat tevergeetsche moeite en dat zal veel sneller komen tot een goed doel. De werker met het hoofd is hier onmisbaar en van groote beteekenis. Wat zou er van den oogst op een boerenhofstede te- rechtkomen, als de landbouwer zelt alles niet uitdacht en regelde, als hij niet nauw- keurig naging, wat er op de verschillende akkers gezaaid mag worden en welke be- werking er op zijn tijd noodig is? Niet de kracht van den arbeider is het die hier den doorslag geeft, met 'toog op ruime vruchten, maar een verstandi- ge regeling is voor alles noodig. De man, die met het hoofd werkt is dus ook hier van groote beteekenis. Dit in acht te nemen, moet voor overdrijving bewaren. Het zou voor de gansche maatschappij en dus ook voor de arbeiderskringen, van zeer groot nadeel zijn, als men tegenover hen, die met 't hoofd arbeiden, onrecht ging doen, als het denkend deei der na- tie werd geminacht of veronachtzaamdi. Er moet meer zijn een samenwerking van hoofd en hand, van hand en hoofd. Geen deel mag denken dat het op zichzelf de hoogste rechten heeft en daarop den na druk leggen. De tegenwoordige beschaving, de ont- wikkeling, zooals op aiierlei gebied is waar te nemen, de hoogte van cuituur, waarvan ieder geniet, is naast degenen, die 't uit- gewerkt hebben ten slotte met hun han den, toch ook te danken aan degenen, die het eerst hebben uitgedacht Het ver- stand in den mensch, is een geestelijke macht, die het voorafgaande en onmisbare werk heeft moeten doen. Zonder die gees telijke macht zouden we zeker in heel andere toestanden thans verkeeren. En welk een vooruitgang is er aan te toonen als we eens eeuwen willen te- rugzien! Als we naar de beschrijvingen, die we lezen kunnen, ons een beeld vor men van den toestand van ons land, op ai ierlei gebied, een 25 eeuwen geleden, wClk een ontzaggelijk verschil dan met het' he- den. Ons land met uitgestrekte wilde bos- schen bedekt, met poeien en moerassen en bij elken hoogen waterstand ot stormwind aan de golven prijsgegevenzonder ver- keerswegen bijna en nu? Vruchtbare ak kers, dijken overal, die het water tegenhou- den, verkeerswegen en verkeersmiddelen tot in de kleinste plaatsen, bruggen en ka- nalen, welk een groot verschil bij den o6r- toestand van eeuwen terug. En in menig ander opzicht welk een vooruitganig We denken aan de holle boomstammen, waarin onze voorouders de rivieren kwa- men afdrijven en vergelijken die met de trotsche zeekasteelen, die nu naar alle zijden van de wereld worden uitgezonden, vrachtstoombooten, waar men aan boord alles vindt en duizenden menschen een plaatsje vinden. We denken aan de holen in den grond ot de hutten, waar men vroeger woonde en zien nu de smaakvolle woningen, de villa's met de nieuwste geriefelijkheden van aiierlei soort. Weik een verschil! Zouden wij ons behagelijk gevoelen, als we ons moesten tevreden stellen, met een huisvesting als onze voorouders hadden? We denken aan de Weeding. Haltnaakt en met ruwe dierenhuiden bedekt, liep men vroeger rond, en zie daarnaast nu de fijne kleedij van onzen tijd, de keurige blouses, en de net atgewerkte pantalons. Welk een verscheidenheid in de kleeding voor iedereen en hoe geric.elijk! En als wij dan denken aan 't veiachil van spijs en drank, het verschil tusschen een maaltijd bij onze voorvaderen en een diner uit on ze dagen, als we letten op joost en telegra- fie, waarvan in dien „goeden ouden tijd," niets ot alleen iets heel primitiefs besltond, als we denken aan letteren en kunst, aan de veiligheid en vul zelt nu maar aan, dan moeten we zeggen: wat een vooruit gang! Nu staan we bij vroeger vergeteken toch wel op een hoogtepunt van cuituur. De geest der menschen is uitgegaan de eeuwen door om de stot te beheerschen, en het nageslacht heeft telkens gesteund op de grondslagen door een voorgeslacht gelegd, zoo zien we de voortgaande lijn, en het resultaat van dat alles is het stand- punt van ontwikkeling, zooals we dat nu op elk gebied aanschouwen. We danken het aan het werk van de houders, maar ook aan het verstand, aan het werk van den geest des menschen, die denkend en zoekend rondging, en naar volmaking streefde. Dit alles te aanschouwen, doet ons aan- genaam aan, stemt ons dankbaar, Het doet ons met eerbied stilstaan bij de macht, die aan den menscti gegeven is, om in deze wereld iets goeds tot stand te brengen. Het brengt ons echter juist in onze dagen tot sombere gedachten, want, waar wij leven. in een tijd van onczagge- lijke vooruitgang, wordt sinds lang onze aandacht gevraagd voor groote verwoes- tingen en ellende. Wij denken nog aan groote streken, door den oorlog, tot een woesternij gemaakt, waar alle mogelijke voorwerpen van kunst en beschaving ver- nietigd werden. In een oogemblik ver- woest datgene, waar eeuwen voor noodig waren geweest, om het daar te stellen. Steden en dorpen n et alles wat eene fijne beschaving gebracht had, totaal ve*- nield en menschen aan ellende prijsgege ven. Wij denken er aan, hoe de kunstigste producten van 's menschen geest, zooals wij die in de nieuwere uitvindingen aan- treften, gebruikt werden om te vermelen en niet cm tot volmaking te brengen. De kunstigste duikboot werd gebruikt om de prachtige zeekasteelen naar den bodem van de zee te sturen, de bewonderenswaar- dige vliegmachine werd aangewend om weerlooze menschen bommen op het dak thuis te sturen en al 't mogelijke wat 's menschen geest had uitgedacht op 't ge bied van machinerieen, werd aangewend om zooveel mogelijk verwoesting aan te richten en zooveel mogelijk menschen- levens te vernietigen. En nu zijn op 'toogenblik die groote oorlogsverwoes- tingen wel opgehouden, maar lijkt het met ot nog steeds onder de menschen diezeli- de geest rondwaart, die liever den tegen- woordigen toestand wil afbreken dan hel- pen opoouwen? Vanwaar die geest? Eeuwen aaneen ging de menschheid uit om op te bouwen en heeft men het er nu op toegelegd om alles wat de geest des menschen ineen wist te zetten, weer art te breken? Zal het met Europja gaan als het gegaan is met het Oosten? Daar wa- i ren eeuwen geleden de centra van be schaving: Babylonie, Egypte, Griekenland, en de totale inzinking is gevolgd; wacht eenzelfde lot thans de volkeren van Wes- telijk Europa? Wij zouden daarop niet gaarne een ant- 1 woord geven, maar ieder gevoelt, dat de geest, die tegenwoordig iieerscht, leidt naar den ondergang. Laat men zien geen illusies maken! Een andere geest moet de menschen gaan bezielen, door een an deren geest moet de menschheid zich i meer laten leiden. Als Christenen moeten wij het betreuren, dat men in de practijk zoo weinig zich laat leiden door den geest van Jezus Christus. 1 Zeg ik te veel als ik beweer, dat de tegenwoordige beschaving in vele op- zichten vijandig staat tegenover ae een- voudigste geboden van den christelijken godsdienst? Gehoorzaamheid aan de leer van Jezus Christus acht men veel te ouder- wetsch en dwaas. Ik voor mij houd vol, dat juist daarom de wereld van bescha ving een rijk is, dat zichzelf ten gronde richt, omdat die gehoorzaamheid nigt meer in practijk gebracht worldt, omdat het, hart des menschen daarbij zich niet, meer neerleggen wil. Want boven de woelende menschheid staat toch God, die met "Zijn geest denkt en een plan van opbouwing heeft voqr de ze wereld. Hij is het hoofd, en zijn ten slotte alle menschen tezamen niet de hand, die aan dat hoofd moeten ondergeschikt zijn? Wat Hij denkt is volmaakt, als er onwil is bij de hand, d.i. de mensch heid in haar geheel, om aan dat hoofd te gehoorzamen, dan moet de ellende ko men, de geschiedenis zegt het met zoo duidelijke woorden, juist weer in onze da gen. Wat God als het hoofd denkt en oeveelt, moet de hand, d.i. de mensch, in vertrouwen willen uitvoeren, zoo gaan we naar het goede doel. Het christelijk Pinksterfeest spreekt ons van den geest Gods, die op aarde is ge- komen en wonen wil in de harten, die aan Jezus Christus verbonden zijn. Wij behoeven niet meer te vragen, niet meer te twijtelen, wat in beginsel de rechte weg is. De heilige geest is de geest, die noodigt tot gehoorzaamheid aan Gad en die daartoe ook bekwaam en gewillig maakt. Dat wij dan in de eerste plaats het diep- ste van ons leven, ons hart, geheel door dien Geest laten leiden, dan zullen we het ook gevoelen, dat we niet medewerken aan iets, dat straks waardeloos ineenzinkt, maar dat ons leven is in de hand van Een, die Zijn doel bereiken zal, ook Zijn heer- lijk doel met ons. Maurits F. TWEEDE KAMEK. Vergadering van Woensdag. Aan den heer van Beresteyn wordt ver- lot verleend tot het houden van zijn in terpellate over de dienstregeling van de mailtreinen in Zeeland. Voortgegaan wordt met het ontwerp- grondbelasting. De heer van de Laar (C. S. P.) keurt het ontwerp at, omdat dit drukt op in- komen en kapitaal speciaal van kleine. grondeigenaren. Slechts een deel der be- volking zal dezen zwaren last te dragen hebben. De heer van Ravesteyn (comm.) wenscht een grondbelasting, die zou leiden tot ge- leidelijke onteigening. Daartegen verzet- ten zich de kapitalistische belangen. Het ontwerp is z.i. een schijnbare heffing op den grond. Spr. meent, dat de belasting niet drukt op de oorlogswinst der groote bezitters, doch slechts op kleine eigenaren, en zal tegen het ontwerp stemmen. De heer Deckers (r. k.) zal voorstem- men, al vindt hij het ontwerp niet traai Spr. beveelt sommige amendementen aan. De motie-van Rappard grijpt ^.l. te diep in het ontwerp in. Spr. raadt aan amen dementen in te dienen. De heer Bakker (c. h.) betoogt, dat deze belasting vooral zal drukken op het schijnbezit, dat zwaar verhypothekeerd is. Ook spr. verwerpt de motie-van Rappard, waarin hij een poging zfet om het ontwerp i Treub om hals te brengen. NIJVERHEIDSONDERWIJSWET. lngediend is een wetsontwerp tot wij- jzziging van de Nijverheidsonderwijswet. Het strekt om de uitwerking in art. 25 der Nijverheidswet van het subsidiestelsiel ten behoeve van nijverheidsscholen eem- genmate te verbeteren, teneinde te ver- krijgen, dal dit in de toepassing beter tot zijn recht zal kunnen komen. De bedoe ling aan dat stelsel ten grondslag liggen- de is deze, dat het Rijk slechts dan de verplichting op zich kan nemen om in de kosten van nijverheidsscholen een zeker aandeel voor zijn rekening te nemen, wan- neer vaststaat, dat het dan nog ontbre- kende bedrag zoowel bij de oprichting, alsook voor het vervolg, uit andere bron- nen van inkomsten bijeengebracht zal wor- i den, en dat de gemeente waar men de school wenscht te vestigen, het aangewe- zen lichaam is om zich daarvoor garant te stellen. Tengevolge van de voorgestelde wij- ziging zullen de gemeentebesturen, be- houdens beroep op den Minister, de vraag te beslissen hebben, ot eene Depaalde school, waar voor eene aanvrage wordt in- gediend, ot die het gemeentebestuur zelf in het leven zou willen roepen, al dan niet reden van bestaan heeft;. Beant- l woordt het die vraag bevestigend, dan moet het obk de verplichting hebben in de netto-kosten tot het percentage van 30 ot 25 pet. bij te dragen. Steun van de provincie, van andere corporation, ver- eenigingen en particuiieren, meet dan ech ter ook komen in mindering niet van de brutokosten, maar van dat verplichte ge- meentelijk aandeel der kosten. Het be- grija der netto-kosten wordt mitsdien an ders omschreven. En eindelijk worden de buitengemeenten met langer vrijgelaten al dan niet bij te dragen, maar zullen zij zich verplicht moeten zien een zeker per centage der kosten naar rato- van het ge- tal buiten-leerlingen, dat uit haar mid den aan de school toestroomt, voor haar rekening te nemen. Zooals vanzelf sjareekt moet het subsidie-stelsel niet uitsjuitend van toepassing worden op scholen, na het in werking treden der Nijverheidson derwijswet in het leven te roepen, maar ook op thans reeds bestaande scholen. DURE BELASTINGHEFFING. 2X2=4. Maar de gevolgen van 4 kunnen veel grooter zijn dan 2 X de ge volgen van 2, schrijft de M. Crt. Wanneer van een ot ander artikel een invoerrecht wordt geheven van 5 pet., dan wordt d« concurrentieprijs van den buitenlandschen importeur voor dat arti kel daarmee verhoogd en dus voor iedere t (100 gebracht op f 105. Dat heeft dit re sultaat, dat de binnenlandsche fabrikant voor 15 verademing heeft voor hij zijn buitenlandschen concurrent tegenover zich krijgt. En omdat die binnenlandsche tabrikant een mensch is, verkoopt hij zijn artikel niet tegen 1100, maar zoo dicht mogelijk onder den concurrentie prijs, zoo, dat de buitenlander nog juist weg blijft, bijv. tegen f 104. Die f4 wer den niet door het buitenland betaald, maar door den binnenlandschen verbrui- ker. Ze komen ook niet in de schatkist terecht maar in de kas van den binnen landschen tabrikant. Wellicht dat in den winkelverkoop de onderlinge concurren- tie nog eenig prijsverschil mogelijk maakt, maar veel is dat gewoonlijk niet, want alle winkeliers moeten uitgaan an den groothandelprijs, en daarbij is in ejn land een overeenkomst over de prijspoti- tiek een zeer vaak voorkornend ten. En als zoo'n afsjaraaK lukt, hebben zij van een invoerrecht een douceurtje, dat ze in hun zak steken en dat de consument betaalt. Alleen de t5 die de buitenlandsche im porteur heeft te betalen voor de waien die hij toch hier weet at te zetten, ten gevolge van goede kwaliteit, betere werk- methode, valuta, enz., die f 5 ga,an de Nederlandsche schatkist in, maar worden... ook betaald door den Nederlandschen ver- bruiker, want die buitenlandsche hande- laar is niet zoo dwaas die f 5 te schen- ken. Hij kan misschien zijn productie- prijs verlagen door werkmethoden, ar- beidsduur, valuta enz. Maar in zijn ver- koopprijs moet hij altijd de f 5 opnemen. Zonder dat invoerrecht zou hij altijd '5 pet. lager kunnen gaan. Die doodeenvoudige waarheid in voerrecht verhoogt den prijs van het ar tikel in 't algemeen, ook uit het eigen land, en de verbruiker betaalt die ver- hooging zoowel voor 't buitenlandsch als voor het binnenlandsch product die waarheid wordt genegeerd in de toelich- ting van het voorstel der regeering om de nu vrij algemeen op 5 pet. gestelde invoerrechten in ons land op 7 pet. te brengen. Er wordt alleen gespnoken van een meerdere staatsinkomst van 15 millioen die door deze verhooging aan in-directe belasting uit den zak van de Nederlanders wordt gehaald. Er wordt bij vergeten, dat gesteld bijvoorbeeld, dat er evenveel in Nederland wordt geproduceerd als er wordt ingevoerd er dan ook nog 15 millioen uit diezelfde zakken wordt ge haald ten bate der binnenlandsche tabri- kanten en producenten. En ais er in ons land meer wordt geproduceerd dan van dezelfde soort artikels wordt ingevoerd, dan is dat tweede bedrag nog veel hoo- ger dan 15 millioen. Een duur soort belasting. Om aan 't Rijk een meerdcr inkomen te geven dan 15 millioen, moet de bevol- king minstens een 30 miihoen meer uit- geven dan ze nu doet, vermoedlijk zeits veel meer. Maar zal men zeggen, we hebben nu al 5 pet. invoerrecht. Een verhooging tot 7 pet. zal niet veel verschil maken. Met uw verlot: dat verschil is 13 mil lioen alleen reeds voor de schatkist, vol- gens de raming van den Minister zelf. En voor de Nederlandsche bevolking beteekent het 15 millioen meer plus min stens evenveel meer voor de Nederland sche artikelen. Heel merkwaardig wordt door den Mi nister, buiten zijn bedoeiing, bevest gd, wat wij hier betoogen. In zijn M. v. T. noemt hij in zijn ijver om zijn voorstel van alle protectionisti- sche smetten vrij te pleiten, het „zeer aannemelijk", dat de verhooging der waar- derechten „een verdere pnjsverlaging hier te lande van binnen- en buiterilana- sche producten zal tegenhouden." Maar Excellence: we hoopten juist al- lemaal ojp verdere prijsverlaging. En nu wilt u die tegenhouden? Ter wille van wie? Toch niet van de bevolking in haar geheel? En als 'tis ter wille van de bin nenlandsche producenten, is dan die on- gelukkig aan uw pen ontglipte uitspraak niet een bewijs, dat in weerwil van uw ijver om u als niet-protectionistisch voor te doen, er toch nog beschennende nei- gingen in uw gedachten drongen? Maar voor 'toogenblik zullen we daar niet op doorgaan. Het voorstel wordt ons aangeboden als zuiver fiscaal. En wi heb ben het hierboven ook zuiver als zooda- nig bekeken. Maar dan blijft onze conclusie ge ^k: dat het een buitengewoon dure belas- tingheffing is, om van de bevolking min stens 30 millioen uit den zak te halen, teneinde 15 millioen m de schatkist te brengen. DE MINISTER VAN ARBEID EN HET LOONPE: L. Het Verbond van Nederlandsche Fabri- kantenvereenigingen te 's-Gravenhage deelt zijn leden mede, dat gevailen te zijner kennissen zijn gebracht, waaruit de bevestiging geput is van het reeds lang gekoesterd vermoeden, dat de dispensa- ties, die de minister van Arbeid en de onder hem ressorteerende ambtnaren ver- leenen om langer dan 45 uren per week te werken, worden aangegrepen om van re- geeringswege invloed te oefenen op het loonpeil. Eeze bevoegdheid worterlt maar vas te overtuiging van het Verbond niet in de Arbeidswet, en het is daarom noodig, dat het Verbond, gesteund door talrijke voorbeelden, deze tendenz om van hooger hand invloed te oefenen op de door de industrie te betalen loonen, krachtig zal bestrijden. Als voorbeelden worden o.a. aangehaald, dat de Minister den aanvrager b.v. ver- gunt om 50 in plaats van 45 uren te wer ken, mits het weekloon ook met 5-45 van het tegenwoordige loon wordt verhoogd. Hierdoor wordt eene verlaging der pro- ductiekosten, met behoud van hetzelfde NEUZENSCHE COURANT. De Burgemeester van TER NEUZEN brengt bij doze ter kennis van de daarbij belangiiebbenden, dat het door den Direeteiir der Itirecte Belastingen. enz. te BREDA den 3fei I9JI. invorderbaar verklaarde kohieren der PERSONEELE BELASriNG dezer gemeente, over hetjaar 1921, No. 6 en 7, hi den aan den Ontvanger der Directe Belastingen, ter invordering is ter band gesteld en dat ieder ver- plicht is zijnen aanslag, op den bij de wet bepaalden voet, te voldoen. Ter Nenzen, den 12 Mei 1921. De Burgemeester voornoemd. J. HU1ZINGA. De Burgemeester van TER NEUZEN maakt bebend, dat ter gemeentesecretarie ter inzage ligt een aun- vraag van ADRIAAN .IANSEN, om vergunning tot het verrichten van bakkersarbeid tusschen 8 uur des namiddags en 6 uur des voormiddags in het perceel Steenkamplaan No. 2. Op Maandag 13 Juni as., des voormiddags tien uur. zal in het raadhuis gelegenheid bestaan om ten overstaan van den Burgemeester bezwaren tegen de aanvraag in te brengen. Daarbij worden zoowel de aanvrager als zij, die de bezwaren inbrengen, in de gelegenheid gesteld zieh naar aanleiding van de bezwaren mondeling en schriftelijk te verklaren. Zoowel de aanvrager als zij, die bezwaren inbrengen, kunnen gedurende acht dagen voor hetboven- gemeldr tijdstip, ter secretarie der gemeente. van'de ter zake ingekoinen sehrifturen kennis nemen Ter Neuzen, 13 Mei 1921. De Burgemeester voornoemd, J. HUIZINGA.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1921 | | pagina 1