ALGEMEEN NIEUWS- EN AttVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAAHPEREW.
No. 7127. Vrijdag 1 April 1921.
69e Jaarg-au,-
HlilPEBWET.
'binnenland.
w% b
eebsti: HAD
Abonnementsprijs
voor post-exemplaren.
ScKENDMAKINfi.
S t e u n.
b U 1 It N LAND.
zmmaammtcnzDstB&nasBma mi ainiiMMMMPv
Wegens de verdubbeling van de port
voor de verzending van ons blad zijn wij
genoodzaakt met ingang van 1 April den
abonnementsprijs voor franco toezending in
het binnenland te verhoogen met 20 cent
en alzoo te stellen op >,SO per kwartaal.
DE UITGEEFSTER.
In ieder geval in dicn tijd moesten we alien
geholpen worden, en niemand vond dit iets
vernederends. Menigeen is in oorlogstijd
hartelijk verblijd geworden met het een ot
ander geschenk in natura, waarover hij vroe- -
ger beleedigd geweest zou zijn, ais men het
hem had willen aanbieden. We lieten ons
gemakkelijker ondersteunen. Dit waren ech-
ter buitengewone omstandigheden, nooci-
toestanden. Na den oorlog moet dit aller
langzamerhand verdwijnen. De staat heeft
dan ook zijn machtige hand al uit veei lerug-
getrokken en biedt b.v. wat levensmiddelen,
steenkolen enz. betreft, geen hqlp meer. De
distributie is weg. Tot meerdere zelfstan-
digheid, tut eigen hulp moet't weer worden
gebracht. Toch blijven er nog altijd crisls-
toestanden over. Voomamelijk in de groote
arbeiderswereld. De veel voorkomende wer-
keloosheid wijst nog op abnormale toestan-
den. De staat blijft ook hier een wakend
oog houden en biedt steun. Dit is ongetwij-
feld iets goeds en iets moois. De regeering
gevoelt verantwoordelijkheid voor het lot
dergenen die in de verdrukking komen door
onvoorziene omstandigheden en zij biedt de
behulpzame hand. In dit opzicht beleven we
toch een mooie tijd. Er is medegevoel, so-
ciaal gevoel. Daar zijn wel andere tijden
geweest, waarin men van deze dingen niets
vond, wel het tegendeel. Nu kan men na-
tuurlijk over de wijze waarop de staat thans
in menig geval helpt, nog wel weer gaan
klagen, het wordt gedaan, want ontevrede-
nen blijven er altijd, doch met een beetje
goeden wil en met een weinig erkentelijk-
heid zal men ook voor de geboden hulp
dankbaar kunnen zijn.
Toch loopt de maatschappij met al deze
dingen gevaar. Steun verleenen is goed als
het noodig is, maar zij moet de menschen
niet achteruit brengen. Het zijn buitenge
wone omstandigheden als sommige deelen
van de maatschappij er zonder steun van de
overheid niet kunnen komen, doch het ge-
wone en ook het mooie is, dat men weer
voor zichzelf kan zorgen, dat men op eigen
wieken kan drijven, op eigen beenen staan.
De steun die verleend wordt moet zoo plaats
hebben, dat zij langzamerhand zelf over-
bodig wordt, omdat juist door de steun, de
hulpbehoevende tot zelfstandigheid is ge
bracht en door eigen kracht in zijn onder-
houd kan voorzien. Dit is het juist wat men
in onze dagen zoo licht uit het oog verliest.
Het is zoo gemakkelijk steun te ontvangen
Een mooi woord! J a, maar de zaak zelve
is het eveneens. Wie ziet er niet op zijn beurt
uit naar steun op de een of andere wijze?
En hoe aangenaam is het als men in moei-
iijkhtden werkelijk de noodige steun ont j in aiieriei vorm, en het gemak Tent den
Het verleenen van steun, het aan
vangt.
brengen van hulp is eveneens een werk, dat
een mensch goed doet. We zouden het zelfs
tot een punt van bespreking kunnen maken,
wat nu wel het meest aangename is: steun
ontvangen of steun verleenen. De meeningen
daarover zullen nog wel wat uiteenloopen,
en het antwoord op de gestelde vraag zai
ons de menschen doen kennen. Het zal ult-
komen of we te doen hebben met menschen,
die een sterk eergevoel hebben, een groot
besef van verantwoordelijkheid, een voor-
liefde voor zefstandigheid, dan of we te ma
ken hebben met dezulken, die zoo gemakke-
lijk het op een ander laten aankomen, die
zonder bezwaren zich laten helpen en teren
op eens anders zak. Ten slotte echter meen
ik, dat het toch veel aangenamer is steun
te kunnen verleenen, dan die te moeten ont
vangen. Wie steun ontvangt, heeft het op
dat oogenblik wel gemakkelijk, omdat hem
zoo maar thuis bezorgd wordt, dat-
gene wat hem ontbrak, terwijl een ander
voor het verkrijgen van het noodige alle
mogelijke moeite doen moet. Doch aan den
anderen kant is, wie steun ontvangt op dat
oogenblik de noodlijdende, de hulpbehoe
vende, die door eigen inspanning niet krij-
gen kan wat onmisbaar is. Terwijl iemand,
die steun of hulp verleenen mag, zelf hex
noodige heeft en bovendien nog de gelegen-
heid heeft gevonden om van het zijne aan
een ander mede te deelen, en dit is weldoen,
dat het hart blijde stemt. We zouden in dit
verband wel kunnen herinneren aaij de
spreekwijze: het is zaliger te geven, dan te
ontvangen.
Het wil mij echter voorkomen, dat zeer
velen het daarmede in onze dagen niet meer
eens zijn. Ik kan me vergissen, maar toch
meen ik te bespeuren, dat men genoema
spreekwoord zou willen omkeeren en alzoo
lezen: het is zaliger te ontvangen dan te
geven. Dit zou echter op geen vooruitgang
wijzen.
Het is ongetwijfeld waar, dat men zich in
onze dagen in het algemeen gemakkelijker
laat ondersteunen dan vroeger. Dit heeft een
oorzaak. Het komt voort uit de moeilijke
jaren, die we hebben doorgemaakt. In elk
opzicht heeft onze maatschappij crisistoe-
standen beleefd en menigeen, ja wel haast
iedereen kunnen we zeggen, is in de knel
gekomen en moest geholpen worden. Er
hebben in den oorlogstijd noodtoestanden
geheerscht en niemand, ook al had hij veel
geld, heeft eigenlijk zich zelf kunnen helpen,
heeft kunnen verkrijgen wat hij voor zijn
onderhoud noodig had. Indien de staat niet
met machtigen arm had geregeld en gedis-
tribueerd en zoo hulp verleend, zou de el-
lende in ons land niet te overzien geweest
zijn. En men kan, zelfs nu nog, wel heel
gemakkelijk gaan zeggen, dat er aan die
distributie enz. heel veel heeft ontbroken,
maar het blijft een open vraag of een andei
die zaken beter zou ten uitvoer gebracht
hebben. Gegeven de moeilijke omstandig
heden waarin Nederland verkeerde, door de
vuren, die rondom brandden, en bovenal
gelet op zooveel laksheid en onwil, als er
soms bij de menschen was, om een goede
regeling te ondersteunen, zal men niet licht
gaan zeggen, dat alles beter had kunnen
gaan. Een nageslacht zal hierover dunkt me
anders oordeelen, en wat dankbaarder zijn.
mensch, doch als de mensch zich daarop
gaat verlaten, dan gaat hij in elk opzich:
achteruit, dan worden zijne handen tot in-
spanning zoo slap, dan wordt de energie
gedoofd, dan treedt de gemakzucht in, en
de zorgeloosheid gaat wonen in het hart,
en dat is het bederf voor ieder menschen-
leven. Dan wordt ook het eergevoel en het
gevoel van verantwoordelijkheid gedoofd.
Wij willen hiertegen waarschuwen, juist
omdat we bedoelen het welzijn van hen, die
nu nog steun noodig hebben. Men moei
begrijpen, dat het zoover komen moet, dat
men zichzelf weer helpen kan.
Het is mooi als een moeder haar kind op
de armen draagt, dat nog niet loopen kan,
maar een mensch moet toch niet altijd op
moeders armen gedragen worden; het kind
moet leeren loopen, op eigen beenen staan
en gaan, al gaat het gepaard met vallen
en opstaan. Welk eene vreugde heeft de
moeder, en nog't meest het kind zelf, als het
eenige stappen alleen doen kan, zonder ge
holpen te worden, dan is het groot in eigen
oog. Het is vooruitgang als een lid van de
maatschappij, vroeger door den arm van
den staat geholpen, zeggen kan, ik heb die
hulp niet meer noodig, ik kan alleen gaan,
ik kan door eigen inspanning in mijn onder-
gen brood te verdienen dan langs de deuren
het altijd maar te vragen. Doch deze hulp
is moeilijker en ingewikkelder. In tijden van
werkeloosheid is geld het eerste wat ge
geven wordt om den nood te lenigen, en hex
is goed- Maar beter en meer afdoende is,
dat aiieriei pogingen gedaan worden, om
werk te verschaffen. ieder eerlijk arbeider
wil liever zijn eigen brood verdienen, dan
het krijgen van de liefdadigheid. Maar werk-
verschaffing is moeiijker, toch moet daar-
aan meer worden gedacht.
Er zijn echter nog meer gevallen waarin
het geld geen steun biedt. Indien iemand
werkelijk bedroefd is er een groot verlies,
dat niet meer te herste'len is, wat zal geld
hem baten? Hij heeft andere steun noodig.
Een woord van xroost, een woord van liefde
en medelijden moet er gesproken worden
en doordringen in zijn hart. Hij moet ge-
voelen, dat er zijn, die oprecht met hem
medeleven en iets verstaan van zijn droef-
heid. Als iemand moedeloos geworden is,
en opziet tegen het leven, omdat hij telkens
werd teleurgesteld en teruggeslagen in zijn
pogen, dan heeft hij een woord van bemoe-
diging noodig. Men nxoet hem het vertrou-
wen teruggeven, dat het er nog wel komen
kan als hij maar volhardt. Als daar iemand
als een zwakkeiing door het leven gaax,
gemakkelijk meegetrokken door zijn zooge-
naamde vrienden tot aiieriei buitensporig-
heden, gemakkelijk verleid, dan heeft tiij
steun noodig, maar geld helpt hier zeker
niet. Hij heeft menschen noodig, die hem
waarschuwen, die hem sterken om aan de
verleiding weerstand te bieden. Hij heeft
noodig innerlijke krac&t om te weerstaan
en te zeggen: ik wil niet op den slechten
weg. Hoevelen zijn er die op die wijze steun
behoeven, en als ze die missen te gronde
gaan? Zoo heeit ieder op zijn tijd steun
noodig, de hoogstgepiaatste evengoed als
die 'n nederige betrekking bekleedt, de ster-
ke evengoed als de zwakke. Ieder kent de
oogenblikken, dat hij behoefte heeft aan in-
nerlijken steun. De nood is velerlei. Er is
gebrek aan moed, gebrek aan hoop, gebrek
aan vertrouwen, gebrek aan tevredenheid,
gebrek aan blijdschap, aan al datgene wa;
een mensch opgewekt doet voortgaan door
het leven. Als dat innerlijke ontbreekt, kan
het uitwendige dat niet vergoeden. Het in-
nerlijk gemis blijft o eral op den achter-
grond staan en doet zich pijnlijk gevoelen.
Maar ook als de innei :jke steun is ontvan
gen en hdt bi'nnert in oils krachtig, en moe-
dig en blijde is, dan kan alle uitwendig
gebrek dat ook niet ontnemen. Men neen-.w
aie innerlijke kracht overai mede, het is als
een licht, dat men bij zich draagt en dat
schijnt voor ons uit overai op den weg waar
we gaan. Hoe noodig is het, dat wij dien
steun voor ons innerlijk hebben gevonden.
ik meen, dat die nergens elders voldoenue
te vinden is, dan in den godsdienst. Maar,
let wel, niet in dien godsdienst die ons
slechts enkele leerstukken brengt, die on=
aileen oplegt eenige godsdienstige waar-
neden aan te nenien en verder niet gaat.
Ook dat zal blijken niet voldoende steun
te zijn. Het gaat ten slotte niet om 's men
schen verstand, maar om zijn diepste wezen,
om zijn hart en zijn wil. Wat de godsdienst
brengt moet zijn het middel oin den mensch
te vereenigen met het goddelijke wezen, met
zijn God. Het diepste van den mensch is
goddelijk van oorsprong. Dat is zijn adei
waardoor hij verheven is boven al het an-
uere wat in de schepping leeit. Daardoor
staat de mensch als gebieder, als koning
te midden van al't geschapene. Echter ont
breekt er thans veel aan dat koninkiijke
van den mensch. Hij wordt meer geheerscht,
dan dat hij zelf heerscht, of zichzelf be-
heerscht. Dit koninkiijke, dit fiere keert weer
hart, dat verkwikt wordt zal niet meer dis- j
puteeren, maar danken.
Een ding is echter jammer. Dat Jezus is j
opgestaan is een van de voornaamste leer- j
stukken van het christelijk geloof, daarmede j
staat of valt het; maar openbaart de chris-
tenheid in het algemeen die levenskracht
en die blijmoedigheid, die Jezus geeft aan
hen, die met hen verbonden zijn? Geen
wonder, dat er bezwaren gemaakt worden
tegen de opstanding van Jezus, er wordt in
Zijne volgelingen vaak zoo weinig gezien
van den invloed, die daarvan zou moeten
uitgaan. Dit doet echter niets van de kracht
van Jezus af, wel roept het de christenen
op, om meer ernst te maken met het zoeken
van steun bij Hem.
Maurits F.
EERSTE KAMER.
Vergadering van Donderdag.
Aan de orde is de suppletoire obrlogs-
begrooting 1918 (22 miflioen).
De heer Van Embden (v.-d., N.-Holland)
licht een motie toe, waarin gevraagd wordt
om uitstel van de behandeling, tot dc
resultaten van de enquete van de Twee-
de Kamer naar de besteding der gelden
bekend zijn.
De heer Van Lanschot (r.-k., N.-Bra
bant) acht de geoefende kritiek grooten-
deels juist, doch meenr, dat het ontwerp
moet worden aangenomen, nu de gelden
toch geheel zijn uitgegeven.
Minister Pop erkent, dat de overschrij-
ding aanzienlijk is op zich zelf, doch wijst
er op, dat de 22 millioen toch slechts
6.2 pet. van de totale uitgaven bedragen.
Dat er opzet in het spel zou zijn ten aan-
zien van de late indiening, ontkent spr.
ten stelligste.
De heer Van der Felz (v.-d., Drenthe)
is het eens met den heer Van Lanschot.
De motie wordt verworpen met 30 tegen
4 stemmen.
Het ontwerp wordt aangenomen met
28 tegen 3 stemmen.
Daarna wordt voortgegaan met de land-
bouwbegrooting.
De heer Diepenhorst (a.-r., Geiderland)
dringt aan op krachtige uitvoerpolitiek ten
aanzien van de landoouwproducten. Spr,
wil, dat bij de belastingregelingen reke
mrfg Zal worden gehouden met ae boeren,
die hun grond duur moesten koopen tij-
dens de crisisjaren. Hij bepleit de in-
stelling van een landbouwraad, steun aan
bijzonder iandbomvonderwijs volgens vas-
te regeling, een ruime plaats voor den
landaroeider in de agrarische wetgeving.
EEN UlTING VAN "DE „SOIR".
De ..Sob", een der Beigisch^ bladen,
die tot nu toe steeds hebben vastgehouden
aan de stelling, dat de Belgische regee
ring onmogelijk het initiatiei kan nemen
tot hervattmg der Nederlandsch-Belgische
onderhandeiingen, zegt 'thans rtaar aanlei-
ding van het besiuit van het S. D.A. P.-
congres inzake een bijeenkomst van de
socialistische partijbesturen van beidelan-
den:
„Zou het niet beter. zijn, dat een van
be'ide regeeringen zonder overdreven ei-
genliefdcT het initiatiet nam tot hervatting
der onderhandeiingen in plaats van parti-
culieren zonder mandaat, want dat zouden
de socialistische gedelegeerden in dit ge
val zijn?"
Het blad meent, dat Frankrijk zich op
het oogenblik onthouden moet van de
minste en geringste beweging, die zijn
goede trouw jegens zijn vriend en bond-
genooten kan in twijfel trekken.
Ook de j;Temps" is niet verwonderd
over wat gebeurd is. Hongarije is een
monarchic, waar iets anders dan een mo
narch ontbVeekt. Zoo gauw die verschijnt
neemt men de etiquette in acht. Waar'-
om echter is Karei zoo spoedig gekomen
Vreest hij een concurrent? vraagt het blasd.
Het „Neue Wiener Tageblatt" verneemt
dat Woensdag in den loop van den dag de
militaire diciatunr voor Stein aan de Anger
is uitgeroepen voor Westelijk Hongarije.
Ex-keizer Karl heeft de leiding van de
militaire dicxtatuur op zich genomen en
heeft generaal Lehar tot commandant van
zijn troepen benoemd.
De in de Entente vereenigde Staten heb
ben besloten den terugkeer van ex-keizei
Karl op den Hongaarschen troon niet te
zullen toestaan en dreigden met een oor-
logsverklaring.
Ook de vLeensche sociaai-democraten
eischen de onmiddeljjke verwijdenng van
den ex-keizer.
Een nader telegram meldt dat de troepen
van generaal Letiar naar Boedapest zuilen
oprukken en dat de ex-keizer in verschil-
lende plaatsen van Hongarije met groote
geestdrift is ontvangen.
Er werd gevlagd en voor het paleis van
den aartsbisschop te Stein aan de Anger,
waar de ex-keizer zijn intrek heett geno
men, hadden grootsche huldebetuigingen
plaats.
is, dan gaat men persoonlijk achteruit, want
het is een teeken, dat men den strijd niet
wil, dat men de krachten die men heeft, niet
gebruiken wil, dat men de inspanning niet
wil, en dan zinkt het leven ineen, men ver
liest het weerstandsvermogen en men zal
ook missen de vreugde na den strijd, de
voldoening van de overwinning. Dit is aller-
minst iets voor de Zeeuwen.
De Zeeuwsche leeuw, die zich uit de
wateren omhoog heft zegt: luctor et emergo,
dat wil toch zeggen: ik worstel en ont-
zwem. De Zeeuwen hebben steeds moeten
worstelen tegen hun vijand, het water, maar
ze hebben gestreden met alle middelen en
daarom kunnen in Zeeland de akkers goi-
ven, bedekt met het ruischend graan,
daarom spreekt men van het vrucin-
bare Zeeuwsch-Vlaanderen, waarvan de
Zeeuwsch-Vlamingen zelf de voordeelen het
eerst genieten. Doch steeds zal't een strijden
moeten blijven, en in geen enkelen kring
mag het worden een blijven leunen op den
steun van den ander, want dan zai „de
leeuw" verzwakken. Het is daarom niet on-
verschillig welke steun er in bepaalde om
standigheden geboden wordt. Het middel ter
ondersteuning acht men gewoonlijk: geld,
en dit is zeker het gemakkelijkste, doch we
kunnen gerust zeggen, in de meeste geval
len niet afdoende. Want wie door een weinig
geld ondersteund wordt, komt, als zijn geld
op is, straks weer om steun, en hij blijft
komen, want hij blijft hulpbehoevend.
Het is gemakkelijk een bedelaar heen
te zenden door hem een aalmoes te geven,
en gewoonlijk is de bedelaar content, want
hij vindt het nu eenmaal maar het gemak
kelijkste om op die wijze aan den kost te
komen. Een ideaal besiaan zal echter nie
mand dat vinden. Beter zbu dan ook de
bedelaar geholpen zijn, indien we hem aai.
den een of anderen nuttigen arbeid konden
helpen, na't eergevoel bij hem te hebben op
gewekt, dat het toch veel mooier is zoo ei-
houd voorzien. Als men zich laat onder- ^erUg waar de mensch zich weet vereeniga
steunen als het eigenlijk niet meer noodig met ^jn Qod, als 'thart zich veilig gevoelt
in de hoede van een almachtig en liefderijk
God. Bij die vereeniging ontvangt de mensch
zijn innerlijke kracnt terug. Ware Gods
dienst bedoelt daartoe te leiden. Daarom is
het voornaamste van het Paaschfeest niet
de leer van de opstanding uit de dooden,
maar Jezus de opgestane zelf. Hij kwam ais
de van God gezonden verlosser. Hij ont-
moette in zijn werk den grootsten tegen-
stand, Zijn weg braeht Hem in den dood.
Maar Hij stond op uit de dooden, werd
ievend en openbaarue te bezitten een kracht
om ane tegenstand op te heften, om van het
grootste lijden te bevrijden, om alle gebrek
weg te nemen. Door Zijn opstanding staac
Jezus voor ons als de eenige, cue ons inner-
njk steunt, die ons kracht geeft om ons te
verheffen boven wat ons nederdrukt.
Paschen brengt ons een groot overwinnaar
en verzekert, dat wie vol vertrouwen het
hart aan Hem geett, ook in die overwinning
deelt.
Nu weet ik wel, dat tegenover dat feit van
de opstanding velen schouderophalend staan
en dat daarover heel wat gedisputeerd is
en nog wel worden zal. Van al dat dispu-
teeren verwacht ik niets, ieder blijft waar-
schijnlijk op zijn standpunt staan. Wie het
geiooven wil, hij gelooft het, wie het met
gelooven wil, hij zal het toch niet geiooven
Ik zou echter iets anders willen aanwijzen,
waardoor we verder komen. Zoek de ge-
meenschap met Christus, dan zult Ge zelf
ondervinden, wat Hij U geeft, en als ge,
waar ge U vol vertrouwen door Hem laat
leiden, inwendig gesterkt wordt, een kracht
ontvangt waardoor ge U verheffen kunt
boven alles wat U drukte of beangstigde,
dan zult ge geen bezwaar meer hebben aan
Zijn opstanding te geiooven. Zoo hebben
duizenben de levenskracht van hun Heiland
in hun leven ervaren, zoo zijn er duizenden
^.eus Diijiuoeuig den aooa ingegaan. Ga
zien, ga zoeken wat jezus geven wil, en het
HET MONARCHISTISCH AVONTUUR
IN HONGARIJE.
De Fransche bladen vvijden besprekm-
gen aan de berichten uit Hongarije om-
trent de poging tot een hernieuwde troons-
bestijging van ex-keizer Karl.
Het „journal des Debats" zegt, dat die
poging voor niemand verrassend zal zijn.
Horthy zelt kraait het van de daken, dat
hij slechts een plaatsbekieedcr is De
magnaten, de hoogere geestelijkheid, de
mihtairen van het oude ieger, verlangen
vurig naar het herstei der oude monarcbie
en wenschen voor Hongarije de grenzen
van 't koninkrijk van St. Stephanus.
Nu kan het best zijn, dat Karei niet
zulke groote plannen had en tevreden zou
zijn met een beperkt koninkrijk. Het is
vanzelisprekend, dat hij van den loop der
gebeurtenissen verwactit langzamerhand
het verloren gebied terug te winnen, om
eenmaai naar Weenen terug te keeren.
De Staten, uit de success! e voortgeko-
men, willen van Karei niets weten, uit
vree's voor hun eigen gebied. Die staten
hebben gelijk, zeg't hef blad, en Frankrijk
moet met hen een lijn trekken. Want een
herziening van de verdragen van Trianon
en St. Germain zou de ruine zijn voor het
verdrag van Versailles, terwijl bovendien
de medewerking van de staten, voortge-
komen uit de ontleding van de Habsburg-
sche monarchic voor ons noodzakelijk is
om Duitschland in bedwang te houden.
De Magyaarsche monarchisten hande-
len in overeenstemming met de Duitschers
van den Rijn en de Pan-Germanisten vah
Oostenrijk.Karei zal die niet bekeeren tot
Franschgezindheid. Hij is het integendeel
die overgehaald zal worden tot het Germa
nism e.
De Parijzenaars, die met hun wenschen
den echtgenoot van keizerin Zita verge-
zellen, verliezen het Europeensche poiitie-
ke emsentble geheel uit het oog en de
bestaansvoorwaarden van Frankrijk in het
tegenwoordige turopa.
TER NEUZEN, 1 APRIL 1921.
DE ZOMERTIJD EN ONZE SPOOR-
WEGEN.
Zoo als reeds vroeger is bericht, treedt
in den nacht van Zondag op Maandag a.s.
de zomertijd in werking en worden dien
nacht de kiokken dus 1 uur vooruit gezet.
In verband hiermede wordt op de spoor-
wegen Mechelenen Gentl er Neuzen
en de spoorwegen van den Beigischen
staat weder van kracht de dienstregeling,
zooals die bestond op 15 Maart l.i. Op
Nederlandsch gebied zijn de vertrek-uren
aizoo weder t uur later te stellen, dan
sedert 15 Maart 1.1. het geval was.
ONDERWIJS.
De heer J. Bakker, onderwijzer aan jde
Chr. school in de Jozinastraat alhmr is
ais zoodanig benoemd aan de Chr. ML L -
school te ljnitiiden.
WINTERLEZING.
Het comite voor de winterlezingen mag
zich voor haar werk steeds in de belang-
steiling der ingezetenen verheugen. Dit
bleek ook weer Woensdagavond, toen het
kerkgebouw der Geret. kerk geheel
gevuid was met een oelangsteliendt scha-
re om den spreker van dien avond, Dr.
Jv C. de Moor van Utrecht, te hooren
over het onderwerp „Wat ik niet vprstond
(het boek Job)".
De voorzitter van het comite, de heer
H. J. van den Ouden, ging voor in het
gebed en las daarna Psaim 73, vervoi-
gens de opgekomenen en Dr. De Moor
in de eerste plaats verwelkomende, die
hij het woord verleende.
In eene keurige en boeiende rede oe-
handelde deze zijn aangekondigd oncier-
werp. Als een der dingen die wij niet
verstaan noemde hij hei lijden, het waar-
om en het waartoe. Hij schiiderdt in
scnrille kleuren het verscnrikkelijk lijden
van Job, hoe deze den satan weersionu en
hoe hij kwam tot volkomen erkenning van
de souvereiniteit Gods.
De rede werd door de opgekomenen met
groote aandacht gevolgd.
De voorzitter dankte aan net einci der
bijeenkomst ook namens de aanwezigen
den spreker, voor den ieerzamen avond,
dien deze zeker aan alien heeft verschatt.
Dr. De Moor sloot daarop met het uit-
spreken van het dankgebed.
SCH1ETWEDSTR1JD
BURGERWACHT TER NEUZEN.
tweede en derde Paaschdag had op de
schietbaan alhier een schietwedstrijd plaats
uivgaanae van de Burgerwacht te dezer
plaatse.
was den eersten dag door het siechte
weer het bezoek niet zoo neel groot, vooral
Dinsdagmiddag werd dit heel wat beter.
De uitslag van den weastrijd in de vtr-
schilienue atdeelingen was de volgende:
Afdeeting A. 12o M., knielend ot staande,
vrije hand, voor de kom van Ter Neuzen:
le prijs R. j. Bcheele 44 p.; 2e prijs P. A.
Galle 44 p.; en 3e prijs B. J. v. d. Berg 42 p.
voor Driewegen: le prijs P. M. Oostdijk
41 p.; 2e prijs A. Verras 40 p.; en 3e prijs
J. u. J arisen 36 p. Voor Sluiskil: le prijs
J. A. vein Esbroek 30 p.; 2e prijs J. Oostdijk
30 p.; en 3e prijs E. van Hecke 27 p.
Om de Burgerwacht-medaille moeten nog
kampen de heeren R. J. Scheele, P. A. Galie,
P. M. Oostdijk, A. Verras, J. A. van Esbroek
en J. Oostdijk.
Afdeeting B. 125 M., knielend of staande,
vrije hand, personeele baan voor leden der
Burgerwacht: le prijs R. J. Scheele 43 p.;
2e prijs P. A. Galle 40 p.; 3e prijs J. C. jan-
sen 39 p.; 4e prijs Ch. de Cooker 39 p.; 5e
prijs Ch. v. d. Bilt 39 p; 6e prijs E. v. Hecke
38 p.; 7e prijs D. de Zeeuw 37 p.; 8e prijs
J. Hommes 56 p.; 9e prijs J. J. Huijssen 36
p.; en lOe prijs A. Feij 35 p.
Al deze pnjswinnaars kampen om de me-
daille van den burgemeester.
Afdeeting C. 120 M., knielend of staande,
vrije hand, vrije baan, voor leden burger-
Burgemeester en Wethouders van TER NEUZEN
raalen bekend, dat het verzoek van de GEBROEUERS
HAMERHNCK te Ter Neuzen, om op iie^ perceelen,
kadastraal bekend in seetie C, No. 4673, 4674 en
4676. veranderingen aan hunne tegenwoordige m-
riehting te mogen aanbrengen voor het maken van
eierkolen, door hen is ingewilligd.
Ter Nenzen, 30 Maart t921.
Burgemeester en Wethouders voomoemd,
De Burgemeester,
.1. HUIZINGA.
De Secretaris,
B. I. ZONNEVIJLLE.
Burgemeester en Wethouderp van Ter Neuzen
brengen ter kennis dat het primitief kohier der he-
iasting op de h o n d e n in deze gemeente voor het
dienstjaar 1921, in atsehrift gedurende vijf inaanden
op de secretarie der gemeente voor een ieder ter
lezing is nedergelegd.
Ter Neuzen, 1 April 1921.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. HUIZINGA, Burgemeester.
B. 1. ZONNEVI.ILLE, Secretaris.