ALGEMEEN NiEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. No 7087. Zaterdag 25 December 1920. 60 Jaargang. Overmacht. BE'BSTS BLAD. GEMEN6DE BfcRICHTEN. Ieder mensch verlangt naar bezit, het koml hem iets aar.lokkelijks voor en men denlct er niet aan, dat elk bezit den menscb m groote gevaren brengt. Veel verstand hebben is zeker een geluk te achten, maar als nu de zeer verstandige mensch zijn zin- nen gaat zetten op het kwade, als de scherp- zinnige zijn verstand gaat gebruiken om slechte dingen uit te werken wordt hij dan niet hoogst gevaarlijk? Was het in zulk een geval maar niet beter, dat hij wat minder verstand had? Voor een dommen jongen be- hoeven we dan niet zoo te vreezen als voor een siimme, want de laatste is in staat ons met de meest listige en geslepen bedriege- rijen lastig te vallen. Bezit is goed, maar het is de vraag: wat doet men er mede? Hoe gebruikt men het? Geld is een onmisbaar artikel en een groot gemak, doch als iemand het in overvloed bezit en hij gaat het dan aanwenden tot allerlei losbandigheden en dwaze dingen, dan is het voor dien persoon zeer gevaar lijk, ja eene ellende om geld te bezitten. Het was voor hem veel beter geweest, dat hij nooit geld gehaa had. Het is zeer merk- waariQig, dat in dit opzicht telkens de waar- heid aan den dag komt van deze spreek- wijze: de gelegenheid maakt den dief. Het schijnt soms, dat cen mensch er toe neigt om van hetgeen hij bezit eerder een ver- keerd gebruik te ma ken dan een goed ge bruik. Het zijn sterke beenen, die de weelde dragen. Telkens valt het ons op, dat als iemand op de eene of andere wijze komt tot machtsbezit hij die macht tenslotte mis-, bruikerl gaat. Dat is zelfs zoo sterk, dat ook zij, die een tijd in hun leven gehad hebben waarop zij altijd voor recht opkwamen, en scholden op onrecht en machtsmisbruik (dat was dan in die dagen, dat ze zelf in de minderheid en schijnbare verdrukking wa- ren) straks als zij ook wat macht kregen zonder blikken of blozen mee zijn gaan doen aan onrecht en onbillijkhederi, die ze vroe ger verafschuwden. Iemand, die geen geld bezit hooren we soms heel gemakkelijk schelden op het ka- pitaal en daaraan de schuld geven van veel iiijks in de maatschappij. Alle moge- ijke' gebrekeh varf den kapualist worden met schrille kleuren geteekend en onder- tusschen is de arme op weg om als hij zelf wat geld in handen krijgt daarmede lang niet rechtvaardig te handelen, en zie hem rijk worden hoe menigmaal zijn zijne prac- tijken minstens even onbillijk als van den kapitaiist, waarop hij vroeger zoo schelden kon. Dat had hij zeker niet van zichzell gedacht. Neen nooit zou hij, dat stond bij hem vast, als hij geld moeht krijgen het zoo beheeren als dien rijkaard, maar nau- welijks heeft hij het zelf te beheeren of hij valt in dezelfde fout, hij bezwijkt. Het be zitten van het geld leidt ook hem tot een gebruik, dat er niet mee door kan. Zoo is het met allerlei macht, die een mensch krijgen kan. Nemen we het terrein van den handel, van koopen en verkoopen. Hoe kan er soms gesmaald worden op die handelslui, winkeliers, bakkers, molenaars, enz., door menschen die zelf niets kunnen verkoopen, maar altijd bij genoemde perso- nen hun waren moeten koopen. Ja, zoo hoort men dan zeggen, ze laten ons alles maar duur betalen, ze stroopen de menschen maar, ze willen veel te veel verdienen! Welk een overhaast oordeel! Maar laat voor hen die zoo spreken nu ook eens de tijd aan- breken, dat ze iets kunnen verkoopen, en ze in de gelegenheid zijn om goede winsten te maken? Tien tegen een, dat ze ook er niet naar vragen of de prijzen billijk zijn, maar dat zij minstens evenveel percenten willen verdienen als zij wier handelwijze vroeger door hen zoo werd afgekeurd. En dat heb ben ze misschien nooit van zichzelf kunnen denken, ja misschien gezegd nooit zoo te zullen handelen, maar de gelegenheid heeft hen langzamerhand overrompeld, ze krijgen het in de macht wat meer geld te verdienen en daarvan maken ze misbruik, zonder meer te denken aan een vroeger uitgesproken beginsel. Let well Ik wil hiermede geen kapitaiist of handelsman in bescherming nemen en hunne onrechtvaardige daden goedpraten! Verre vandaar. Doch alleen maar er op wijzen, dat we moeten oppas- sen met ons oordeel over anderen, want waar zouden wij toekomen als de gelegen heid openstond? Er behoort veel zelfbe- heersching en zelfverloochening toe om dan den rechten weg te houden. Hoe is het ten opzichte van de macht van den Staat? Elke regeering heeft macht en oefent gezag over hare onderdanen. Nu willen wij niet ontkennen, dat er wel regee- ringen geweest zijn en zijn, die ook van hun groote macht hebben misbruik gemaakt. Zii hebben nu eenmaal de macht om onder danen door de wet gehoorzaamheid op te leggen, dus daar gaat wel eens een onb:' lijke eisch onderdoor. Doch er zijn men schen, die altijd den mond vol hebben van die slechte regeering en van het verkeerde van dat gezagoefenen, er moest meer vrij- heid zijn, dat behoort maar zoo. Doch zoo spreken zij, zoolang hun partij in de min derheid is, doch als zij zelf maar even dr macht in handen hebben, dan zullen de on derdanen naar hun pijpen dansen, dan moe ten alien denken zooals zij er over denken dan moet het alles gebeuren zooals zij het willen. Zie het aan Rnsland. Zij die zich als bevrijders voordoen blijken grooter verdruk- kers te zijn dan onder een vroeger regime voorkwamen. Dat hadden die bevrijders mis schien vroeger ook nooit van zichzelf kun nen denken. Het blijkt echter, dat wie macht krijgt, groote macht, den weg dreigt op te gaan om die macht te misbruiken, om aan zijn omgeving die macht te laten gevoelen. Is dit nu een neiging van den mensch zelf, daar denkt hij, dat ieder ander ook zoo zal handelen tegenover hem, en daarom ziet een mensch met eenige vrees de macht van zijn nevenmensch groeien. Elke groote macht voorspelt hem niets goeds, zij wordt verdacht en met argwaan beschouwd. Wordt daarom misschien zoo gescholden op de macht van 't geld, omdat men nu eenmaal denkt, dat elke macht er is om op onbillijke wijze haar overmacht te laten voelen? Wordt daArom misschien geschol den op de regeering en het Staatsgezag omdat men zich geen macht denken kan dan alleen om den zwakkere er onder te houden? Vast is het, dat de volkeren in hun ontwikkeling het met angst gadeslaan, dat een volk bijzonder groot wordt, want men meent die overmacht heeft toch maar 't doe! straks anderen te overheerschen. Toch is het verkeerd te denken, dat elke macht er maar is om den zwakkere te ver- nederen. Het kind is geheel in de macht van de ouders, doch dat is in goede gevallen een opvoedende macht, een macht die be- doelt zoo te handelen dat de kinderen straks zeifstandig kunnen leven en dan vrij en on- afhankelijk zijn. Dat is een zegenrijke macht. Doch zou het verzet van de kinderen tegen de ouderlijke macht misschien ook hieruit voortkomen, dat zij die macht alleen maar zien als een overmacht die hen te kort wil doen, en zij niet,gevoelen de voorzich- tigheid der liefde die er in ligt? Welke eigenaardige begrippen zijn er tegenwoor- dig omtrent het huweliik! Er wordt in de kringen der vrouwen geageerd op allerlei wijze tegen'het maatschappelfjk afhankelii- zjjn ,vgn den man. Bittere woorden worden hierover gezegd. Maar is dit, goed opgevat, noodig? Worden de dingen niet verkeerd gezien? Het is nu eenmaal zoo, dat de ge- huwde vrouw maatschappelijk afhankelijk is van den man. Hij heeft haar te onder- houden. Doch zal een recht geaarde man van die macht ooit misbruik maken en aart zijn vrouw die afhankelijkheid laten ge voelen? Behoeft een trouwe echtgenoote ooit iets te gevoelen van die afhankelijk heid als de liefde voor haar man op de reehte plaatsie? Er. sial ieder man het zich geen groot levensgeluk achten, dat hij voor zijn vrouw zorgen kan? Helaas, dat ook hier doordringt de vrees: overmacht werkt ver- nederend. Zullen we nu ten slotte moeten zeggen, dat deze gedachte invloed heeft op den mensch, waar hij denkt over de hoogste macht, over God? Is het daaruit te verklaren, dat een mensch zich verzet tegen die hoogere macht, omdat hij zich alleen kan denken, dat die overmacht er is om den I mensch er onder te houden? Maar dat is dan toch een godsdienstige opvatting, die laag staat en waarvoor wel een betere te vinden is. We vinden deze gedachten wel i in de godsdiensten der heidenen. De gees- j ten der voorvaderen zijn er om hen schrik en angst aan te jagen. Zij zullen hun ver- derfaanbrengende macht laten gevoelen als i het nageslacht het leven anders wil inrich- ten dan het was in hunne dagen. Godsdienst j is voor den heiden: angst voor die hoogere i machten, die hij op alle mogelijke wijze moet zien tot vriend te houden. In de Griek- j sche godenleer wordt ons gesproken van j den afgunst der goden. Daar meende men, I dat iemand die op aarde heel gelukkig was geworden niet lang meer leven zou, want de Goden waren jaloersch op zijn geluk en zouden daar een eind aan maken. De Moha- j medaan gevoelt zich geheel afhankelijk van j de willekeur van zijn God, Allah, die leidt j of misleidt, naar dat hij het wil. Zoo denkt de mensch zich zijn God, den j Almachtige, makende willekeurig gebruik van zijn macht, tot vernedering van den mensch. Kan ten slotte de mensch ook wel hooger stijgen met zijn gedachten? Als bij iedere gedachte aan die hoogste macht, het geweten spreekt van schuld, hoe zullen dan daartegenover schoonere gedachten vasten vorm aannemen? Toch is er in ons midden j verhevener kennis van God, en wij danken j dit aan het Christendom. Dit is geen ken nis, uitgedacht door den mensch, maar door God medegedeeld aan den mensch. En wat wordt ons daar geleerd? Immers dit: die overmacht, de hoogste macht is e'r niet ont zich aan den mensch' in wraak en straf bekend te maken, maar het hoogste, het 66n en het al wat die overmacht zoekt, j is om zich in Zijn groote liefde te openba- I ren aan het hart van den mensch, opdat dit j hart weer kome tot stil en vast vertrouwen op Hem en tot wederliefde. Is Kerstmis ons daarvan niet het bewijs? Spreekt dit Chris- telijk feest ons niet van een groot Gods- geschenk aan de menschheid? Jezus werd geboren, en ligt in Bethlehem's kribbe. Hij, de verlosser der wereld. Hij, de redder, die de hoogste wijsheid heeft verkondigd en Zijn Godskrachten heeft getoond in de overwinning van elke macht, die den mensch scheidt van God. Heerlijke Kerstboodschap! Zij spreekt van heil, door God aan den mensch gegeven. En als wij Iuisteren naar het lied, dat de Engelen zongen in den nacht van Jezus' geboorte, dan wordt het ons duidelijk, dat er bij die hemelwezens voile blijdschap is over die liefde van God, die aan den mensch redding bracht. De hemel verblijdt zich over het geluk van den mensch. Als wij zoo de hoogste macht lee- ren kennen, kan daar ons hart dan geen rust vinden? Die Overmacht zoekt den mensch door Zijne liefde tot zich te trek- ken, opdat we niet langer tegen die macht ons zouden verzetten, maar er ons aan toe- vertrouwen met ons geheele hart, omdat we het weten, dat die Almacht bestuurd wordt door een liefhebbend Vaderhart. Geen wonder, dat Kerstmis niet onopgemerkt voorbij gaat aan alle rangen en standen. Het is of de geheele-wereld gevoelt: daar is net licht in den donl jren levensnacht. Mogen de liohtstnden die wij met Kerst mis opvingen in het bijzonder op ons pad bhjven schijnen in de laatste dagen van dit jaar, dan zal het straks een „zafig uiteinde" zijn van 1920. Het niet gemakkelijk om met het voile bewL^vijn te staan aan het einde van een jaar.^Er komt dan zooveel over ons wat ons f bezwaart en onrustig maakt. Daar komt ten overmacht die be- klemmend op ons werkt. Het gevoel van vergankelijkheid bij net Snellen der jaren, ook het 'gevoel van verantwoordelijkheid. Zoo juist is dit weergegeven in het lied dat op den Oudejaarsavond zoo gaarne ge- zongen wordt: Uren, dagen, maanden, jaren vliegen als een schaduw heen; Ach wij vinden, waar wij staren, Niets bestendigs hier beneen! Op den weg, dien wij betre- den, Staat geen voetotap die beklijft; Al het heden woi'dt verleden, Schoon 't ons toege- rekend blijft! We vliegen daarheen, maar ook: het blijft ons toegerekend wat ve deden. Onder in den zak vindt men de rekening. En als daar dan nog bijkomt de gedachte aan de ver- liezen, die we hadden te lijden in het jaar dat verging, smartelijke verliezen, dan gaan de gedachten zich in ons vermenigvuldigen, dan wordt het ons te veel. Overmacht komt over ons, ons hart bezwijkt. Goed, laat er een traan rolien, een zucht opstijgen, maar ook gevraagd worden: waar vind ik rust? Mogen dap de kiar.ken van het englenlied ons nog oipzweven: in menschen een wel- behagen! God heeft ons lief. Geen liefde zoo zuiver, zo6 sterk. Wij begrijpen alles niet, maar wij moeten, wij mogen vertrou wen. Daar vindt ons hart een rustpunt, daar gevoelen we ,ons veilig, daar zijn sterke armen die ons leven dragen. Zoo wordt de laatste nacht van dit jaar: een stiile nacht, een heilige nacht. Maurits F. VERBETteRING. In het vorig artikel, „Kerk en Toren", staat in de 3e kolom, regel 32 van boven „gemeenschappelijke dood", dit moet zijn „gemeenschappelijke DAAD". ~ttlNft£KLANU. RIJKSUITKEtRING AAN GEMELNYEN Kosten ruim 10 millioen. Een ontwerp van wet tot wijziging van de Rijksuitkeering aan de gemeen- ten, krachtens de artikelen 1 tot en met 9bis der wet van 21 Mei 1897 is bij de Tweede Kamer ingediend. Aan de memorie van toelichting is ont- leend^ 'dat de herziening van deze uit- keering reeds sedert 1903 aan de orde is. In dat jaar werd een staatscommissie be- noemd, welke de gemeente-financien in onderzoek zou hebben te nemen, waarbij vanzelt herzienmg van de Rijksuitkee ring op den voorgrond trad. Deze Staats commissie mocht er evenwel met in sla- gen, eenig voorstei, dat een meerderheid had verworven, ter aanbeveling van zoo- danige herziening in te dienen. Volstaan werd met een wetsontwerp tot verrui- ming van het plaatselijk belastingge- bied, welk ontwerp vrijwel ongewijzigd door de Regeering werd overgenomen. Thans schijnt het oogenblik gekomen, om, waar de druk het zwaarst is, van Rijksvvege tegemoet te komen. Men staat nl. voor het feit, dat in verschillende ge- meenten het heffingspercentage van den hoofdelijken omslag ot de plaatselijke in- komstenbelasting tot een peil is opge- voerd, dat naast de Rijks directe belastin- gen ontoelaatbaar mag heeten. Bovendien heeft het crediet van vele ge- meenten zooveel geleden, dat een beroep op de geldmarkt dikwert zonder vrucht blijft. Eindelijk is rekening te houden met de omstandigheid^ dat de waarde van de huidige Rijksuitkeering, in ver- band met de geringe koopkracht van het geld, belangrijk is gedaald. Het Rijk moet ingrijpen, om erger nood te voorkomen, maar tevens is de gemeen- te duidelijk te maken, dat sfechts zeer noode hulp wordt verleend en dat, mocht na korten tijd andermaal een crisis als de huidige intreden, emstig zou zijn te over- wegen, ot de autonomic ten aanzien van de gemeentelijke financien, hoo hoog te waardeeren ook^ niet gehandhaafd kan blijven. Het antwoord op de vraag, in welken vorm de Rijkshulp zou zijn in te kleeden. is in het tegenwoordig stadium minder moeilijk dan na het vooratgaande zou kun nen schijnen. Het karakter van noodmaat- regel treedt scherp op den voorgrond, ter- wijl drie beginselen zijn in te nemen. 1. Nu een radicale herziening der uit- keering niet is gelukt, zal zoo na moge- lijk aanslu|iting zijn te zoeken aan het bestaande; 2. er valt niet aan te denken den ge- meenten te verzekeren een Rijksbijdrage in haar ultgaven, welke gelijke tred zou houden met hetgeen zijzelve in de toe- komst zouden wenschen te voteeren; 3. de hulp moet geboden worden zoo veel doenlijk, naar mate de nood het scherpst is. Aan de hand van deze beginselen 's een stel bepalingen ontworpen, volgens welke de bestaande Rijksuitkeering wordt vermeerderd, al naargelang de gemeen telijke hoofdelijke omslag ot inkomsten- belasting over de laatste 3 jaren in be- teekenende mate overtnoften heeft de hootdsom der Rijksinkomstenbelasting en wel bij een verschil van 10 ot meer dan 10 en niet meer dan 20 pet., met 20 pet. van de Rijksuitkeeringen, bij een verschil van meer dan 20 pet., met 10 pet. voor elke 10 pet. ot gedeelte daarvan, tot een maxi mum van 100 pet. Een verschil van minder dan 10 pet. blijft buiten aanmerking. Wat de kosten voor het Rijk aangaat, deze zijn op ongeveer 10 a 11 millioen te schatten. EMIGRATIE NAAR CANADA. De Superintendent voor Emigratie van het Canadeesche Departement van Im migrate en Kolonisatie te Londen zendt de volgende mededeeling aan den Direc- teur van het Informatiebureau der Ne- derlandsche Vereeniging Landverhuizing te 's Gravenhage. Bij Regeeringsbesluit is bepaald, dat immigranten, behoorende tot de arbeids- klassen (geschoold ot ongeschoold) bij aankomst in Canada tusschen 1 Januari 1921 en 31 Maart a.s. in het bezit moe ten zijn van tenminste 250 dollar, bovendien van 125 dollar voor de in hun gezelschap reizende echtgenooten en voorts van 50 dollar voor ieder kind tusschen 5 en 18 jaar. Bovenbedoelde tijdelijke bepalingen zijn niet van toepassing op hen, die eene speciale vergunning hebben om naar Ca nada te vertrekken en in het bezit zijn van de daarvoor benoodigde landingskaar- ten. In verband met de in Canada voorko- mende werkeloosheid en den terugkeer van een groot aantal Canadeezen, die in de Vereenigde Staten van Amerika wer- keloos zijn geworden, mag gedurende de drie eerstkomende maanden (December, Januari en Februari) aan niemand gera- den worden naar Canada te emigreeren. Hiervan zijn uitgezonderd: a. Vrouwen en meisjes, die in Cana da bezigheden van huishoudelijken aard zullen verrichten, (huishoudsters, dienst- boden, keukenmeiden)v b. Landbouwers met kapitaal. c. Landarbeiders en anderen, die met den landbouw goed bekend zijn (bon ders, veetokkers, enz.), die verzekerd zijn van werk in Canada ot naar vnenden gaan, die reeds als landbouWers in Ca nada gevestigd zijn. d. Vrouwen en kinderen, die zich be- geven naar reeds in Canada gevestigde echtgenooten en vaders. EEN GESPKONGE.V PATROON. De ingestorte betonmassa op het werk der firms Wilton te Schiedam werdt door de genie door middel van ontpioffingstoffen stukgeslagen, waarna werklieden voor de verdere behandeiing zorgen. Toen Zater- dagmorgen eer, werkman zoo'n stuk trachtte kleiner te mak^n, had er eensklaps een geweldige ontploffing plaat-, daar een nog --'-i afgegane patroon in het beton uit Krnmholz, professor in ie, nenrologie. Hjj verklaarde, dat het kind geboren was met een abnormale schildklier, hetgeen. woaH men weet, aanleiding kan geven tot spo- radisch cretinisme en idiotisme. Professor Krumholz verkiaarde tevens, dat hij in staat zon zjjn, het meisje door een operaiie te genezen. Hjj liet door het personeel van het hospitaa) een asp koopen, en onrnam hem de sehildklier. Vervolgens braebt bjj deze over da patiente. t Het was een zeer eenvondige operatie en het meisje zal r,u waarscbijnlijk spoedig een normaal verstand krijgen, hoewel zij nog alles zal moeten leeren als een meisje van 8 jaar", zei de professor. elkaar sprong. Hierbp werd de 19-jarige P. Poot, wonende te VJaardingen, emstig aan n-t gelaat verwond en zal hjj vermoe- deljjk wel een zijner oogen moeten missen. Een andere werkman werd aan het hoofd verwond. EEN DOLLE OS. Te Tilburg beeft dezer dage e enn dolle os het fanriekspe soneel van de firma Bogaerts de stuipen op het ljjf gejaagd. Het dier wandelde met een slager door de Fabriek- straat, waar het schrok. Het dier sprong door een groote ruit en kwam terecht in een kruken waar men niet ingericht was op het bereiden van ossenvleesch in dien vorm. Het dier vernielde nagenoeg den heelen keukeninventaris en holde toen door den tuin naar de fabriek. Het personeel zocht in allerjjl een goed hf enkomen. De hoofd-inspecteur, de heer Neusting en inspectenr De Bruin verschenen nu op het tooneel. Zjj trachten het dier met revolverschoten af te maken, wat niet aanstonds lukte. omdat de os hardnekkig zijn biefstukken aan de inspecteurs presen- tnerde Eindeljjk trof de inspecteur De Brum het dier boren de oogen. Het dier viel voorover en de slager snelde toe om het verder af te maken. Maar juist sprong de os weer op en de slager redde zich door een kloeken sprong over het hek. Im-pec'eur De Bruin maakte met een zestal schoten een einde aan het incident (Tijd) EEN BELANGWEKKENPE OPERATIE. De polit e autoriteiten te Chicago hebben een vreeseljjke onvdekkii g gedaan in een kelder aldaar. Zjj vonden daar een meisje van 19 jaar. Mary Zeubec, die sinds haar jeugd ooor baar ouders in half donker was gehouden. omdat deze zich schaamden, haar in het openbaor te vertoonen. Zjj was ach e> I jjk van geest en lichaam en leek op het oog een kind van acnt jaar. Het meisje werd r aar een hospitaal ver- voerd, waar het ondnzocht werd door dr. GEMEENTERAAD VAN AXEL. Vergadering van Dinsdag 14 December 1926, des namiddags 2 uur. Voorzittar de heer L. J. den Hollander, Bur- gemeester. Tegenwoordig de leden: J. M. Oggel, C Th van de Bilt, A. E. C. Kmijsse, J. de Kraker, J. Weijns, J. Dekker, J. M. Baert, F. Dieleman. J. de Feijter, M. Wolfert, benevens de Secre- taria. Afwezig de heer Ph. J. van Dixhoom. (Vervolg). 5. Verzoek van gemeente-personeel cua een duurte-toeslag en een kindertoeslag. Naar aanleiding van het in hunne handen om bericht en raad gestelde adres van den Nederlandschen Christelijken Bond van Perso neel in publieken dienst, afdeeling Axel, om over 1920 een toeslag te mogen ontvangen van 100 voOr gehuwden en daarmede gelijk ge- stelden, benevens van 25 voor ieder km. beneden den leeftijd van 16 jaar, stellen Bur- gemeester en Wetbouders voor, afwijzend te beschikken voor wat betreft het geven eener uikeering van 100, doch om een toeslag te geven van 25 voor elk kind beneden den leeftijd van 16 jaar. Seghers heeft 2 kinderen, Den Beer 2, Van der Staal 1, Van de Wege 6, Agterhuis 2, Van den Berge 1 en Sorber 2. De heer KOSTER: Zijn Burgemeester en Wethouders van meening, dat er in die ge- zinnen zoo 'n noodtoestand geheerscht heeft De VOORZITTER: Die hebben gemeend, dat, indien er sprake van kan zijn, dat de ge- zinnen met zorg den winter tegemoe1; gingen, dit dan in de eerste plaats het geval zal zijn in de gezinnen met kinderen, die worden dan m eI15~geval' zwaarder ge<ircrtrt dair ander De heer KOSTER: Pas is besloten dat met 1 Januari a.s. hun salaris zal verhoogd worden en nu komt men weer al met andere verzoeken. Ik kan er niet mee instemmen. De VOORZITTER: De prijzen der levens- middelen zijn dalende, de klachten zullen mis schien spoedig in lofzangen veranderen. Maar dit loopt over '20. De heer BAERT: Ik kan me met het voor stei goed vereenigen; in het jaar dat nagenoeg achter ons ligt was het salaris niet te hoog en is er wel aanleiding nog wat te geven aan de het meest gedrukte gezinnen. Voor '21 wordt het salaris verhoogd en hopen we, dat de toestand zoodanig wordt, dat we van ver dere verzoeken om verhooging bevrijd zullen blijven. I^eer DIKLEMANIk wdlde even vragen int welk motief Burgemeester en Wethouuers .j afgeweken van de door adressanten ge stelde vraag om ook 100 te mogen ontvan gen. ik lean in het algemeen wel met het voorstei meegaan. De VOORZITTER: Burgemeester en Wet houders hebben zich op het standpunt gesteid, dat de bezoldiging in overeenstemming moet zijn met het bedrag dat men noodig heefi; o n te leven en ook rekening moet worden gehouden met de arbeidsprestatie. Nu komt het hen voor, dat de gezinnen met kinderen meer noo dig hebben, dan die zonder kinderen. Daarom wordt voorgesteld een toeslag voor de gezinnen die het meest getroffen worden. Het voorstei wordt aangenomen met 7 te^en 3 stemmen. Voor stemmen de heenen Weijns, De K-aker Dieleman, Oggel, Van de Bilt, Kruijss.- en Baert; tegen stemmen de heeren Dekke; De I eijter en Koster. 6. Verzoek van de arbeiders der gasfabriek om herziening Vt.n hun salaris. ^r,r aan^iding van het in hunne handen om bericht en laad gestelde adres van G Agtei- huis en anderen, werklieden aan de gasfabriek om hun voor 1921 vastgesteld loon alsnf^ te willen herzien, daar dit thans na de laatste verhooging aan de stadswerklieden toea ek*md met meer voldoende naar evenredigheid is ve regeld, daar hun arbeid zwaarder en de slii- tage op kleeren gi-ooter is, dan bij de gemeen- teweiklieden, stellen Burgemeester en Wethou ders voor, op dit adres afwijzend te beschik ken, een en ander op grond van de prijsd.Jino- van de noodzakelijkste levensbehoefter; die zich stelselmatig reeds laat gevoelen. De \OORZITTER, het voorstei toelichtende, merkt nog op, dat er verschil van meening kan bestaan omtrent de stelling- of het loon van de werkvieden der gasfabriek hooger moet zijn dan dat van de gemeentewerklieden, maar dat Burgemeester en Wethouders meenen, dat er geen termen zijn, om deze pas verhoogde loo- nen weer te gaan herzien. De heer DIELEMAN: Ik wilde vragen hoe het staat met bijverdiensten van het personeel der gasfabriek, de een zegt, dat ze veel bijver diensten hebben en een ander zegt weer van niet. De \OORZiTTER: Er worden door die menschen wel eens bijverdiensten gernaakt, er zijn wel eens maanden geweest van f 20 maar ook maanden van niets. Ze hebben wel 'eens kolen gelost voor de distribute. Maar ik meen dat we die bijverdiensten buiten beschouwmg moeten laten. We vragen van de menschen 8 uren arbeid per dag en als ze dan in hun vriie uren bieten willen gaan steken of kolen lessen dat is voor de gemeente van geen beteekenis' die moet ze betalen naar de waarde van hun werk en de levensomstandigheden. 4 De heer VAN DE BILT: De werklieden van de gasfabriek vonden aanvankelijk het voor hen voorgestelde loon genoeg en ze waren er zeer over tevreden, maar nu zijn ze jaloersch niet

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1920 | | pagina 5