ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
No. 7087, Zaterdag 25 December 1920. t?Oe Jaargang.
a 60 cent.
AANGIFTE
Be Strijd om hot Vuur.
TWBBDS BL.AD
Wegens het
Kerstfeest zal
a.s. Maandag geen nummer
van dit blad verschijnen.
WtigT* Nieuwjaars-advertentien
Inschrijving voor de Militie.
FEUILLETON.
Zitting centraal stembureau
verkiezing Gemeenteraad.
SINNENLAND.
In welke gemeente de inschrijving moet
geschieden.
Aangifte ter inschrijving;.
Opgave ter inschrijving.
Inschrijving na den gewonen tijd.
Strafbepalingen.
Opmerking omtrent vrijstelling.
Beteekenis van de uitdrukkingen vader.
moeder, voogd en curator.
voor het Nieuwjaarsnummer
dat Zaterdagmorgen in plaats van
Vrijdagavond zal verschijnen en in
de kom dezer gemeente huis aan
huis wordt bezorgd, worden weder
geplaatst,
Voor Nieuwjaarswenschen grooter
dan 20 regels, zal 60 cent meer
worden gerekend voor elke 20 regels
of gedeelte daarvan.
De inzendingen kunnen geschieden
tot uiterlijk Donderdag 30 dezer.
Ter Neuzen, 20 Dec. L920.
Firma P. J. VAN DE SANDE.
TER
Wie moeten worden ingeschreven.
Wie niet inschrijvingsplichtig zijn.
Overlegging van stnkken.
TIJD VAN AANGIFTE.
Voor het doen van de aangifte ter in
schrijving, die moet plaats hebben tusschen
1 en 31 Januari a.s., zal meer bepaald ge
legenheid worden gegeven ter Gemeente-
secretarie op Donderdag 13 Januari 1921,
'smorgens van 9 tot 12 uur.
Men wordt dringend verzocht, zich zoo
mogelijk op een der aangegeven uren voor
het doen der aangifte ter Gemeentesecreta-
rie te vervoegen.
TER NEUZENSCHE COURANT,
Artikel 14.
1. De inschrijving gesehiedt:
1o. van hem, bedoeld in art. 12 eerste lid, onder
lo.
a. zoo zijn vader, moeder of voogd binnen het
Rijk woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats
van vader, moeder of voogd
h. zoo hij binnen het Rijk woonplaats heeft, in
de gemeente zijner woonplaats, tenzij hij in den zin
dezer wet een vader, moeder of voogd heeft en deze
in eene andere gemeente binnen het Rijk woon
plaats heeft
c. zoo zijn vader, moeder of voogd in het Duitsche
Rijk en hij niet binnen het Rijk woonplaats heeft,
in de gemeente Amsterdam
d. zoo zijn vader, moeder of voogd in het Koninkrijk
Belgie en hij niet binnen het Rijk woonplaats heeft,
in de gemeente Rotterdam
e. >00 hij in het Duitsche Rijk en zijri vader,
moeder of voogd niet binnen het Rijk of in het
Koninkrijk Belgie woonplaats heeft, in de gemeente
Amsterdam
zoo hij in het Koninkrijk Beigie en zijn vader,
moeder of voogd niet binnen het Rijk of in het
Duitsche Rijk woonplaats heeft, in de gemeente
Rotterdam
2o. van hem bedoeld in art. 12, eerste lid onder 2o.
a. zoo hij woonplaats. heeft binnen het Rijk, in de
gemeente zijner woonplaats
b. zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk,
in de gemeente Amsterdam
c. zoo hij woonplaats heeft in het Koninkrijk
Belgie, in de gemeente Rotterdam
3o. A. van hem. bedoeld in art. 12, eerste lid,
onder 3o., indien hij ininderjarig is
a. zoo zijn vader, moeder of voogd binnen het
Rijk woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats
van vader, moeder of voogd
b. zoo hij in den zin dezer wet geen vader, moeder
of voogd heeft of zoo zijn voogd niet binnen het Rijk
woonplaats heeft, in de gemeente, waar hij zelf
woonplaats heeft;
B. van hem bedoeld in art. 12, eerste lid, onder
3o., indien hij meerderjarig is
in de gemeente, waar hij woonplaats heeft.
2. De in het vorig lid als plaats van inschrijving
aangewezen gemeente is die, waar de woonplaats
gevestigd is of was op 1 .lanuari van het jaar, vol-
gende op dat, waarin de in te schrijven persoon het
18e levensjaar volbracht. Ten aanzien van hein, wiens
inschrijving te Amsterdam of te Rotterdam moet ge
schieden wegens woonplaats onderscheidenlijk in het
Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie, wordt de
gemeente, waar de inschrijving moet plaats hebben,
bepaald naar het Rijk, waar de woonplaats gevestigd
is of was op 1 Januari van het jaar, volgende op
dat waarin de in te schrijven persoon het 18e levens
jaar volbracht.
Artikel 15.
1. llij. die volgens art. 12 moet worden inge
schreven, is verplicht zich daartoe aan te geven bij
den burgemeester der gemeente, waar de inschrijving
moet geschieden.
2. Indien hij ongesteld of afwezig is, rust de
verplichting tot het doen van de aangifte:
a. indien het een minderjarige betreft, op zijn
vader, moeder of voogd, mits de vader, moeder of
voogd binnen het Rijk. in het Duitsche Rijk of
in het Koninkrijk Belgie woonplaats heeft, of
indien de voogdij is opgedragen aan een rechfsper-
soonlijklieid bezittende vereeniging, aan eene stichting
of aan eene instelling van weldadigheid op de
bestuurders
b. indien het een meerderjarige betreft, die onder
curateele staat, op zijn curator.
3. De minderjarige, die in den zin dezer wet geen
vader, moeder of voogd heeft, of wiens vader, moeder
of voogd niet binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk
of in het Koninkrijk Belgie woonplaats heeft, is,
behoudens het bepaalde in het volgend lid, steeds
zelf tot het doen van de aangifte verplicht.
4. Hij, die is opgenomen in een der in art. 16 ver-
melde gestichten en inrichtingen of behoort tot de
in het tweede lid van genoemd artikel bedoelde per-
sonen dan wel in dienst is bij de zeemacht, bij het
leger hier te lande of bij de koloniale troepen, be-
hoeft niet ter inschrijving te worden aangegeven.
5. De aangifte gesehiedt in de maand Januari
van het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven
persoon het 18e levensjaar volbracht.
6". Voor hem of haar, die tot het doen van de
aangifte verplicht is, kail de aangifte geschieden
door een ander, daartoe schriftelijk gemachtigd.
Artikel 16.
J. De bestuurders van krankzinnigen-, idioten-,
doofstommen- en blindengestichten, van gevangenissen
van rijkswerkinrichtingen, van rijksopvoedings-ge-
stichten en van tuchtscholen zenden jaarlijks voor 10
Januari eene opgave, ingericht in den door Ons te
bepalen vorm, van de daarin opgenomen mannelijke
personen, die alsdan voor de militie moeten worden
ingeschreven, aan Onzen commissaris in de provincie,
binnen welke de inschrijving moet plaats hebben.
2. Ten aanzien van de mannelijke personen, die
uigevolge art. 39 van het Wetboek van Strafrecht ter
beschikking van de Regeering zijn gesteld en niet
in een Rijksopvoedingsgestieht zijn opgenomen, ge
sehiedt gelijke opgate vanwege Onzen Minister van
Justitie.
3. De inschrijvirg van de in het eerste en het
iweede lid bedoelde personen, zoomede van die, welke
n dienst zijn bij de zeemacht, bij het leger hier te
ande of bij de koloniale troepen, gesehiedt overeen-
tomstig doorOns te#geven voorschriften.
tikel 17.
1. Voor de militie wordt ook ingeschreven of
wordt opnieuw mgesehreven
lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die
na 1 Januari van hcj jaar, volgende op dat, waarin
hij het 18de levensjaar volbracht, en voor het intreden
van het 2iste levensjaar zijne woonplaats binnen het
Rijk, in het Duitschf Rijk of in het Koninkrijk Belgie
gevestigd heeft en wiens vader, moeder of voogd niet
reeds in een dier U jien woonplaats had
•Jo. ice v trig mannelijk Nederlander, die
niet in een der g *mde Rijken woonplaats heeft,
doch wiens vader. mpeder of voogd na 1 Januari van
het jaar. volgende op dat, waarin de minderjarige
het 18de levensjaar volbracht, en voor het intreden
van diens 21ste levensjaar zijne of hare woonplaats
binnen een dier Rijken gevestigd heeft;
3o. ieder mannelijk minderjarige, die nal Januari
van het jaar volgende op dat, waarin hij het 18de
levensjaar volbracht on voor h et intreden van het
21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander
is geworden. zoo hij f zijn vader, moeder of voogd
binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het
Koninkrijk Belgie woonplaats heeft
4o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die
na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin
hij het 18de levensjaar volbracht, en voor het intreden
van het 21ste levensjaar zijne woonplaats binnen het
Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk
Belgie gevestigd heeft
5o. ieder mannelijk meerderjarige, die'na 1 Januar
van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de
levensjaar volbracht, en voor het intreden van het
21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander
is geworden, zoo hij binnen het Rijk, in het Duitsche
Rijk of in het Koninkrijk Belgie woonplaats heeft:
(io. ieder mannelijl' niet-Nederlander, die na 1
Januari van het jaar. jolgende op dat, waarin hij het
18de levensjaar volbra At, en voor het intreden van
het 2tste levensjaar ingezetene of opnieuw ingezetene
is geworden in den zin van art. 12, tweede lid
7o. hij, die vodr het intreden van het 21ste levens
jaar ophoudt te verkeci-en in een der gevallen, be
doeld in art. 13, indien hij overigens, hetzij volgens
art. 12, hetzij volgens het hiervoren onder lo.6o.
bepaalde ingeschreven zou moeten worden.
2. Met betrekking tot het bepaalde on derlo.6o
gelden art. 12, laatste lid, en art. 13.
3. Ten aanzien vah de gemeente, waar de in
schrijving of de inschrijving opnieuw moet geschieden,
geldt art. 14, eerste lid, met dien verstande, dat de
plaats van inschrijving wordt bepaald naar de ge
meente of het Rijk, wa r de woonplaats gevestigd is
Of was op den dag, waifrop de in te schrijven persoon,
of zijn vader, moeder of voogd is geraakt in een der
in het eerste lid van dit artikel omschreven gevallen
4. Ten aanzien van de aangifte of opgave ter in
schrijving of ter inschrijving opnieuw gelden de artt.
15 en 16, met dien verstande, dat de aangifte ge
sehiedt binnen dertig en de opgave binnen tien dagen
na den dag, waarop de in te schrijven persoon of
zijn vader. moeder of voogd is geraakt in een der
in het eerste lid van dit artikel omschreven gevallen
Artikel 102.
1. Met hechtems van ten hoogste veertien dagen
of geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden
wodrt gestraft de in art. 15, eerste of tweede lid,
bedoelde persoon ofdiegene der in laatstgenoemde
lid bedoelde bestuurders, die niet voldoet aan een
hem bij dat artikel of bij art. 17, vierde lid, opge-
legde verplichting.
2. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee
maanden of geldboete van ten hoogste zes honderd
gulden wordt gestraft hij, die opzettelijk een der in
het eerste lid bedoelde feiten pleegt.
Bij de in art. 15 vermelde aangifte ter inschrijving
bestaat gelegenheid om op te geven de reden van
vrijstelling die de in te schrijven persoon meent te
hebbea.
Waar In het bovenstaande sprake is van
vader, moeder of voogd, heeft zulks betrek
king op minderjarigen en strekt de uitdruk-
king „vader" voor het geval, dat de vader de
ouderlijke macht of de voogdij uitoefent; de
uitdrukking „moeder" voor het geval, dat de
moeder de ouderlijke macht of de voogdij uit
oefent; en de uitdrukking „voogd" voor het
geval, dat over den minderjarige voogdij wordt
uitgeoefend door een ander dan den vader of
de moeder. De uitdrukking „cUrator" heeft be-
De Burgemeester van TER NEUZEN brengt ter
keunis vail wie het aangaat, inzonderheid van de in
het jaar 1002 geboren mannelijke personen, dat
bij de Militiewet (Staatslad 1911, No. 21) het volgende
is bepaald
Artikel 12.
1. Behoudens het bepaalde in art. 13 wordt vbor
de militie ingeschreven
lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die
op 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin
hij het 18de levensjaar heeft volbracht, binnen het
Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie
woonplaats heeft, of wiens vader, moeder of voogd
op genoemd tijdstip in een dier Rijken woonplaats
heeft
2o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander,
die op genoemd tijdstip in een der genoemde Rijken
woonplaats heeft
3o. ieder mannelijk niet-Nederlander, die op ge
noemd tijdstip ingezetene van het Rijk is.
2. Voor ingezetene in den zin dezer wet wordt
gehouden
A. de minderjarige niet-Nederlander, die binnen
het Rijk woonplaats heeft;
lo. indien zijn vader, moeder of voogd binnen
het Rijk woonplaats heeft en gedurende de vooraf-
gaande achttien maanden in het Rijk of in de kolonien
of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen
woonplaats gehad heeft
2«. indien hij zelf gedurende de voorafgaande
achttien maanden in het Rijk of in de kolonien of
bezittingen des Rijks in andere werelddeelen woon
plaats gebad heeft, tenzij hij in den zin dezer wet
een vader of moeder heeft en deze elders dan binnen
het Rijk woonplaats heeft
B. de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen
het Rijk woonplaats heeft en gedurende de vooraf
gaande achttien maanden in het Rijk of in de
kolonien of bezittingen des Rijks in andere wereld
deelen woonplaats gehad heeft.
3. Voor de toepassing van het hepaalde in het
vorig lid wordt gehouden
voor minderjarig hij, die minderjarig is in den
zin der Nederlandsche wet;
voor meerderjarig hij, die meerderjarig is in den
zin der Nederlandsche wet.
Artikel 13.
Voor de militie wordt niet ingeschreven
lo. de ingezetene niet-Nederlander, die blijkt te
behooren tot een Staat, waar de Nederlanders niet
aan den verplichten krijgsdienst zijn onderworpen
of waar ten aanzien van den dienstplicht het beginsel
van wederkeerigheid is aangenomen
2o. hij, die blijkt in de kolonien of bezittingen des
Rijks in andere werelddeelen woonplaats te hebben,
mits dit niet zij ter zake van krijgsdienst.
Roman uit den Oertijd
door
H. ROSNY.
34)
Maar Naoh vreesde de valstrikken, die
de mensch en het terrem hem konden
bereiden. Hij beval zijn krijgers om door
te loopen, daarop zette hij het Vuur neer
en sloeg de vijand .gade. In hun ijver
hadden zij zich verspreid. Drie ot vier
van de vlugsten waren de bende ai een
heel eind vooruit. De zoon van den Pan-
ter verloor geen tijd. Hij zocht eemge
steenen bijeen, die hij bij zijn wapens
voegde en Hep zoo sner hij kon op de
Roode Dwergen toe. Deze bewegingver-
bijsterde ze; zij" vreesden een krijgshst;
een van hen, die het opperhootd scheen
te zijn, stiet een scherpen kreet uit; zij
bleven staan. Reeds had Naoh dengene.,
die hij wilde treften, onder het bereik
van zijn steen; hij riep uit:
„Naoh' zoon van den Panter wif den
menschen geen kwaad doen. Hij zal niet
toeslaan, indien de vervolging gestaakt
wordt."
Zij luisterden alien met onbewegelijke
gezichten. Toen zij zagen, dat de Oul-
hamr niet verder kwam, trokken zij" hem
weer tegemoet. Toen zwaaide Naoh met
een steen:
„De zoon van den Panter zal de Roo
de Dwergen treften".
Drie ot vier werpspiesen vloten na dit
dreigend gebaar, haar draagwijdte was
minder groot, dan die der speren der
nomaden. Naoh wierp een steen, dege-
ne, op wien hij mikte, werd getrotten
en tuimelde. Onmiddellijk wierp hij een
tweeden steen, die het doel miste, daar
op een derden, die dot botste op de
borst van een krijger. Daarom maakte hij
nog een heftige beweging met een vierden
steen en dan zwaaide hij met een woest
gebaar zijn speer.
Nu begrepen de Roode Dwergen geba-
ren beter dan de OuHiamr en de Verslin-
ders der Menschen, want zij konden zich
niet zoo goed bedienen van een gearti-
culeerde taal. Zij wisten, dat een speer
gevaarlijker is dan steenen. Zij keerden
dus tot de bende terug; en de zoon van
den Panter ging met langzame' schreden
heen. Zij volgden hem op een atstand;
telkens als een van hen zijn makkers voor
kwam, stiet Naoh een gegrom uit en,
zwaaide zijn wapen. Zoo begrepen zij,
dat er minder gevaar voor hen dreigde,
als zij bijeen bleven, dan als zij zich ver-
spreidden; Naoh had dus zijn doel be-
reikt en sneide verder.
De Oulhamr vluchtten gedurende het
grootste gedeelte van den dag. Toen zij
eindelijk rust namen, waren de Roode
Dwergen al lang niet meer te zien. De
wolken waren uiteengeweken en de zon
dook onder als m een blauw meer, ver
achter de heide. De bodem, die eerst vast
en hard was geweest, werd nu slecht;
modderpoelen lagen verborgen en zogen
den voet vast. Groote reptielen kropen
over de vlakke gedeelten; waterslangen
met hun zeegroen ot ros lichaam flit-
sten in de stroompjes; met een schorren
kreet sprongen kikkers omhoog, heimelijk
vluchtten vogels op hooge stelten ot rit-
selden door de Iucht, als bladeren op den
adem van den wind.
Haastig aten de krijgers. Daar zij in
deze omgeving angstig waren, spanden
zij al hun krachten in om een uitweg
te vinden. Telkens meenden zij' er in te
zullen slagen. De bodem werd weer vas
ter, beuken, esschen, varens wfsselden at
met wilgen, peppels en biezen. Maar
spoedig begon het water weer te siepelen,
overal lagen verborgen moeilijkheden, tijd
en moeite scheen te loor te zujlen gaan.
De nacht was nabij. De zon zag rood
als pas vergoten bloed; het rood ver-
stiert in het westen bij den veengrond
en scheen te dooven in de poelen.
De Oulhamr wisten, dat zij nu op hun
moed en hun waakzaamheid moesten ver-
trouwen; zij trokken nog verder, zoo-
lang er nog een schijnsef aan het uitspan-
sel lichtte, toen hielden zij halt, voor hen
lag de heide en achter hen een onher-
bergzaam terrein, waar nu eens een vage
schemering, dan weer een diepe duisterms
heerschte. Zij rukten takken uit, rolden
eenige groote steenen aan en na-
dat ze alles door lianen en biezen aan
trekking op meerderj'arigen en strekt voor het
geval, dat dezen onder curateele staan.
Waar in het bovenstaande sprake is van
woonplaats, wordt ten aanzien van hen, die
geen vrij'willige woonplaats hebben, dat zijn
o.a. de minderjarigen daaronder verstaan
de plaats, waar zij werkeljjk wonen, en, zoo
deze ontbreekt, de plaats van verblij'f.
Ten aanzien van hen, die elders geboren zijn, kan
bij het doen van de aangifte ter inschrijving over-
legging worden gevorderd van een uittreksel uit het
geboorte-register, welk uittreksel voor zooveel
het hier te lande wordt afgegeven voor dit doel
op aanvraag kosteloos wordt verstrekt.
Ter Neuzen, 22 December 1920.
De Burgemeester vcornoeied.
J. HUIZINGA.
De Voorzltter van het centraal stembureau voor
de verkiezing van de leden van den Gemeenteraad
maakt bekend, dat bet centraal stembureau een
zitting zal houden in het gemeentehuis op Run-
(lerd»K S" December s,, des namiddags
4 unr, tot het henoemd verklaren van een candi-
daat, voorkomende op de lijst waarop bet uitgevallen
lid van den gemeenteraad G. B. BLEKKINK is ge-
kozen.
Ter Neuzen, 22 December 1920.
De Voorzitter voornoemd,
J. HUIZINGA.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Donderdag.
Aan de orde is het wetsontwerp tot verhoo-
ging van den accijns op het gedistilleerd.
De heer Van Vuuren (Kath.) noemt de ver-
hooging te grof, maar mogelijk is toch, dat hij
zal voor stemmen, omdat zoo'n voorstel al be-
gint te werken, wanneer het is ingediend en
omdat de belastingen versterking behoeven.
De heer Staalman (chr.-dem.) zal voor
stemmen, omdat het hem aangenaam zal zijn,
als de jenever-stokerijen te gronde gaan.
De heer Bakker (c.h.) zal voor stemmen,
omdat hij er ook vermindering der belasting
van verwacht.
De heer J. ter Laan (s.-d.) zal tegen stem-
men, omdat daardoor de drankbestrijding veel
moeiJijker zal worden door de hoogere inkom-
sten voor het rijk uit de jeneverbelasting. Ook
vreest hij emstige fraude.
De heer Treub betoogt, dat deze belasting
vooral zal drukken op de ellende en onder-
steunt het betoog van den heer Ter Laan.
De heer Smeenk (anti-rev.) acht dit een
belasting op oneconomische uitgaven, welke
moeten worden tegengegaan.
De heer Van Beresteyn (v.-d.) bestrijdt den
heer Smeenk en vreest voor fraude en knoeie-
rij. Brengt de belasting eenmaal f 70 millioen
op, dan zullen wij er niet meer af komen.
Minister De Vries verdedigt het on twerp,
betoogende, de voorgestelde verhooging niet
te kunnen missen.
Na de pauze is het wetsontwerp aangenomen
met 43 tegen 34 stemmen, rechts tegen links,
behalve Van de Laar, die ook tegen stemde.
Het amendement-Lohman c.s., tot schrap-
ping van het fonds voor instelling van een
vast gezantschap bij het Vaticaan, is verworpen
met 48 tegen 28 stemmen.
De motie-Dresselbuys, om het tijdelijk ge
zantschap te handhaven is verworpen met 54
tegen 19 stemmen.
Het desbetreffende begrootingsartikel is
daama aangenomen met 36 tegen 11 stemmen.
De geheele Buiteniandsche Zaken-begrooting
is aangenomen met 70 tegen 6 stemmen.
HET HUIS VAN W1JLEN DR. KUYPER.
Naar de Telegr. verneemt, heeft de heer C.
Colijn, oud-Minister, le Voorzitter van het
centraal-comite der Anti-Revol. Partij het huis
elkaar hadden verbonden, bezaten ze een
schuilplaats, die hen tegen een onverwach-
ten aanvai beschermde. Maar zij wacht-
ten zich wel om een groot vuur te ont-
steken; zij voedde slechts de kleine vuur-
tjes, die halt in de aarde verborgen wa
ren; zij wachtten hun lot in de diepe duis-
ternis, die soms het leven der menschen
bedreigt en soms redding bracht.
II.
Een bergkam van gramet.
De nacht verstreek. In het onzeker
licht van de sterren zagen Nam noch Gaw
noch de leider menschelijke gestalten; zij
hoorden slechts het ruischen van den wind
en konden slechts den vochtigen geur van
den bodem opsnuiven. Nu en dan klonk
bet geluid der moerasbeesten of vloog
een nachtvogel voorbij op zachte vleu-
gels. Toen de ochtend als een zilveren
schemerschijn zi ch over de aarde uit-
breidde, zagen ze de heide somber en
verlaten liggen en daarachter een onbe-
grensd water, doorsneden met moerassige
eilandjes.
Als zij van de oevers afdwaalden, zou-
den ze zeker de Roode Dwergen weer-
vinden. Zij moesten dus de boorden van
de heide en van het moeras blijven vol-
gen, om eindelijk een uitweg te vinden,
en daar niets aanduidde, wat de meest
wenschelijke richting kon zijn, namen zij
den weg, die zich het minste voor hin-
derlagen leende. In het eerst scheen dit
pad goed te zijn. De bodem was vrij
in de Kanaalstraat te Den Haag, waar Dr.
Kuyper heeft gewoond, aangekocht.
Onmiddellijk na aankoop heeft de heer Colijn
het huis aan de Anti-Revol. Partij ten ge-
schenke gegeven.
Het op te richten bondsbureau van de Partij
zal er in worden gevestigd.
De studeerlciamer van wijlen Dr. Kuyper zal
geheel onveranderd worden gelaten.
EEN NETTO-VERLIES VAN 924.000.000.
Wij zijn wel aan groote getallen gewend ge
raakt, maar hier zetten wij" onze oogen toch
nog eens wijd open, aldus mr. dr. Ant. v. Gijn
in een artikel: Droogmaking der Zuiderzee,
in de Haagtsche Post. Zoo juist hebben wij een
bedrag van twee milliard aan Staatsvermogen
opgesoupeerd aan de bosten van neutruliteits-
bewaring en van de beruchte distributie, zoo
juist leden wij verliezen van milliarden aan
Russische, Oostenrijksche en Balkan effecten
alsmede op markenbezit enz.; wij zijn nog al-
lerminst op ons verhaal gekomen; de belastin-
gen zijn tot ondraaglijke percentages gestegen,
die de kapitaalvorming emstig in den weg
staan, en nuzijn wij met een werk begon-
nen, dat over 35 jaar, als alles gereed is, met
berekening van rente op rente zal gekost beb-
ben (in nieuwerwetsche geldwaarde) f 2.120
millioen, dat inmiddels zal hebben opgebracht
ook met rente op rente f 620 millioen, en dat
een product (4 polders) zal opleveren ter waar-
de van f 444 millioen, alsmede een product (de
afsluitdijk op zichzelf genomen) ter waarde
van 132 millioen, zoodat er een zuiver ver-
lies zal zijn van niet heel veel minder dan een
milliard gulden.
ARBEIDSWET.
Door den Commissaris der Koningin is aan de
burgemeesters in Zeeland onderstaand schrij
ven van Z. Exc. den Minister van Arbeid mede-
gedeeld:
Het vijfde lid van artikel 67 der Arbeidswet
1919 bepaalt o.m., dat de arbeidskaart onder-
teekend en afgegeven wordt door of vanwege
den burgemeester der gemeente, binnen welke*
de persoon woont, op wien de arbeidskaart be
trekking heeft.
Nu komt het voor, dat personen ten aanzien
van wie de wet een arbeidskaart vordert, wel
in eene Nederlandsche gemeente arbeid ver-
richten, doch buiten de grenzen van ons la"d
wonen, de vraag rijst, wie in dat geval de ar
beidskaart moet onderteekenen en afgeven.
Mij wil het voorkomen, dat dan het meest
overeenkomstig de bedoeling der wet zal wor
den gehandeld, zoo ten aanzien van bedoelde
personen het onderteekenen en afgeven der
arbeidskaart gesehiedt door of vanwege den
burgemeester der gemeente, waar die personer
arbeid verrichten.
HET LOODSWE2SN TE VJwSSTNtrEN1.
In de Kamerzitting van j.l. Dinsdag kwam,
bij de behandeling aer Marinebegrooting ook
het loodswezen aan den Scheldemond te sprake.
Door den hieer Heemskerk werd gewezen
op den tegenwoordigen toestand, die voor de
Vlissingsche Nederl. loodsen is ontstaan, in
verband met de maatregelen van Belgie. Hij
ziet in de concurrence met beter materieel
geen oneerlijkheid, maar een nalatigheid on-
zerzijds en bepleit de noodzakelijkheid van
uitbreiding der stoomloodsvaartuigen in den
Scheldemond.
Ook de heer De Muralt achtte het noodig,
dat de Minister den loodsdienst versterkt met
stoomloodsbooten, opdat die dienst zijn recht-
matig deel krijgt. Uit de adressen van de
loodsen blijkt, dat zij de nationale belangen
op het oog hebben. De Vlissingsche loodsen
voelen zidh dagelijks rekrenkt. Wil de Mjn -'ter
een deputatie der Vlissingsche loodsen ont-
vangen
Minister Pop erkende, dat in den loods
dienst voor de Schelde inderdaad een eigen-
aardige concurrentie is ontstaan. Daar men
hoopte, dat men die kon beeindigen door het
sluiten van het verdrag met Belgie, waren
geen bijzondere maatregelen noodig gecor-
deeld. Na wat nu is geschied, heeft spreker
echter maatregelen genomen; hij heeft n.i. van
de marine een stoomvaartuig voor het Oost-
gat gestationneerd en een zeilvaartuig naar
het Kruispunt van Dungeness gezonden.
De deputatie, waarvan de hieer De Muralt
sprak, wil spreker gaame ontvangen.
VAST GOED.
De sterke daling van de Beurswaarden in de
laatste dagen, heeft ook zijn invloed doen
gelden op de waarde van vaste goederen. Tot
voor korten tijd werden b.v. huizen tot fancy-
prijzen verkoeht, ofschoon ze niet te huur
waren. Thans leest men in de dagbladen tel
kens herhaalde aanbiedingen van huizen,
maar de afnemers outbroken.
i imimi i amamMM—
hard, nu en dan slechts onderbrokeu door
een poeltje; behalve aan den oever van
het moeras, groeiden er slechts korte plan-
ten. Maar na een halven dagmarsch kwa-
men ze aan een streek, waar heesters
en struiken weliger werden; en steeds
werd het moeilijker om den horizon te
zien. In ieder geval geloofde Naoh niet,
dat de Roode Dwergen nabij waren. Als
zij de vervolging nog niet hadden opge-
geven, moesten ze toch het spoor van
de Oulhamr volgen; zij moesten'een groot
einde achter zijn gekomen.
De vleeschvoorraad was uitgeput. De
nomaden liepen weer dichter langs den
oever, waar het krioelde van prooi. Zij
misten een trapgans, die naar een eiland
vluchtte. Eindelijk ving Gaw een b.ra-
sempje in een bocht van een beek; Naoh
doorboorde met zijn spies een steltioo-
per, daarop haalde Nam verscjieidene p^-
iingen op. Zij ontstaken een vuur van
droog gras en takken, en waren ver-
heugd weer van den geur van geroos-
terd vleesch te kunnen genieten. Het le
ven was schoon, hun jeugdige kracht
was nog ongebroken; zij meenden, dat
ze de Roode Dwergen hadden uitgeput,
en zij hadden juist de beenderen van
den steltlooper afgeknaagd, toen plotse-
ling dieren van tusschen de struiken uit-
sprongen. Naoh begreep, dat zij voor een
geduchten vijand vloden. Hij richtte zich
op, nog juist zag hij een schim weg-
glijden door een opening.
(Wordt vervolgd).