ALOEiEEN NIEUW8- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. No 7083. Donderdag 16 December 1920. 6Ge Jaargani AANGIFTE I ABONNEMENT Telefoon 33. ADVERTENTIfiN: Dit Blad versehijnt Maandag-, Wosnsdag- en Vrijdagavofid, nitgszonderd op Feestdagea, bo de Firma P. J. VAN DE SANDE te Ter Neazen. Inschrijving voor de Militie. ^iNHENL N b' Per 3 maanden binnen de stad 1,40. Franco per post voor Nederland 1,60. Bif vooruitbetaling voor het Buitenland per 3 maanden/2,20, per jaar 8, Voor NederlandPer jaar bij vooruitbetaling 5,80. Men abonneert zich bij de Uitgeefster, of buiten Ter Neuzen ook bij alle Boekbandelaren, Postkantoren en Hulppostkantoren. Van 1 tot 4 regels 0,80. Voor elken regel meer 0,20, Orootere letters en cliche's worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelfe op aanvraag verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst 6en dag VOOl" de uitgave. TER Wie moeten worden ingeschreven. Wie niet inschrijvingsplichtig zijn. In welke gemeente de inschrijving moet geschieden. Aangifte ter inschrijving. Opgave ter inschrijving. Inschrijving na den gewonen tijd. Strafbepaiingen. Opmerking omtrent vrijstelling. Beteekenis van de uitdrukkingen vader, moeder, voogd en curator. Overlegging van stukken. TIJD VAN AANGIFTE. Voor het doen van de aangifte ter in schrijving, die moet plaats hebben tusschen 1 en 31 januari a.s., zal meer bepaald ge legenheid worden gegeven ter Gemeente- secretarie op Donderdag 13 Januari 1921, s morgens van 9 tot 12 uur. Men wordt dringend verzocht, zich zoo mogelijk op een der aangegeven uren voor het doen der aangifte ter Gemeentesecreta- rie te vervoegen. CONFLICT TUSSCHEN NEDERLAND EN SERVIE. Tusschen de Nederlandsche en de Ser- vische regeering had zich een verschil van meening geopenbaard ter zake van de behandeling van den Nederlandschen con sul te Belgrado. De houding, laatstelijk door de Servische regeering tegenover de Nederiandsche in deze aangelegenheid aan genomen, werd door de Nederlandsche zoozeer in strijd geacht met de wijze van behandeling voor de instandhouding van goede internationale betrekkingen ge- eischt, dat zij aan onzen gezant te Bel grado order heeft gegeven, Servie te ver- laten en aan den Servischen zaakgelas- tigde te dezer stede heeft medegedeeld, dat op zijn tegenwoordigheid hier te lan de niet langer wordt prijs gesteid. De Nederlandsche gezant te Belgrado is de beer Advocaat, de Nederlandscne con sul de heer B. Rapaport. De zaakgelasiigde van Servie bij het Nederlandsche hof is de heer Stanoei- vitch. Bij voorloopige informatie vernamen wij, dat de oorzaak van het conflict reeds eeni- gen tijd geleden is ontstaan. Zij schuilt niet in de persoon van onzen gezant of die van onzen consul, doch in de wijze van optreden der Servische regeering je- gens onzen vertegenwoordiger, een optre den, dat eindelijk tot den hierboven ge- noemden maatregel leidde. Ter plaatse, waar men bevoegd was, over de zaak te oordeelen, vreesde men van het conflict geen verdere gevolgen. (H. Crt.) Oogenbiikkelijk nadat de oorlog uitge- broken was aldus meldt de Tel. werd de heer Rapaport, die in Servie ge- bleven was en van de gelegenheid om het land te verlaten, geen gebruik had ge- maakt, vertrouwende op de onschendbaar- heid van den Nederlandschen consul, ge- vangen genomen, beschuldigd van spion- nage en te Vranja geinterneerd, beter ge- zegd: gevangen gezet: Een proces we gens spionnage is, voor zoover bekend, nooit tegen hem gevoerd. Toen de Bulgaren Servie binnentrokken, werd de heer R. te Prokupije, waarheen hij vanuit Vranja door de Serviers ge- bracht,_was bevrijd. Voorloopig vestigde hij zich te Nisch en huurde er zich in een kleine villa een paar kamers, waar hij het Nederlandsche consulaat installeerde. Bij de Bulgaren scheen hij niet ongaar- ne gezien te worden, want toen de eerste godsdienstoefening onder Bulgaarsch be- stuur en onder Bulgaarsche geestelijken gehouden werd, was het "de heer R., die zich in de kerk op in het oogvallende wijze naast den Bulgaarschen prefect plaatste. Wei is waar geen misdaad, maar niettemin een tactische fout, die hem de Serviers nooit vergeven zouden. Van Nisch vertrok de heer R. naar Bel grado, waar de Oostenrijkers, volgens zijn eigen verklaring, even weinig eerbied hadden voor zijn consulschap als de Ser viers. Hij hield er zich op den ach.ter- grond. De Servische regeering mpet bij de Ne derlandsche aangedrongen hebben op het difinitief ontslag van den heer Rapa port als consul-gen eraal. Den Haag scheen niet ongeneigd op dit verzoek in te gaan, mits de Servische regeering haar leedwezen zou betuigen, dat zij een Ne derlandschen consul gevangen genomen had. De Servische is op dien eisch niet ingegaan, want de heer R. had zijn ge- vangenschap kunnen voorkomen, daar hem, evenals aan alle Oosten rijkers en Duitschers de gelegenheid was gegeven, het land ^ijtijds te verlaten en hij als honorair consul niet verplicht was te blijven. Aldus het Servische standpunt. Het Hbl. schrijft naar aanleiding van bovenstaande: Onze regeering ja, en onze regee ring, dat is ons land schijnt moeilijk- heden met Servie te hebben en door de Servische regeering op een dusdanige wij ze behandeld te zijn, dat zij op diplomatiek verkeer met Servie geen prijs meer stelt. Ware ditzelfde het geval met een nabu- rigen staat, dan zou daaruit inderdaad iets 6rnstigs kunnen groeien. In dit bijzon- dere geval, nu Servie door vele rijken en vele gebergten van ons gescheiden is, is de zaak uitsluitend van onmiddellijk be- lang voor de betrokken consuls en ge- zanten en voor de Nederlandsche onder- danen, die handelsbetrekkingen ot andere relat ec met Servie hebben. Toch >s de zaak in wezen ook thans zeer ernstig. Wat toch is feitelijk het geval? Zonder dat het Nederlandsche volk zelts maar wist dat er thans een wolkje aan de lucht was; terwijl hoogstens enkele Ne derlanders wisten, dat wij gedurende den oorlog een Nederlandsch consul te Belgra do hebben gehad, die Oostenrijker van nationaliteit was, wat aanleiding tot wrij- ving en onaangenaamheden met de Ser vische regeering had gegeven, ziet het Nederlandsche volk, ziet elk Nederlander die de allerprettigste relaties met Servie had, zich eensklaps voor het feit gesteid, dat er een verhouding tusschen beide lan- den bestaat, die, bij naburige landen, die elkaar naar de haren kunnen vliegen, zeer licht tot ernstige onaangenaamheden zou kunnen leiden. Is dat niet „geheime diplomatic"? Is het juist, dat zoo in stilte, in het. duister gewerkt wordt? Zou het waarlijk moge lijk zijn, dat, zonder dat naar buiten ook maar het allerminst daarvan gebleken is, wij eensklaps voor het feit worden ge steid, dat de diplomatieke betrekkingen met een naburig land zegge: met De- nemarken, met Duitschland, met Belgie, met Engeland verbroken worden? Wij gelooven, dat niet velen zich er bij kunnen neerleggen, dat de zeer enkele uitnemende Nederlanders, die de leiding van ons even ujtnemend departement van buitenlandsche zaken hebben, aldus en pe tit comite beslissingen nemen, die van zoo groote beteekenis zijn voor het lot van ons volk. Wij hebben reeds vroeger vaak om meer openhartigheid, minder ^eheimzinnigheid bij het departement van buitenlandsche zaken gevraagd. En wij herhalen dien eisch thans met kleoi. De regeiftring zal nu wel spoedig iets meer zeggen. Misschien hooren wij dan tevens wat volgens diplomatieke gebruiken het verschil is tusschen een aanzegging aan een gezant van een vreemde mogenuheid dat op zijn tegenwoordigheid geen prijs wordt gesteid en het zenden van een paspoort aan dien gezant. Oppervlakkig gezien zou men zeggen, dat het laatste een iets onvriendelijker uiting is van de- zelfden wensch: het axbreken der diplo matieke betrekkingen. In het bekende boek over het voiken- recht van prot. De Louter wordt deze kwestie niet behandeld. De bekende Engelsche schrijver prot. Oppenheim zegt in zijn werk over In ternational-Law: dat als een gezant te- ruggeroepen wordt hij in een pfechtige audientie den brief van terugroeping moet overhandigen en dan als antwoord zijn paspoort moet ontvangen. Hoe gaat dit nu, bij een terugroeping, die misschien niet definitiet een terugroeping is? Vertrekt de gezant dan zonder iets te zeggen? Enkrijgt hij geen paspoort? Maar hij moet toch een paspoort hebben! Het is dus ietwat raadselachtig en wij zouden toch wel willen weten ot de met Servie afgebroken diplomatieke betrekkin gen al dan niet atgebroken zijn. DE 8-URKjE ARBE1DSDAG. Bouwvakarbeiders uit Asten (N.-B.) heb ben den Minister van Arbeid verzocht, om den 8urigen arbeidsdag tot 1 Januari 1923 buiten werking te stelien en de vverk- uren te bepalen tot 1 Januari 1922 op 10 uren en tot 1 Januari 1923 op 9 uren. OP HOOP VAN ZEOEN. De Haagsche politie heeft gearresteerd de reeder V. te Scheveningen, verdacht van het plegen van het misdrijt genoemd in art. 168 en 169 van het wetboek van Strafrecht (beschadiging o>f doen zinken van vaartuigen). Naar de Res. Bode verneemt, heeft een uitgebreid onderzoek aan het licht gebracht, dat men in de afgeloopen jaren meer dan eens opzettelijk haringloggers heeft doen zinken, alleen om de hooge premieverzekering daarvoor machtig te worden. In lioeverre bij dit schandelijk misdrijt ook tnenschenlevens zijn verio- ren gegaan, kon het blad niet te weten komen. POLITIEKE S AMEN WERKING. In een vergadering van afgevaardigden der hoofdbesturen van den Economischen Bond, de Liberale Unie, den Bond van Vrije Liberalen, de Neutraie Partij, de Middenstandspartij, den Provincialen Bond van Vrijzinnigen in Friesland, de groep voor ethische en wetenschfappelijke belangen, de Algemeene Staatspartij en den Bond van Vriizinnige propagandaver- eenigingen in Nederland, is nader overleg gepleegd over de mogelijkheid van de stichting van een nicuwen staatkundigen bond. Besloten werd, dat op ot omstreeks 15 Januari a.s. aan vergaderingen van ieder der partijen het plan van samenwerking zal worden voorgelegd, ten einde daarna zoo mogelijk ten spoedigste tot de oprich ting van de nieuwe partij te kunnen' ko men. DE LOODSDIENST AAN DEN MOND DER SCHELDE. Dat de verhouding Cusschen de Nederiand sche en Beligsche loodsen, die den dienst aan den Scheldemond waamemen, nog allesbe- halve collegiaal is, blij'kft uit een schrijven van het Oostgat. Daar, in zee, bij de Middensteen- sche Courant", waarin speciaal geklaagd wordt over de deloyale concurrentie der Belgen voor het Oostgat. Daar in zee, bij de Middens een- bank, liggen de buitenloodsen e wachten op de schepen. die daar passeren uit het Oosten van Rotterdam en de Oostzee, uit he' Westen van Noord-Engeland, Beide diensten, de Bel- gische en de Nederiandsche, hadden daar een stoomvaartuig. Maar nu hebben de Belgen daar een tweede s oomvaartuig bij gelegd, een zoo- genaamde afhaalbotter, maar ze heeft meestal een tiental loodsen aan boord, en doet ook be- loodsingdiensten. Het resultant is, dat de Bel gen de schepen tegemoet varen en dat het Nederiandsche loodsvaartuig, dat rich aan de reglementen houdt, het eene schip voor het andere ziet passeeren, zonder dat een loods noodig is. In de Wielingen voert een Neder landsche zeilkotter een ongelijken strijd egen een Belgisch stoomvaartuig, maar dat kan door verbeterde uitrus'.ing worden verholpen. Aan het schrijven van de Nederiandsche loodsen in bovengenoemd blad ontleenen wij: „Het optreden inzake loodsdienst, door het Belgisch personeel van boog- tot' laag te Vlis- singen heeft een zeer bedenkelijken omvang aangenomen, zoodat men 'tniet anders kan qualificeeren dan als overheersching. Het mag inderdaad een wonder heeten, dat rich nog geen ernstige inciden en hebben voorgedaan, Immer gaan de Belgen in die richting voort. Zij ontzien daarvoor niets. Ten koste van groote financieele offers trachben zij de Ned. loodsen geheel uit) te sluiten. ,,Zoo hebben zij sedert eenige dagen buiten- gaats van den Oos -elijken ingang van de Stihielde (Oostgat) hun stoomloodspost; met een stoomloodsboot uitgebreid, zoogenaamd voor afhaaldienst, doch inderdaad slechtis om hun oogmerk te bereiken, n.l. uitsluiting van Ne derland. Dit gelukt hun dan ook volkomen. Het resulilaat is: ten eerste een bespot ing' van de Ned. vlag, welke daar ten diens'.e is van de scheepvaart op een vaarwater het „Oost- gati", dat even zoo Nederlandsch en onbe- twisbaar is als de Nieuwe Rotterdamsche Waterweg. ,,Ten tweede: de exploitatiekosilen worden door Belgie zoo hoog opgevoerd, dat, hoewel zijn debiet de geheele scheepvaart omvat, hij TER UZENSCHE IJe Rnrgemeester van TER NEUZEN b/engt ter tennis van wie het aangaat. inzonderheid van de in het jaar 1!)20 geboren mannelijke personen, dat T>ij de Militievvet (Staatslad i91"2, No. 24) het volgende is hepaald Artikel 12. 1. Behoudens het bepaalde in art. 13 wordt voor de militie ingeschreven lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die op 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin het 18de levensjaar heeft volbracht, binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie woonplaats heeft, of wiens vader, moeder of voogd op genoemd tijdstip in een dier Rijken woonplaats heeft 2o. ieder ineerderjarig mannelijk Nederlander. die op genoemd tijdstip in een der genoemde Rijken woonplaats heeft So. ieder mannelijk niet-Nederlander, die op ge noemd tijdstip ingezetene van het Rijk is. 2. Voor ingezetene in den zin dezer wet wordt gehouden A. de minderjarige niet-Nederlander, die binnen het Rijk woonplaats heeft; lo. indien zijn vader, moeder of voogd binnen het Rijk woonplaats heeft en gedurende de vooraf- gaande achttien maanden in het Rijk of in de kolonien of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen woonplaats gehad heeft 2o. indien hij zelf gedurende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk of in de kolonien of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen woon plaats gehad heeft, tenzij hij in den zin dezer wet een vader of moeder heeft en deze elders dan binnen het Rijk woonplaats heeft B. de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen het Rijk woonplaats heeft en gedurende de vooraf gaande achttien maanden in het Rijk of in de kolonien of bezittingen des Rijks in andere wereld deelen woonplaats gehad heeft. 3. Voor de toepassing van het hepaalde in het vorig lid wordt gehouden voor minderjarig hij, die minderjarig is in den zin der Nederlandsche wet; voor meerderjarig hij, die meerderjarig is in den zih der Nederlandsche wet. Artikel 13. Voor de militie wordt niet ingeschreven io. de ingezetene niet-Nederlander, die blijkt te behooren tot een Staat, waar de Nederlanders niet aan den verplichten krijgsdienst zijn onderworpen of waar ten aanzien van den dienstplieht het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen 2o. hij, die blijkt in de kolonien of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen woonplaats te hebben, mite dit niet zij ter zake van krijgsdienst. Artikel 44. 1. De inschrijving geschiedt: 4o. van hem, bedoeld in art. 12 eerste lid, onder lo. a. zoo zijn vader, moeder of voogd binnen het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats van vader, moeder of voogd b. zoo hij binnen het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente zijner woonplaats, tenzij hij in den zin dezer wet een vader, moeder of voogd heeft en deze in eene andere gemeente binnen het Rijk woon plaats heeft c. zoo zijn vader, moeder of voogd in het Duitsche Rijk en hij niet binnen het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente Amsterdam d. zoo zijn vader, moeder of voogd in het Koninkrijk Belgie en hij niet binnen het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente Rotterdam e. zoo hij in het Duitsche Rijk en zijn vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk of in het Koninkrijk Belgie woonplaats heeft, in de gemeente Amsterdam f. zoo hij in het Koninkrijk Belgie en zijn vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk of in het Duitsche Rijk woonplaats heeft, in de gemeente Rotterdam "2o. van hem bedoeld in art. 12, eerste lid onder 2o., a. zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, in de gemeente zijner woonplaats k. zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk, i* de gemeente Amsterdam c. zoo hij woonplaats heeft in het Koninkrijk Belgie, in de gemeente Rotterdam 3o. A. van hetn, bedoeld in art. 42, eerste lid, onder 3o., indien hij minderjarig is a. zoo zijn vader, moeder of voogd binnen het R(jk woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats van vader, moeder of voogd b. zoo hij in den zin dezer wet geen vader, moeder of veogd heeft of zoo zijn voogd niet binnen het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente, waar hij zelf woonplaats heeft K. van hem bedoeld in art. 12, eerste lid, onder 3«., indien hij meerderjarig is in de gemeente, waar hij woonplaats heeft. 2. De in het vorig lid als plaats van inschrijving aangewezen gemeente is die, waar de woonplaats gevestigd is of was op 4 Januari van het jaar, vol gende op dat, waarin de in te schrijven persoon het !8e levensjaar volbracht. Ten aanzien van hem, wiens inschrijving te Amsterdam of te Rotterdam moet ge schieden wegens woonplaats onderscheidenlijk in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie, wordt de gemeente, waar de inschrijving moet plaats hebben, bepaald naar het Rijk, waar de woonplaats gevestigd is of was op 4 Januari van het jaar, volgende op dat waarin de in te schrijven persoon het 4 8e levens- jaar volbracht. Artikel 15. 1. Hij, die volgens art. 42 moet worden inge schreven, is verplicht zich daartoe aan te geven bij den burgemeester der gemeente, waar de inschrijving moet geschieden. 2. Indien hij ongesteld of afwezig is, rust de verplichting tot het doen van de aangifte: a. indien het een minderjarige betreft, op zijn vader, moeder of voogd, mils de vader, moeder of voogd binnen het Iiijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie woonplaats heeft, of indien de voogdij is opgedragen aan een rechtsper- soonlijkheid bezittende vereeniging, aan eene stichting of aan eene inslelling van weldadigheid op d> bestuurders b. indien het een meerderjarige betreft, die onder curateele staat, op zijn curator. 3. De minderjarige, olio in den zin dezer wet geen vader, moeder of voogd heeft, of wiens vader, moeder of voogd niet binnen bet Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie woonplaats heeft, is, behoudens het bepaalde in het volgend lid, steeds zelf tot het doen van de aangifte verplicht. 4. Hij, die is opgenomen in een der in art. 46 ver- melde gestichten en inrichtingen of behoort tot de in het tweede lid van genoemd artikel bedoelde per sonen dan wel in dienst is bij de zeemacht, bij bet leger hier te lande of bij de koloniale troepen, be- hoeft niet ter inschrijving te worden aangegeven. 5. De aangifte geschiedt in de maand Januari van het jaar. volgende op dat, waprin de in te schrijven persoon het 18e levensjaar volbracht. 6. Voor hem of haar, die tot het doen van de aangifte verplicht is, kan de aangifte geschieden door een ander, daartoe schriftelijk gemaehtigd. Artikel 16. De bestuurders van krankzinnigen-, idioten-, doofstommen- en blindengestichten, vangevangetiissen van rijkswerkinrichtingen, van rijksopvoedings-ge- stichten en van tuchtscholen zenden jaarlijks voor 40 Januari eene opgave, ingericht in den door Ons te bepalen vorm, van de daarin opgenomen mannelijke personen, die alsdan voor de militie moeten worden ingeschreven, aan Onzen commissaris in de provincie, binnen welke de inschrijving moet plaats hebben. 2. Ten aanzien van de mannelijke personen, die ingevolge art. 39 van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking van de Regeering zijn gesteid en niet in een Rijksopvoedingsgestieht zijn opgenomen, ge schiedt gelijke opgave vanwege Onzen Minister van s Justitie. 3. De inschrijving van de in het eerste en het tweede lid bedoelde j trsonen, zoomede van die, welke in dienst zijn bij de zeemacht, bij het leger hier te lande of bij de koloniale troepen, geschiedt overeen- komstig door Ons te geven voorschriften. Artikel 17. 7. A our de militie wordt ook ingeseftreven of wordt opnieuw ingeschreven lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 48de levensjaar volbracht, en voor het intreden van het 21ste levensjaar zijne woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie gevestigd heeft en wiens vader, moeder of voogd niet reeds in een dier Rijken woonplaats had 2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die niet in een der genoemde Rijken woonplaats heeft, doch wiens vader, moeder of voogd na 4 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de minderjarige het 18de levensjaar volbracht, en voor het intreden van diens 21ste levensjaar zijne of hare woonplaats binnen een dier Rijken gevestigd heeft; 3o. ieder mannelijk minderjarige, die tial Januari van het jaar volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht ren voor het intreden van het 21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is geworden, zoo hij of zijn vader, moeder of voogd binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie woonplaats heeft; 4o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die na 1 Januari van het jaar, volgende op" dat, waarin hij het 48de levensjaar volbracht, en voor het intreden van het 21ste levensjaar zijne woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie gevestigd heeft; 5o. ieder mannelijk meerderjarige, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 48de levensjaar volbracht, en voor het intreden van het 21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is geworden, zoo hij binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie woonplaats heeft; 6o. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en voor het intreden van het 21ste levensjaar ingezetene of opnieuw ingezetene is geworden in den zin van art. 12, tweede lid 7o. hij, die voor het intreden van het 24ste Levens jaar ophoudt te verkeeren in een der gevallen, be doeld in art. 13, indien hij overigens, hetzij volgens art. 12, hetzij volgens het hiervoren onder lo.6o. hepaalde ingeschreven zou moeten worden. 2. Met betrekking tot het bepaalde onder lo.6o. gelden art. 12, laatste lid, en art. 13. 3. Ten aanzien van de gemeente, waar de in schrijving of de inschrijving opnieuw moet geschieden, geldt art. 14, eerste lid, met dien verstande, dat de plaats van inschrijving wordt hepaald naar de ge meente of het Rijk, waar de woonplaats gevestigd is of was op den dag, waarop de in te schrijven persoon. of zijn vader, moeder of voogd is geraakt in een der in het eerste lid van dit artikfel omschreven gevallen. 4. Ten aanzien van de aangifte of opgave ter in schrijving of ter inschrijving opnieuw geldendeartt. 15 en 46, met dien verstande, dat de aangifte ge schiedt binnen dertig en de opgave binnen tien dagen na den dag, waarop de in te schrijven persoon of zijn vader, moeder of voogd is geraakt in een der in het eerste lid van dit artikel omschreven gevallen. Artikel 402. 1. Met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden wordt gestraft de in art.. 45, eerste of tweede lid, bedoelde persoon of diegene der in laatstgenoemd lid bedoelde bestuurders, die niet voldoet aan eene hem bij dat artikel of bij art. 47, vierde lid, opge- legde verplichting. 2. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste zes honderd gulden wordt gestraft hij, die opzettelijk een der in het eerste lid bedoelde feiten pleegt. Bij de in art. 45 vermelde aangifte ter inschrijving bestaat gelegenheid om op te geven de reden van vrijstelling die de in te schrijven persoon meent te hebben. Waar in het bovenstaande sprake is van vader, moeder of voogd, heeft zulks betrek king op minderjarigen en strekt de uitdruk- king „vader" veor het geval, dat de vader de ouderlijke macht of de voogdij uitoefent; de uitdrukking „moeder" voor het geval, dat de moeder de ouderlijke macht of de voogdij uit oefent; en de uitdrukking voogd" voor het geval, dat over den minderjirige voogdij wordt uitgeoefend door een ander dan den vader of de moeder. De uitdrukking curator" heeft be trekking op meerderjarigen en strekt voor het geval, dat dezen onder curateele staan. Waar in het bovenstaande sprake is van woonplaats, wordt ten aanzien van hen, die geen vrijwillige woonplaats hebben, dat zijn o.a. de minderjarigen daaronder verstaan de plaats, waar zij werkeliik wonen, en, zoo deze ontbreekt, de plaats van verblijf. Ten aanzien van ben, die elders geboren zijn, kan bij het doen van de aangifte ter inschrijving over- legging worden gevorderd van een uittreksel uit het gebou^te-register, welk uittreksel voor zooveel het mer te lande wordt afgegtven voor djt doel op aanvraag kosteloos wordt verstrekt. Ter Neuzen, 1-4 December l-trite De Burgemeester voornoemd, J. HUIZINBA. KIEZERSSTATISTIEK VOOR 1920. Anderhalf millioen vrouwen. De jaargang 1920 van de Kiezersstatistiek welke is bewerkt' overeenkomstig de wijziging der Kieswet van den 9den Augustus 1919 fn.I. het toekennen van het kiesrecht aan de vro»w is versclienen. Instede van het aantal mannen, die de» leeftij'd van 25 jaren hebben bereikt, wordt daarin thans melding gemaakt van 't aantal personen van 25 j'aar en ouder. Hieronder volgt een overzicht van het aantal personen en h»t aantal kiezers volgens de kiezerslijsten va» 1920. Aantal personen 3.330.334. Aantal kieaers voor de Tweede Kamer 3.250.247 (tegen 1.562.512 in 1919). In percent der personen 97.60. Toeneming 108 percent. Aantal kiezers voor de Provinciale Staten 3.165.589 (tegen 1.530.835 in 1919). In per cent der personen 95.05. Toeneming 107 per cent. Aantal kiezers voor de gemeenteraden 3.080.119 (tegen 1.489.698 in 1919). In per cent der personen 92.49. Toeneming 107 per cent.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1920 | | pagina 1