(Wordt vervolgd.)
fljaa nu achter hem om een antler aan te stel-
en zonder iets te zeggen het materiaal weg
te halen acht hij geen goetle handeling. Als
de gemeentebouwmeester al vroeger over den
man ontevreden was, had men overeenkomstig
het contract de overeenkomst kunnen eindigen
en hem daarvan kennis geven.
De heer NOLSON heeft gewacht met het
woord te voeren tot de heer Hamelink gespro-
feen had, ten einde daarover geen opmerking
te krijgen.
De heer HAMELINK heeft de vorige ver-
gadering in 't geheel geen opmerking gemaakt,
dat de heer Nolson voor hem sprak, dan is hij
niet op de hoogte!
De heer NOLSON wil niet spreken over deze
lantaarns, maar nu het over lantaarns gaat,
wil hij er op wijzen, dat er thans geen vol-
doende verlichting is aan den weg langs de
vroegere Sassche poort. Wat zijn burgemeester
en wethouders voornemens daarmede te doen?
De VOORZITTER geeft te kennen, dat, zoo
als er ook in de eerste afdeeling bij het on-
derzoek der begrooting meegedeeld is, met den
ingenieur van 's rijkswaterstaat over gespro-
ken zal worden, om 1 lantaarn langs den op-
lit naar de Westsluis te'verplaatsen en mis-
schien zal er dan nog een lantaarn langs tie)
weg moetc-n komen. Voorziening wordt dus
overwogen.
De heer NOLSON geeft er minder om hoe
twit gebeurd, al" er maar lieht learnt, dat is het
voornaamste en noodig voor hen die zich
"anachts naar de sluis moeten begeven om
httm werk te verrichten.
De VOORZITTER inlichtingen gevende om
trent de voorwaarden der aanbesteding voor
bet verlichter. der buitenbuurten, aanbesteed
29 September van het vorig jaar, deelt mede,
dat volgens art. 8 de gemeente en de aannemer
beide het recht hebben om de uitvoering van
deze werkzaamheden en de leveringen ten be-
hoeve van de straatverlichting te alien tijde
te doen eindigen, mits daarvan ten minste drie
maanden te voren schriftelijlc opzegging wordt
gedaan.
Wordt deze overeenkomst niet door de ge
meente of door den aannemer opgezegd, dan
bljjft deze overeenkomst ook gelden voor de
volgende jaren.
De overeenkomst geldt voor een kalender-
jiaar. Burgemeester en wethouders zullen nu
tegen hiet nieuwe jaar weer een aanbesteding
voor Driewegen moeten houden voor het voile
kalenderjaar. Met 31 Maart eindigt de verlich
ting en wist de heer De Jonge, dat hij de za-
ken moest opbergen, om met 1 October weer
te beginnen. Nu is niet terstond ter kennis van
burgemeester en wethouders gebracht, dat de
lantaarns te Driewegen niet brandden, dat was
eerst 9 October en toen er daardoor van een
ander een aanbod kwam om het werk te doen,
dachten burgemeester en wethouders, dat het
beter was het aan dien ander op te dragen.
Indien De Jonge er van af wilde zijn, wat bur
gemeester en wethouders meenden te moeten
venonderstellen omdat 'hiij niet met het werk
begon, had hij de overeenkomst reeds tegen
het eind van Maart kunnen opzeggen.
De heer HAMELINK blijft het voor een
gemeentebestuur een wonderlijke manier ach-
ten om van iemand af te komen; hij voor
zich zou, als hij over iemand met wie hij zoo'n
contract gesloten had niet tevreden was, dezen
toch zeker een briefje schrijven om het con
tract op te zeggen.
Nog heeft hij zich verwonderd over de me-
dedeeling van den voorzitter, dat er in de ver-
gadering der eerste afdeeling zou gesproken
ttjn over verlichting bij de vroegere Sassche
poort; hem is daarvan, ofschoon hij er aan-
wezig was, niets bekend,
De heer NOLSON: Ik weet er niets van.
De VOORZITTER: Ik heb mij vergist, het
was in. de tweede afdeeling.
Overeenkomstig het voorstel van burge
meester en wethouders wordt het adres voor
kennisgeving aangenomen, met algemeene
stemmen.
De heer DE J ACER: Dus nu, wordt die
verlichting voor 1 Januari a.s. weer voor een
vol jaar aanbesteed?
De VOORZITTER: We kunnen het ook on-
derhandsch aan iemand opdragen.
h Een missive van gedeputeerde staten
van Zeeland, dd. 18 October 1920, aan burge
meester en wethouders, waarbij zij in handen
van dat college stellen, om daarvoor, den raad
gvhoord, van bericht en raad te dienen, een
schrijven van J. J. de Jager, ambtenaar van
den burgerlijken stand, uitsluitend belast met
het voltrekken van huwelijken, te Ter Neuzen,
welfee zich daarin de volgende opmerkingen
veroorloofd;
zijn salaris als zoodanig bedraagt f 30 1 -
per jaar, sedert het jaar 1907 geniet hij dit
salaris.
Het aantal huwelijken, dat per jaar voltrok-
ken wordt, loopt oftgeveer naar of boven de
90 en hij meent met voile vrijmoedigheid te
mogen zeggen, dat dit salaris veel te gering
is. Telkens moet hij disponibel zijn, soms twee
a driemalen per dag en hij is van meening,
dat het salaris moet herzien worden, en is van
oordeel, dat dit op f 100 of f 150 per jaar
moet worden bepaald.
Redenen waarom hij gedeputeerde staten
beleefd verzoekt het daarheen te leiden, dat
dq gemeenteraad van Ter Neuzen zal gead-
via<-crd worden, het salaris voor 1921 en vol
gende jaren te brengen op bovengenoemd
bedrag.
De VOORZITTER merkt op, dat burge
meester en wethouders er dus advies over
moeten uitbrengen, doch den raad hooren, die
zich nu zal moeten uitspreken.
De heer HAMELINK zat eenigszins te
wachten, om het woord te vragen, daar hij
vast verwachtite, dat het lid dat er steeds bi
was om voor te stellen verzoeken omtrent
jaarwedde-verhooging te verwijzen naar de
begrooting, dit ook over dit verzoek 'zou
doen Hij sfcond er voorts ook verwon
derd over, dat de heer De Jager, de nestor
van den gemeenteraad, die dus met de
gebruiken wel bekend kan zijn, en op de hoog
te van de rechten van den raad, een heel mj-
zondere manier van doen heeft gevolgd, door
zich met zijn verzoek reehtsitreeks tot gedepu
teerde staten te wenden en den gemeenteraad
links te laten liggen. Hij kan die wijze van
doen niet begrijpen; iets anders zou het zijn,
als de raad zich onwillig had getoond maar
daarvan kan nog geen sprake zijn! Waarom
dan toch den gemeenteraad gepasseerd? Dit
zou in het algemeen het gezag van den raad
kunnen schaden.
Overigens meent spreker, dat de raad zich
thans over het verzoek niet moet uitspreken,
maar daarmede precies gelijk handelen als
met alle overige verzoeken om jaarwedde-
verhoogingen is geschied; ze uitstellen tot de
he "toting,
De heer DE JAGER verklaart er zich geen
tering over te zullen zetten al zou de gemeen-
De jaarwedde is in het jaar 1919 bij
koninklijk besluit vastgesteld op f 35.
teraad er hcelemaal niet op in willen gaan.
Hij heeft or niets op tegen, als men het tot bij
de begrooting wil verschuiven. Het is voor
liem er niet om te doen, om persoonlijk van die
gevraagde verhooging de voordeelen te genie-
ten, maar hij meent, dat het te laag bezoldigd
wordt, in verband met de werkzaamheden. Nu
zal hij te eeniger tijd het lOOOste huwelijk vol
trekken en denkt hij er over alsdan die func-
tie te beeindigen al wil hij daarmede nog
niet zeggen, dat dit besluit bij hem positief
besloten is maar dit wil hij wel erken-
nen, dat het hem dan spijten zou, als er aan
zijn opvolger terstond een hoogere jaarwedde
werd uitbetaald.
De heer NOLSON zou natuurljjk ook hebben
voorgesteld om dit verzoek uit te stellen tot bij
de begrooting. Hij is overtuigd, dat de heer
De Jager die verhooging niet heeft gevraagd
voor persoonlijk profijt. Zooals de heer Hame
link terecht heeft opgemerkt zijn alle jaar-
wedde-kwesties naar de begrooting verwezen
en behoort dit dus ook met dit te geschieden.
Ondertusschen doet het hem genoegen te
hebben bemerkt, dat de heer De Jager van
meening is, dat de salarissen wel met meer
dan 200 kunnen worden verhoogd en hij
verwacht van hem, dat de heer De Jager dan
ook bij de behandeling der andere jaarwedden
ook dezelfde meening zal zijn toegedaan. en
spreker met hem over die verhoogingen
acooord zal kunnen worden.
De heer DE JAGER noemt dat echte struis-
vogelpolitiek; het betreft hier een jaarwedde
van slechts f 35 en nu kan men er wel een
heelen boom over opzetten, dat hij feitelijk wel
400 verhooging vraagt, maar als het alle-
maal over zulke bedragen ging zou hij er zich
wel voor kunnen laten vinden, ook, als Ter
Neuzen in weelde baadde.
De heer DE MEIJER: Wordt die verhooging
ook wegens noodstand gevraagd?
De heer SCHEELE: f 35! -
De heer DE JAGER: Het is wegens ai-
beidsprestatie!
De heer HAMELINK is van meening, dat
het verzoek moet worden aangehouden en heeft
daarom over het bedrag heelemaal niet ge
sproken, noch over de prestatie, maar alleen I
over de vreemde manier waarop de heer De
Jager dat verzoek aanhangig heeft gemaakt
en daarop heeft hij nog heelemaal geen ant- i
woord gegeven.
Spreker maakt nu nog maar voor de tweede
maal de behandeling der begrooting mede,
maar als nu een raadslid dat daaraan zoo dik-
wijls geholpen heeft zoo van de gewoonte af-
wijkt, waar hij toch weten moest dat zoo'n 1
verzoek eerst door den raad moet worden be-
handelddan schaamt hij er zich wel een
beetje voor om met adviezen van den gemeen
teraad bij de heeren gedeputeerde staten t<
komen.
De VOORZITTER moet de heeren opmerken,
dat het hier wel iets anders betreft, dan bij
de overige verzoeken. Er is hier een stuk ont-
vangen van gedeputeerde staten die daarover
advies vragen. Dat kan zoo maar niet worden
uitgesteld, om bij de begrooting uitdrukking
aan dat advies te geven.
Hij is oob overtuigd, dat de heer De Jager
het niet om het geld doet en herinnert nog aai
de uitkeering van de duurtetoeslag, toen het
eenige moeite heeft gekost aan den heer De
Jager f 2,69 kwijt te geraken. Hij vraagt nu
niets anders dan een fatsoenlijke bezoldiging
voor het werk. Er zijn in 1918 93 huwelijken
voltrokben en als we nu relcenen, dat er we-
kelijks een paar uren dienst moet gedaan wor
den. zou fer toch zeker geen bezwaar zijn, dat
de jaarwedde werd verhoogd tot f 100. Nu
komt het uit op zoo wat 32y2 cent per uur.
De heer NOLSON: Ik heb geen bezwaar
tegen die verhooging, maar het dient uitge
steld tot bij de begrooting, zooals al de andere.
De heer DE JAGER heeft daartegen geen
bezwaar.
De heer NOLSON ziet ook met in welk be
zwaar hiertegen kan zijn.
De heer HAMELINK herhaalt, dat het ver-
zoeli aan den gemeenteraad had gericht moeten
zijn.
De heer DE JAGER is het daarmede nog
niet eens; het college van gedeputeetde staten
moet de jaarwedde toch vaststellen.
De VOORZITTER: Het is zeker het recht
van den heer De Jager om zijn request te
richten aan wie hij wil. Maar gedeputeerde
staten moeten advies hebben en de raad moet
zich uitspreken.
De heer DE JAGER: Als de raad meent,
dat het werk met f 35 betaald is, kan hij dat
gerust uitspreken, maar wanneer er een ander
ambtenaar kwam, en men zou dien direct f 100
geven, dat zou me pijnlijk aanjdoen. Ik had
ook, als het er op aankomt, met mijn verzoek
nog best kunnen wachten. Het is me gelijk
wat de raad doen wil.
De heer HAMELINK vindt het jammer, dat
de heer De Jager den raad gepasseerd heeft.
De heer SCHEELE voelt daar ook wel wat
voor, het was beter geweest bij den raad te
komen.
De heer GEELHOEDT geeft den heer De
Jager in overweging zijn verzoek aan gede
puteerde staten dan in te trekken als er bij
de leden bezwaar bestaat tegen die inzending.
Dan kan de raad zelf aan gedeputeeerde staten
een voorstel doen.
De heer SCHEELE: Wij hebben toch het
recht om 100 op de begrooting te zetten en
gedeputeerde staten in overweging te geven
de jaarwedde tot dat bedrag te verhoogen
De heer DE JAGER gelooft toch, met zijn
adres den wettigen weg te hebben bewandeld.
De VOORZITTER tracht den raad te be-
wegen goed te keuren, dat de jaarwedde wordt
verhoogd tot f 100, hij meent, dat daartegen
geen bezwaar kan zijn.
De heeren HAMELINK en NOLSON komen
daar tegen op.
Laatst genoemde zou nu vooral in dit geval
niet van den aangenomen regel willen afwijken.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat dan
aan gedeputeerde staten zal bericht worden,
dat de raad zich eerst bij de behandeling der
begrooting wenscht te verklaren.
Dit wordt met algemeene stemmen goed-
gevonden.
i. Het raadsbesluit van 30 September 1920,
tot wijziging der begrooting voor 1920, voor-
zien van het bewijs der goedkeuring door ge
deputeerde staten.
Aangenomen voor kennisgeving.
j. Een verklaring van C. M. Leunis, dat hij
de voorwaarden aanneemt, hem bij raadsbe
sluit van 30 September 1920 gesteld voor aan-
sluiting op het gemeenteriool.
Aangenomen voor kennisgeving.
k. Het suppletoir kohier der belasting op
de honden voor 1920, voorzien van het bewijs
der goedkeuring door gedeputeerde staten.
Aangenomen voor kennisgeving.
1. Een circulaire van gedeputeerde staten
van Zeeland, dd. 22 October 1920, luidende als
volgt:
Daar wij van oordeel zijn, dat de thans gel-
tlende regeling der jaarwedden van burgemees-
ters en secretarissen niet meer met de tegen-
woovdige om standi gheden in overeenstemming
moet worden geacht, is door ons eene nieuwe
regeling ontworpen, welke steunt op de volgen
de beginselen:
1 Het bevolkinLscijfer op 31 December
1919 vomit den grondslag voor de vol
gende classificatie:
2". De aanvangsjaarwedde wordt vijf maal,
telkens na twee jaar dienst in dezelfde
gemeente, verhoogd:
voor gemeenten van de le, 2e en 3e
klasse met f 100,
voor gemeenten van de 4e en 5e klasse
met f 150,
voor gemeenten van de 6e, 7e, 8e en
9e klasse met 200,
Indien de benoeming ingaat op een an-
deren dan den eersten dag eener maand,
worden de voor periodieke verhooging ge-
stelde tijdvakken geacht aan te vangen
met den eersten dag der onmiddellijk daar
op volgende maand. Vermeldt het besluit
van benoeming geen datum van ingang,
dan geldt de dag van aanvaarding van het
ambt.
Met dienstjaren in dezelfde gemeente
worden gelijk gesteld dienstjaren, als bur
gemeester of secretaris vervuld in eene
ander® gemeente, ook buiten Zeeland,
waarvan het bevolkingscijfer aanleiding
zou geven tot plaatsing in dezelfde of
eene hoogere loonschaal.
3°, Wanneer in eene gemeente de burgemees
ter tevens secretaris der gemeente is, of
wanneer de burgemeester of secretaris
van eene gemeente tegelijk burgemeester
of (en) secrtaris van een of meer andere
gemeenten is, worden de jaarwedden, door
hen in die verschillende betrekkingen ge-
noten, ieder met een achtste verlaagd.
Deze bepaling heeft geene terugwerken-
de kracht, zoodat verlaging niet plaats
heeft voor thans in functie zijnde burge-
meesters of secretarissen, op wier wedden
onder de tot dusver bestaande regeling
geene korting werd toegepast.
4°. De jaarwedden worden telkens om de
drie jaren in overeenstemming gebracht
met het laatst vastgestekle bevolkings
cijfer.
5°. Mocht een periodieke herziening in eenig
geval tot eene vermindering van jaarwed
de leiden, dan zal deze nimmer van toe-
passing zijn op de in functie zijnde titu-
larissen.
6°. De gemeenten met meer dan 10000 zielen
zijn niet onder deze regeling begrepen.
7°. Bovenstaande regeling gaat in met 1
Januari 1921.
Voor, de op dien datum in functie zijnde ti-
tularissen tellen met inachtneming van het
sub 2°, derde lid, bepaalde de reeds doorge-
brach+e dienstjaren mede.
Overeenkomstig het bepaalde bij artt. 73
en 104, eerste lid, der Gemeentewet noodigen
wij u uit, den raad aangaande deze regeling
te hooren.
Wij merken daarbij op, dat de sub 1ge
noemde cijfers als minima zijn bedoeld, zooda
de aanvangsjaarwedde in geen geval lager
mag zijn.
Het is verder niet noodzakelijk, dat de jaar
wedden van burgemeester en secretaris gelijk
zijn.
Wij zijn bereid, voorstellen, waarbij in dezen
geest van de regeling wordt afgeweken, in
overweging te nemen.
Tegelijk met de mededeeling van het ad
vies van den raad te dezer zake, welke w
gaame uiterlijk 15 November a.s. tegemoet
zullen zien, wachten wij in eene duidelijke op-
gaaf, vermeldende:
a. de aanvangsjaarwedde van den betrokken
functionaris volgens bovenstaande rege
ling;
h. periodieke verhoogingen met inachtneming
van het sub 2°. bepaalde, zoo noodig met
eene nadere aanduiding naar aanleiding
van het derde lid dier bepaling.
Overeenkomstig het voorstel van den VOOR
ZITTER zal de raad zich daaromtrent uit
spreken bij de behandeling der gemeente-
begrooting.
3. Verzoek van C. Klaassen om vergoeding
voor grond dien hij tengevolge het vast
stellen eener reoilijn niet kan gebruiken.
Door C. Klaassen, insptcteur van politie te
Ter Neuzen, wordt te kennen gegeven, dat hij
in de maand Januari dezes jaars door aankoop
eigenaar is geworden van een gedeelte weiland,
gelegen aan den Provincialen weg te Ter Neu
zen, en daarop door hem een woonhuis is ge-
sticht;
dat, toen het gebouw bijna voltooid was,
door den raad dezer gemeente een rooilijn is
vastgesteld en wel zoodanig, dat adressant
afstand zou moeten doen van 34 M2. voor zijne
woning liggenden en aan hem in eigendom be-
hoorenden grond;
dat bij aankoop van dien grond het niet be
kend was, dat de gemeenteraad de rooilijn zoo-
ver achteruit zou brengen, daar anders adres
sant zeer zeker dien grond niet zou hebben
gekocht, daar dit nu voor hem een schadepost
is van 32 maal 4 j 128;
dat, ingeval het nu werkelijki noodig is, dat
de gemeente die 32 M2. grond in bezit wil
nemen voor eventueele latere wegverbreeding,
hij dien grond aan de gemeente wil afstaan,
maar dan ook meent tc mogen verzoeken, dat
hem den kostenden koopprijs worde vergoed.
Afgescheiden nog dat zijn huis in aanzien en
waarde vermindert, door dat het mooiste ge
deelte van zijn grond wordt afgenomen, ver-
meent hij billijker wijze aanspraak te mogen
maken op vergoeding van den koopprijs.
Naar aanleiding van dit verzoek wijzen bur
gemeester en wethouders er op, dat zij, die
den toestand daar ter plaatse kennen, zullen
weten, dat "de zijkanten van den weg tot even
voorbij de boomen behoorem tot de aangrenzen-
de gronden. Adressant had dan ook goed ge
daan, eerst te informeeren voor hij grond
kocht, waar de rooilijn zou komen. Hij had
dan direct kunnen weten, wat prakitisch ook
niet anders kon, dat toch zeker de rooilijn niet
gesteld zou worden voor de haag.
Dat adressant schade lijdt is dan ook groo-
tendeels te wij ten aan het feit, dat hij de zaak
niet voldoende heeft onderzocht.
Waar evenwel geen rooilijn bepaald was,
daar zijn burgemeester en wethouders ge-
negen den verzoeker eenigszins tegemoet te
komen, daarbij aannemende, dat hij schade
kan hebben geleden.
Zij voelen er evenwel niets voor, eene scha-
devergoeding te geven zonder meer. De on-
dergrond kan in de toekomst voor de gemeente
nog van belang zijn voor het aanleggen van
een trottoir. Zij stellen den raad dan ook voor,
de gronden van het perceel sectie M no. 164,
voor zoover gekocht door adressant, gelegen
v6or de rooilijn aan te koopen met den daarop
staanden boom, voor de totaalsom van 65, een
en ander natuurlijk onder nadere goedkeuring
van gedeputeerde staten, waarbij zij de kosten
vallende op de akte voor rckening der gemeente
willen nemen.
De heer NOLSON heeft over dit voorstel
eenigszins verbaasd g-estaan; door adressant
is een stuk grond gekocht van den heer Zegers;
eerst na het tot stand komen van den kcop,
wordt door den gemeenteraad de rooilijn vast
gesteld en een heel eind achteruitgebracht.
De kooper ondervindt daarvan dus nadeel,
want hij kon dat niet voorzien. Nu stellen bur
gemeester en wethouders voor, hem de he
van de schade te vergoeden. Spreker acht dat
een onjuiste handeling en meent, dat, als men
begint toe te geven, dat adressant door maat-
regelen van den gemeenteraad nadeel onder
vindt, men hem alles behoort te vergoeden.
Spreker acht dat een onjuiste handeling en
meent, dat, als men begint toe te geven dat
adressant door maatregeien van den gemeente-
iaad nadeel ondervindt, men hem alles be
hoort te vergoeden. Dat hij, alvorens te kcopen,
had moeten informeeren acht spreker geen
steekhoudend argument. Was de rooilijn vast
gesteld voor den verkoop, dan zou hij er niet
voor zijn iets te g'even, maar thans stelt hij
voor de geheele oppervlakte grond, die nu bui
ten beschikking voor den kooper blijft van hem
over te nemen voor den prijs dien hij daarvoor
heeft betaald.
De heer COLSEN merkt op, dat adressant
den g-rond toch niet van de gemeente heeft
gekocht en is van meening, dat vooral deze
adressant toch wel te voren had behooren te
informeeren hoe de toestand van het terrein
daar was. Hij kan zijn stem aan het voorstel
niet geven.
De heer SCHEELE acht hier toch omstan-
digheden aanwezig, waardoor ieder kooper er
zou kunnen inloopen. Deze adressant moest
bouwen in de lijn van het ziekenhuis en daar
voor is ook een hek gezet tot tegenaan den
weg. Hij zal dus gedacht hebben, dat dit bij
hem ook zou kunnen geschieden. Hij meent,
dat het maar 't best is de zaak op te lossen
door aanneming van het voorstel van burge
meester en wethouders.
De heer DE RIDDER deelt mede, dat adres
sant hem verklaard heeft ook van meening te
zijn, dat hij vooruit zou mogen springen, maar
dat, indien hij geweten had dat zulks niet
mocht, hij den grond tusschen de haag en den
weg niet voor den vollen prijs zou gekocht
hebben.
De heer COLSEN meent, dat, indien er nog
geen rooilijn was vastgesteld, de kooper zich
dan toch op de hoogte had behooren te stellen,
hoe die rooilijd komen zou.
De heer DE JAGER wijst er op, dat het
gemeentebestuur hem toestemming heeft ge
geven om te bouwen en dat men later een
voorstel tot vaststelling van de rooilijn is gaan
doen. Hij wil hierin niemand een verwijt ma
ken, maar acht dat geen zuiveren weg bewan
deld is. Er ligt hieraan een zekere geschiede-
nis ten grondslag en er is naar zijne meening
reden om adressant vergoeding te geven, maar
d m ook ten voile. Als men van meening is,
dat hij recht heeft op vergoeding moet men
hem niet met een fooitje willen afschepen.
De heer HAMELINK geeft te kennen, dat
hij ook eerst van meening was, dat er reden
voor bestond om aan iemand die iets koopt,
als hem daarna belet wordt over dat eigendom
te beschikken, daarvoor vergoeding te geven.
Maar, aangezien hem later gebleken is, dat het
gebruik schijnt te zijn, dat zij die aan den weg
grond koopen daarbij ook den voorliggenden
grond moeten koopen, ofschoon die tot den weg
oehoort, is hij wel wat van meening verandert.
Vooral de persoon van adressant kan toch wel
op de hoogte zijn van de bepalingen omtrent
de verkeerswegen en als hij het niet geweten
heeft, dan had de eigenaar van den grond
hem moeten waarschuwen. Het is overigens
zeker een algemeen belang, dat gewaakt wordt
tegen een versmalling der wegen.
De heer NOLSON betoogt, dat het juist gaat
over het principe of de eigenaar van den grond,
toen deze verkocht werd, ook op de hoogte
was, dat de rooilijn zou worden getrokken zoo
als thans is geschied. Hij meent, dat dit niet
het geval is en dat daarom vergoeding behoort
te worden gegeven. Nu is het bekend en ko
men er later anderen, dan zou er geen reden
zijn om voorts vergoeding te geven, maar in
dit geval acht hij het billijk. Adressant heeft
gedacht, op den grond dien hij kocht te kunnen
bouwen, maar uit de hem later aangewezen
rooilijn bieek hem, dat hij dat niet mocht. Men
moet hem nu die schade geheel vergoeden.
De VOORZITTER zet uiteen, dat het voor
stel van burgemeester en wethouders moet
worden opgevat als het sluiten van een eom-
promis. Wij staan aan den vooravond van een
nieuwen toestand, en burgemeester en wethou-
ders hebben maatregeien genomen om daaraan
aan te passen. Er is voor eenige jaren eer>
besluit versdhienen van gedeputeerde staten,
waarbij werd bepaald, dat de Axelsche weg
een breedte moest hebben van 17 M„ dus aan
iedere zijde 8,50 M. gemeten uit de kruin van
den weg. De eigenaar van den grond kon dit
weten en had dus den grond, liggende voor
de haag', niet als particulier terrein mogen
verkoopen. De eigenaar van den weg heeft
dat echter wel gedaan. Door burgemeester en
wethouders is, zooals de raad zich zal herinne-
ren een voorstel gedaan tot wijziging van de
bouwverordening, ten einde te verzekeren, dat
de wegen op voldoende breedte zouden blijven,
doch die wijziging is door gedeputeerde staten
niet goedgekeurd. Later is gebleken, dat die
wijziging niet noodig was en dat burgemees
ter en wethouders ook op grond van de be
staande bepalingen der bouwverordening het
beoogde doel kunnen bereiken.
Nu kan het gemeentebestuur het niet helpen,
als de verkoopers van bouwgrood d® menschen
te veel laten betalen en hun terrein verkoopen,
dat, ofschoon hun persoonlijk eigendom, toch
niet mag worden afgesloten, omdat het uit-
hoofde van wettelijke bepalingen geacht wordt
bij den weg te behooren. Burgemeester ci
wethouders kunnen de menschen alleen waar
schuwen. Uit de omstandigiheid, dat de wer-
loelijke toestand niet algemeen bekend was, kan
aanleiding gevonden worden, om de kwestie or
te lossen door het geven eener tegemoetko-
ming, dan wordt het nadeel gezamesnlijk ge-
dragen, doch de raad zou daarbij kunnen uit
spreken, dat op die tegemoetkoming voor het
vervolg door niemand meer behoeft te worden
gerekend. De menschen hebben het niet ge
weten, maar dan is het nu ook uit. In ver
band met de rooilijn zal oob het hek voor het
ziekenhuis te eenigertijd moeten worden ach-
teruitgezet en zal er dan ook gelegenheid ko
men om den hoek bij den heer Zegers, die daar
niet gunstig ligt, wat op te knappen.
In het onderhavige geval meenden burge
meester en wethouders, dat er wel reden was
om voor 65 een compromis te sluiten, waar-
voor de gemeente dan het eigendomsrecht van
dat strookje krijgt, hetgeen in verschillende
omstandigheden toch ook een voordeel is, de
gemeente krijgt dan den grond met den boom
die er op staat.
Spreker wijst er ook nog op, dat om den hoek
van den weg, voorbij Zegers, de toestand bij
het huisje van De Ridder evenzoo is. Daar is
ook toegestaan, dat het terrein voor de wo-
ningen is afgesloten, doch dat is maar tijde] i
als het in het belang van den weg noodig wordt.
zal aklaar de afsluiting ook moeten worden
opgeruimd.
De heer NOLSON is het met deze stelling
niet eens. Het is heel mooi om bepalingen uit
te vaardigen waarbij een wegsbreedte wordt
aangegeven, maar er wordt op die wijze be-
schikt over eens anders eigendom over grond
die aan anderen toebehoort. Hij meeftt, dat de
heer Zegers volkomen gerecht was zijn eigen
domsrecht aan een ander te verkoopen en nu
is men daarna gaan zeggen wij stellen de
rooilijn zoodanig vast, dat u over een deel van
den gekochten grond niet kunt beschikken.
Dat gaat niet.
De VOORZITTER: De grond blijft aan
adressant behooren.
De heer NOLSON: Maar hem wordt het
recht ontnomen, daarover te beschikken.
De heer SCHEELE: Het behoort tot den
openbaren weg.
De heer VAN HASSELT merkt op, dat be-
langhebbende wel gelijk met, doch niet buiten
de haag een hekje mag zetten.
De heer NOLSON: Hij kan toch niet voor
persoonlijk gebruik over zijn eigendom be
schikken.
De heer SCHEELE heeft door de toelichting
van den voorzitter een heel anderen kijk op de
zaak gekregen, want er blijkt nu, dat de heer
Klaassen een stuk grond gekocht heeft, dat
krachtens vroegere bepalingen reeds tot den
publieken weg behoorde. Hij meent ook, dat
deze, uithoofde zijne positie, dit had kunnen
weten. Die strook zijkantweg moet steeds
voor het publiek beschikbaar blijven.
De heer NOLSON: Dat heeft hij pas na den
koop geweten.
De heer SCHEELE: Maar dat was voor den
verkoop toch al bepaald.
De heer DE JAGER meent, dat er dan een
lout heeft bestaan bij burgemeester en wet
houders, want als het reeds openbare weg was.
behoefde men geen maatregeien meer te nemen
om dat te verkrijgen.
De heer VAN HASSELT geeft te kennen,
dat er eigenlijk een fout schuilt bij den heer
Zegers. Het is mogelijki, dat deze als regel
aanneemt, dat de koopers van achterliggenden
grond ook de strook buiten de haag liggende
moeten koopen, maar dan behoorde hij de
menschen te waarschuwen en te zeggen: denk
er om, dat is publieke weg.
De heer GEELHOEDT merkt ook op, dat
de heer Zegers iets heeft verkocht, waarvan
hij wist, dat het niet jn privaatbezit kon ge
nomen worden en als adressant volledig scha-
deloos gesteld moet worden, zou hij zeker de
andere helft van het bedrag van den heer
Zegers moeten krijgen.
De heer SCHEELE acht, dat thans voldoen
de blijkt, dat de heer Zegers een stuk grond
heeft verkocht, waarvan een deel tot openbaar
terein behoort en waarop dus een servituut
rust. Dat gaat geheel buiten de gemeente.
Dat had de verkooper den kooper moeten mee-
deelen of deze had zich daarvan moeten ver-
gewissen. Er wordt nu echter gebruik gemaakt
van de gelegenheid, dat de raad later een rooi
lijn is gaan aanwijzen om aan de gemeente
schadevergoeding te vragen. Aangezien die
voor de haag liggende grond eenmaal open-
bare weg was ziet hij niet in, dat van ge-
meentewege aan iemand nadeel is berokkend
en zal dt raad niets anders kunnen doen, dan
het verzoek afwljzen.
De heer DE RIDDER stemt hiermede in; als
er op dien grond een servituut lag, is de ge
meente niet tot schadevergoeding verplicht en
moet belanghebbende zich als hij zich bena-
deld acht wenden tot den verkooper van den
grond.
De VOORZITTER verdedigt nogmaals het
voorstel van burgemeester en wethouders op
grond, dat er voor de gemeente wel voordeel
in gelegen is, als zij aldaar later een trottoir
wil maken of een rioleering leggen, als eige-
nares over dien grond te kunnen beschikken.
De heer NOLSON acht geen schulcl aanwe
zig bij den heer Klaassen en ook niet bij den
heer Zegers, omdat pas na den verkoop een
rooilijn is vastgesteld. Als men wil beschikken
over iets dat ,een ander gekocht heeft, moet
hem de koopsom worden teruggegeven, dat is
billijk.
De heer DE RIDDER meent, dat als dit ver
zoek wordt ingewilligd, heer De Nijs, die
naast adressant gebouwcl heeft, ook kan komen
om schadevergoeding.
De VOORZITTER is het daarmede eens.
De heer NOLSON zou het billijk achten,
dat ook aan dezen schadevergoeding gegeven
werd.
De heer COLSON meent, dat de heer Zegers
bij verkoop van bouwgrond, dien voorliggen
den grond wel zal verconverteeren in den
koopprijs die voor de andere grond betaald
wordt en die dus duurder zal verkoopen. Als
adressant geld terug meot krijgen, moet hij
daarvoor bij den heer Zegers zijn.
De heer NOLSON herhaalt zijn voorstel.
het voile bedrag te vergoeden.
Dit voorstel wordt gesteund door de heeren
De Jager en Van den Ouden.
De heer HAMELINK geeft te kennen, dat
hij na de uiteenzetting van wege burgenjeester
en wethouders, waaruit gebleken is, dat de
onderhavige strook grond tot den openbaren
weg behoort er niet veel voor voelt, sehade-
loosstelling te geven. Adressant heeft hier met
zijn terrein waarop hij gebouwd heeft den
voorliggenden grond gekocht, zooals alle an
deren die daar gebouwd hebben ook deden.
Het voorstel van den heer Nolson, vergoe
ding der voile waarde, wordt verworpen met
7 tegen 3 stemmen.
Voor Stemmen de heeren Nolson, De Jager
en Van den Ouden; tegen stemmen de heeren
De Ridder, De Meijer, Colsen. Hamelink, Geel-
hoedt, Van Hasselt en Scheele.
Het voorstel van burgemeester en wethou
ders, vergoeding der helft van de koopwaarde,
wordt verworpen met 6 tegen 4 stemmen.
Voor stemmen de heeren De Meijer, Geel-
hoedt, Van Hasselt en Scheele; tegen stemmen
de heeren Nolson, De Ridder, Colsen, Hame
link, De Jager en Van den Ouden.
4. Vaststelling politieverordening.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat dit
punt van de agenda teruggenomen wordt.
De leden hebben het concept pas ontvangen,
en er is ook nog geen gelegenheid geweest de
commissie voor de strafverordeningen daar
voor bijeen te roepen.
De heer COLSEN wilde op dit laatste juist
de aandacht vestigen.