ALOEiEEN NIEUWS- EN ADVERTEiMliEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANBEREN. No. 7057. Zaterdag 16 October 1920. 60e Jaargan m AA ABONNEMENT ADVERTENTIfiN: i Telefoon 25. Bit Blad verschijnt Maanflag-, Woessfiag^ ea Yrijdagavond, ul!g°zonders! ap Feestdagen, bjj de Firma P. J. VAN DE SARDE t8 Ter Renzeo. HSR/STB WaarJieen? EINNEHLAND. BUITENLAND, GEMENSDE BERICHTEN. o Per 3 maanden binnen de stad 1,40. Franco per post voor Nederland/1,60. Bij vooruitbetaling voor het Buitenland ptr 3 maanden /2,20, per jaar 8, Voor Nederland Per jaar bij vooruitbetaling 5,80. Men abonneert zich bij de Uitgeefster, of buiten Ter Neuzen ook bij alle Boekhandelaren, Postkantoren en Hulppostkantoren. Van 1 tot 4 regels 0,80. Voor elken regel meer Orootere letters en cliche's worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, op aanvraag verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst £en dag vooi* de uitgave. f 0.20. hetwefk Waar gaan we heen? Deze vraag word! in onze dagen menigkeer gesteld en wel door leder mensch, die eens even stil sta^, en wat meer aandachtig nagaat wat er al zoo gebeurt in zijn onmiddeUijke omgeving of in de verte. leder, die de verwarde klan- ken, die er opstijgen uit de menschenme- mgte, samenvat en dan vraagt: wat is de gronatoon van dat alles; ieder, die de daden der menschen beschouwt en nadenkt over de drijfveer of het doel van al dat hande- len, vraagt zichzelf af: Waar moet het naar toe? Waar gaan we heen? Is het alleen een uitroep van verbazing, omdat er zulke nooit gehoorde dingen gebeuren, of is het wer- kelijk een ernstige vraag? Maar wat beteekent die vraag dan? Wil het zeggen, dat de richting, die de mensch- heid tegenwoordig ingaat, met voile bewust- heid door haar gekozen is? Dat de menschen goed weten wat ze doen en zich ten voile bewust zijn van het doel dat zij najagen, dat zij ook geheel en al wilien datgene wat zij doen, en dien weg op wilien die zij nn hebben mgeslagen? Of weet de menschheid zelf niet wat zij wil, wordt zij gedreven door allerlei machten waarvan zij zich niet ios- maken kan, is zij opgewonden of bedwelmd en zijn het luchtspiegelingen waarop zij afgaat? Als het schip daar op de zee rondzwalkt, met stukgereten zeilen, met verbrijzeld stuur en de stormen loeien, en de golven bruisen dan is de vraag: waar gaat dat heen? beangstigend. Het is heen en weder gedreven geworden om straks op een zand- bank te stranden of schipbreuk te lijden tegen de rots. Is dat een beeld van onzen tijd? Of gaat het met bewustheid in een be- paalde richting, zooals dat koopvaardij- schip, dat naar verren lande is geweest om kostbare waren te halen, en nu op de terug- reis, wel na een zeer onstuimige vaart maar steeds meer de kust naderf. 't Schip is wel gehavend, maar de kapitein heeft alle hoop zijn kostbare vracht in veilige haven te bren- gen. Vraagt ge hem: waar gaat dat heen? het antwoord is: wij wilien trachten onze schatten in veiligheid te brengen aan de vaderlandsche kust, wij houden t doel in 'toog. Is dat 't beeld van onzen tijd? Wil men uit de algemeene verwarring, wat van waarde is trachten te behouden, te bewaren3 Wil men dat welbewust? Zouden velen eigenlijk wel weten wat zij wilien? Zouden de meeste menschen niet meegaan met den stroom, meegaan met andere menschen om te doen wat zij doen, zonder zich eigenii;' er van rekenschap te geven wat ze doen, zonder er over te denken waar zij, als zij zoo voortgaan, nu wel moeten uitkomen? Maar zullen velen dan niet dair terecht komen, waar zij liever niet wilden zijn? En zou het, in verband met die vraag: waar gaan we heen?, dan niet hoog noodig zijn, dat iedereen zich eens nuchter ging afvra- gen: waar wil ik toch eigenlijk heen? wa wil ik toch eigenlijk? Stilstaan, eens even stilstaan in den wedloop, in het meedoen en meedraven met anderen en ernstig vragen: weet ik wat ik doe? wat is mijn doel? ben ik verantwoord voor 't geen ik doe? Waar gaan we heen? Gaan we vooruit of gaan we achteruit? Er zijn menschen, die dadelijk met hun antwoord klaarzijn. 'k Zou u wilien aanraden niet te driftig te zijn. De pessimist, die gewoon is alleen op den donkeren kant der dingen te letten, zal terstond antwoorden: wij gaan met rassche schreden achteruit. Maar zouden we hem niet kunnen wijzen op menig punt dat ge- tuigt van vcoruitgang? Er is in onze dagen ook zooveel goeds dat zich uitbreidt. De optimist, die alleen op den zonnigen kant der dingen let, zal spoedig antwoorden: wij gaan vooruit, wij gaan nieuwe dingen tege- moet. Doch, als wij daarmede zouden wil ien instemmen, moeten we dan toch ook niet blijven zeggen, dat er op menig gebied droe- vige achteruitgang valt te constateeren? Wie heeft er nu gelijk? Welk antwoord is het ware? We bevinden ons in een tijd waarin licht en duisternis op te merken zijn, het is een schemertijd, maar wat zal daaruit voortkomen? Is het de schemering van den avond en is de nacht komende, de donkere nacht met onzekerheid en duister nis en ellende? Of staan wij tegenwoordig in het schemerlicht van den morgen en gaan wij den dag tegemoet? Zal straks 't voile licht komen, waarin we ons alien zullen kun nen verkwikken en waarover we ons zullen verblijden? Er zijn teekenen van leven in onzen tijd, maar ook teekenen van ontbinding en dood. Wat zal de overhand nemen? Gij hebt misschien wel eens op het kerk- hof gestaan als er een begrafenis plaats had. De lijkkist stond boven de groeve, het groote zwarte lijkkeed werd over de kist gespreid en de familieleden naderden om wat levende bloemen op 't zwarte kleed te strooien. Een blijk van liefde, een laatste eerbewijs aan de doode. Maar symbolisch ook van beteekenis: het leven over den dood. Toch ligt daar iets sombers in zulk een daad, want met al die schoone levende bloe men is dat iijkkleed niet te bedekken, is die ondergrond: de dood, niet weg te maken. Strooi bloemen, strooi bloemen zooveel gij wilt, de dood blijft en straks zijn ook al die afgesneden bloemen verwelkt en is daar al les doodsch op 't graf. De dood heerscht daar en in den dood zinkt alles weg. Is dat het beeld van onzen tijd? Er zijn teekenen van leven, er zijn bewijzen van goeden wil in onze dagen; er is nieuw leven hier en daar, er is ook veel wat oud en ver- ouderd is, er is veel wat slecht is, wat ver- keerd wil, er is ontbinding, maar wat zal nu de overhand behouden? Zullen de krach- ten der ontbinding zoo sterk zijn, dat al hef levende daardoor nog wordt aangetast? Zal 't alles worden dor en doodsch? Of hebben wTj in onzen tijd een ander beeld voor oogen te houden? Gij hebt in het voorjaar, als hier en daarde sneeuwklokjes reeds bloeiden en de crocus- jes hun kelkjes ontplooiden, misschien wel eens bijgewoond, dat onverwacht een dikke sneeuwlaag over de aarde werd gespreid. De winter, die afscheid nemen moest, wilde nog eens even zijn kracht laten gevoelen. Dat was dan wel een teleurstelling, Verschillen- de lenteboden hadden u al blijde gestemd, ge waart in uw gedachten al bezig met het leven van de lente, en zie daar opeens dat doodkleed. Het was een ontnuchtering, maar toch kon het u de hoop niet ontnemen, want als ge hier en daar een sneeuwklokje boven de sneeuw zaagt uitsteken, dan wist ge: zij zijn het teeken van de naderende lente en zij zullen blijven, zij zullen zich vermenig- vuldigen en dat sneeuwkleed moet weg. Die enkele lenteboden, die enkele teekenen van leven, zij zeggen het u, de lente komt, het leven komt, dat zal uitbreken aan alle zij- den, de natuur zal straks in bruidstooi ver- schijnen, levende schoonheid aan alien kant, en dat doodkleed van sneeuw moet verdwijnen. Is dat't beeld misschien van onzen tegen- woordigen tijd? Voorspeilen de teekens van leven, die er zijn, ons een nieuwen tijd, die ons verblijden zal, en zal het verkeerde en doodsche verdwijnen? Is de winter aan t voorbijgaan en gaan we de lente tege moet? Wie zal hierop een antwoord geven? Wie durft dat? Doch laat mij ophouden met vragen te stellen, en laat ons liever elkander bemoedi- gen en opwekken om ieder voor zich zooveel mogelijk den rechten weg te kiezen. Want ten slotte is aan ons menschen veel in han- den gelegd en wij zullen oogsten wat wij zaaiden, wij zullen komen daar waarheen we bewust of onbewust onze schreden had den gericht. En dan zou ik met nadruk wilien zeggen, laat ons vol hoop de toekomst tegengaan. Mogen wij niet iets goeds verwachten? Ik denk aan een spreekwoord, dat steeds be- waarheid werd: na regen komt zonneschijn. Er zit achter zulk een woord meer dan we misschien vermoed_gn, maar kwam het niet altijd uit? Welnu, we hebben al zoovele moeilijke jaren doc^rgebracht, we hebben al zoolang geklaagd en gezucht, laat ons ver- trouwen, er zal verandering komen. Het zal straks beter worden en laat ons met die hoopvolle gedachte aan den arbeid blijven. Wat zou dit al in veler leven een verande ring geven! Maar dan ook, in dit opzicht moet dit woord uitwerking op ons hebben, dat het ons met ernst doe medewerken aan de betere tijden, die wij verwachten. Het goede wat gedaan wordt, kan niet tever- geefs zijn; dat onze handen dan niet slap worden, en dat ieder in eigen kring met vertrouwen de handen sla aan den arbeid, hem opgelegd. Ieder mensch werkt op zijn manier weer mede aan de richting, die het groote geheel in zal gaan. Laat het de goede richting zijn! Laat ieder zich dan met oprechtheid af- vragen waar hij staat en wat hij eigenlijk wil. Want: komen ZAL de zonneschijn na den regen; maar als wij met onwil en moed- wil blijven werken aan de verwarring, dan zal de oplossing eerst kunnen komen na veel lijden en smart, dan wordt de regentijd ver- lengd. Dan moet de tijd van loutering voort- duren, opdat de oogen opengaan voor eigen dwaasheid. Doch moeten we het zoover la- ten komen? Moet eerst na veel schade en schande de voorthollende mensch tot stil- stand worden gebracht? Moet de mensch na diepe smart eerst tot het inzicht komen, dat hij gedwaald heeft? We wekken elkan der met vertrouwen op zich te bezinnen, te vragen naar den rechten weg en daarop voort te wandelen. En nu kunnen we verder niet zeggen wat die weg voor ieder zijn moet, doch op een ding wilden we nog wijzen. Het blijkt dat er in onzen tijd eCn groot tekort is aan naastenliefde. Dat artikel schijnt ontzaglijk duur te zijn en op de meeste plaatsen uit- verkocht. Nu, zonder dat kan de maatschap- pij niet bestaan. Toch is dit artikel nog wel te verkrijgen als er maar genoeg naar gevraagd wordt, als men zich maar meer bewust was dat het werkelijk onmisbaar is. Indien men werke- i lijk maar wilde inzien dat we alien meer daarvan moesten bezitten, dan zou dat kost bare goed nog wel te delven zijn. Naasten liefde! Naar alle zijden komen de daden der menschen daarvan in botsing; maar laten we het wilien zien: dadrom kan het juist zoo j donker zijn rondom ons, daarom wordt de i maatschappelijke machine zoo stroef. En als j dan de kostbaarste delfstoffen uit de diep- j ten der aarde door de menschen te voor- schijn worden gehaald, zou naar dit nog kostbaarder goed niet worden gezocht met i alien ernst en ijver? Wat al krachten wor den door de wetenschap opgespoord en op- gewekt in onzen tijd van vooruitgang! Met stoom en electriciteit worden wonderen ge daan, de toepassing van die krachten heeft een groote verandering in de wereld ge- bracht. Wij mogen er van verzekerd zijn, I als ook die kracht: naastenliefde, in onzen tijd meer werd opgespoord en in werking j gebracht, er een groote verandering ten goede overal komen zou. Nu is dit geen kracht die door de menschen zelf kan wor- den opgewekt; ware het zoo, ongetwijfeld het zou reeds lang geschied zijn. Die liefde, die in het hart van den mensch de verkwik- king brengt en waardoor het in de verhou- ding van de menschen onderling in orde komt, zij is boven ons bereik. Zij blijft in de harden van den almachtigen God. Geluk- kig! Want nu blijft de liefde daar zuiver en echt. Maar van Hem kan zij komen in het hart van het schepsel, dat naar Hem vraagt. Van God stroomt de liefde in het hart als een wonderlijke kracht, een bovenmensche- lijke kracht en dat onafgebroken, dat steeds meer overvloedig, waar het hart naar Hem uitgaat. Als daar nu maar meer naar werd gevraagd. Als we nu maar meer dien weg op wilden. Het heeft ons alien ongetwijfeld verkwikt, dat we zulk een schoon najaar hebben ge- had. Dag aan dag, week aan week verblij den we ons over het mooie weer. Uit de nevelen van elken dag komt de zon telkens weer triomfankelijk te voorschijn, en maakt ons gelukkig door haar schatten van licht en warmte, die ze over ons uitspreidt. Welk een verschil, dagen van wolken en regen of deze dagen van licht en leven! Wat stemt het ons blijde! Toch doen we er niets aan af of toe. Het wordt ons geschonken. De zon gaat op of onder zonder ons toedoen. De natuur is in de handen van den Schep- per, die naar Zijnen wil alles regelt. Wil Hij het ons zeggen misschien, dat waar hi., geeft die rijke verkwikking voor ons lichaam door zonnige dagen, Hij ook bereid is om steeds meer met die verkwikkende liefde in ons hart te komen, waaraan onze Fijd zoo groote behoefte heeft? Wil Hij velen, die dat uit het oog dreigen te verliezen, er op die wijze aan herinneren, dat bij Hem te vinden is, het geneesmiddel voor onzen tijd-3 Er worden voor onzen kranken tijd door vele ernstige menschen allerlei middelen gezocht om verbetering aan te brengen. Welk een goed teeken! Het laatste middel wat als afdoende en heilaanbrengend ge- prezen wordt heet: socialisatie. Wie dit aan- prijzen bedoelen het zeker goed; doch is het nifet merkwaardig, dat de groote leider van de socialistische groep in ons Vaderland, Mr. Troelstra. het heeft erkend, dat we ook met dit middel er niet komen zullen tenzii er betere menschen komen? Ook de veelge- prezen socialisatie zal een mislukking blij- ken, het wordt ons dus wel van onverdachte zijde in herinnering gebracht, tenzij er onder de menschen kome vernieuwing, tenzij ik en gij beter worden. En zoo zou ik de vraag: waar gaan wij heen? ten slotte voor mijzelf wilien omzetten in deze andere: waar vind ik die kracht der persoonlijke vernieuwing? waar vind ik de kracht om dagelijks ge- sterkt te worden tot den goeden strijd? Als gij dat ook wilt doen, mijn lezer, dan zult j ge met mij antwoorden: die vind ik alleen bij Hem, die in Zijne liefde mij nooit vergeet. Gaan wij naar Hem heen? Maurits F. TWEEDE KAMER. Bij het opmaken van een nominatie voor het Voorzitterschap der TweedeKamer werd Woensdag tot eerste candidaat gesteld de heer Mr. Dr. A. P. N. Koolen, R.-K. met 43 van de 84 uitgebrachte stembiljetten. Voorts verkregen de heeren Schaper 15, Rink 12, j Nolens 3, De Monte Verloren 3, Lely, Van i Stapele en Troelstra ieder 1 en 5 bianco stemmen. DR. KUYPER. In antwoord op veler vraag naar den gezondheidstoestand van Dr. Kuyper, deelt de „Standaard" mede, dat Dr. Kuyper lij- dende is aan bronchitis, een lichte tempera- tuursverhooging heeft en het bed moet houden. Met het oog op den -hoogen leeftijd van den patient is de toestand vanzelf niet geheel en al zonder zorg. 1NTREKKING VAN DE WET VAN 21 DEC. 1852. lngediend is een wetsontwerp tot intrek- king van de wet van 21 December 1852. Krachtens deze wet zijn provincies en ge- meenten het Rijk een vergoeding verschul- digd van 2'/2 pCt. van het bedrag, dat aan opcenten op 's Rijks belastingen te haren behoeve wordt geheven. Voor de heffing van de gemeentelijke in- komstenbelasting door de Rijksadministra- tie werd indertijd door haar 'tbeginsel aan- vaard, dat, waar Rijk en geineente elkaar krachtens tal van wettelijke voorschriften, zonder vergoeding diensten bewijzen, het verstrekken van hulp, in het belang der ge meentelijke heffingen, eveneens kosteloos behoort te geschieden. Met dit beginsel is de wet van 21 December 1852 niet in over- eenstemming. Tegenover de vereenvoudiging in de ad ministrate, welke intrekking met zich brengt, staat voor het Rijk een derving van inkomsten van ongeveer f 500,000. Aan den anderen kant beteekent de intrekking voor de gemeenten een niet onaanzienlijke bate DE ZIEKTEWET. De Hooge Raad van Arbeid heeft in een Zaterdag gehouden vergadering een prae- advies van zijn comdissie voor de arbei- aersverzekering tot wijziging van de ziekte- wet-Talma behandeld. De Raad besloot den Minister van Arbeid in overweging te ge ven, alvorens tot overhaaste invoering van de ziektewet over te gaan, met spoed een onderzoek te doen instellen naar het aantal arbeiders, dat thans krachtens collectieve arbeidsovereenkomsten of andere regelin- gen op ziekengeld-uitkeeringen recht kan doen gelden, op weike wijze deze uitkeerin- gen zijn geregeld en in verband met de re- sultaten van dat onderzoek te overwegen, of invoering van de Ziektewet nog we! ge- wenscht is. Een groote minderheid van den Raad achtte de instelling van een dergelijk onder zoek niet meer noodig en was van oordeel, dat met de invoering van de ziektewet niet langer getalmd moet worden. Op grond van bovenstaande overweging meende de Raad zich van de nadere bespre- king van het aanhangige ontwerp tot wijzi ging van de Ziektewet te moeten onthou- den, totdat de Minister van Arbeid verklaard zou hebben, of hij bereid is aan het ver- zoek, een nader onderzoek in te stellen ;e voldoen. GEEN BEWONDERAAR VAN HET BOLSJEWISME. De „Tribuna" deelt mede, dat het uitvoe- rend sovjetistisch comite van Rusland, ge lijk reeds bekend is, Winitsjenko benoemd had tot president van Sovjet-Oekraine in de plaats van Rakefski. Op het verzoek van Lenin, dat hij onmid- dellijk het presidium ter hand zou nemen, had Winitsjenko geantwoord, dat hjj eerst den toestand onderzoeken moest. Na een verblijf van twee maanden in Rusland en Oekrai'ne, heeft Winitsjenko zich thans tot de volken van Europa gericht met een ver- klaring, waarin hij de Sovjet-overheid te Moskou de meest imperialistische macht van de geheele wereld noemt en de politiek der bolsjewiki een uitdaging aan het socialisme. Winitsjenko weigert pertinent, het presi dium over Sovjet-Oekrai'ne te aanvaarden en vertrekt naar het buitenland, om daar zijn bedenkingen tegen het Russische communis- me te boek te stellen. WAT WRANGEL VAN DE GEALL1EER- DEN VERWACHT. Een vertegenwoordiger van de „Matin" had een onderhoud met den minister van Buitenlandsche Zaken van de regeering- Wrangel, die 30 September jl„ te zamen met Maklakof, naar Parijs is vertrokken. De minister wees er op, dat de delegatie te Parijs voornamelijk besprekingen van militairen aard zou houden. Het voornaamste vraagstuk, aldus de mi nister, is het Poolsche probleem. Wanneer Polen vrede sluit, dan zullen de roode legers zich tegen ons concentreeren en ons onder hun overmacht verpletteren. Wij bezitten gegevens, die de veronder- stelling wettigen, dat het bolsjewistische leger niet zoo sterk is als men wel denkt en, wanneer Polen de bolsjewistische strijd- krachten zou blijven binden, hopen wij in de lente den beslissenden slag te kunnen toebrengen. Maar zoolang moeten wij het kunnen uit- houden. Daarvoor hebben wij den moreelen en materieelen steun der groote mogend- heden noodig. Wij verlangen geen voortdu- rende zendingen van munitie, wapenen en uitrustingsstukken, doch komen met een nauwkeurig omschreven programma. Voor de uitvoering van dit programma is een be drag noodig van nog geen vierhonderd millioen. Een leening zou het gemakkelijk kunnen dekken, en wij zouden deze kunnen waarborgen met onze veroveringen, den buit en de graanvoorraden, die ons door het of- fensief in handen zouden vallen. Frankrijk is onze voornaamste steun, ver- klaarde de minister. De minister vertrouwde, dat er een en tente tegen den gemeenschappelijken vijand tot stand zou komen. Deze is noodzakelijk, zeide hij ten slotte; wanneer zij niet tot stand komt, zijn de gevolgen niet te over- zlen, want men kan het niet genoeg her- halen: In de Krim wordt het lot der wereld beslist. IN EEN REGENPUT VERDRONKEN. Te Volendam is verdronken een 4'/2jarig kind van een kunstschilder aldaar. Het is dood gevonden in een regenbak, in het huis. Het hoofd was gewond. De justitie uit Haarlem heeft met den burgemeester een onderzoek ingesteld. De vader en de stiefmoeder zijn in verhoor ge- nomen. VARKEN DOODGESTOKEN. De landbouwer C. Bijl, te Puttershoek, bemerkte, dat een van zijn varkens dood in het hok lag. Het beest bleek doodgestoken te zijn en een aantal messteken te hebben ontvangen. Een ham was netjes uitgesneden en mee- genomen, de rest was in 'thok achterge- bleven! GESTIKT. Te Haarlem kreeg een 25jarige zwerver in een logement aan de Witstraat b h gebruiken van het middagmaal een stukje vleesch in de keel. Hij werd naar het St. Elisabeth's Gasthuis overgebracht, waar pogingen om het vleesch te verwijderen niet gelukten en de man spoedig overleed. PLOTSEL1NGE DOOD. Te Nijmegen is Zondagavond bij het op- brengen van een beschonken persoon, die verzet pleegde, de 49jarige pohtieagent Brand v!ak voor den politiepost gevallen en overleden. Het lijk vertoonde geen uiter- lijke kenteekenen van geweldpleging. De sectie zal heden moeten uitmaken wat de doodsoorzaak kan zijn. Het slachtoffer is gehuwd en vader van drie kinderen. GEMEENTERAAD VAN HOEK Vergadering van Maandag 11 October 1920, des namiddags 2 uur. Voorzitter de heer A. Wolfert, Burgemeester. Tegenwoordig alle leden. Vervolg.) 7. Gemeentebegrooting voor 1921. Aan de orde komt de artikelsgewijze behan- deling van de gemeentbegrooting voor 1921, te beginnen bij de uitgaven. De heer KOSTER maakt de bemerking, dat 70 presentiegeld voor de raadsleden wel wat weinig is. Alles is verhoogd, moet dit nu ook niet naar boven? Er waren het vorig jaar 19 vergaderingen. Daarvoor kregen de leden dus f 10. De vraag brengt eenige vroolijkheid te weeg. De VOORZITTER meent, dat dit niet ver- hoogen moet, terwijl de heeren A. MEERTENS en G. DIELEMAN te hennen geven, dat de kas het niet toelaat. De heer VAN DOESELAAR vindt f 325 voor onderhoud van het gemeentehuis nog al veel. De VOORZITTER er op wijzende, dat daar van ook de woning van den machinist enz. r.u

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1920 | | pagina 1