i i Ifl ALGEMEEN NIEUWS- El ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. No. 7049. Dinsdag 28 September 1920. 60e Jaargang Vervoer van Varkens. ABONNEMENT: ADVERT ENTlfiN: LAHOWEER. FEUILLETON. Be Strijd em het four. S U I K E R. K| H Telefoon 25. Bit Biad Yerscfeijnt laaEdag-, Waeasdag- eu VnjdaBa¥Oiitf, nitgszooQRrn op Feestdagen, bij de Firma P. J. YAH BE SOBE te Ter Neazen. Jaarlijksch onderzoek. Gemeente Zaamslag, blNHEHLAND. EJ8 ■tm Per 3 maanden binnen de stad 1,40. Franco per post voor Nederland 1,60. Bij vooruitbetaling voor het Buitenland pe r 3 maanden J 2,20, perjaar J 8, Voor NederlandPer jaar bij vooruitbetaling 5,80. Men abonneeri* zich bij de Uitgeefster, of buiten Ter Neuzen ook bij alie Boekhandelaren, Postkantoren en Hulppostkantoren. Van 1 tot 4 regels f 0,80. Voor elken regel meer 0.20, Grootere letters en cliche's worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetweik op aanvraag verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst een dag voor de uitgave. Ook moeten aan het onderzoek deelnemen Asn het onderzoek behoeft NIET te worden deelgenomen door: Voorts wordt de aandacht gevestigd op de volgende wetsbepalingen. Roowai uit den Oerlijd door 5- H. ROSNY. 13 V. Onder zwerfbiokken. Toen de ochtend weer op aarde daalde, waren de reuzenleeuw en de tijgerin nog altijd te zamen. Zij sluimerden dicht bij het karkas van de ree, in de eerste blee- ke zonnestralen. En de drie mannen, die verborgen waren onder de beschuttende rotsblokken, konden hun blikken niet aft wenden van hun machtige naburen. Een blijde vroolijkheid kwam over het woud, de savanna en de rivier. De reigers voer- den hun jongen ter vischvangst; in paarlr moeren glans doken de zilverduikers in' het nat: tusschen de biezen van het jriet tusschen de twijgen der boomen fladder- den vogeltjes rond. Een ijsvogeltje flitste glinsterend voorbij; een vlaamsche gaai pronkte in haar zilver-blauwen en rossi- gen vederdos, en nu en dan wipte een ekster, die spottend op een boomknoest te klapperen zat, snel met haar staart op en neer, zoodat deze nu eens hel, dan weer donker van tint scheen. Intusschen krasten roeken en raven bij de geraamten van den muilezel en den tijger; zij waren teleurgesteld, want geen vezeltje vieesch was meer op de beenderen te bekennen en spoedig vlogen zij weer schuin omhoog in idejichting van de overblijfselen van de ree. Daar versperden twee zware asch kleurige gieren den weg. Deze vogels met hun kale halzen en troebele oogen durfden de prooi der roofdieren niet aan te raken. Zij draaiden en zwenkten, rek- ten hun bekken met stinkende neusgaten en trokken ze weer terug met een onhan- dig-schommelende beweging of een plot- selingen ruk. Daarop bleven' ze onbewe- gelijk zitten, schijnbaar in een droom ver- zonken, die onverwacht weer onderbroken werd door een plotseling omhoog heffen van den kop. Behalve een druk rood eekhoorntje, dat telkens weer tusschen de bladeren verdween, waren/ er geen zoog- dieren te bespeuren; den reuk van de groote roofdieren deed hen zich schuil- houden in het halfduistere woud of op veilige plaatsen in het kreupelbosch. Naoh geloofde, dat de herinnering aan de stooten met de jachtspies den reuzen leeuw weer had teruggebracht; hij betreur- de thans die nuttelooze daad: Want de Oulhamr twijfeltle er geen oogenblik aan, dat de roofdieren elkaar konden verstaan en dat zij beurtelings de wacht hielden bij de senuilplaats. wonderlijke verhalen kyvamen hem in de gedachten, waarin, duidelijk uitkwam de wrok en de hard- nekkigheid van dieren, die door de men- schen gekwetst waren. Nu. en dan zwol zijn borst van woede; hij richtte zicK dan op en zwaaide woest met zijn knots of zijn strijdbijl. Maar die drift bedaarde weder spoedig; want niettegenstaande zijn overwinning op den grijzen beer achtte hij den mensch minderwaardig aan de groote roofdieren. De list, die hij te baat had genomen in de duisternis van de grot, zou hem niet helpen tegen den reuzen leeuw of de tijgerin. Toch voor- zaS hij geen ander einde dan een ge- vecht; zij zouden van honger tusschen de steenblokken moeten omkomen, of ge bruik maken van het oogenblik, dat de tijgerin alleen was. Zou hij voldoende kunnen rekenen op Nam en Gaw? N.B. Aan hat onderzoek wordt geen oefening verbonden De Burgemeester van TER NEUZEN maakt bekend, dat bij beschikking van den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel d. d. 23 September 1920 No 15080, 3e Aideeling, de uitvoer van var kens uit ZEEUWSCH-VLAANDEREN naar het overige gedeelte van NEDER LAND, met ingang van 24 September 1920 weder is toegestaan. Ter Neuzen, den 27 September 1920. De Burgemeester voornoemd, J. HUIZINGA. De Burgemeester van TER NEUZEN maakt bekend, dat op bon no. 52 van de Rijksmikerkaart, welke geldig is van Maan- dag 27 September t/m Zondag 3 October 1920, de wir.keliers gehouden zjjn i/i K G. Suiker per bon af te leveren tegen Otl5. Ter Neuzen, 27 Sept. 1920. De Burgemeester voornoemd, J. HUIZINGA. rentende maximum 6 °/0, de insehrijving is opengesteld tot en met 8 October des voormiddags ten 10 ure De storting moet gescbieden voor of op 1 November a s., in den voormtddag bij den Gemeente-Ontvanger. Het leeniDgsbesluit ligt ter Gemeente- Secretarie ter inzage. Zaamslag, den 23 September 1920. Burgemeester en Wethouders voornoemd, JOH. DE FE1JTER Pz., Vborzitter. J. STOLE Lzn., Secretari3. EEN NIEUW ONTWERP JACHTWET. Afschaffing der heerlijke en der overige zakelijke jachtrechten. Ingediend is een wetsontwerp, houdende bepalingen betreffende de jacht. In de me- morie van toelichting herinneren de Minis ters van Landbouw, van Financien er. van Justitie er aan, dat de Jachtwet van 13 Juni 1857 sinds haar tostandkoming heeft bloot- gestaan aan aanvalien, die bijna alle ge- grond waren op de overweging, dat in den voortdurenden strijd tusschen de belangen van den landbouw en van de jacht de eerste in die mate overheerschen, dat daarvoor de laatste moeten wijken. In deze wetsvoordracht wordt de gelden- de jachtwet, onder de noodige technische herziening, bestendigd, doch daarnevens regelen gesteld, om de nadeelen, die de landbouw onder het heerschend recht van den wildstand ondervindt, zooveel doenlijk te weren en op te heffen. Mitsdien bevat het I wetsontwerp naast een verbeterde reglemen- teering der bevoegdheid tot opruiming van wild en schadelijk gedierte ten einde nadeel te voorkomen, eene regeling betreffende vergoeding van wildschade en eene tot af schaffing der heerlijke en der overige zake lijke jachtrechten. DE VRIJWILLIGE OUDERDOMSVERZE- RING EN DE INSTELLINGEN VAN WELDADIGHEID. Aan het Nederl. Correspondentiebureau in Den Haag wordt geschreven: Nog steeds zien vele instellingen van weldadigheid, vooral vele diaconieen niet in, welk een vruchtbaar arbeidsveld de vrij willige ouderdoms-verzekering voor haar biedt. Duizenden, die niet onder de ver- plichte verzekering vallen ingevolge de In- validiteitswet, zijn niet in staat de premie voor de vrijwillige ouderdomsverzekering te betalen. Deze groep van personen, die uit den aard der zaak de economische allerzwaksten omvat, zal geen ouderdoms- - i rente ontvangen en dus op den ouden dag GfildleemnCP a.CL I iU.bUU. aangewezen zijn op steun van gemeente- b I wege of van particuliere instellingen. Indien voor deze stakkers een vrij willige ouderdomsverzekering wordt ge- sloten, zullen vele weldadigheidsinstellin- gen door het betalen van een betrekkelijke Burgemeester en Wethouders der gemeente ZAAMSLAG maken bekend, dat ingevolge leeningsbesluit, in obligation van 500,—, geringe weekpremie haar uitkeering later belangrijk kunnen verminderen, als de be- deelden in het genot van ouderdomsrente zullen gesteld zijn. Door overleg tusschen de instellingen van weldadigheid en de Ra- den van Arbeid kan op dit gebied zeer veel bereikt worden. Dat de, laatstgenoemde col leges tot dit overleg en het geven van in- lichtingen en medewerking bereid zijn, mag men zonder eenig voorbehoud aannemen.. DE INVALIDITEITSWET. Naar de Tel. meldt, is de voorbereiding van de wijziging van de Invaliditeitswet zoo ver gevorderd, dat dezer dagen het ontwerp tot wijziging is gereed gekomen, het depar- tement van arbeid heeft verlaten en om ad- vies is gezonden aan verschillende bij deze zaak betrokken colleges. Het ontwerp zal echter geenszins bren- gen, wat de Kamer door 10 Sept. 1919 de motie van den heer Duys te aanvaarden, uitdrukkelijk als haar nieening heeft uitge- sproken. De regeering blijkt wel bereid om den verzekeringsplicht van de Invaliditeits wet uit te breiden van de personen, die resp. f 1200 en f 2000 per jaar verdienen, tot hen die resp. /2000 en /3000 verdienen, maar verder wenscht zij met het oog op de daar- uit voor den staat voortvloeiende kosten niet te gaan. DE NIEUWE SUIKERREGELING. Het Nederl. Correspondentie-bureau in Den Haag schrijft: Zooals reeds werd gemeld, is ook voor het nieuwe suiker jaar een overeenkomst met de suikerproducenten getroffen voor de voorziening met suiker van ons land. Deze nieuwe regeling wijkt op enkele punten zeer aanmerkelijk af van die voor het vorige jaar. AUereerst is er-<tit verschil, dat ditmaal het contract niet is aangegaan uitsluitend met de Centrale Suiker-maatschappij, maar met de Centrale Suikermaatschappij en nog twee andere groepen van producenten, die niet de Centrale Suikermaatschappij zijn aan- gesloten. Het tweede verschil bestaat hierin, dat dit jaar met cijfers is omsehreven, welke hoeveelheden suiker de producenten ten be- hoeve van de binnenlandsche consumptie en de suikerverwerkende industrieen in ons land zullen moeten leveren. Het vorige jaar was bepaald, dat de te leveren hoeveelheid moest voldoen aan redelijke behoeften; maar daartegen hadden de producenten be- zwaar, omdat dit te vaag was. De produ centen zijn steeds bereid geweest, de hoe veelheden te leveren, welke hier noodig zijn, maar zij wenschten te weten, hoever hun verplichting ten hoogste zou gaan. Zoo is dus thans de te leveren hoeveelheid bepaald op 2 millioen balen, terwijl de regeering daarenboven zelf nog de beschikking heeft over bijna 100,000 verdere balen, welke worden teruggeleverd uit Belgie wegens uitvoer van bieten uit Zeeuwsch-Vlaanderen naar Belgische suikerfabrieken. Wat de levering van die 2 millioen balen betreft, geschiedt hetzelfde als het vorige jaar, te weten verdeeling in gerantsoeneer- de en niet gerantsoeneerde of z.g. vrije Naoh rilde, alsof hij het koud had, hij zag, dat zijn makkers hun oogen op hem hadden gevestigd. Zijn bewustzijn van kracht niaakte dat hij hen wilde gerust stellen. „Nam en Gaw zijn ontsnapt aan de tanden van den beer; zij zullen ook aan de klauwen van den reuzenleeuw ontkomen De jonge Oulhamr keerden hun blikken naar het schrikwekkende, slapende paar. Naoh antwoordde op hun gedachte: „De reuzenleeuw en de tijgerin zullen niet altijd tezamen zijn. De honger zal hen scheiden. Als de leeuw naar het woud is gegaan, zullen wij de tijgerin bevechten. Maar Nam en Gaw moeten mij gehoorzamen." Die woorden van hun leider vervulde de zielen van Nam en Gaw weer met hoop; en zelfs hun ondergang scheen hen minder vreeselijk, als zij slechts konden strijden met Naoh. De zoon van den Populier, die het ge- makkelijkste zijn woorden, vond, riep uit: „Nam zal gehoorzamen tot in den dood." De ander hief de beide armen omhoog J „Gaw vreest niets naast Naoh," De leider keek hen vol geneger.heid aan; het was, alsof, al de geestkracht der we- reld in hun harten was gedaald, en tal- loos waren de ontroeringen, die zij thans ondervonden, maar niet onder woorden konden brengen. Onder het luidkeels uit- stooten van een krijgskreet zwaaiden Nam en Gaw hun strijdbijlen. Op dit rumoer sprongen de roofdieren omhoog; de nomaden h*eten nog luider; dit beteekende een uitdaging; de roof dieren bliezen van woede. Toen keerde de kalmte weer. Het licht drong door in het woud, de slaap van de groote roofdie- dicren stelden de kleinere beesten gerust; zij slopen omzichtig langs de rivier; met groote tusschenpoozen pikten de gieren eenige vezels vieesch los, de bloemen keer den haar kelken naar de zon; en zoo sterk en intens werd het leven, dat het zich scheen meester te maken van het heelal. De drie mannen wachtten met hetzelfde geduld als de dieren. Nam en Gaw dom- melden nu en dan in. Naoh rnaakte plan- nen, die hij weer verwierp en die altijd op hetzelfde neerkwamen, plannen, waarbij hij rekende op de komst van een kudde mammoeths, wolven of honden. Zij had den nog vieesch voor een maal, maar de dorst begon hen reeds te kwellen; in ieder geval zou die nog te dragen zijn, vele dagen lang. Toen de schemering begon te vallen richtte de reuzenleeuw zich op. Een snelle' blik op de zwerfbiokken overtuigde hem, dat zijn vijanden nog daar waren. Hij had geen duidelijke voorstelling meer van de gebeurtenissen, maar zijn wraaklust werd weer geprikkeld door den reuk van den Oulhamr; hij blies van woede en deed nog eens de ronde langs de openingen in de schuilplaats. Maar toen viel hem weer in, dat de vesting onneembaar was en dat hij van binnen uit m# klauwen wercf aangevallen; hij staakte zijn rond- gang vlak bij het "karkas van cfe ree, waarvan de gieren slechts weinig hadden gevreten. De tijgerin was reeds daar. In een oogwenk hadden zij samen de rest verslonden, daarop keerde de groote leeuw zijn rossig voorhoofd naar de tijgerin. Er ging iets teeders uit van het woeste dier, waarop de tijgerin door een ge- miauw antwoordde, terwijl zij het lange lenige lichaam door het gras kronkelde. De leeuwtijger wreef zijn muil tegen haar rug en likte haar met zijn ruwe, bewe- gelijke tong. Zij schikte zich in deze liefkoozing, terwijl tusschen de- half-ge- loken oogleden de oogen groen schenen te lichten; toen plotseling deed zij een sprong achteruit, haast vijandig werd haar houding. Het mannetje brulde, dof en vleiend, terwijl de tijgerin dartel speelde in het avondlicht. Een dansende vlam scheen zij in de oranje lichtglanzingen zij kronkelde zich als een geweldige slang, zij kroop door het gras, verborg zich erin en veerde" weer omhoog met groote sprongen. Haar makker, die eerst onbewegelijk was blijven staan, de donkere pooten stijf- gestrekt en oogen, die rood schenen in de zon, wilde zich nu plotseling op haar werpen. Zij vluchtte en gleed weg tus schen een boschje van esschen, waar hij haar sluipend volgde. En Nam, die de roofdieren had zien verdwijnen, zeide: „Zij zijn weg, nu moeten wij de rivier oversteken." „Maar heeft Nam dan geen ooren meer en geen reuk?" antwoordde Naoh. ,,0f meent hij snellep te kunnen springen dan de reuzenleeuw?" Nam boog het hoofd; een dof gegrom weerklonk tusschen de esscheboomen en gaf nog meer beteekenis aan de woorden van den leider. De krijgsman erkende, dat het gevaar thans even nabij was, als toen de verscheurende dieren sluimerden voor de basaltblokken. Desniettemin bleef'er een sprankje hoop in de zielen der Oulhamr; de leeuwtijger en de tijgerin' zouden juist door hun sa- mengaan nog meer; de behoefte aan een hoi voelen. Want heel zelden huizen de groote roofdieren onder den blooten he- mel, vooral niet in het jaargetijde van de zware regens. (Wordt vervolgd). ^d£!T .rS^JgCTBB1'TT»J«BC^6Zt3^1SMSBB. SM De Burgemeester van TER NEUZEN maakt bij dezen bekend, dat het onderzoek, bedoeld bij artikel 29 der Landweerwet. dit jaar alleen zal worden ge- houden voor de lichtingen 1918a, 1918b en 1919 en dat dit onderzoek voot de in het verlofgangersre- gister van de landweer dezer gemeente ingeschreven verlofgangers zal plaats hebben te Ter Neuzen in het Arsenaal, op (a) de tijdstippen hieronder ver- meld Donderdag 4 November 1920, voormiddags 9 uur de lichtingen 1918a en 1918b en des namiddags 1,30 uur, de lichting 1919. a. de bij de landweer geplaatste verlofgangers van het reservepersoneel der landmacht, die tot dat reservepersoneel zijo toegetreden na 7 Februari 1910, zoomede de verlofgangers, die bij de landweer dienen krachtens verbintenis tot vrijwilligeri dienst; b. de landweerplichtige verlofgangers van de Rijkspostduivendienst a. de landweerplichtige hoefsmeden bij de infan- terie, die met groot verlof zijn d, de zicn met groot verlof bevindende landweer- plichtigen, die in verband met gewetensbezwaren tegen het vervullen van gewapenden dienst, zijn toe-' gelaten tot een vrijwillige verbintenis voor dienst, welke niet gericbt is op strijd met de wapenen. Een en ander geldt echter alleen, voor zooveel de onder a tot en met d bedoelde verlofgangers be- hooren of geacht worden te behooren tot een der landweerlichtingen 1918a, 1918b en 1919. a. de verlofgangers, die behooren totandere lich tingen dan de lichtingen 1918a, 1918b en 1919 b. de verlofgangers, die ten tijde van het onder zoek in lies genot zijn van ontheffing van den wer- lijken dienst c. de dienstplichtige verlofgangers, door wie, als geestelijke, bedienaar van den godsdienst, enz. een verzoek is ingediend om ontheffing van den werke lijken dienst, waarop door de Koningin nog niet is beslist d. de dienstplichtige verlofgangers, die een der betrekkingen bekleeden als aangeduid in kolom 2 van de lijst, vastgesteld bij Landweer-Besluit II, waartoe o. a. behooren de hoofdambtenaren, ambte- naren en bezoldigde beambten bij de Rijks- en bij de gemeentelijke politie, wier werkkring uitsluitend tot het politiewezen beperkt is, alsmede het personeel van den loodsdienst, betonning, bebakening en ver- lichting', dat aangesteld is als militaire loods of militaire kustwachter e. de verlofgangers, die bij de toestemmiBg tot het aangaan van een verbintenis tot uitoefening van de buitenlandsche zeevaart of van de zeevisscherij buitenslands dan wel tot verblijf buitenslands vrij- stelling hebben verkregen van de verplichting tot het bijwonen van het onderzoek (artikel 27 Land weerwet) f. de vrijwilligers van de Exploitatie-Compagnie van het Regiment Genietroepen. A. De verlofganger van de landweer moet bij dit onderzoek verschijnen in uniform gekleed en voorzien lo. van de tot zijn voorgeschrevea uitrusting verder behoorende kleeding- en uitrustingstukken 2o.' van de wapenen, het ledergoed, de reglementen en de dienstvoorschriften, hem uitgereikt Ho. van zijn sakboekje en van zijn verlofpas. B. Een arrest van efin dag tot zes dagen, te onder- gaan in de naastbijgelegen provoost of het naastbij- zijnde huis van bewaring, of een kwartierarrest van den dag tot zes dagen, te ondergaan in een kazerne, kan door den Landweerdistrictscommandant worden opgelegd aan den verlofganger lo. die zonder geldige reden niet bij het onder zoek verschijnt 2o. die, daarbij verschenen zijnde, zonder geldige reden niet voorzien is van al de hiervoren vermelde voorwerpen 3o. die de hiervoren vermelde voorwerpen, bij het onderzoek niet alle in dea vereischten staat ver- toont io. die een of meer der hiervoren vermelde voor werpen, aan een ander toebehoorende, als de zijne vertoont. C. De verlofganger, die zich schuldig heeft ge- maakt aan een der hiervoren onder lo. tot en met 4o. bedoelde feiten, is onverminderd de gehouden- heid tot het ondergaan van de hiervoren vermelde straf, verplicht op den tijd en de plaats, door den Landweerdistrictscommandant te bepalen, op de hier voren omsehreven wijze te verschijnen of opnieuw te Verschijnen om te worden onderzocht. D. Het personeel van de landweer wordt geacht onder de wapenen te zijn niet alleen gedurende den tijd, dien het onderzoek duurt, maar in het algemeen wanneer het in uniform gekleed is, zoodat degenen van dat personeel, die ongeregeldheden plegen of zich aan strafbare feiten schuldig maken hetzij bij het gaan naar de plaats van het onderzoek, hetzij gedurende het onderzoek of bij het naar huis keeren, te dier zake vallen onder de toepassing van het Crimineel Wetboek en het Reglement van Krijgs- tucht voor het krijgsvolk te lande. E. De verlofganger, die zich* niet onderwerpt aan een hem door de daartoe bevoegde militaire autoriteit opgelegde straf, uitgezonderd kwartierarrest, wordt op aanvraag van den Landweerdistrictscommandant aan den Burgemeester der verblijfplaats van den verlofganger aangehouden en onder verzekerd ge- leide naar de naastbijgelegen provoost of het naast- bijzijnde huis van bewaring overgebracht, F. de verlofganger, wien kwartierarrest opgelegd is, wordt tot het ondergaan van die straf in werke- lijken dienst geroepen. De onder C bedoelde verlofganger, die niet over- eenkomstig het daar vermelde verschijnt of, ver schenen zijnde, zich daarbij schuldig maakt aan een der in punt B onder 2o3o. en 4o. vermelde feiten, wordt in werkelijken dienst geroepen of gehouden voor den tijd van ten hoogste twee maanden. De duur van dezen dienst wordt door den Minister van Oorlog bepaald, die tevens het korps van het leger aanwijst, waarbij de werkelijke dienst moet worden vervuld. De verlofganger, die niet voldoet aan een oproeping voor den werkelijken dienst, wordt als deeerteur be- handeld, zoodra hij ingevolge den last van den Mi nister van Oorlog als deserteur is afgevoerd. Ingeval /.iekte of gebreken de deelneming aan het onderzoek mochten verhinderen, zal daarvan zoodra mogelijk aan jjen Landweerdistrictscommandant of de autoriteit, die in plaats van dezen het onderzoek houdt, moeten worden overgelegd een geneeskundige verklaring, welke op ongezegeld papier kan worden gesteld. Voor zooveel betreft den verlofganger, die zich buiten het Rijk bevindt, geldt in het bijzonder, dat het geneeskundig getuigschrift moet zijn een behoorlijk gelegaliseerde verklaring, afgegeven door een ter verblijfplaats van den verlofganger tot uit oefening van de genees- en heelkunde bevoegd ge neeskundige, dat de in die verklaring met naam en voornamen aan te duiden persoon door hem niet in staat wordt geoordeeld om bij het onderzoek te ver schijnen ten tijde, daarvoor aangewezen. De verlofganger, die het onderzoek elders wenscht te ondergaan hetzij binnen, hetzij buiten het Landweerdistrict, waartoe hij behoort kan zich met een daartoe strekkend en met redenen omkleed verzoekschrift wenden tot" ZIJN LANDWEERDI STRICTSCOMMANDANT. Het verzoek behoeft NIET op gezegeld papier te zijn gesteld, doch moet GEFRANKEERD worden verzonden. Wordt het verzoek ingewilligd, doch maakt de verlofganger van de vergunning geen gebruik, dan wordt deze geacht niet te zijn verleend. Verlofgangers, voor wie de uitoefening van hun beroep of bedrijf of andere omstandigheden deel- neming aan het onderzoek in NOVEMBER te be- zwarend zouden maken, kunnen zich met een ver zoek om het onderzoek in DECEMBER te mogen ondergaan, wenden tot den MINISTER VAN OORLOG. Dit verzoek behoeft NIET gezegeld Ie zijn en behoeft bij verzending binnenslands ook NIET gefrankeerd te worden verzonden. Verlofgangers, die van den Commissaris der Ko ningin in de prouncie toestemming hebben verkre gen tot het aangaan van een verbintenis tot uitoefe ning van de buitenlandsche zeevaart of van de zee visscherij buitenslands dan wel tot verblijf buiten slands, doch bij die toestemming geen vrijstelling of uitstel tot in December van het onderzoek hebben bekomen, zullen nog een verzoek om zoodanige vrij stelling of zoodanig uitstel aan dien Commissaris der Koningin kunnen zenden, indien zij daartoegegronde reden rneenen te hebben. Mocht die vrijstelling of dat uitsiel niet voor den datum, voor het onderzoek bepaald, verleend zijn. dan blijven debetrokken ver lofgangers gehouden om OP DEN VASTGESTELDEN TIJD bet onderzoek te ondergaan. Indien verlofgangers door ziekte of gebreken ver- hinderd zijn bij het onderzoek te verschijnen dan wel wegens woonplaatsverandering niet aan het onder zoek deelnemen. kan de Landweerdistrictscomman dant bepalen, dat door deze verlofgangers het onder zoek in de maand De ember wordt ondergaan. Ter Neuzen, 27 September 1920. De Burgemeester voornoemd, J. HUIZINGA.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1920 | | pagina 1