ALGEMEEN NIEUWS- en advertentieblad voor zeeuwsch-vlaanderen.
No. 7046.
Dinsdag 21 September 1920.
60e Jaargang.
ABONNEMENT:
ADVERTENTIEN:
0® Strijd om het Vuur.
Telefoon 35.
Bit Blatl vsrschijnt Maandag', Wosnsdag' en Vrijdagavonct, oltgezonderd op Feestdagen, bij de Firma P. J. YAH DE SARDE te Ter Neman.
Besmettelijke Veeziekte.J
Mond- en Klauwzeer.
BINNENLAND.
FEUILLET0N.
Per 3 maanden binnen de stad 1,40. Franco per post voor Nederland/1,60.
Bij vooruitbetaling voor het Buitenland per 3 maanden 2,20, perjaar 8,
Voor Nederland Per jaar bij vooruitbetaling 5,80.
Men abonneert zich bij de Uitgeefster, of buiten Ter Neuzen ook bij alle
Boekhandelaren, Postkantoren en Hulppostkantoren.
Van 1 tot 4 regels 0,80. Voor elken regel meer
Grootere letters en cliche's worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief,
op aanvraag verkrijgbaar is.
Inzending van advertentien liefst £en dag voor de uitgave.
0,20
hetwelk
Uitdrukkelijb word! onder de aan-
dacht ran belanghebbonden gebracht
dat de verplichling tot het doen van
aangifte en het onderzoek van ziek of
verdacht vee is blijven bestaan.
STATEN GEJtERAAL.
VEREEN1GDE VERGADERING VAN DE
BEIDE KAMERS.
op Zaterdag 18 September 1920, tot sluiting
van de zitting der Staten-Generaal.
De heer Van Voorst tot Voorst bekleedt
den Voorzittersstoel.
De Voorzitter deed door den griffier
van de Eerste Kamer voorlezen een Kon.
besluit van 14 September 1920 no. 52, waar-
bij de Minister van Binnenlandsche Zaken
wordt gemachtigd, heden te drie uren des
namiddags zich te begeven naar de verga-
dering van de Staten-Generaal, ten einde in
een vereenigde vergadering der beide Ka-
Rooan uit den Oertijd
door
I. H. ROSNY.
10
De tijger schatte zijn tegenstander naar
waarde. Hij viel hem niet onmiddellijk aan;
hij laveerde kronkelend als een slang, hij
wachtte een onverhoedsche of slinksche be-
weging af, waardoor hij zich op het achter-
deel van den stier zou kunnen werpen, de
ruggewervels zou kunnen breken of de keel-
ader doorknauwen. Maar de urus, die geen
oogenbik zijn aanvaller uit het oog verloor,
bood hem steeds weer het ijzeren voorhoofd
met de puntige horens
Plotseling stond het roofdier onbewege-
lijk- Met gestrekte pooten, met groote, sta-
rende, gele, schier verwilderde oogen zag
hij een ontzaglijk dier naderen. Het geleek
op den tijger, maar was forscher en steviger
van bouw; ook herinnerde het aan den
leeuw, door zijn manen, zijn breede borst en
zijn statigen gang. Ofschoon het zonder
aarzelen nader kwam, verried het toch een
zekere ongewisheid, als van een dier, dat
niet op eigen jachtterrein is. De tijger was
op eigen gebied. Sinds tien jaargetijden
heerschte hij over dezen grond en de andere
roofdieren, luipaard, panter, hyena leefden
slechts van wat hij oyerliet; iedere prooi be-
hoorde hem, zoodra hij die had gekozen;
geen levend wezen verzette zich tegen hem.
want bij toevallige ontmoetingen, verscheur-
de hij eland, ree, megaceros, urus, oeros of
antilope. De grijze beer had misschien in
het koude seizoen zijn domein wel eens be-
treden, andere tijgers woonden in het noor
den en leeuwen leefden bij de stroomen,
maar geert was gekomen om hem zijn heer-
schappij te betwisten. En hij was op zijn
mers de zitting in naam der Konrngin te
sluiten.
De Voorzitter benoemde een commissie,
welke den Minister in het gebouw zou ont-
vangen en uitleiden. Zij bestond uit de
heeren Van den Berg en Van Embden, leden
der Eerste, Rutgers, Van Berensteyn, Dres-
selhuys en De Wilde, leden der Tweede
Kamer.
Kort daarna trad de Minister, voorafge-
gaan door de leden der commissie, de ver-
gaderzaal binneq.
De heer Ruys de Beerenbrouck, Minister
van Binnenlandsche Zaken, plaatste zich
achter de Ministerstafel en hield de vol
gende rede:
„De Koningin heeft mij opgedragen, de
zitting der Staten-Generaal in haar naam te
sluiten.
Het gemeen overleg met de Staten-Gene
raal heeft tot onderscheidene wettelijke
maatregelen geleid, van welke de voorzie-
ningen ten bate der arbeidersklasse, de be-
hartiging van de volksgezondheid en de zorg
voor de volksontwikkeiing op den voorgrond
treden. Vertrouwd mag worden, dat de al-
dus volbrachte arbeid van heilzamen iri-
vloed zal blijken.
De Koningin heeft mij opgedragen, u
haar dank te betuigen voor uw ijver en uw
toewijding aan 's lands belang.
In naam der Koningin en daartoe door
haar gemachtigd, verklaar ik deze zitting
der Staten-Generaal te zijn gesloten.
De Minister werd door de commissie uit-
geleid.
Nadat deze in de vergaderzaal was terug-
gekeerd, sloot de voorzitter de vereenigde
vergadering.
INWERKINGTRED1NG ARBEIDSWET.
Het voornemen bestaat, de Arbeidswet
1919 gedeeitelijk op 24 October a. s. in
werking te doen treden en den termijn be-
treffende de volledige doorvoering van het
verbod van arbeid van kinderen beneden
14 jaar op 1 Juli 1921 te stellen.
Van eersfgenoemden datum af zullen be-
halve de wettelijke bepalingen van alge-
rneene strekking, gelden:
A. het verbod van arbeid in den zin der
wet voor kinderen beneden 14 jaar of nog
leerplichtig (artikel 9) met uitzondering
van:
1°. kinderen, die op 24 October 1920
twaalf jaar oud en niet leerplichtig zijn,
indien voor dat tijdstip te hunnen aanzien
een verklaring is afgegeven, dat voor hen
geen gelegenheid was, om verder onderwijs
op school te ontvangen na het eindigen
hunner leerverplichting;
2°. kinderen, die op 24 October 1920
dertien jaar oud, en niet leerplichtig zijn;
3°. dertienjarige, niet leerplichtige kin
deren van het mannelijk geslacht, die dien
leeftijd zullen bereikt hebben tusschen 24
October 1920 en 1 Juli 1921;
B. De bepalingen op grond van gevaar
voor de gezondbeid, de zedelijkheid of het
hoede geweest voor onkwetsbare rhinoceros-
sen of voor mammoeths met hun zware poo
ten; hij achtte het te zwaar voor zich om
dezen te bestrijden. Welnu, hij kende dit
vreemde wezen niet, dat zoo juist verscheen
en hij was verwonderd.
Het was een zeldzaam dier, een dier uit
den oertijd, waarvan het ras reeds sinds dui-
zenden jaren uitstierf. Zijn instinct waar-
schuwde den tijger, dat dit beest sterker
was dan hij zelf, beter toegerust tot den
strijd, even snel, maar daar hij gewend was
aan een altijd wederkeerende overwinning,
worstelde hij tegen zijn vrees. Zijn houding
toonde dezen tweestrijd. Naarmate de vij-
and naderde, ging hij eerder iets op zij, dan
dat hij zich terugtrok; zijn houding bleef
dreigend. Toen de afstand tusschen hen
beiden gering genoeg was, spande de leeuw-
tijger zijn geweldige borst en brulde, daar-
op krornde hij zich en deed zijn eersten
sprong tot den aanval, een sprong, vijf en
twintig vamen lang. De tijger ging achter-
uit. Bij den tweeden sprong van den lcolos-
sus wendde hij zich om, ten einde terug-
trekkend te strijden. Maar die beweging
werd ternauwernood uitgevoerd. Zijn woede
sleepte hem mee, groen lichtten de gele
oogen; hij nam den strijd aan. Maar hij
was ook niet meer alleen. Een tijgerin dook-
op uit het gras; zij snelde ontstuimig toe,
een schitterende, schoone verschijning, ge-
reed om het mannetje te helpen.
De leeuw aarzelde op zijn beurt; hij ver-
trouwde zijn kracht niet. Wellicht zou hij
zich hebben teruggetrokken en den tijgers
het terrein hebben gelaten, als niet de te
genstander, opgezweeRt door de kreten van
de toesnellende tijgerin, zich gereed had
gemaakt tot den aanval. Het reusachtige
roofdier zou zich er in hebben kunnen
schikken om het veld te ruimen, maar zijn
verschrikkelijke spierkracht, de herinnering
aan al het vleesch, dat hij vaneengereten en
de beenderen die hij vermorzeld had. noopte
I hem om deze aanranding te straffen. Nog
feven van jeugdige personen of vrouwen,
krachtens artikel 10 der wet bij het Arbeids-
besluit 1920 gesteld, welke o.m. betrekking
hebben op arbeid in fabrieken of werkplaat-
sen, winkels, apotheken en kantoren;
C. De voorschriften, in artikel 11 der
wet gesteld ter bc-chenning van kraamvrou-
wen en zoogende moeders;
D. Het voorschrift, dat aan een jeugdig
persoon, die arbeid in den zin der wet ver-
richt, gedurende ten hoogste 8 uren van den
wekelijkschen werktijd gelegenheid moet
worden gegeven. de lessen te volgen in in-
richtingen voor godsdienst-, voortgezet-,
herhalings- o* vakopderwijs (artikel 12);
E. De bepalingen omtrent arbeids- en
werktijden in fabrieken of werkplaatsen en
in broodbakkerijen (artikelen 22r—43 der
wet en de op grond daarvoor uitgevaardig-
de algemeene maairegelen van bestuur);
F. Het verbod om, behoudens in enkele
bij of krachtens d. wet gestelde uitzonde-
ringsgevallen- bakjjersarbeid te verrichten
op Zonaag (resp den Sabbath) en tusschen
8 uur des namiddags en 6 uur des voor
middags. geldende zoowel voor arbeiders
als voor patroor.s (artikelen 3530);
G. Het voorschrift, dat het hoofd of de
bestuurder eener onderneming van ieder
persoon beneden 18 jaar of iedere genuwde
vrouw, die arbeid In den zin der wet ver-
richt, in het bezit moet zijn van een dien
persoon of die vrouw betreffende arbeids-
kaart (artikel 67);
H De bepalingen omtrent het houden
van arbeidslijstenen arbeidsregisters in
fabrieken of werkplaatsen (artikelen 68 en
69).
Aan het aanvankelijke voornemen. om
de wet op 1 Octobet a.s. in werking te doen
treden, kan om twee redenen geen gevolg
worden gegeven. In de eerste plaats heeft
de behandeling van een vijftal algemeene
maatregelen van bestuur (het werktijdenbe-
sluit, het rusttijden- en arbeidslijstenbesluit,
het overgangsbesluit en de algemeene maat
regelen krachtens artikel 36, 3e lid en arti
kel 91) zoovee' tijd gekost, dat zij eerst in
de tweede helft dezer maand in het Staats-
blad kunnen worden geplaatst. Aan be-
langhebbenden nu dient eenige tijd gelaten
te worden, om van die maatregelen kennis te
nemen en hun bedrijf daaraan aan te pas-
sen, voordat deze in werking treden. In de
tweede plaats is met de doorvoering der
administratieve voorschriften, het drukken,
verzenden of beschikbaar stellen en invullen
van arbeidskaarten. arbeidslijsten en ar
beidsregisters nog eenige tijd gemoeid. Dit
blijkt wel uit de oplaag dier bescheiden,
welke bedraagt voor de arbeidskaarten
360.000, voor de registerkaarten van uitge-
geven arbeidskaarten 360.000, voor de ar
beidslijsten 40-000 en voor het arbeidsregis-
ter 10.000.
Belanghebbenden kunnen zich op grond
van het vorenstaande op de gedeeltelijke in-
voering der wet op 24 October a.s. voorbe-
reiden.
slechts een sprong scheidde hem van den
tijger. Hij deed een sprong, maar bereikte
niet het doel, want de ander was gezwenkt
e;n trachtte een flank-aanval uit te voeren.
De leeuw der holen stond onbeweeglijk den
aanval af te wachten. Klauwen en muilen
werden een verwarde massa, men hoorde
het knarsen van de soheurende tanden en
heesch gerochei. Omdat hij iager op de poo
ten stond dan de leeuw, trachtte de tijger
den vijand bij de keel te grijpen; hij slaagde
er bijkans in. Maar door een paar korte
bewegingen werd hij teruggeworpen; een
machtige klauwslag sloeg hem ter aarde en
de reuzen^leeuw begon hem den buik open
te rijten. Als blauwe lianen slingerden zich
de ingewanden over den grond; het bloed
kleurde het prairiegras scharlaken; een hui-
veringwekkend gebrul deed de savanna
daveren. De leeuwtijger begon de ribben te
verbrijzelen, toen de tijgerin nader kwam.
Aarzelend eerst; zij rdok het warme bloed
en begreep, dat haar makker verslagen
was; zij stoofte een klagenden kreet om er-
barmen uit.
Op dien roep richtje de tijger zich op, voor
het laatst werd hij vervuld door een mach-
tigen strijdlust, maar reeds bij de eerste
schrede verwarde hij zich in zijn ingewan
den en hij bleef onbewegelijk staan op wan-
kele pooten, de oogen tintelend van levens-
begeeren. De tijgerin overwoog instinctief
wat nog aan levenskracht restte voor hem,
die zoo langen tijd met haar de lillende
prooi had gedeeld haar nageslacht had be-
schermd, hun ras had verdedigd itegen tal-
looze listen en lagen. Een onbellende te
derheid doortrilde haar; zij voelde plotse
ling hun saamhoorigheid, de gemeenschap-
pelijkheid van hun strijd hun vreugde en
hun smart. Daarop deed de natuurwet haar
kleinmoedig worden, zij wist, dat een
kracht, verschrikkelijker dan van tijgers zich
tqgenover haar had gesteld en sidderend
van verlangen om te leven, vluchtte zij naar
het hooge woud, met een dof klagelijk ge-
NEDERLANDBELG1E.
Belgie wil niet.
De „Vingtieme Siecle" meldt, dat de rm-
nisterraad Vrijdag het officieuse voorstel
van de Engelsche regeering betreffende de
kwestie der Wielingen, om de zaak aan eer,
commissie van vier leden, resp. benoemd
door Belgie, Nederland, Engeland en Frank-
rijk, te onderwerpen, heeft besproken.
De ministers meCnden, dit voorstel van
de hand te moeten wijzen.
En zoo zal het zeer goed kunnen geschie-
den, schrijft de H. Crt., dat aan Belgie de
waarheid van het oude spreekwoord wordt
voltrokken: wie het onderste uit de kan wil
hebben, krijgt het lid op den neus.
De „Nation Beige" insinueerde dezer da-
gen, dat onze gezant te Brussel, jhr. Van
Vredenburch, sinds eenigen tijd, toen minis
ter Hijmans het departement van Buiten-
landsche Zaken nog beheerde, geen bezoe-
ken op dit departement meer aflegde, maar
den weg erheen teruggevonden had, sedert
minister Delacroix het ad interim beheert,
wijl deze bewindsman een minder militante
houding jegens Nederland aanneemt, dan de
heer Hijmans placht te doen.
Jhr. Van Vredenburch heeft er den Brus-
selschen redacteur van de ,,Msb." op ge-
wezen dat het blad hiermede een nieuwe on-
waarheid heeft verspreid. Hij bracht toch
geregeld zijn bezoeken bij minister Hijmans
en deze waren steeds alleraangenaamst.
De „Nation Beige" zal, veronderstellen
wij, wel nalaten het lasterbericht in te trek-
ken en er excuses voor aan te bieden. Want
een dergetijke tegenspraak komt allerminst
in haar kraam te pas.
BURGERWACHTEN.
Wij ontleenden aan het „Volk" het bericht,
dat op de begrooting voor Binnenlandsche
Zaken een bedrag van anderhalf miilioen
gulden zal worden uitgetrokken voor de bur-
gerwachten. De .Residentiebode" doet naar
aanleiding van dit bericht opmerken, dat het
bedrag juist is, maar niets nieuws. Het is
eenvoudig een administratieve maatregel.
De uitrusting en bewapening der burger-
waehten stonden tot nog toe onder Oorlog
en worden nu naar Binnenlandsche Zaken
overgebracht. Dat is alles.
NATIONALE BETOOG1NG VOOR
PLAATSELIJKE KEUZE.
De nationale betooging voor Plaatselijke
Keuze, naar aanleiding van de op handen
zijnde bespreking van het wetsontwerp-Rut-
gers in de Tweede Kamer, is definitief be-
paald op Zaterdag 13 November a.s., 's na
middags 2 uur in het gebouw voor Kunsten
en Wetenschappen alhier. Deze meeting be-
oogt een krachtige aansporing te zijn voor
de regeering en het parlement om rekening
te houden met den ernstigen wensch der
drankbestrijders-organisaties in ons land.
grom en een langen blik achterwaarts.
J)e reuzenleeuw volgde haar daar niet;
hij genoot van de kracht zijner spieren, hij
snoof den geur van den avond in, den geur
van avontuur, van liefde en van roof. De
tijger boezemde hem geen vrees meer in, hij
'beloerde hem nog, hij aarzelde om hem af-
te maken want hij was voorzichtig van
aard en vreesde als overwinnaar nuttelooze
wonden.
Het uur van het avondrood was aange-
broken; het gleed door de dichtheid der
wouden, langzaam. wisselend en verrader-
lijk. De dieren van den dag zwegen. Nu en
dan werd het gehuil der wolven gehoord.
het geblaf van honden, of het spottend
lachen van een hyena, de vleugelslag van
een roofvogel, het klepperend gekwaak van
kikvorschen of het geknirp van een sprink-
haan. En terwijl de zon neerdook achter
een heir van toppen, rees de groote maan
in.^et oosten.
blechts de beide roofdieren waren te zien;
de urus was gedurende het gevecht verdwe-
nen; in de donkere schaduwen speurden
duizenden gevoelige neusgaten hun ge-
vreesde nabijheid. En weer voelde de reu
zenleeuw de zwakheid van zijn kracht. Tal-
looze bevende dieren lagen in het kreupel-
bosch en op de open plekken van het
woud; en toch moest hij weer iederen dag
den hongerdood vreezen. Want zijn
lichaamsreuk ging met hem: die verried hem
eerder dan zijn tred, dan het gedreun van
den bodem. het geritsel van gras, bladeren
en takken. Die was alom, scherp en wreed-
tastbaar in de diepste duisternis en over den
waterspiegel. hii was de schrik en tegelijk
een waarschuwing voor zwakkere wezens.
Dan vluchtte alles, verborg zich of ver-
dween spoorloos. De aarde werd ledig; er
was geen leven meer, nergens was meer
een prooi; het roofdier scheen alleen in de
wildernis.
En nu de avond viel was de koiossus uit
gehongerd. Uit zijn jachtgebied was hij door
DUURTEBIJSLAG AAN GEESTELIJKEN.
Op een vraag van den heer Oud of de
Minister van Financien voornemens is te
bevorderen, dat ook over het jaar 1920 aan
de bedienaren van den godsdienst, die een
traktement uit 's rijks kas genieten, een
duurtetoeslag wordt verleend, heeft deze
bewindsman ge&ntwoord, dat zoodanig
voornemen bij hem niet bestaat.
WETSONTWERP-WINKELSLUITING-
De heer Schaper heeft de volgende vra-
gen tot den Minister van Landbouw gericht:
1. Is de Minister van plan, zijn belofte,
gedaan in zijn schrijven van 12 Augustus
1919 aan het hoofdbestuur van den alge-
meenen Ned. bond van handels- en kantoor
bedienden, waarin hij zich ,,gaarne bereid"
verklaarde, „over een ontwerp op de winkel-
sluiting (dezen) bond te hooren, gestand
te doen?
2. Waaraan is het toe te .schrijven. dat
de Minister van Binnenlandsche Zaken Mei
1920 in de Memorie van Toelichting op het
ontwerp Zondagswet mededeelde, dat een
regeling der winkelsluiting spoedig is te
wachten, terwijl genoemd bondsbestuur tot
heden nimmer daarover is geraadpleegd?
GEZANTSCHAP BIJ HET VATICAAN.
Naar de Tijd verneemt, zal bij de a.s.
Dinsdag in te dienen Staatsbegrooting wor
den voorgesteld den tijdelijken gezant-
schapspost bij het Vaticaan om te zetter. in
een definitieven.
DE RENTETREKKERS.
Het dagelijksch bestuur der Vereemging
van Rentetrekkers heeft een adres gezonden
aan de Tweede Kamer, waarin wordt ge-
zegd, dat het verband tusschen het percen
tage invaliditeit en het rentebedrag geheel
is verbroken. Alle invaliden en hun nage-
laten betrekkingen van voor den oorlog lij-
den de bitterste armoede, zijn gedaald tot
de laagste sport van de maatschappelijke
ladder. De Vereeniging wijst er op, dat de
maatregelen, die sinds den laatsten tijd ge-
nomen zijn om hun vanwege het armbestuur
of het Kon. Nat. Steuncomite een bijslag te
geven, geheel onvoldoende moeten worden
geacht. Zij verzoekt ten slotte het daarheen
te leiden, dat de rente wordt berekend naar
het thans geldende dagloon; het armenzorg-
stelsel wordt afgeschaft, het lange wachten
op de uitkeering een einde neme; en aan
jeugdige invaliden een stijgende uitkeering
wordt toegekend in verband met den leeftijd.
POSTCHEQUE- EN GIRODIENST.
Bij het wetsontwerp, in hoofdzaak ten
doel hebbende centralisatie van den post-
cheque- en girodienst door oprichting van
agentschappen en inrichting van den dienst
als staatsbedrijf op de leest der Bedrijven-
wet waartegen de Tweede Kamer be-
zwaar maakte werd ook beoogd de in
voering van enkele verbeteringen die noch
bij de schriftelijke behandeling, noch bij de
beraadslaging bedenking hebben ontmoet.
een natuurramp verdreven, hij was de ri-
vieren en stroomen overgezwommen, en had
door onbekende streken gezworven. En nu
nieuw terrein was veroverd door het vellen
van den tijger, spalkte hij de neusgaten en
zocht op den wind den geur van dieren, die
heinde en ver weggevloden waren. iedere
prooi scheen hem ver weg; hij zag nauwe-
lijks hoe kleine beesten door het gras sio-
pen, een paar musschennesten ontsnapten
zijn aandacht, evenals twee reigers, die op
een donkeren populier in hun veeren zaten
gedoken, en wier waakzaamheid toch niet
verschalkt zou worden, zelfs al had het
roofdier tegen den boom kunnen klauteren
maar sinds hij zijn vollen wasdom had
bereikt, klom hij nog slechts op lage boom-
stammen en tusschen dikke takken.
De honger dreef hem naar die iauwe golf,
die uit de ingewanden van zijn slachtoffer
vloeide; hij kwam dichterbij, hij snuffeide
er aan; de lucht walgde hem. Ongeduidig
sprong hij op den tijger, en brak hem
ruggegraat, toen zwierf hij verder.
De vorm van de zwerfblokken trok hem
aan. Omdat zij van den wind af lagen en
zijn reuk niet zoo scherp ontwikkeld was.
als die van de wolven, had hij de nabijheid
van de menschen nog niet bemerkt. Toen hij
nader kwam, wist hij, dat zijn prooi_ hem
wachtte en de hoop deed zijn adem sheller
gaan.
Trillend beschouwden de Oulhamr het
hooge silhouet van den leeuw. Sinds de
vlucht van den megaceros was het, als had-
den alle schrikwekkende verhalen, die zij
ooit hoorden, zich voor hun oogen afge-
speeld, als was alles, wat de levenden doet
sidderen, aan hen voorbij getrokken. In
de rosse schemering zagen zij den leeuw
tijger rondsluipen om hun schuilplaats: zijn
snoet boorde zich in de spleten, zijn oogen
glinsterden van groen licht; heel zijn wezen
ademde haat en begeerte.
(Wordt vervolgd).
De Burgemeester van TER NEUZEN raaakt bekend,
dat de Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel,
met ingang van 30 Augustus 1920, heeft verlio
den Iiet vervnrrrn of dnen vervoeren
vail EierUaaivrnrle dieren en vHrlien«
luit een knng in de provincien Noprdbrabant en
Limburg, begrensd ten westen door de provincie
Zeeland. ten noorden door den spoorweg vanaf ge-
noemde grens over Bergen op Zoom, Roosendaal,
Breda, Tilburg, Boxtel, Eindhoven, Venlo, Duitsehe
grens, ten oosten door de Duitsehe grens en ten
zuiden door de Belgische grens, met inbegrip van
het gedeelte van de gemeente Roosendaal ten noor
den van genoemden spoorweg gelegen. Met ingang
van gelijken datum is in denzelfden kring ver-
kodeii liet liouden van marklrn, open-
bare v» rkoopingen. tenliionnlrllinjfeii
en andere vereeni|;iugrn van herkaa
wende dieren en varkena.
Wanneer bijzondere redenen afwijking van het
verbod noodzakelijk maken, kan zoodanige afwijking
worden toegestaan door den betrokken Commissaris
der Koningiri, onder de door den betrokken Districts-
veearts aan te geven voorWaarden.
Ter Neuzen, 18 September 1920.
De Burgemeester voornoemd,
J. HUIZINGA.
De Burgemeester van TER EI ZBX maakt bekend,
dat vol gens beschikkingen van den Minister van
Landbouw, Nijverheid en Handel buiten toepassing
zijn gesteld de volgende inaatregelen met betrekking
tot mond- en klauwzeer
lo. verwijdering en afzondering;
2o. plaatsing der kenteekenen
3o. merking
4o. afsluiting van hoeven enz. en verbod van ver-
voer van en naar afgesloten kringen
5o. ontsmettiug
vio. verbod van vervoer naar besmette plaatsen.
De Burgemeester voornoemd,
J. HUIZINGA.