ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. No. 703 Zaterdag 4 September 1920. 60e Jaargang. mm S U I K E R Als de ziele luistert FEUILLETON. m het BLj .v-i_ ±D Oe Burgemeester van IER NEUZBN maakt oekend, dat boa no. van de Rpksmikerkaan geldig is van Maaiiring tt t/m Zondag 12 September. Ten Neuzen, 3 Sept. 1920. De Burgemeester voornoemd, J. HUIZ1NGA. De ook in ons land bekende Vlaamsehe dichter Guido Gezelle zegt in een zijner k'ieengedichtjes het volgenae: ,,Als de zjele luistert ,,spreekt het al een taal dat leeft, ,,'t lijzigste gefluister ,,ook een taal en teeken heeft." en daarmede wijst hij in het bijzonder op de natuur die wel geen duidelijke stem te hoo- ren geeft zooals menschen dat doen kunnen in hun spreken, maar die toch in hare ver- schillende geluiden wel wat tot den mensch heeft te zeggen. ,,Blaren van de boomen ,,kouten met malkaar gezwind," In het geruisch dat de bladeren van de boomen maken hoort hij hoe zij met elkan- der spreken, zooals b.v. de populier wiens bladeren steeds in beweging zijn; wat staat hij druk te praten. ,,baren in de stroomen ,,Klappen luide en welgezind." De golven van de rivier of van de zee geven l.urf geluid; het is of zij kabbelend or ruischend met elkander spreken, en elkan- der veti hebben te vertellen, van wat zij ge- zien hebben. Als de ziele luistert, als niet slechts het oor van het lichaam zijn werk doet, maar de verbeelding of ook 't hart van den mensch meespreekt, dari kunnen we in de schoone natuur zooveel zien en hooren wat bij oppervlakkige beschouwing aan ons voorbijgaat. Wij willen op 't voetspoor van dien diehter Ook eens luisteren, of liever onze oogen de kost geven en nagaan wat er tot onze ziel gezegd wordt, als wij de natuur beschouwen. Wij bewonderen diitmaal de boomen, zooals wij ze kennen in onze omgeving, in dit jaargetijde nog met hun blaad'ren getooid. Hoe tier, hoe trots rijzen zij daar uit den grond, en heffen hunne forsche stanrmen naar boven. De takken diie aau alle kanten zich uitspreiden heffen zich mede opwaarts vanwaar het lioht komt, en zij doen het met hun rijken groenen bla- derdos. Is groen niet de kleur der hoop? Hoopvoi strekken zij zich uit naar't hemel- gewelf, naar den koepel die zich welft over de aarde. Vandaar komt het licht dat zij noodig hebben om te leven, en wel drijven menigmaal donkere wolken over hen, die het licht temperen, maar de blauwe hemel blijft toch steeds over alles uitgebreid en straks gaan de wolken weg en het blauw van den helderen hemel wordt zichtbaar. Blauw is de kleur van trouw. Dat blauw komt altijd weer te voorschijn. Zoo staan de boomen daar in hun kracht, in hun pracht, vol hoop strekken zij zich uit naar boven, naar het licht, en hoewel zij daarop soms wachten moeten, teleurgesteld worden zij niet, want trouw is de hemel die wel eens lang met wolken bedekt zijn kan, maar straks toch weer in heiderheid te voorschijn komt en brengt het voile licht. Hooren wij daarin Roman uit den Oertijd door J. H. ROSNY. Aghoo, die te Voren Gammla niet had geacht, als zij over de savanna sloop, voelde de hitte van zijn bloed, toen Faouhm het meisje prees. Zijn impulsieve aard maakte, dat hij haar thans even heftig begeerde, alsof hij lange jaren dezen hartstocht had gekend. Van dat oogenblik was het vonnis over zijn mededinger geveld; hij behoefde geen besluit meer te nemen; de beslissing trilde in iedere vezel van zijn lichaam. Naoh wist het. Hij omklemde de strijdbijl in zijn linkerhand en zijn jachtspies in de rechter. Bij Aghoo's uitdaging waren zijn breeders opgerezen, ondoorgrondelijk en verschrikkelijk. Zij geleken verwonderlijk op hem, woester nog met bossen ros haar, de oogen vol groen-gouden flitsen als de dek- schilden der kevers. De soepelheid hunner lichamen was even dreigerid als hun kracht. Alle drie, gereed tot den doodslag, beloer7 den Naoh, Maar een gemompel ging op onder de krijgers. Zelfs zij, die in Naoh de lauwheid van zijn haat laakten, wilden hem niet zien sneven na de vernietiging van zoo- vele Ouihamr en vooral niet, nu hij beloofde het Vuur weder te brengen. Zij wisten hoe- veel krijgslisten hij kende, hoe onvermoeid hij was, hoe bekwaam om de zwakste vonk weer te doen opflikkeren uit de asch; velen geioofden in zijn welslagen, Weliswaar bezat Aghoo ook het geduld en de geslepenheid, die ondernemingen tot een goed einde brengen en de Ouihamr beseften geen schoone taal, als de ziele luistert? Zoo kan de mensch niet gelukkig zijn indien hij zijn geest niet opwaarts verheft, indien zijn hart niet uitgaat naar het licht dat komt van Hem, die boven de wolken woont. Op dat licht is de ziel van den mensch aangewezen en als nu het schepsel zich uitstrekt naar zijn Schepper, dan zal het verkwikt worden en daar staan in het leven moedig en tier. Vol vertrouwen mag de mensch zich naar zijn Schepper keeren, vol hoop, dat Hij ein- delijk licht en kracht geven zal, want al zijn er vaak donkere wolken, al zijn daar raad- selen, onbegrepen moeilijkheden, onverhoor- de gebeden, in alles blijft de trouw van God. En, oindat bij den Schepper is de on wankelbare trouw daarom blijve elk schep sel vast op Hem vertrouwen. Zegt dat de natuur ons niet, als de ziele luistert? Zij wijst ons hier wel op het onmisbare van den godsdienst voor den mensch, en zij wijst ook heen_ naar de zuivere gods dienst. in onze dagen komt bij velen de godsdienst wel wat in discrediet. Men zegt, dat er reden voor is. Wat moet men al ondervinden van hen die zich voor zeer godsdienstig uitgeven? Wat een ge- kibbel, wat een verdeeldheid, wat een klein gedoe wordt er in godsdienstige kringen ge- vopden en dat had men daar toch allerminst verwacht. is de godsdienst dan wel een kracht, maakt hij den mensch dan wel beter, zoo wordt dan onwillekeurig gevraagd door hen die door hun omgeving en opvoeding verhinflerd werden om met den zuiveren godsdienst in aantaking te komen. Men leert den godsdienst vaak niet anders ken nen dan in den vorm van gebondenheid, on- natuurlijkheid, een reeks van voorschriften waaraan men gedwongen is zich te onder- werpen. is het wonder, dat men zich daar van afwenden gaat? Maar het blijft toch de vraag of het verstandig is, want er is toch nog wel andere godsdienst, die zuiverder is?' De mensch van onze dagen heeft drin- gende behoefte aan blijdschap. Er is zoo veel wat ontstemt, er is zooveel aan vragen en klachten, er zijn zooveel gebroken levens, zoovelen werden teleurgesteld. Wie doet de levensvlam weer opflikkeren? Bij de gods dienstige menschen vindt men de blijdschap niet waarnaar men zoekt, 'tikan daar bij velen zoo somber zijn. De mensch van onze dagen heeft behoef te aan steun en kracht, want waar is de ze- kerheid gebleven, wat is er nog vast, waar- op men steunen kan? En bij zoovele Chris- tenen vindt men die vastheid niet, ook zij beven als de bladeren van de boomen wan- neer de zon van hun geluk achter donkere wolken schuil gaat. Zoo meent men reden te hebben den godsdienst te laten voor 't geen zij is. Maar is het verstandig een zaak van gewicht te beoordeeien naar zijn uitwassen? Wat men ook moge inbrengen tegen allerlei wat in godsdienstige kringen te zien is, dit neemt niet weg, dat de gods dienst ook voor den mensch van onze dagen blijft de groote kracht, het licht; maar dan lette men op de zuivere beteekenis van den godsdienst. Is het niet de bedoeling van den godsdienst, om het hart van het schepsel te brengen bij zijn Schepper? Om den mensch van harte te vereenigen met zijn God en wel zoo, dat de mensch geheel op Hem leert vertrouwen en zich ge- heel aan Hem leert overgeven als de hoogste macht en de hoogste liefde, die nimmer te- leurstelt? De voornaamste trek van den godsdienst is overgave, veilige overgave; vertrouwen, vast vertrouwen. Vindt het leven geen ver- kwikking, geen kracht waar die overgave en dat vertrouwen in 't hart zijn? Hoog in de takken der boomen zingen de vogelen hun lied; zij zitten op de dunne takjes en worden heen en weder geslingerd het nut van een tweevoudige pogiAg. Zij ver- hieven zich en liepen in verwarring door- een; de aanhangers van Naoh, die aange- moedigd werden door de schreeuwers, maakten zich gereed tot den strijd. Ofschoon hij geen vrees kende, was de zoon van den Urus niet roekeloos. Hij stel- de den twist uit. Goun met de verdroogde beenderen gat uiting aan de vage denkbeel- den der menigte. Willen de Ouihamr van de aarde ver- dwijnen? Hebben zij dan nu reeds vergeten, dat de vijanden en het water zoovele krijgers hebben geeischt: op vier is er siechts een enkele overgebleven. Allen, die strijdbijl, jachtspies en knots kunnen voeren, moeten leven. Naoh en Aghoo zijn krachtig onder de mannen die jagen op de savanna en in de wouden; als een van hen sterft zijn de Ouihamr meer verzwakt, dan dat er vier an- deren zouden omkomen. De dochter van het Moeras zal hem dienen, die ons het Vuur weder geeft; de horde wil het zoo," ,,Zoo zij het," ondersteunden ruwe stem- men. En de vrouwen, machtig thans door haar aantal, haar schier ongebroken kracht, haar eenheid van wil, kreten: Gammla zal behooren aan d^n her- overaar van het Vuur." Aghoo haalde de ruige schouders op, Hm verfoeide het volk, maar oordeelde 't niet raadzaam om het thans te trotseeren. Zeker van zijn overwinning, bahield hij zich voor, om al naar hun samentreffen, zijn mededin- ger te bestrijden en hem te doen verdwijnen. En zijn borst spande zich in zelfbewustzijn. II. De Mammoeths en de Oerossen. Het was het volgend ochtendgloren. Een hooge wind dreef de wolken voort, terwijl door den wind. Kunnen ze dan rustig voort- biijven zingen en vreezen ze dan niet, dat de takjes kunnen breken en zi} zullen storten naar benedenr z,ij denken daaraan niet. Laat de storm de twijgen zwiepen en breken zij spreiden immers aadelijk hunne vleuge- len uit, daarop rusten ze dan en zwe- ven ze haar een andere plaats die steun hun biedt. Veilig weten zij zich overal: Zoo kan de waaraeiitig godsdienstige mensch te midden van de stormen des levens blijde zijn levenstaak vervullen, zijn ievenslied zin gen als zijn zk de vleugelen van vertrou wen heeft onn; Igen, van vast vertrouwen op zijn God, w; it dan weet hij zich veilig overal en dat is voor hem de blijdschap en kracht. Dat geheim ligt nog altijd in den godsdienst, ook voor de menschen van.on- zen tijd. Er zijn ook boomen waarvan de takken naar beneden hangen, die hunne takken naar de aarde richten. De menschen zijn gewoon hen treurboomen te noemen. Dat is veel- zeggend. Treurig moet het zijn in het hart van den mensch, die niet naar boven ziet. Treurig in 't hart dat niet uitgaat boven het goed, dat hier beneden op aarde is, treurig in het hart dat niet vertrouwt op Hem, die wel onzichtbaar is, maar toch met Zijn al- macht en liefde fief zoekend menschenhart geheel verkwikt. Wij merken verder op (en daartoe is niet veel gave om op te merken noodig), dat de boomen daar staan op hun plaats onbeweeg- lijk. Altijd op dezeidfe plaats staan ze, bij dag of bij nacht, bij telle koude of groote hitte, bij stormen en onweders of in de stiite, zij staan daar geduldig op hun eigen plaats. En dus weet ge o mensch waar ge hen vin- den kunt en wat ge aan" hen hebtop die plaats kunt ge schaduw vinden onder hun bladerdak of bescherming tegen regen- vlagen. Gij zoekt daar nooit tevergeefs be- schutting omdat ge er op aan kunt, dat ze staan waar hun plaats is. Zoo heeft ieder mensch een plaats in het leven in te nemen, een post te bekleeden. Het doet er niet toe of het een nederige of een voorname plaats is, daar gaat het in het leven toch eigenlijk niet om, maar wel of wij werkelijk staan op de plaats die ons aangewezen is. Hoevelen weten niet op hun plaats Je staan. Zij vinden de post hun aangewezen wel wat te nederiy gering, met tegenzin volbrengen ze wat hun is toevertrouwd. Naar een hoogere plaats zien zij steeds be- geerig op, maar die te bereiken valt hun niet ten deei, telkens falen de pogingen. Zoo wordt hun leven een voortdurende on- gestadigheid en ontevredenheid en ook worden zij eigenlijk niet meegeteld want men weet het als men zulke menschen noo dig heeft, dan zij ze niet thuis. Gelukkig zij die op hun plaats willen staan waar 't ook zij, getrouw op de post aan hen toever trouwd. Daar zullen degenen die hen ken nen hen weten te vinden als zij hulp noodig hebben en zij zullen de voldoening smaken van meegeteld te worden omdat men't weet, dat men in nood op hen aan kan. Dat oe hooge boomen veel wind vangen wordt ons duidelijk als we bemerken hoe bij 't loeien van den stormwind de hoogste boomen het meest worden bewogen en het hevigst worden geschud. We zien ook, dat ze daartegen bestand zijn, omdat zij met meer en sterker wortels in de aarde zijn vastgehecht dan de kleinere boomen. W zien dat niet, maar we weten dat het zoo is. Dit is verborgen in de aarde. Zonder dai verborgen leven, zonder de wortels die in de breedte en in de diepte in de aarde zoeken naar sappen, en daardoor den boom steeds vaster maken, zou de boom niet kunnen leven en zou hij de stormen niet kunnen weerstaan. Daar behoort bij ieder mensch ook zulk laag langs den grond en langs het moeras een zware, zwoele, geurige warmte neerhing. De hemel was bewogen als een meer, waar- in deinden grillige wierplanten, waterlelies en trillende rietpluimen. Het morgenrood stuwde er zijn nevelen heen. Het vloeide uit in zwavelgele lagunen, in smaragd-groene golven, in stroomen van roos-tintig paarl- moer. De Ouihamr voelden, als ze gewend ston- den naar dit oneindig vuur, diep in hun zie- len iets groeien, dat schier gelijk werd aan de vogels in het gras van de savanna en het rijsbosch deed aanzwellen. Maar de ge- wonden kermden van dorst; een doode krij- ger lag daar met biauw-vetstijfde ledema- ten: een nachtvogel had hem het vleesch uit het gelaat gereten. Goun stamelde vage, klagende klanken, en Faouhm liet het lijk in het water werpen. Daarop richtte de aandacht van den stam zich op de heroveraars van het Vuur, Aghoo en Naoh, die gereed waren om te vertrek- ken, De ruige broeders torsten knotsen, strijdbijlen, jachtspiesen, werpspiesen met vuursteenen punten. Naoh, die meer op lis- tigheid dan op kracht vertrouwde, had in plaats van forsche krijgers twee lenige jonge mannen uitverkoren, die in staat waren lange marschen at te leggen. Ze hadden ieder een strijdbijl, een jachtspies en werp spiesen. Naoh droeg bovendien een eiken- houten knots, een nauwelijks geschilden tak, die in het vuur was verhard. Hij.gaf dit wapen de voorkeur boven elk ander en ging er zelfs de grootste roofdieren mede te lijf. Faouhm richtte eerst het woord tot den Urus: „Aghoo heeft het levenslicht gezien voor de zoon van den Panter. Aan hem de keuze van den weg. Als hij in de richting van de Twee stroomen gaat, zal Naoh de zijde van het Moeras kiezen; waar de Zon ondergaat... een verborgen leven te zijn, dat is het leven der ziel. Zonder dat kan men toch eigenii 1 niet zeggen, dat hij leeft. Zonder dat kan hij niet groeien, niet weerstand bieden in den strijd des levens. De ziel moet iets heb ben waar zij zich aan hechten kan, en wel zoo, dat het leven daardoor vaster wordt e, de levenskracht vermeerderd. in den waren levensbodem moet de mensch steeds meer de wortelen van zijn ziel uitslaan. Ieder die dat niet verwaarloozen wil zal er wel bij varen en hij zal zijn een sieraad voor zijn omgeving. Maurits F. TER NEI ZEN, 3 September 1920. Het weerbericht van het meteorologisch instituut te De Bildl van heden luidt als volgt Hoogste barometerstand 764.7 Valentia. Laagste barometerstand 753.0 Seydisfjord. Verwachting tot den avond van 4 Sept. Zwakke tot matige wind uit Westeljjke richtingen, aanvankelijk opklarend, later wellicht meer regen, zeifde temperatuur. 20JARIGE D1ENST. Aan den agent van politie J. Witte alhier die op 1 September 1.1. als zoodanig 20 jaar alhier in dienst was, is van wege den poiitiebond het zilveren kruis van 20jarigen dienst uitgereikt. VEREEN1GING #HET GROENE KRUIS." Op verzoek van het bestuur vestigen wjj de aandaeht op de jaarvergadering van de vereeniging »Het Groene Kruis," weike alhier op aanstaacden Donderdag zal worden gehouden. De vereeniging verheugt zich in eene mime belangstelliDg der ingezetenen, getuige bet groot aantal leden. Een druk- ker bezoek aan de vergaderingen dan tot nu toe bet geval was, zou der vereeniging en het doel dat zjj nastreeft zeker ook ten goede komen. N1EUWE UITGAVE. Van de hand van den heer L. G. van Breen, technisch ambtenaar van den Rijks- Waterstaat, alhier, is bp de firma Ooster- baan le Cointre verschenen //Holland's Rpshout". Dit werk. hetwelk met 55 platen, waarin ruim 200 figuren, wordt verduidelpkt. hacdelt over het gebruik van rijsmaterialen cp stroomleidende werken en oever»erdedigingen langs bovenrivieren en aan zee, is 240 bladzpden groot. Allen, die waterwerken hebben uit te voeren of hiervan studie maken, zp deze uitgave warm aanbevolen. Professor Nelemans, hoogleeraar aan de Techniscbe Hoogeschool te Delft, schrijft o. m. hierover in een woord vooraf J^Het werk, ingedeeld in drie afdeelingen, n.l. MateriaUn en details, Rivierwerken en Zeeweringen, mag op groote volledigheid en duidelpkheid, welke laatste in hooge mate wordt bevorderd door een groot aan tal goede teekeningen, aanspraak maken en wint het in beide opzichten verre van de ons bekende tot nog toe verschenen werken, waarin dit onderwerp bebandeld werd. Zoowel als gids en vraagbaak bp uit- voering als voor studie echpnt het werk ons toe uitstekende diensten te kunnen bewpzen". en als hij den kant van het moeras kiest, zal Naoh naar de Twee stroomen trekken." Aghoo kent den weg nog niet!" wierp de Ruigharige tegen. ,,Hij zoekt het Vuur; wellicht trekt hij des morgens naar den stroom en des avonds naar het moeras. Weet de jager, die het everzwijn volgt, ooit waar hij het dooden zal?" Aghoo kan later van •richting verande- ren", onderbrak Goun, wiens woorden on- dersteund werden door het gemompel der orde. ,,Hij kan niet tegelijkertijd trekken naar de ondergaande Zon en naar de beide stroomen. Dat hij kieze!" De zoon van den Urus met zijn slechte in- borst begreep, dat hij verkeerd had gedaan, met door het opperhoofd te trotseeren, maar door bij Naoh wantrouwen te wekken. Hij riep uit, terwijl hij zijn wolfsblik op de menigte richtte: Aghoo zal naar de dalende Zon trek ken!" En met een ongeduldig gebaar tot zijn broeders, begat hij zich op weg langs7 het moeras. Naoh kwarn niet zoo snel tot een besluit. Hij wiide nog eens in zijn oogen Gammla's beeltenis weerspiegeid zien. Zij stond onder een eschdoorn, achter de groep van het op perhoofd, Goun en de ouden van dagen. Naoh trad nader; hij^zag haar onbewegelijk, het gelaat naar de savanna gekeerd. Zij had in haar lokken bloemen van het pijlkru gevlochten en een waterlelie, die de kleur had van manest.ralen; haar huid lichtte met een glans, helderder dan die van de snel- vliedende stroomen of het loot der boomen. Naoh werd gegrepen door de hitte van het leven, de onstuimige en onleschbare be- geerte, den machtigen drang, die dieren en planten herschept. Zijn hart joeg zoo sne', dat hij meende te stikken, bewogen door liefde en haat; alien, die hem van Gammla DE 0LYMP1SCBE SPELEN TE ANTWERPEN. Er bestaat nog groot verschil in de waardeerirtg van bet voetbalspel, al is bet ook, dat wedstrpden wordea gehouden waarbp tienduizenden menschen zich ver- dringen om staaDplaatsen van tien en meer guldens te veroveren. Wij hebben er ons wel eens aan geergerd als we spelers o.i. on-sportieve haDdelingen in praktpk zagen brengen en supporters als het ware tot zulke daden zagen of hoorden aansporen. We bebben die hande- lingen dan wel eens toegeschreven aan de mate van ontwikkeling der bedrpvers en meenden, dat dit uitwassen waren, al kwam daarbp het beste vah den mensch niet boven. We hadden echter verwacht, dat bp een wedstrpd als die welke ter gelegenheid van de Olympische spelen te Antwerpen worden gehouden op het gebied van sport niet alleen vlugge, krachtige, maar ook boog- staande vertegen woordigers zouden worden gezonden. De gisteren gehouden wedstrpd Belgie Tsjecho-Slowakpe heeft ook die illnsie teniet gedaan. Er was enorme beiangstelling. De beste ploegen, althans de eindoverwinnaars zouden tegen elkaar optreden. Opwekkend is het schouwspel niet geweest. Het Belgische elftal maakte twee punten, die in overeen- stemming met hun tactiek en spel weiver- diend waren. Blpkens het verslag van de N. R. Crt. werd bet spel door de Tsjechen gesabotteerd en deden zij dit in de war loopen. Na 35 minuten speleDs werd een der Belgen zoodanig in de inaagstreek geschopt, de voorhoede-speler Coppee, dat zijn toestand nogal ernstig is. Door den Engelsehen scheidsrechter Lewis werd de dader het veld uit gestuurd, waarop het geheele elftal het veld verliet. Het resultaat is thans, dat Belgie kampioen is* en dat a s. Zondag, daar het zeer waarschpnlpk is dat de Tsjechen zullen worden uitgesloteD, Nederland en Spanje om de tweede en derde plaats zullen moeten kampen. DE RUNDERPEST. Uit Brussel wordt aan de //Maasb." ge- meld In de rncderpest is gedurende de laatste week een merkbare verbetering in- getreden. Vooral de berichten, de twee laatste dagen op het ministerie van landbouw ingekometi, luiden zeer gunstig Tengevolge van deze verbetering hebnen de boeren van Oost-Vlaanderen reedstoestemminggekregen om hun vee weer in de weiden te doen. Naar wij vernemen komt in de Belgische gemeente Moerbeke, nabp onze grens. vee- pest voor. HOEK. De veertienjarige zoon van Jac. Bupze, die alhier jl. Dinsdag na aanrpding door een auto zoodanig met het boofd t-gen de straat sloeg dat hp bewusteloos moest worden opgenomen. is, zonder tot bewustzpn te zpn gekomen, Donderdag overleden. ZAAMSLAG. Door den nutans Van der Moer te Ter Neuzen werd alhier ten verzoeke van den heer W. A. van flam en erven verkocht een woonhuis met toebehooren, staande in de buurtschap Veer. Kooper hiervan werd de heer J. Rooze voor 2400. scheidden schenen hem even verachtelijk ais de zonen van den Mammoeth of de Ver- slinders der Menschen. Hij hief zijn arm, gewapend met de strijd bijl, omhoog en zeide: Dochter van het Moeras, Naqh zal niet wederkeeren, hij zal verdwijnen in de aarde, de wateren, den buik der hyena's, of hij zal den Ouihamr het Vuur wedergeven. En voor Gammla zal hij medebrengen schel- pen en blauwe steenen, tanden van den panter en hoornen van den oeros." Bij die woorden wierp zij den krijgsman een blik toe, die tintelde van kinderlijke vreugde. Maar Faouhm werd ongeduldiy. ,,De zonen van den Urus zijn ac'htcr populieren verdwenen." Toen sloeg Naoh de richting narfr het zui- den in. Naoh, Gaw en Nam trokken heel den dag over de savanna. Zij pronkte nog in vollen luister; het gras bewoog als de golven op u zee. Zij kromde zich onder den adem van den wind, zij spleet open onder de branden de zon, vervulde de lucht van duizenderlei geuren; zij was dreigend en vruchtbaar, een- tonig in haar geheel en toch vol afwisseling en bracht evenveel dieren als planten voort, evenveel eieren, als zaden. Tusschen wouden van rietstengels, gouden eilanden van brem struiken en toefen heidekruid rankten wee- bree, St. Janskruid, salie, ranonkels, dqi- zendblad, siienen et> pinksterbloemen. N en dan hief zich de aarde naakt omhoog, zwaar van de delfstoffen, in dezen oergronc! had jjeen plant haar altijd werkende vezels kunnen vastklemmen. Dan gloeiden weer de malva's en de eglantier, of het duizendgu'- denkruid, roode klaver en vuurdoorn. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1920 | | pagina 1