ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
No. 703
Zaterdag 4 September 1920.
60e Jaargang.
mm
S U I K E R
Als de ziele luistert
FEUILLETON.
m het
BLj .v-i_ ±D
Oe Burgemeester van IER NEUZBN
maakt oekend, dat boa no. van de
Rpksmikerkaan geldig is van Maaiiring tt
t/m Zondag 12 September.
Ten Neuzen, 3 Sept. 1920.
De Burgemeester voornoemd,
J. HUIZ1NGA.
De ook in ons land bekende Vlaamsehe
dichter Guido Gezelle zegt in een zijner
k'ieengedichtjes het volgenae:
,,Als de zjele luistert
,,spreekt het al een taal dat leeft,
,,'t lijzigste gefluister
,,ook een taal en teeken heeft."
en daarmede wijst hij in het bijzonder op de
natuur die wel geen duidelijke stem te hoo-
ren geeft zooals menschen dat doen kunnen
in hun spreken, maar die toch in hare ver-
schillende geluiden wel wat tot den mensch
heeft te zeggen.
,,Blaren van de boomen
,,kouten met malkaar gezwind,"
In het geruisch dat de bladeren van de
boomen maken hoort hij hoe zij met elkan-
der spreken, zooals b.v. de populier wiens
bladeren steeds in beweging zijn; wat staat
hij druk te praten.
,,baren in de stroomen
,,Klappen luide en welgezind."
De golven van de rivier of van de zee
geven l.urf geluid; het is of zij kabbelend or
ruischend met elkander spreken, en elkan-
der veti hebben te vertellen, van wat zij ge-
zien hebben.
Als de ziele luistert, als niet slechts het
oor van het lichaam zijn werk doet, maar
de verbeelding of ook 't hart van den
mensch meespreekt, dari kunnen we in de
schoone natuur zooveel zien en hooren wat
bij oppervlakkige beschouwing aan ons
voorbijgaat. Wij willen op 't voetspoor van
dien diehter Ook eens luisteren, of liever
onze oogen de kost geven en nagaan wat
er tot onze ziel gezegd wordt, als wij
de natuur beschouwen. Wij bewonderen
diitmaal de boomen, zooals wij ze kennen in
onze omgeving, in dit jaargetijde nog met
hun blaad'ren getooid. Hoe tier, hoe trots
rijzen zij daar uit den grond, en heffen hunne
forsche stanrmen naar boven. De takken
diie aau alle kanten zich uitspreiden heffen
zich mede opwaarts vanwaar het lioht komt,
en zij doen het met hun rijken groenen bla-
derdos. Is groen niet de kleur der hoop?
Hoopvoi strekken zij zich uit naar't hemel-
gewelf, naar den koepel die zich welft over
de aarde. Vandaar komt het licht dat zij
noodig hebben om te leven, en wel drijven
menigmaal donkere wolken over hen, die het
licht temperen, maar de blauwe hemel blijft
toch steeds over alles uitgebreid en straks
gaan de wolken weg en het blauw van den
helderen hemel wordt zichtbaar. Blauw is
de kleur van trouw. Dat blauw komt altijd
weer te voorschijn. Zoo staan de boomen
daar in hun kracht, in hun pracht, vol hoop
strekken zij zich uit naar boven, naar het
licht, en hoewel zij daarop soms wachten
moeten, teleurgesteld worden zij niet, want
trouw is de hemel die wel eens lang met
wolken bedekt zijn kan, maar straks toch
weer in heiderheid te voorschijn komt en
brengt het voile licht. Hooren wij daarin
Roman uit den Oertijd
door
J. H. ROSNY.
Aghoo, die te Voren Gammla niet had
geacht, als zij over de savanna sloop, voelde
de hitte van zijn bloed, toen Faouhm het
meisje prees. Zijn impulsieve aard maakte,
dat hij haar thans even heftig begeerde,
alsof hij lange jaren dezen hartstocht had
gekend. Van dat oogenblik was het vonnis
over zijn mededinger geveld; hij behoefde
geen besluit meer te nemen; de beslissing
trilde in iedere vezel van zijn lichaam.
Naoh wist het. Hij omklemde de strijdbijl
in zijn linkerhand en zijn jachtspies in de
rechter. Bij Aghoo's uitdaging waren zijn
breeders opgerezen, ondoorgrondelijk en
verschrikkelijk. Zij geleken verwonderlijk op
hem, woester nog met bossen ros haar, de
oogen vol groen-gouden flitsen als de dek-
schilden der kevers. De soepelheid hunner
lichamen was even dreigerid als hun kracht.
Alle drie, gereed tot den doodslag, beloer7
den Naoh, Maar een gemompel ging op
onder de krijgers. Zelfs zij, die in Naoh de
lauwheid van zijn haat laakten, wilden hem
niet zien sneven na de vernietiging van zoo-
vele Ouihamr en vooral niet, nu hij beloofde
het Vuur weder te brengen. Zij wisten hoe-
veel krijgslisten hij kende, hoe onvermoeid
hij was, hoe bekwaam om de zwakste vonk
weer te doen opflikkeren uit de asch; velen
geioofden in zijn welslagen,
Weliswaar bezat Aghoo ook het geduld en
de geslepenheid, die ondernemingen tot een
goed einde brengen en de Ouihamr beseften
geen schoone taal, als de ziele luistert? Zoo
kan de mensch niet gelukkig zijn indien hij
zijn geest niet opwaarts verheft, indien zijn
hart niet uitgaat naar het licht dat komt van
Hem, die boven de wolken woont. Op dat
licht is de ziel van den mensch aangewezen
en als nu het schepsel zich uitstrekt naar
zijn Schepper, dan zal het verkwikt worden
en daar staan in het leven moedig en tier.
Vol vertrouwen mag de mensch zich naar
zijn Schepper keeren, vol hoop, dat Hij ein-
delijk licht en kracht geven zal, want al zijn
er vaak donkere wolken, al zijn daar raad-
selen, onbegrepen moeilijkheden, onverhoor-
de gebeden, in alles blijft de trouw van
God. En, oindat bij den Schepper is de on
wankelbare trouw daarom blijve elk schep
sel vast op Hem vertrouwen. Zegt dat de
natuur ons niet, als de ziele luistert?
Zij wijst ons hier wel op het onmisbare
van den godsdienst voor den mensch, en zij
wijst ook heen_ naar de zuivere gods
dienst. in onze dagen komt bij velen
de godsdienst wel wat in discrediet.
Men zegt, dat er reden voor is. Wat moet
men al ondervinden van hen die zich voor
zeer godsdienstig uitgeven? Wat een ge-
kibbel, wat een verdeeldheid, wat een klein
gedoe wordt er in godsdienstige kringen ge-
vopden en dat had men daar toch allerminst
verwacht. is de godsdienst dan wel een
kracht, maakt hij den mensch dan wel beter,
zoo wordt dan onwillekeurig gevraagd door
hen die door hun omgeving en opvoeding
verhinflerd werden om met den zuiveren
godsdienst in aantaking te komen. Men
leert den godsdienst vaak niet anders ken
nen dan in den vorm van gebondenheid, on-
natuurlijkheid, een reeks van voorschriften
waaraan men gedwongen is zich te onder-
werpen. is het wonder, dat men zich daar
van afwenden gaat? Maar het blijft toch de
vraag of het verstandig is, want er is toch
nog wel andere godsdienst, die zuiverder is?'
De mensch van onze dagen heeft drin-
gende behoefte aan blijdschap. Er is zoo
veel wat ontstemt, er is zooveel aan vragen
en klachten, er zijn zooveel gebroken levens,
zoovelen werden teleurgesteld. Wie doet de
levensvlam weer opflikkeren? Bij de gods
dienstige menschen vindt men de blijdschap
niet waarnaar men zoekt, 'tikan daar bij
velen zoo somber zijn.
De mensch van onze dagen heeft behoef
te aan steun en kracht, want waar is de ze-
kerheid gebleven, wat is er nog vast, waar-
op men steunen kan? En bij zoovele Chris-
tenen vindt men die vastheid niet, ook zij
beven als de bladeren van de boomen wan-
neer de zon van hun geluk achter donkere
wolken schuil gaat. Zoo meent men reden
te hebben den godsdienst te laten voor
't geen zij is. Maar is het verstandig een
zaak van gewicht te beoordeeien naar zijn
uitwassen? Wat men ook moge inbrengen
tegen allerlei wat in godsdienstige kringen
te zien is, dit neemt niet weg, dat de gods
dienst ook voor den mensch van onze dagen
blijft de groote kracht, het licht; maar dan
lette men op de zuivere beteekenis van den
godsdienst. Is het niet de bedoeling van den
godsdienst, om het hart van het schepsel te
brengen bij zijn Schepper?
Om den mensch van harte te vereenigen
met zijn God en wel zoo, dat de mensch
geheel op Hem leert vertrouwen en zich ge-
heel aan Hem leert overgeven als de hoogste
macht en de hoogste liefde, die nimmer te-
leurstelt?
De voornaamste trek van den godsdienst
is overgave, veilige overgave; vertrouwen,
vast vertrouwen. Vindt het leven geen ver-
kwikking, geen kracht waar die overgave
en dat vertrouwen in 't hart zijn?
Hoog in de takken der boomen zingen de
vogelen hun lied; zij zitten op de dunne
takjes en worden heen en weder geslingerd
het nut van een tweevoudige pogiAg. Zij ver-
hieven zich en liepen in verwarring door-
een; de aanhangers van Naoh, die aange-
moedigd werden door de schreeuwers,
maakten zich gereed tot den strijd.
Ofschoon hij geen vrees kende, was de
zoon van den Urus niet roekeloos. Hij stel-
de den twist uit. Goun met de verdroogde
beenderen gat uiting aan de vage denkbeel-
den der menigte.
Willen de Ouihamr van de aarde ver-
dwijnen? Hebben zij dan nu reeds vergeten,
dat de vijanden en het water zoovele krijgers
hebben geeischt: op vier is er siechts een
enkele overgebleven. Allen, die strijdbijl,
jachtspies en knots kunnen voeren, moeten
leven. Naoh en Aghoo zijn krachtig onder
de mannen die jagen op de savanna en in
de wouden; als een van hen sterft zijn de
Ouihamr meer verzwakt, dan dat er vier an-
deren zouden omkomen. De dochter van het
Moeras zal hem dienen, die ons het Vuur
weder geeft; de horde wil het zoo,"
,,Zoo zij het," ondersteunden ruwe stem-
men.
En de vrouwen, machtig thans door haar
aantal, haar schier ongebroken kracht, haar
eenheid van wil, kreten:
Gammla zal behooren aan d^n her-
overaar van het Vuur."
Aghoo haalde de ruige schouders op, Hm
verfoeide het volk, maar oordeelde 't niet
raadzaam om het thans te trotseeren. Zeker
van zijn overwinning, bahield hij zich voor,
om al naar hun samentreffen, zijn mededin-
ger te bestrijden en hem te doen verdwijnen.
En zijn borst spande zich in zelfbewustzijn.
II.
De Mammoeths en de Oerossen.
Het was het volgend ochtendgloren. Een
hooge wind dreef de wolken voort, terwijl
door den wind. Kunnen ze dan rustig voort-
biijven zingen en vreezen ze dan niet, dat
de takjes kunnen breken en zi} zullen storten
naar benedenr z,ij denken daaraan niet.
Laat de storm de twijgen zwiepen en breken
zij spreiden immers aadelijk hunne vleuge-
len uit, daarop rusten ze dan en zwe-
ven ze haar een andere plaats die steun
hun biedt. Veilig weten zij zich overal: Zoo
kan de waaraeiitig godsdienstige mensch te
midden van de stormen des levens blijde
zijn levenstaak vervullen, zijn ievenslied zin
gen als zijn zk de vleugelen van vertrou
wen heeft onn; Igen, van vast vertrouwen
op zijn God, w; it dan weet hij zich veilig
overal en dat is voor hem de blijdschap en
kracht. Dat geheim ligt nog altijd in den
godsdienst, ook voor de menschen van.on-
zen tijd.
Er zijn ook boomen waarvan de takken
naar beneden hangen, die hunne takken naar
de aarde richten. De menschen zijn gewoon
hen treurboomen te noemen. Dat is veel-
zeggend. Treurig moet het zijn in het hart
van den mensch, die niet naar boven ziet.
Treurig in 't hart dat niet uitgaat boven het
goed, dat hier beneden op aarde is, treurig
in het hart dat niet vertrouwt op Hem, die
wel onzichtbaar is, maar toch met Zijn al-
macht en liefde fief zoekend menschenhart
geheel verkwikt.
Wij merken verder op (en daartoe is niet
veel gave om op te merken noodig), dat de
boomen daar staan op hun plaats onbeweeg-
lijk. Altijd op dezeidfe plaats staan ze, bij
dag of bij nacht, bij telle koude of groote
hitte, bij stormen en onweders of in de stiite,
zij staan daar geduldig op hun eigen plaats.
En dus weet ge o mensch waar ge hen vin-
den kunt en wat ge aan" hen hebtop die
plaats kunt ge schaduw vinden onder hun
bladerdak of bescherming tegen regen-
vlagen. Gij zoekt daar nooit tevergeefs be-
schutting omdat ge er op aan kunt, dat ze
staan waar hun plaats is. Zoo heeft ieder
mensch een plaats in het leven in te nemen,
een post te bekleeden. Het doet er niet toe
of het een nederige of een voorname plaats
is, daar gaat het in het leven toch eigenlijk
niet om, maar wel of wij werkelijk staan op
de plaats die ons aangewezen is.
Hoevelen weten niet op hun plaats Je
staan. Zij vinden de post hun aangewezen
wel wat te nederiy gering, met tegenzin
volbrengen ze wat hun is toevertrouwd.
Naar een hoogere plaats zien zij steeds be-
geerig op, maar die te bereiken valt hun
niet ten deei, telkens falen de pogingen.
Zoo wordt hun leven een voortdurende on-
gestadigheid en ontevredenheid en ook
worden zij eigenlijk niet meegeteld want
men weet het als men zulke menschen noo
dig heeft, dan zij ze niet thuis. Gelukkig zij
die op hun plaats willen staan waar 't ook
zij, getrouw op de post aan hen toever
trouwd. Daar zullen degenen die hen ken
nen hen weten te vinden als zij hulp noodig
hebben en zij zullen de voldoening smaken
van meegeteld te worden omdat men't weet,
dat men in nood op hen aan kan.
Dat oe hooge boomen veel wind vangen
wordt ons duidelijk als we bemerken hoe
bij 't loeien van den stormwind de hoogste
boomen het meest worden bewogen en het
hevigst worden geschud. We zien ook, dat
ze daartegen bestand zijn, omdat zij met
meer en sterker wortels in de aarde zijn
vastgehecht dan de kleinere boomen. W
zien dat niet, maar we weten dat het zoo is.
Dit is verborgen in de aarde. Zonder dai
verborgen leven, zonder de wortels die in de
breedte en in de diepte in de aarde zoeken
naar sappen, en daardoor den boom steeds
vaster maken, zou de boom niet kunnen
leven en zou hij de stormen niet kunnen
weerstaan.
Daar behoort bij ieder mensch ook zulk
laag langs den grond en langs het moeras
een zware, zwoele, geurige warmte neerhing.
De hemel was bewogen als een meer, waar-
in deinden grillige wierplanten, waterlelies
en trillende rietpluimen. Het morgenrood
stuwde er zijn nevelen heen. Het vloeide uit
in zwavelgele lagunen, in smaragd-groene
golven, in stroomen van roos-tintig paarl-
moer.
De Ouihamr voelden, als ze gewend ston-
den naar dit oneindig vuur, diep in hun zie-
len iets groeien, dat schier gelijk werd aan
de vogels in het gras van de savanna en
het rijsbosch deed aanzwellen. Maar de ge-
wonden kermden van dorst; een doode krij-
ger lag daar met biauw-vetstijfde ledema-
ten: een nachtvogel had hem het vleesch uit
het gelaat gereten.
Goun stamelde vage, klagende klanken, en
Faouhm liet het lijk in het water werpen.
Daarop richtte de aandacht van den stam
zich op de heroveraars van het Vuur, Aghoo
en Naoh, die gereed waren om te vertrek-
ken, De ruige broeders torsten knotsen,
strijdbijlen, jachtspiesen, werpspiesen met
vuursteenen punten. Naoh, die meer op lis-
tigheid dan op kracht vertrouwde, had in
plaats van forsche krijgers twee lenige jonge
mannen uitverkoren, die in staat waren
lange marschen at te leggen. Ze hadden
ieder een strijdbijl, een jachtspies en werp
spiesen. Naoh droeg bovendien een eiken-
houten knots, een nauwelijks geschilden tak,
die in het vuur was verhard. Hij.gaf dit
wapen de voorkeur boven elk ander en ging
er zelfs de grootste roofdieren mede te lijf.
Faouhm richtte eerst het woord tot den
Urus:
„Aghoo heeft het levenslicht gezien voor
de zoon van den Panter. Aan hem de keuze
van den weg. Als hij in de richting van de
Twee stroomen gaat, zal Naoh de zijde van
het Moeras kiezen; waar de Zon ondergaat...
een verborgen leven te zijn, dat is het leven
der ziel. Zonder dat kan men toch eigenii 1
niet zeggen, dat hij leeft. Zonder dat kan
hij niet groeien, niet weerstand bieden in
den strijd des levens. De ziel moet iets heb
ben waar zij zich aan hechten kan, en wel
zoo, dat het leven daardoor vaster wordt e,
de levenskracht vermeerderd. in den waren
levensbodem moet de mensch steeds meer
de wortelen van zijn ziel uitslaan. Ieder die
dat niet verwaarloozen wil zal er wel bij
varen en hij zal zijn een sieraad voor zijn
omgeving.
Maurits F.
TER NEI ZEN, 3 September 1920.
Het weerbericht van het meteorologisch
instituut te De Bildl van heden luidt als
volgt
Hoogste barometerstand 764.7 Valentia.
Laagste barometerstand 753.0 Seydisfjord.
Verwachting tot den avond van 4 Sept.
Zwakke tot matige wind uit Westeljjke
richtingen, aanvankelijk opklarend, later
wellicht meer regen, zeifde temperatuur.
20JARIGE D1ENST.
Aan den agent van politie J. Witte
alhier die op 1 September 1.1. als zoodanig
20 jaar alhier in dienst was, is van wege
den poiitiebond het zilveren kruis van
20jarigen dienst uitgereikt.
VEREEN1GING #HET GROENE KRUIS."
Op verzoek van het bestuur vestigen wjj
de aandaeht op de jaarvergadering van de
vereeniging »Het Groene Kruis," weike
alhier op aanstaacden Donderdag zal worden
gehouden. De vereeniging verheugt zich
in eene mime belangstelliDg der ingezetenen,
getuige bet groot aantal leden. Een druk-
ker bezoek aan de vergaderingen dan tot
nu toe bet geval was, zou der vereeniging
en het doel dat zjj nastreeft zeker ook ten
goede komen.
N1EUWE UITGAVE.
Van de hand van den heer L. G. van
Breen, technisch ambtenaar van den Rijks-
Waterstaat, alhier, is bp de firma Ooster-
baan le Cointre verschenen //Holland's
Rpshout". Dit werk. hetwelk met 55
platen, waarin ruim 200 figuren, wordt
verduidelpkt. hacdelt over het gebruik van
rijsmaterialen cp stroomleidende werken en
oever»erdedigingen langs bovenrivieren en
aan zee, is 240 bladzpden groot.
Allen, die waterwerken hebben uit te
voeren of hiervan studie maken, zp deze
uitgave warm aanbevolen.
Professor Nelemans, hoogleeraar aan de
Techniscbe Hoogeschool te Delft, schrijft
o. m. hierover in een woord vooraf
J^Het werk, ingedeeld in drie afdeelingen,
n.l. MateriaUn en details, Rivierwerken en
Zeeweringen, mag op groote volledigheid
en duidelpkheid, welke laatste in hooge
mate wordt bevorderd door een groot aan
tal goede teekeningen, aanspraak maken
en wint het in beide opzichten verre van
de ons bekende tot nog toe verschenen
werken, waarin dit onderwerp bebandeld
werd.
Zoowel als gids en vraagbaak bp uit-
voering als voor studie echpnt het werk
ons toe uitstekende diensten te kunnen
bewpzen".
en als hij den kant van het moeras kiest,
zal Naoh naar de Twee stroomen trekken."
Aghoo kent den weg nog niet!" wierp
de Ruigharige tegen. ,,Hij zoekt het Vuur;
wellicht trekt hij des morgens naar den
stroom en des avonds naar het moeras. Weet
de jager, die het everzwijn volgt, ooit waar
hij het dooden zal?"
Aghoo kan later van •richting verande-
ren", onderbrak Goun, wiens woorden on-
dersteund werden door het gemompel der
orde. ,,Hij kan niet tegelijkertijd trekken
naar de ondergaande Zon en naar de beide
stroomen. Dat hij kieze!"
De zoon van den Urus met zijn slechte in-
borst begreep, dat hij verkeerd had gedaan,
met door het opperhoofd te trotseeren, maar
door bij Naoh wantrouwen te wekken. Hij
riep uit, terwijl hij zijn wolfsblik op de
menigte richtte:
Aghoo zal naar de dalende Zon trek
ken!"
En met een ongeduldig gebaar tot zijn
broeders, begat hij zich op weg langs7 het
moeras.
Naoh kwarn niet zoo snel tot een besluit.
Hij wiide nog eens in zijn oogen Gammla's
beeltenis weerspiegeid zien. Zij stond onder
een eschdoorn, achter de groep van het op
perhoofd, Goun en de ouden van dagen.
Naoh trad nader; hij^zag haar onbewegelijk,
het gelaat naar de savanna gekeerd. Zij had
in haar lokken bloemen van het pijlkru
gevlochten en een waterlelie, die de kleur
had van manest.ralen; haar huid lichtte met
een glans, helderder dan die van de snel-
vliedende stroomen of het loot der boomen.
Naoh werd gegrepen door de hitte van het
leven, de onstuimige en onleschbare be-
geerte, den machtigen drang, die dieren en
planten herschept. Zijn hart joeg zoo sne',
dat hij meende te stikken, bewogen door
liefde en haat; alien, die hem van Gammla
DE 0LYMP1SCBE SPELEN
TE ANTWERPEN.
Er bestaat nog groot verschil in de
waardeerirtg van bet voetbalspel, al is bet
ook, dat wedstrpden wordea gehouden
waarbp tienduizenden menschen zich ver-
dringen om staaDplaatsen van tien en meer
guldens te veroveren.
Wij hebben er ons wel eens aan geergerd
als we spelers o.i. on-sportieve haDdelingen
in praktpk zagen brengen en supporters
als het ware tot zulke daden zagen of
hoorden aansporen. We bebben die hande-
lingen dan wel eens toegeschreven aan de
mate van ontwikkeling der bedrpvers en
meenden, dat dit uitwassen waren, al kwam
daarbp het beste vah den mensch niet boven.
We hadden echter verwacht, dat bp een
wedstrpd als die welke ter gelegenheid van
de Olympische spelen te Antwerpen worden
gehouden op het gebied van sport niet
alleen vlugge, krachtige, maar ook boog-
staande vertegen woordigers zouden worden
gezonden.
De gisteren gehouden wedstrpd Belgie
Tsjecho-Slowakpe heeft ook die illnsie
teniet gedaan.
Er was enorme beiangstelling. De beste
ploegen, althans de eindoverwinnaars zouden
tegen elkaar optreden. Opwekkend is het
schouwspel niet geweest. Het Belgische
elftal maakte twee punten, die in overeen-
stemming met hun tactiek en spel weiver-
diend waren. Blpkens het verslag van de
N. R. Crt. werd bet spel door de Tsjechen
gesabotteerd en deden zij dit in de war
loopen.
Na 35 minuten speleDs werd een der
Belgen zoodanig in de inaagstreek geschopt,
de voorhoede-speler Coppee, dat zijn toestand
nogal ernstig is. Door den Engelsehen
scheidsrechter Lewis werd de dader het veld
uit gestuurd, waarop het geheele elftal het
veld verliet.
Het resultaat is thans, dat Belgie
kampioen is* en dat a s. Zondag, daar het
zeer waarschpnlpk is dat de Tsjechen
zullen worden uitgesloteD, Nederland en
Spanje om de tweede en derde plaats
zullen moeten kampen.
DE RUNDERPEST.
Uit Brussel wordt aan de //Maasb." ge-
meld In de rncderpest is gedurende de
laatste week een merkbare verbetering in-
getreden. Vooral de berichten, de twee
laatste dagen op het ministerie van landbouw
ingekometi, luiden zeer gunstig Tengevolge
van deze verbetering hebnen de boeren van
Oost-Vlaanderen reedstoestemminggekregen
om hun vee weer in de weiden te doen.
Naar wij vernemen komt in de Belgische
gemeente Moerbeke, nabp onze grens. vee-
pest voor.
HOEK.
De veertienjarige zoon van Jac. Bupze,
die alhier jl. Dinsdag na aanrpding door
een auto zoodanig met het boofd t-gen de
straat sloeg dat hp bewusteloos moest worden
opgenomen. is, zonder tot bewustzpn te zpn
gekomen, Donderdag overleden.
ZAAMSLAG.
Door den nutans Van der Moer te Ter
Neuzen werd alhier ten verzoeke van den
heer W. A. van flam en erven verkocht
een woonhuis met toebehooren, staande in
de buurtschap Veer. Kooper hiervan werd
de heer J. Rooze voor 2400.
scheidden schenen hem even verachtelijk ais
de zonen van den Mammoeth of de Ver-
slinders der Menschen.
Hij hief zijn arm, gewapend met de strijd
bijl, omhoog en zeide:
Dochter van het Moeras, Naqh zal
niet wederkeeren, hij zal verdwijnen in de
aarde, de wateren, den buik der hyena's, of
hij zal den Ouihamr het Vuur wedergeven.
En voor Gammla zal hij medebrengen schel-
pen en blauwe steenen, tanden van den
panter en hoornen van den oeros."
Bij die woorden wierp zij den krijgsman
een blik toe, die tintelde van kinderlijke
vreugde. Maar Faouhm werd ongeduldiy.
,,De zonen van den Urus zijn ac'htcr
populieren verdwenen."
Toen sloeg Naoh de richting narfr het zui-
den in.
Naoh, Gaw en Nam trokken heel den dag
over de savanna. Zij pronkte nog in vollen
luister; het gras bewoog als de golven op u
zee. Zij kromde zich onder den adem van
den wind, zij spleet open onder de branden
de zon, vervulde de lucht van duizenderlei
geuren; zij was dreigend en vruchtbaar, een-
tonig in haar geheel en toch vol afwisseling
en bracht evenveel dieren als planten voort,
evenveel eieren, als zaden. Tusschen wouden
van rietstengels, gouden eilanden van brem
struiken en toefen heidekruid rankten wee-
bree, St. Janskruid, salie, ranonkels, dqi-
zendblad, siienen et> pinksterbloemen. N
en dan hief zich de aarde naakt omhoog,
zwaar van de delfstoffen, in dezen oergronc!
had jjeen plant haar altijd werkende vezels
kunnen vastklemmen. Dan gloeiden weer de
malva's en de eglantier, of het duizendgu'-
denkruid, roode klaver en vuurdoorn.
(Wordt vervolgd).