ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. No 7035. Donderdag 26 Augustus 1920. 60e Jaargaug 4=. Broodkaarten. Mond- en Klairwzeer. Be Strijd om hot Vuur. ABONNEMENT ADVERTENTlEN Telefoon 25. Bit Blat terschum Maaiiiaa-. Wol^aa- «n VriJilaHaTond. nitgezofiderti op Feeitdagen, iij He Flrma P. J. Till DE StltDE te Ter Heron Gemeentelijke-, tevens Districtsarbeidsbeors. H. H. Werkgevers FEUILLETON. Per 3 maanden binnen de stad 1,40. Franco per post voor Nederland 1,60. Bij vooruitbetaling voor het Buitenland per 3 maanden 2,20, per jaar 8,— Voor NederlandPer jaar bij vooruitbetaling 5,80. Men abonneert zich bij de Uitgeefster, of buiten Ter Neuzen ook bij alle Boekhandelaren, Postkantoren en Hulppostkantoren. Van 1 tot 4 regels 0,80. Voor elken regel meer 0,20, Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst e6n dag voor d© uitga^r6. De Burgemeester van TER NEUZEN maakt bekend, dat voor bet 143e tjjdvak (37e periods) (25 Augustus t/m 23 Septem- ber) geldig zjjn de bruin gekleurde kaarten op grjjzen ondergrond. Eenigszins gelijk gekleurde kaarten op een anderen gekleurden ondergrond zgn ondeugdeljjk. Ter Neuzen, 24 Aug. 1920. De Burgemeester voornoemd, J. HUIZINGA. TER NEUZEN. Bureau Scho-oilaan 4. ©eopend: alle werkdagen 9-12 ea 2-4 uur. Wendt U odd arbeidskrachten tot de BeuTS. Grond werkers, Ingeschreven staanLog8ft Arbeider8. De Directeur, J. P. DE COOKER. De Burgemeester der gemeente ZAAM- SLAG maakt bekend, dat het Vee van den landbouwer P. J. D1ELEMAN. wonende in deze gemeente, VYijk D 157, door het mond en klauwzeer is aangetast. Zaamslag, den 23 Augustus 1920 De Burgemeester voornoemd. JOB. DE FEIJTER. EEN ONTHULL1NG. C. K. Elout sthrijft in ,,De Toorts": Toen de Volkenbond werd gevormd en wij, in 't begin van dit jaar, voor de vraag van het al of niet toetreden stonden, ben ik een der zeer weinigen geweest die ineenden: zoo niet toetreden; eerst moeten wij, op zijn allerminst, de zekerheid hebben dat, b.v. binnen een jaar, de Centralen zullen kunnen toetreden. Want dan zitten we althans niet in een machtsinstituut van overwinnaars, maar in een Rechtsinstituut, in een waren Volkenbond". Doch wij zijn toch toegetre- den, zij het ook onder overlegging eener platonische motie, die in de beide Kamers was aangenomen. Nu is er tot heden nog geen gelegenheid geweest om het rechtstreeksch nadeel van ons lidmaatschap van dezen Ententebond te doen uitkomen, aangezien dit eerst, in a! Roman uit den Oertijd door J. H. ROSNY. Eerste gedeelte. I. De dood van het vuur. De Oulhamr vluchtten in den duisteren nacht. Zij waren krankzinnig van smart en uitputting; maar alles verzonk in het niet voor die eene oppermachtige ramp: het Vuur was gedoofd. Zij hadden het behoed in drie korven altijd, sinds het ontstaan van de horde; vier vrouwen en twee krijgslieden hadden het verzorgd, dag en nacht. In de moeilijkste, meest schrale tijden kredg het nog het voedsel, dat het deed op- laaien; de.Oulhamr beschutten het voor regen, stormen en overstroomingen; zij voerden het door stroomen en moerassen en in de ochtenden had het Vuur immer blauw gelicht en in de avonden had het zijn bloedrood schijnsel gegeven. Zijn machtig gelaat had den Zwarten en den Gelen Leeuw afgeweerd en den Beer uit de bergspleten en den Grijzen Beer, den Mammoeth, den Tijger en het Luipaard; zijn roode tanden beschermden den mensch tegen heel de ge- weldige wereld. In zijn nabijheid woonde de vreugde. Het onttrok krtiidige geuren aan het vleesch, verharde de punt der jacht- spiesen, deed de hardste steen uiteenber- sten, de ledematen tintelen van een soepele kracht; het stelde de horde gerust in de rit- 9elende wouden, op de eindelooze weiden, in de diepten der rotsspleten. Het was de Vader geweest, de Albehoeder, de Heiland, doch wilder, verschrikkelijker soms dan de zijn verschrikkelijke werkdijkheid, voor den d£g zal komen, wanneer, bij een nieuwen oorlog tusschen Oost en West (waartoe de domme Entente-politiek drijft); Holland krachtens zijn Bondslidmaatschap verplicht zal zijn, Belgie bij te springen en het histo- rische slagveld van Europa dus noordwaarts zal worden opgeschovennaar ons land. Maar wel hebben we nog elke gelegenheid van voordeet van ons lidmaatschap zien voorbijgaan... doordien de scheppers van den Bond hem zelven negeeren. Daar is de eeuwige Belgische quaestie. Wat hebben wij geantwoord op het drij- ven van Belgie naar een militair-politieke garantie voor zijn veiligheid aan zijn Oost- kant? Dit: dat we, gelijk wij in 1914 elke schending van Limburg als een casus belli zouden hebben beschouwd, hetzelfde ook in 't vervolg zouden doen. En dat we zouden toetreden tot den Volkenbond, waardoor we immers verplicht zouden zijn om, met prijs- geven van onze neutraliteit en dus van de veiligheid van ons grondgebied en onze menschenlevens, die van Belgie's land en luiden te helpen verzekeren. Indien het Bel gie nu werkelijk alleen om zijn veiligheid te doen was, zou het door deze verklaring en door ons toetreden tot den Volkenbond vol- komen moeten zijn bevredigd. Maar d; lijkt er niet naar: het negeert het eene zoo- wel als het andere (ook ons lidmaatschap van den Volkenbond) en gaat maai voort met het beramen van middelen om het an dere doel te bereiken waarmee de verzeke- ring van zijn veiligheid volstrekt niet staat of valt, maar dat het niet kan krijgen door ons lidmaatschap van den Bond n.l.: de an- nexatie van Zeeuwsch-Vlaanderen en Hol- landseh-Limburg. Het heeft eerst gepoogd, dat dbel te bereiken door middeTVan Hen Oppersten Raad van Versailles en nadat dit is mislukt, is het nu bezig, met een Fransch- Belgisch verbond, Frankrijk voor zijn be- geerten-karretje te spannen. Dit laatste vlot voorhands heel aardig En aangezien nu een der hoofdaanstichters van het mislukte plan, de Fransche oud minister Tardieu, in een belangwekkend ar- tikel in de Illustration, die mislukte poging zelf in verband brengt met de nieuwe po ging het Gallische Verbond is het van gewicht, dat het verloop van dien eersten aanslag uit het Zuiden op ons land, eens worde nagegaan en vastgelegd. Ze vormt trouwens op zichzelve reeds een merkwaar dige onthulling. Tardieu dan, die voorzitter was van de com missie voor de Belgische aangelegenheden bij de besprekingen over het vredesverdrag met Duitschland en die dus precies op de hoogte is geweest van de behandeling dier aangelegenheden, vertelt het volgende: De Belgische Regeering was, althans in haar overgroote meerderheid (het socialis- tische element week af, maar scfiijnt zich verder als quantite negligeable te hebben laten behandelen) van oordeel dat ,,de een- voudigste opossing" E.) om Belgie de verwezenlijking ian zijn kanaal- en ri vierwenschen te verzekeren, deze zou zijn: ,,,dat de linkeroever van de Schelde en dat Hollandsch-Limburg onder Belgische souve- reiniteit werden gebracht". Daartegenover zou Holland territoriale vergoedingen kun nen krijgen ten koste van Duitschland. Ik merk al vast op, dat men hier een authenthieke weerlegging heeft van het ba ker- en kweezelpraatje volgens hetwelk niet de Belgische Regeering doch slechts een kleine kliek van drijvers het Belgische an- nexionisme zouden dragen. Immers, hier wordt door een onwraakbaren getuige ver- klaard, dat het annexeeren van Zeeuwsch- Vlaanderen en Hollandsch-Limburg een ver- langen was van de Belgische Regeering. Men zal straks zien, dat Tardieu dit nog nader bevestigt. Deze .eenvoudigste oplossing" (inder- daad: simple commt'.bonjour!) is door Tar dieu aanstonds als ten hoogst bekoorlijke (en behoorlijke) aanvaard en in de cominis- sie voor de Belgische aangelegenheden be- pleit. Men begreep dat het nu dus zaak was, om te zoeken naar eenigszins drage- lijk sjachermateriaal of, zooals Tardieu het in den loop van zijn artikel zoo cynisch uit- drukt, naar ,,pasmunt" om Holland eeni- germate schadeloos te stellen voor den roof van twee halve provincies. Die ,,pasmunt' moest Duitschland leveren en men bepaalde dat, behalve een grensverbetering aan den Eemsmond ten gunste van de vrije in- en uitvaart der haven van Delfzijl, voor het koopen van Hollands zoet gezicht een aantal ,,Kreise" van Duitschland gereed zouden worden gehouden, nl. die van Kleef, Mors, Geldern, Kemperi, Krefeld-land, Krefeld- stad, Rees en Be rken. Dat was heusch een rhooie haprwe- yo.r^n den-linker-Rijnoever in de Rijnprovincie krijgen tot even benoor- den den spoorweg Duisburg-Gladbach- Roermond en rechts^van den Rijn nog een hap uit Westfalen. gelegen tusschen Lippe en Berkel. Het totaal zal, in vierkante kilo meters, wel meer zijn dan Zeeuwsch-Vlaan deren en Hollandsch-Zuid-Limburg, dat we zouden- afstaan, samen. Te vermelden is echter nog deze kostelijke bijzonderheid, dat deze ,,pasmunt" voorloopig wel van Duitschland zou worden afgenomen, maar niet in zijn geheel aan^ons zou worden aan- geboden. De geallieerden staken het voors- hands in hun zak om er mee te kunnen ram- melen voor onze ooren en te zien, voor welk bedrag aan deze Duitsche territoriale ,,pas- munt" onze toestemming tot het versjache- ren van Zeeuwsch-Vlaanderen en Zuid- Limburg te koop zou zijn. Want het ,,over- schot" (het staat er waarachtig zoo, met schier naief cynisme) zou ,,aan Duitsch land worden teruggegeven." Dat werd vastgesteld in een rapport der Commissie van 20 Maart. Ik merk hierbij op dat men in het rapport niets vindt van de Belgische begeerten ten aanzien van Hol land, omdat de Commissie een uitvloeisel was van de besprekingen over het verdrag met Duitschland en zij dus alleen had te for- muleeren, wat er van Duitschland, op grond van de Belgische desiderata, moest worden geplukt. Maar dat was (behoudens Eupen en Malmedy) een volstrekt gevolg van wat Belgie van Holland begeerde. Dat was ech ter van latere zorg; thans moest men zich slechts van een zak Duitsche ,,pasmunt" verzekeren. Nu had Wilson reeds op 11 Februari te kennen gegeven, dat hij niets voor dit ge- sjacher voelde, dat hij nl. niet inzag, hoe men Holland zou kunnen nopen om daarop in te gaan. En later, den 31en Maart, merk- te hij op, dat het toch ook een moeilijke con- structie zou wezen, waardoor men Duitsch- lands afstand van grondgebied 1) aan een neutraal zou kunnen motiveeren. Ook Engelands medewerking kreeg men niet. Op 4 April sprak Koning Albert, ,,avec sa claire et droite franchise" (inderdaad, hoe jammer dat het ,,reuze"-comite voor zijn huldiging zich op 'tnippertje nog heeft teruggetrokken!) tegenover ,,een der eerste- ministers van de Geallieerden" (Ongetwij- feld Lloyd George) zijn verbazing uit over het verzet van ,,een der admiraliteiten" (lees: de Engelsche) tegen het annexeeren van Zeeuwsch-Vlaanderen door Belgie. Die minister antwoordde: Indien gij het Schel- de-regime wilt wijzigen, vindt gij ons bereid, maar als het om territoriale quaesties gaat, is het wat anders". Ik teeken hierbij aan, dat dit het tweede authentieke getuigenis is van de annextionistische gezindheid der Bel gische Regeering, ditmaal zelfs van het Bel gische staatshoofd. Er komt er nog een. Want den 15en April wordt het sjacher- plan, neergelegd in het rapport der commis sie- Tardieu, in den Opperten Raad bespro- ken. Tardieu is daar aanwezig en, eveneens, ojize vriend Paul Hijmans. ,,Wij hadden de overtuiging, dat ons denkbeeld billijk was en wij bepleiten het met kracht", scbrijft Tardieu, hiermede dus, door een derde authentiek getuigenis, de actieve deelneming der Belgische Regeering in het annexionis- me vastleggend. Het plan werd verworpen. En Belgie kreeg dus alleen Eupen en Malmedy. ,,Een magere gebiedsvergrooting", oordeelt Bel gie's vriend, Tardieu. Wanneer men nu nogmaals bedenkt, dat deze, waarlijk naief-schaamtelooze onthul ling, door den schrijver is gezet in het kader der stichting van een Fransch-Belgisch ver bond en wanneer men zich voorts herinnert, dat de socialistische voorzitter der Belgische Kamer, Brunet, onlangs de meening uitte, dat Holland zich wel genoopt zou zien om 1) De heeren van de Commissie hielden, voor 't fatsoen, de mogelijkheid open, dat de bevolking er geen genoegen mee zou nemen. In dat geval moest de Volkenbond over het gewicht der bezwaren oordeelen. Men kan liieruit opmaken hoe vast de Tar- dieu's en de Hijmansen ervan overtuigd wa ren dat deze Volkenbond wel zou beslissen naar den zin van de Entente! Mammoeth, als het losbrak uit zijn korf en de boomen verteerde. En nu was het gedoofd! De vijand had twee korven vernield; en gedurende de vlucht hadden zij de Vlam in den derden korf zien verflauwen, zien dooven en zien inkrimpen. Zoo zwak was zij, dat zij niet meer kon lekken aan het gras van het dras- land; zij trilde als een ziek dier. Eindelijk was zij niets meer dan een bleekrood insect, dat door den wind gekneusd werd bij iederen ademtocht. Toen was zij bezweken... En de Oulhamr vluchtten, berooid, in den herfstnacht. Er waren geen sterren. De zware luchten raak- ten het duistere water; de planten strekten haar kille vezels uit; men hoorde het krui- pend gedierte ritselen, mannen, vrouwerf, kinderen werden verzwolgen, onnaspeurlijk.' Zooveel zij konden, geleid door den roep der gidsen, volgden de Oulhamr een hooger gelegen en hardere strook gronds, die zich nu eens slingerde door doorwaadbare plaat- sen, dan weer omhoog liep over eilandjes in het moeras. Drie geslachten hadden dezen weg gekend, maar hen troostte het schijnsel der sterren. Tegen het ochtendgloren be- reikten ze de weide. Een koude glans schemerde tusschen de wolken, die krijtwit waren of leikleurig. Een wervelwind blies over de troebele, trage wa- teren, het wier was afzichtelijk gezwollen, de half-verdoofde oer-hagedissen wentelden zich tusschen de waterplanten en het pijl- kruid. Een reiger vloog op een verkoolden boomstronk en de savanna strekte zich met haar huiverende planten onder een rossen damp uit tot den gezichtseinder. De man nen richtten zich op, thans minder voelend hun uitputting en toen zij zich een weg door het riet hadden gebaand, waren zij weer op het grasland, op den vasten grond. Maar nu de angst voor den dood geweken was, werden zij willooze beesten gelijk; zij zonken neer op den grond; overmand door den slaap. De vrouwen echter verzetten zich langer tegen deze verdooving dan de man nen zij, die haar kinderen in het moeras ver- loren hadden, hieven een gehuil aan, gelijk wolvinnen; alien voelden onheilspellend na- deren het verval van het ras; zware dagen gingen komen; enkelen hadaen haar kinde ren gered en hieven ze nu naar de wolken omhoog. Faouiim teide. nu het licht weer gloprde, zijn stam met b&hulp van zijn vingers en takjes. iedere tak gold voor de vingers der beide handen. Hij telde slecht, maar toch zag hij, dat hem nog vier takken krijgslie den, meer dan zes takken vrouwen en onge- veer drie takken kinderen restten en dan nog eenige grijsaards. En de oude Goun, die beter kon tellen, dan eenig ander, zeide, dat er geen man op iedere vijf, geen vrouw op iedere drie en geen kind op een tak was overgebleven. Toen werden zij, die nog wakker waren, zich den omvang van de ramp bewust. Zij besef- ten dat hun nakomeiingschap in den wortel zou worden aangetast en dat de machten der wereld al verschrikkelijker werden: berooid en armzalig zouden ze over de aarde moe ten rondzwerven. Ondanks zijn kracht, was Faouhm der wanhoop ten prooi.rHij had geen vertrouwen meer in zijn reuzengestalte, en in zijn gewel dige armen; op zijn groot gelaat, waarop harde haren in bossen warrelden, in zijn oogen, geel als van een panter, was een doo- delijke verslagenheid te lezen; hij bekeek de wonden, die de vijandelijke lanzen en pijlen hem geslagen hadden; bij tusschenpoozen dronk hij uit zijn arm het bloed, dat maar vloeide, steeds vloeide. Als alle overwonnenen, wilde hij nu weer voor zich oproepen het oogenblik, waarin hij gefaald had. De Oulhamr hadden zich naar den bloedigen strijd gespoed; hij, Faouhm had de scbedels gespleten met zijn knods. De mannen zouden vernietigd wor den, de vrouwen geroofd, het vijandelijk vuur gebluscht, de stam gejaagd over vreem- de weiden en in dichte wouden. Welke onheilsstorm was toen over hen heen ge-' vaagd? Waarom hadden zij geweifeld in den geweldigen strijd; waarom werden hun beenderen vermorseld, hun de ingewanden uit het lijf gescheurd, stieten hun borsten rochelende doodsklanken uit, terwijl de vij and het karnp binnendrong en de Heilige Vuren vernielde? Moeilijk en zwaar gingen de gedaehten van Faouhm. Zij knaagden aan deze her- innering, als een hyenp aan het karkas. Zijn ziel wilde zich niet gewonnen geven, voelde niet, dat hij thans minder veerkracht, min der moed en minder wreedheid bezat. Het licht werd al sterker. Het vlijde zich over het moeras, het wroette in de modder, het droogde de savanna. De ochtendvreugde leefde er in, de planten loken op in frisch- heid. Het water scheen lichter, minder ge- vaarlijk en minder troebel. Het schiep zil- vervlakken tusschen de kopergroene eilan- den, het wierp glanzen van malachiet en paarlen, het tooverde te voorschijn bleek- gele zwavel en schitterende stukjes glimmer; de geur der aarde hing zoeter tusschen de wilgen en olmen. En al naar het verglijden en wisselen der lichtglanzen triomfeerden nu eens de wierplanten, schitterden de wa- terlelie's of de dotterbloemen, vlamde plot- seling weer de roode lischboem of drongen zich de wolfsmelk, de gele wederik, het pijl- kruid naar voren; pronkten dichte bedden van waterranonkels met haar bekervormige bladeren, het warrelig ruwe vetkruid, wollegias, de rose bastaard-wederik, veld- kers en zonnedauw, hooge rietstoelen en rijsbosschen, waarin het krioelde van water- hoentjes, waterkoeten, talingen, pluvieren, kieviten met olijfkleurige glanzingen en log- ge trapganzen. Reigers wachtten hun prooi aan de schemerende kreeken; klapwiekende toe te treden tot dat verbond, dan wordt het opnieuw duidelijk, welk een gevaar die Gallische alliantie voor ons inhoudt. Belgie, dat zich de begeerde stukken van Holland te Versailles zag ontgaan, tracht ze nu op een andere wijze te krijgen. Het heeft zich, blijkens die andere onthulling (ik be- doel die van Barthou) reeds verzekerd van den dipto'matieken steun van Frankrijk,. ter voldoening van zijn landhonger. En nu zal, door het Gallische verbond, aan dien diplo- tieken steun desnoods militaire kracht kun nen worden bijgezet. Men zal, voor zijn fatsoen, op een gelegenheid en op een voor- wendsel moeten wachten. Maar die zullen vroeg of laat wel gevonden worden. De gelegenheid komt wel. En het voorwendse! is al klaar gemaakt: Waarom wilde Hol land ook niet toetreden tot het Gallische verbond dat Belgie's veiligheid verzekert? Want dat wij precies hetzelfde deden (wat Belgie's veiligheid belangt) door onze toetreding tot den Volkenbond, wordt zorg- vuldig genegeerd. Evenals trouwens heef het bestaan van dien Bond. Intusschen mogen wij dankbaar zijn voor onthullingen als die van Barthou en Tar dieu. Ze toonen ons althans wat we te wachten hebben. Van onze... vrienden, onze ,,zuidelijke breeders". Met wie we immers een shake hands" moeten wisselen. En die we zeker niet mogen haten! TARIEVEN VOOR VEEVERVOER OP DE SPOORWEGEN. Ten aanzien van de vrachtprijsberekening voor op de spoorwegen £e vervoeren paar- den, hitten, poney's e. d., wordt met ingang van 25 dezer een nieuwe regeliDg ingevoerd, waarbjj. .aan vele ondervonden moeilpkhteen wordt tegemoet gekomen. Vanaf dien datum zu'len paarden, hi'ten, veulens, poDey's, muildieren en ezels ge- ijjkelijk worden bevraeht, onafhankelijk van hoogte of ouderdom. Hierdoor is aile twjjfel omtrent het toe te passen tar ef uitgesloten een verkiaring b.v. van een veearts, zooals die vroeger oe- trefi'ecde den ouderdom kon gteischt worden in dubieuse gevallen, is overbodig gewor- den. DE WINTERDIENST BIJ DE SPOORWEGEN. De piannen omtrent den datum van in- voering van den winterdienst bjj de >poor- wegen hebben eenige wijziging ondergaan. Lag het aanvankelpk in ds bedceling de nieuwe regeling op 27 September te ioen ingaan, later heeft men brsloten op dien datum, in verband met het invoeren van den wintertjjd hier te lande, alleen htt ver- trek der internationale treinen een uur te vervroegen. De eigenlijke winterdienst waar- bjj, zooals wg reeds melden, slechts eckele treinen uitvallen, treedt op 25 October in werking, de datum waarop in Belgie kraanvogels stoeiden op een uitstekende lancltong; snoeken met hun geduchte weer- haken stortten zich op zeelten, en de laatste libellen schoten weg als groene vuurvonken in zig-zaglijnen van lazuliet. Paoumh overzag zijn stam. Het onheil had hen verlaagd tot kruipend gedierte: geel van slik, fel-rood van bloed, groen van wier, verspreidden zij een walgelijken reuk van koorts en rottend vleesch. Sommigen waren in elkaar gerold als slangen, anderen lagen lang-uitgestrekt als sauriers en enkelen reu- telden reeds in den greep des doods. De wonden werden zwart, afzichtelijk bij den buik, nog afschrikwekkender bij het lioofd, waar zij grooter schenen door de bloeddoor- trokken haren. Bijna alien zouden genezen, want zij, die het hevigst aangetast waren, kwamen reeds om op den anderen oever of verdronken. Faouhm wendde zijn blik af van de slapers en beschouwde nu de ande ren, die bitterder leden onder de nederlaag dan onder hun uitputting. Velen getuigden van den schoonen lichaamsbouw der Oul hamr. Zij hadden grove gezichten, lage voorhoofden en geweldige kaken. Hun huid was rossig, niet zwart; bijna alien hadden een zwaar-behaarden romp en ruige lede maten. Van hun zintuigen was de reuk het meest verfijnd, evenaarde die der dieren. Zij hadden groote oogen, die wild, soms ver- wilderd rondblikten en waarvan de schoon- heid vooral te voorschijn trad bij de kinde ren en bij enkele jonge meisjes. Ofschoon hun type onze minst-ontwikkelde rassen naderde, zou iedere vergelijking toch ijdel zijn. De stammen uit het steentijdperk leef- den in een eigen atmosfeer, hun lichaam borg een schat van jeugd, die nooit zal we- derkeeren, de bloem van een leven, waar van wij ons ternauwernood de kracht en de hevigheid kunnen verbeelden. (Wordt vervolgd). UZENSGHE COURANT

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1920 | | pagina 1