ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
No 7035.
Donderdag 26 Augustus 1920.
60e Jaargaug
4=.
Broodkaarten.
Mond- en Klairwzeer.
Be Strijd om hot Vuur.
ABONNEMENT
ADVERTENTlEN
Telefoon 25.
Bit Blat terschum Maaiiiaa-. Wol^aa- «n VriJilaHaTond. nitgezofiderti op Feeitdagen, iij He Flrma P. J. Till DE StltDE te Ter Heron
Gemeentelijke-, tevens Districtsarbeidsbeors.
H. H. Werkgevers
FEUILLETON.
Per 3 maanden binnen de stad 1,40. Franco per post voor Nederland 1,60.
Bij vooruitbetaling voor het Buitenland per 3 maanden 2,20, per jaar 8,—
Voor NederlandPer jaar bij vooruitbetaling 5,80.
Men abonneert zich bij de Uitgeefster, of buiten Ter Neuzen ook bij alle
Boekhandelaren, Postkantoren en Hulppostkantoren.
Van 1 tot 4 regels 0,80. Voor elken regel meer 0,20,
Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk
op aanvraag verkrijgbaar is.
Inzending van advertentien liefst e6n dag voor d© uitga^r6.
De Burgemeester van TER NEUZEN
maakt bekend, dat voor bet 143e tjjdvak
(37e periods) (25 Augustus t/m 23 Septem-
ber) geldig zjjn de bruin gekleurde
kaarten op grjjzen ondergrond.
Eenigszins gelijk gekleurde kaarten op
een anderen gekleurden ondergrond zgn
ondeugdeljjk.
Ter Neuzen, 24 Aug. 1920.
De Burgemeester voornoemd,
J. HUIZINGA.
TER NEUZEN.
Bureau Scho-oilaan 4.
©eopend: alle werkdagen 9-12 ea 2-4 uur.
Wendt U odd arbeidskrachten tot de BeuTS.
Grond werkers,
Ingeschreven staanLog8ft Arbeider8.
De Directeur,
J. P. DE COOKER.
De Burgemeester der gemeente ZAAM-
SLAG maakt bekend, dat het Vee van den
landbouwer P. J. D1ELEMAN. wonende in
deze gemeente, VYijk D 157, door het
mond en klauwzeer is aangetast.
Zaamslag, den 23 Augustus 1920
De Burgemeester voornoemd.
JOB. DE FEIJTER.
EEN ONTHULL1NG.
C. K. Elout sthrijft in ,,De Toorts":
Toen de Volkenbond werd gevormd en
wij, in 't begin van dit jaar, voor de vraag
van het al of niet toetreden stonden, ben ik
een der zeer weinigen geweest die ineenden:
zoo niet toetreden; eerst moeten wij, op zijn
allerminst, de zekerheid hebben dat, b.v.
binnen een jaar, de Centralen zullen kunnen
toetreden. Want dan zitten we althans niet
in een machtsinstituut van overwinnaars,
maar in een Rechtsinstituut, in een waren
Volkenbond". Doch wij zijn toch toegetre-
den, zij het ook onder overlegging eener
platonische motie, die in de beide Kamers
was aangenomen.
Nu is er tot heden nog geen gelegenheid
geweest om het rechtstreeksch nadeel van
ons lidmaatschap van dezen Ententebond te
doen uitkomen, aangezien dit eerst, in a!
Roman uit den Oertijd
door
J. H. ROSNY.
Eerste gedeelte.
I.
De dood van het vuur.
De Oulhamr vluchtten in den duisteren
nacht. Zij waren krankzinnig van smart en
uitputting; maar alles verzonk in het niet
voor die eene oppermachtige ramp: het
Vuur was gedoofd. Zij hadden het behoed
in drie korven altijd, sinds het ontstaan van
de horde; vier vrouwen en twee krijgslieden
hadden het verzorgd, dag en nacht.
In de moeilijkste, meest schrale tijden
kredg het nog het voedsel, dat het deed op-
laaien; de.Oulhamr beschutten het voor
regen, stormen en overstroomingen; zij
voerden het door stroomen en moerassen
en in de ochtenden had het Vuur immer
blauw gelicht en in de avonden had het zijn
bloedrood schijnsel gegeven. Zijn machtig
gelaat had den Zwarten en den Gelen Leeuw
afgeweerd en den Beer uit de bergspleten
en den Grijzen Beer, den Mammoeth, den
Tijger en het Luipaard; zijn roode tanden
beschermden den mensch tegen heel de ge-
weldige wereld. In zijn nabijheid woonde de
vreugde. Het onttrok krtiidige geuren aan
het vleesch, verharde de punt der jacht-
spiesen, deed de hardste steen uiteenber-
sten, de ledematen tintelen van een soepele
kracht; het stelde de horde gerust in de rit-
9elende wouden, op de eindelooze weiden,
in de diepten der rotsspleten. Het was de
Vader geweest, de Albehoeder, de Heiland,
doch wilder, verschrikkelijker soms dan de
zijn verschrikkelijke werkdijkheid, voor den
d£g zal komen, wanneer, bij een nieuwen
oorlog tusschen Oost en West (waartoe de
domme Entente-politiek drijft); Holland
krachtens zijn Bondslidmaatschap verplicht
zal zijn, Belgie bij te springen en het histo-
rische slagveld van Europa dus noordwaarts
zal worden opgeschovennaar ons land.
Maar wel hebben we nog elke gelegenheid
van voordeet van ons lidmaatschap zien
voorbijgaan... doordien de scheppers van
den Bond hem zelven negeeren.
Daar is de eeuwige Belgische quaestie.
Wat hebben wij geantwoord op het drij-
ven van Belgie naar een militair-politieke
garantie voor zijn veiligheid aan zijn Oost-
kant? Dit: dat we, gelijk wij in 1914 elke
schending van Limburg als een casus belli
zouden hebben beschouwd, hetzelfde ook in
't vervolg zouden doen. En dat we zouden
toetreden tot den Volkenbond, waardoor we
immers verplicht zouden zijn om, met prijs-
geven van onze neutraliteit en dus van de
veiligheid van ons grondgebied en onze
menschenlevens, die van Belgie's land en
luiden te helpen verzekeren. Indien het Bel
gie nu werkelijk alleen om zijn veiligheid te
doen was, zou het door deze verklaring en
door ons toetreden tot den Volkenbond vol-
komen moeten zijn bevredigd. Maar d;
lijkt er niet naar: het negeert het eene zoo-
wel als het andere (ook ons lidmaatschap
van den Volkenbond) en gaat maai voort
met het beramen van middelen om het an
dere doel te bereiken waarmee de verzeke-
ring van zijn veiligheid volstrekt niet staat
of valt, maar dat het niet kan krijgen door
ons lidmaatschap van den Bond n.l.: de an-
nexatie van Zeeuwsch-Vlaanderen en Hol-
landseh-Limburg. Het heeft eerst gepoogd,
dat dbel te bereiken door middeTVan Hen
Oppersten Raad van Versailles en nadat dit
is mislukt, is het nu bezig, met een Fransch-
Belgisch verbond, Frankrijk voor zijn be-
geerten-karretje te spannen.
Dit laatste vlot voorhands heel aardig
En aangezien nu een der hoofdaanstichters
van het mislukte plan, de Fransche oud
minister Tardieu, in een belangwekkend ar-
tikel in de Illustration, die mislukte poging
zelf in verband brengt met de nieuwe po
ging het Gallische Verbond is het van
gewicht, dat het verloop van dien eersten
aanslag uit het Zuiden op ons land, eens
worde nagegaan en vastgelegd. Ze vormt
trouwens op zichzelve reeds een merkwaar
dige onthulling.
Tardieu dan, die voorzitter was van de com
missie voor de Belgische aangelegenheden
bij de besprekingen over het vredesverdrag
met Duitschland en die dus precies op de
hoogte is geweest van de behandeling dier
aangelegenheden, vertelt het volgende:
De Belgische Regeering was, althans in
haar overgroote meerderheid (het socialis-
tische element week af, maar scfiijnt zich
verder als quantite negligeable te hebben
laten behandelen) van oordeel dat ,,de een-
voudigste opossing" E.) om Belgie
de verwezenlijking ian zijn kanaal- en ri
vierwenschen te verzekeren, deze zou zijn:
,,,dat de linkeroever van de Schelde en dat
Hollandsch-Limburg onder Belgische souve-
reiniteit werden gebracht". Daartegenover
zou Holland territoriale vergoedingen kun
nen krijgen ten koste van Duitschland.
Ik merk al vast op, dat men hier een
authenthieke weerlegging heeft van het ba
ker- en kweezelpraatje volgens hetwelk niet
de Belgische Regeering doch slechts een
kleine kliek van drijvers het Belgische an-
nexionisme zouden dragen. Immers, hier
wordt door een onwraakbaren getuige ver-
klaard, dat het annexeeren van Zeeuwsch-
Vlaanderen en Hollandsch-Limburg een ver-
langen was van de Belgische Regeering.
Men zal straks zien, dat Tardieu dit nog
nader bevestigt.
Deze .eenvoudigste oplossing" (inder-
daad: simple commt'.bonjour!) is door Tar
dieu aanstonds als ten hoogst bekoorlijke
(en behoorlijke) aanvaard en in de cominis-
sie voor de Belgische aangelegenheden be-
pleit. Men begreep dat het nu dus zaak
was, om te zoeken naar eenigszins drage-
lijk sjachermateriaal of, zooals Tardieu het
in den loop van zijn artikel zoo cynisch uit-
drukt, naar ,,pasmunt" om Holland eeni-
germate schadeloos te stellen voor den roof
van twee halve provincies. Die ,,pasmunt'
moest Duitschland leveren en men bepaalde
dat, behalve een grensverbetering aan den
Eemsmond ten gunste van de vrije in- en
uitvaart der haven van Delfzijl, voor het
koopen van Hollands zoet gezicht een aantal
,,Kreise" van Duitschland gereed zouden
worden gehouden, nl. die van Kleef, Mors,
Geldern, Kemperi, Krefeld-land, Krefeld-
stad, Rees en Be rken. Dat was heusch een
rhooie haprwe- yo.r^n den-linker-Rijnoever
in de Rijnprovincie krijgen tot even benoor-
den den spoorweg Duisburg-Gladbach-
Roermond en rechts^van den Rijn nog een
hap uit Westfalen. gelegen tusschen Lippe
en Berkel. Het totaal zal, in vierkante kilo
meters, wel meer zijn dan Zeeuwsch-Vlaan
deren en Hollandsch-Zuid-Limburg, dat we
zouden- afstaan, samen. Te vermelden is
echter nog deze kostelijke bijzonderheid, dat
deze ,,pasmunt" voorloopig wel van
Duitschland zou worden afgenomen, maar
niet in zijn geheel aan^ons zou worden aan-
geboden. De geallieerden staken het voors-
hands in hun zak om er mee te kunnen ram-
melen voor onze ooren en te zien, voor welk
bedrag aan deze Duitsche territoriale ,,pas-
munt" onze toestemming tot het versjache-
ren van Zeeuwsch-Vlaanderen en Zuid-
Limburg te koop zou zijn. Want het ,,over-
schot" (het staat er waarachtig zoo, met
schier naief cynisme) zou ,,aan Duitsch
land worden teruggegeven."
Dat werd vastgesteld in een rapport der
Commissie van 20 Maart. Ik merk hierbij op
dat men in het rapport niets vindt van de
Belgische begeerten ten aanzien van Hol
land, omdat de Commissie een uitvloeisel
was van de besprekingen over het verdrag
met Duitschland en zij dus alleen had te for-
muleeren, wat er van Duitschland, op grond
van de Belgische desiderata, moest worden
geplukt. Maar dat was (behoudens Eupen
en Malmedy) een volstrekt gevolg van wat
Belgie van Holland begeerde. Dat was ech
ter van latere zorg; thans moest men zich
slechts van een zak Duitsche ,,pasmunt"
verzekeren.
Nu had Wilson reeds op 11 Februari te
kennen gegeven, dat hij niets voor dit ge-
sjacher voelde, dat hij nl. niet inzag, hoe
men Holland zou kunnen nopen om daarop
in te gaan. En later, den 31en Maart, merk-
te hij op, dat het toch ook een moeilijke con-
structie zou wezen, waardoor men Duitsch-
lands afstand van grondgebied 1) aan een
neutraal zou kunnen motiveeren.
Ook Engelands medewerking kreeg men
niet. Op 4 April sprak Koning Albert, ,,avec
sa claire et droite franchise" (inderdaad,
hoe jammer dat het ,,reuze"-comite voor
zijn huldiging zich op 'tnippertje nog heeft
teruggetrokken!) tegenover ,,een der eerste-
ministers van de Geallieerden" (Ongetwij-
feld Lloyd George) zijn verbazing uit over
het verzet van ,,een der admiraliteiten"
(lees: de Engelsche) tegen het annexeeren
van Zeeuwsch-Vlaanderen door Belgie. Die
minister antwoordde: Indien gij het Schel-
de-regime wilt wijzigen, vindt gij ons bereid,
maar als het om territoriale quaesties gaat,
is het wat anders". Ik teeken hierbij aan,
dat dit het tweede authentieke getuigenis is
van de annextionistische gezindheid der Bel
gische Regeering, ditmaal zelfs van het Bel
gische staatshoofd. Er komt er nog een.
Want den 15en April wordt het sjacher-
plan, neergelegd in het rapport der commis
sie- Tardieu, in den Opperten Raad bespro-
ken. Tardieu is daar aanwezig en, eveneens,
ojize vriend Paul Hijmans. ,,Wij hadden
de overtuiging, dat ons denkbeeld billijk
was en wij bepleiten het met kracht", scbrijft
Tardieu, hiermede dus, door een derde
authentiek getuigenis, de actieve deelneming
der Belgische Regeering in het annexionis-
me vastleggend.
Het plan werd verworpen. En Belgie
kreeg dus alleen Eupen en Malmedy. ,,Een
magere gebiedsvergrooting", oordeelt Bel
gie's vriend, Tardieu.
Wanneer men nu nogmaals bedenkt, dat
deze, waarlijk naief-schaamtelooze onthul
ling, door den schrijver is gezet in het kader
der stichting van een Fransch-Belgisch ver
bond en wanneer men zich voorts herinnert,
dat de socialistische voorzitter der Belgische
Kamer, Brunet, onlangs de meening uitte,
dat Holland zich wel genoopt zou zien om
1) De heeren van de Commissie hielden,
voor 't fatsoen, de mogelijkheid open, dat
de bevolking er geen genoegen mee zou
nemen. In dat geval moest de Volkenbond
over het gewicht der bezwaren oordeelen.
Men kan liieruit opmaken hoe vast de Tar-
dieu's en de Hijmansen ervan overtuigd wa
ren dat deze Volkenbond wel zou beslissen
naar den zin van de Entente!
Mammoeth, als het losbrak uit zijn korf en
de boomen verteerde.
En nu was het gedoofd! De vijand had
twee korven vernield; en gedurende de
vlucht hadden zij de Vlam in den derden
korf zien verflauwen, zien dooven en zien
inkrimpen. Zoo zwak was zij, dat zij niet
meer kon lekken aan het gras van het dras-
land; zij trilde als een ziek dier. Eindelijk
was zij niets meer dan een bleekrood insect,
dat door den wind gekneusd werd bij iederen
ademtocht.
Toen was zij bezweken... En de Oulhamr
vluchtten, berooid, in den herfstnacht. Er
waren geen sterren. De zware luchten raak-
ten het duistere water; de planten strekten
haar kille vezels uit; men hoorde het krui-
pend gedierte ritselen, mannen, vrouwerf,
kinderen werden verzwolgen, onnaspeurlijk.'
Zooveel zij konden, geleid door den roep
der gidsen, volgden de Oulhamr een hooger
gelegen en hardere strook gronds, die zich
nu eens slingerde door doorwaadbare plaat-
sen, dan weer omhoog liep over eilandjes in
het moeras. Drie geslachten hadden dezen
weg gekend, maar hen troostte het schijnsel
der sterren. Tegen het ochtendgloren be-
reikten ze de weide.
Een koude glans schemerde tusschen de
wolken, die krijtwit waren of leikleurig. Een
wervelwind blies over de troebele, trage wa-
teren, het wier was afzichtelijk gezwollen,
de half-verdoofde oer-hagedissen wentelden
zich tusschen de waterplanten en het pijl-
kruid. Een reiger vloog op een verkoolden
boomstronk en de savanna strekte zich met
haar huiverende planten onder een rossen
damp uit tot den gezichtseinder. De man
nen richtten zich op, thans minder voelend
hun uitputting en toen zij zich een weg door
het riet hadden gebaand, waren zij weer op
het grasland, op den vasten grond.
Maar nu de angst voor den dood geweken
was, werden zij willooze beesten gelijk; zij
zonken neer op den grond; overmand door
den slaap. De vrouwen echter verzetten zich
langer tegen deze verdooving dan de man
nen zij, die haar kinderen in het moeras ver-
loren hadden, hieven een gehuil aan, gelijk
wolvinnen; alien voelden onheilspellend na-
deren het verval van het ras; zware dagen
gingen komen; enkelen hadaen haar kinde
ren gered en hieven ze nu naar de wolken
omhoog.
Faouiim teide. nu het licht weer gloprde,
zijn stam met b&hulp van zijn vingers en
takjes. iedere tak gold voor de vingers der
beide handen. Hij telde slecht, maar toch
zag hij, dat hem nog vier takken krijgslie
den, meer dan zes takken vrouwen en onge-
veer drie takken kinderen restten en dan
nog eenige grijsaards.
En de oude Goun, die beter kon tellen,
dan eenig ander, zeide, dat er geen man op
iedere vijf, geen vrouw op iedere drie en
geen kind op een tak was overgebleven.
Toen werden zij, die nog wakker waren, zich
den omvang van de ramp bewust. Zij besef-
ten dat hun nakomeiingschap in den wortel
zou worden aangetast en dat de machten der
wereld al verschrikkelijker werden: berooid
en armzalig zouden ze over de aarde moe
ten rondzwerven.
Ondanks zijn kracht, was Faouhm der
wanhoop ten prooi.rHij had geen vertrouwen
meer in zijn reuzengestalte, en in zijn gewel
dige armen; op zijn groot gelaat, waarop
harde haren in bossen warrelden, in zijn
oogen, geel als van een panter, was een doo-
delijke verslagenheid te lezen; hij bekeek de
wonden, die de vijandelijke lanzen en pijlen
hem geslagen hadden; bij tusschenpoozen
dronk hij uit zijn arm het bloed, dat maar
vloeide, steeds vloeide.
Als alle overwonnenen, wilde hij nu weer
voor zich oproepen het oogenblik, waarin
hij gefaald had. De Oulhamr hadden zich
naar den bloedigen strijd gespoed; hij,
Faouhm had de scbedels gespleten met zijn
knods. De mannen zouden vernietigd wor
den, de vrouwen geroofd, het vijandelijk
vuur gebluscht, de stam gejaagd over vreem-
de weiden en in dichte wouden. Welke
onheilsstorm was toen over hen heen ge-'
vaagd? Waarom hadden zij geweifeld in
den geweldigen strijd; waarom werden hun
beenderen vermorseld, hun de ingewanden
uit het lijf gescheurd, stieten hun borsten
rochelende doodsklanken uit, terwijl de vij
and het karnp binnendrong en de Heilige
Vuren vernielde?
Moeilijk en zwaar gingen de gedaehten
van Faouhm. Zij knaagden aan deze her-
innering, als een hyenp aan het karkas. Zijn
ziel wilde zich niet gewonnen geven, voelde
niet, dat hij thans minder veerkracht, min
der moed en minder wreedheid bezat.
Het licht werd al sterker. Het vlijde zich
over het moeras, het wroette in de modder,
het droogde de savanna. De ochtendvreugde
leefde er in, de planten loken op in frisch-
heid. Het water scheen lichter, minder ge-
vaarlijk en minder troebel. Het schiep zil-
vervlakken tusschen de kopergroene eilan-
den, het wierp glanzen van malachiet en
paarlen, het tooverde te voorschijn bleek-
gele zwavel en schitterende stukjes glimmer;
de geur der aarde hing zoeter tusschen de
wilgen en olmen. En al naar het verglijden
en wisselen der lichtglanzen triomfeerden
nu eens de wierplanten, schitterden de wa-
terlelie's of de dotterbloemen, vlamde plot-
seling weer de roode lischboem of drongen
zich de wolfsmelk, de gele wederik, het pijl-
kruid naar voren; pronkten dichte bedden
van waterranonkels met haar bekervormige
bladeren, het warrelig ruwe vetkruid,
wollegias, de rose bastaard-wederik, veld-
kers en zonnedauw, hooge rietstoelen en
rijsbosschen, waarin het krioelde van water-
hoentjes, waterkoeten, talingen, pluvieren,
kieviten met olijfkleurige glanzingen en log-
ge trapganzen. Reigers wachtten hun prooi
aan de schemerende kreeken; klapwiekende
toe te treden tot dat verbond, dan wordt
het opnieuw duidelijk, welk een gevaar die
Gallische alliantie voor ons inhoudt.
Belgie, dat zich de begeerde stukken van
Holland te Versailles zag ontgaan, tracht ze
nu op een andere wijze te krijgen. Het heeft
zich, blijkens die andere onthulling (ik be-
doel die van Barthou) reeds verzekerd van
den dipto'matieken steun van Frankrijk,. ter
voldoening van zijn landhonger. En nu zal,
door het Gallische verbond, aan dien diplo-
tieken steun desnoods militaire kracht kun
nen worden bijgezet. Men zal, voor zijn
fatsoen, op een gelegenheid en op een voor-
wendsel moeten wachten. Maar die zullen
vroeg of laat wel gevonden worden. De
gelegenheid komt wel. En het voorwendse!
is al klaar gemaakt: Waarom wilde Hol
land ook niet toetreden tot het Gallische
verbond dat Belgie's veiligheid verzekert?
Want dat wij precies hetzelfde deden
(wat Belgie's veiligheid belangt) door onze
toetreding tot den Volkenbond, wordt zorg-
vuldig genegeerd. Evenals trouwens heef
het bestaan van dien Bond.
Intusschen mogen wij dankbaar zijn voor
onthullingen als die van Barthou en Tar
dieu. Ze toonen ons althans wat we te
wachten hebben.
Van onze... vrienden, onze ,,zuidelijke
breeders". Met wie we immers een shake
hands" moeten wisselen.
En die we zeker niet mogen haten!
TARIEVEN VOOR VEEVERVOER OP
DE SPOORWEGEN.
Ten aanzien van de vrachtprijsberekening
voor op de spoorwegen £e vervoeren paar-
den, hitten, poney's e. d., wordt met ingang
van 25 dezer een nieuwe regeliDg ingevoerd,
waarbjj. .aan vele ondervonden moeilpkhteen
wordt tegemoet gekomen.
Vanaf dien datum zu'len paarden, hi'ten,
veulens, poDey's, muildieren en ezels ge-
ijjkelijk worden bevraeht, onafhankelijk van
hoogte of ouderdom.
Hierdoor is aile twjjfel omtrent het toe
te passen tar ef uitgesloten een verkiaring
b.v. van een veearts, zooals die vroeger oe-
trefi'ecde den ouderdom kon gteischt worden
in dubieuse gevallen, is overbodig gewor-
den.
DE WINTERDIENST BIJ DE
SPOORWEGEN.
De piannen omtrent den datum van in-
voering van den winterdienst bjj de >poor-
wegen hebben eenige wijziging ondergaan.
Lag het aanvankelpk in ds bedceling de
nieuwe regeling op 27 September te ioen
ingaan, later heeft men brsloten op dien
datum, in verband met het invoeren van
den wintertjjd hier te lande, alleen htt ver-
trek der internationale treinen een uur te
vervroegen. De eigenlijke winterdienst waar-
bjj, zooals wg reeds melden, slechts eckele
treinen uitvallen, treedt op 25 October in
werking, de datum waarop in Belgie
kraanvogels stoeiden op een uitstekende
lancltong; snoeken met hun geduchte weer-
haken stortten zich op zeelten, en de laatste
libellen schoten weg als groene vuurvonken
in zig-zaglijnen van lazuliet.
Paoumh overzag zijn stam. Het onheil
had hen verlaagd tot kruipend gedierte: geel
van slik, fel-rood van bloed, groen van wier,
verspreidden zij een walgelijken reuk van
koorts en rottend vleesch. Sommigen waren
in elkaar gerold als slangen, anderen lagen
lang-uitgestrekt als sauriers en enkelen reu-
telden reeds in den greep des doods. De
wonden werden zwart, afzichtelijk bij den
buik, nog afschrikwekkender bij het lioofd,
waar zij grooter schenen door de bloeddoor-
trokken haren. Bijna alien zouden genezen,
want zij, die het hevigst aangetast waren,
kwamen reeds om op den anderen oever of
verdronken. Faouhm wendde zijn blik af
van de slapers en beschouwde nu de ande
ren, die bitterder leden onder de nederlaag
dan onder hun uitputting. Velen getuigden
van den schoonen lichaamsbouw der Oul
hamr. Zij hadden grove gezichten, lage
voorhoofden en geweldige kaken. Hun huid
was rossig, niet zwart; bijna alien hadden
een zwaar-behaarden romp en ruige lede
maten. Van hun zintuigen was de reuk het
meest verfijnd, evenaarde die der dieren. Zij
hadden groote oogen, die wild, soms ver-
wilderd rondblikten en waarvan de schoon-
heid vooral te voorschijn trad bij de kinde
ren en bij enkele jonge meisjes. Ofschoon
hun type onze minst-ontwikkelde rassen
naderde, zou iedere vergelijking toch ijdel
zijn. De stammen uit het steentijdperk leef-
den in een eigen atmosfeer, hun lichaam
borg een schat van jeugd, die nooit zal we-
derkeeren, de bloem van een leven, waar
van wij ons ternauwernood de kracht en de
hevigheid kunnen verbeelden.
(Wordt vervolgd).
UZENSGHE COURANT