SCHEEPVAARTBEWEGING. 2 Aug. Belg. s.s. Feronia, 1891 M3„ le- dig, van Calais voor Gent. 2 Aug. Eng. s.s. Irwell, 2944 M3„ stuk- goed, van Antwerpen voor Gent. 2 Aug. Eng. s.s. Darlington, 3044 M3„ stukgoed, van Antwerpen voor Gent. 3 Aug. Eng. s.s. Yolly Frank, 685 M3., stukgoed, van Antwerpen voor Gent. 3 Aug; Eng. s.s. Celtie Warrior, 1486 M3., ledig, van Gent naar Antwerpen 3 Aug. Eng. s.s. Darlington, 3044 M3„ stukgoed, van Gent naar Hull. Van 2 tot 3 Aug. zijn langs de Middensluis alhier 32 binnenvaartuigen op- en 35 af- geschut; langs de Westsluis 2 op- en 3 af- geschut. Door de heeren De Jager c. s. is voorgesteld aan dit artikel too te voegen ,,of zij die den stort uit beiangstelling wenschen te volgen De VOORZ1TTER moet die toevoeging ont- raderi; ieder kan dan wel zeggen den stoet te wLlen volgen. Bij buitengewone begravmgen is het toch gewenscht maatregelen van orde te kuhn6n nemen. De heer SCHEELE wyst er op, dat het kan voorkomen, dat er verwacht wordt, dat ei een beiangwekkend woord zal worden gesproken en dat men dit gaame med'e wil aanhooren; volgens de letter van het voorstel kunnen de menschen dan toch van de begraafplaats ge- weerd worden. De VOORZITTER veronderstelt, dat, als tegen iemand proces-verbaal werd opgemaakt, die werkelijk uit beiangstelling den stoet volgt, en hy toont dat voor-het kantongerecht aan, hij vrijspraak tegen zich zal hooren eischen. De heer NOLSON wyst er op, dat de voor- zitter er over spreekt, alsof het een pretje is, om voor het kantongerecht te komen. De heer DE JAGER merkt op, dat er nog nooit misbruik van gemaakt is. De VOORZITTER moet erkennen, dat nog nooit gehoord te hebben. De heer NOLSON acht aanneming van het amendement dan gewenscht. De heer HAMELINK wijst er nog op, dat, als iemand op de begraafplaats de orde zou verstoren, hij toch al strafbaar is. De heer VAN HASSELT veronderstelt het geval, dat iemand zich van kant maakt en dat er ter gelegenheid der begrafenis een groote menigte naar de begraafplaats stroomt, uit nieuwsgierigheid. De familie vindt natuurlijtc het geval toch al betreurenswaard, en hij kan het zich indenken, dat ze dan niet gaarne die nietrwsgierigen op de begraafplaats ziet. De heer GEELHOEDT veronderstelt niet, dat ait nieuwsgierigheid velen naar zoo'n be grafenis zullen komen. De heer NOLSON: Prins Joachim is al be- graven. Het amendement der heeren De Jager c. s. wordt aangenomen met 10 tegen 2 stemmen. Voor stemmen de heeren Nolson, De Ridder. De Meyer, Colsen. Hamelink, Geensen, Geel- hoedt, De Jager, Scheele en Van Cadsand; tegen stemmen de heeren Van Hasselt en Van den Ouden. HOOFDSTUK XI. Van bet binnentreden der woningen. Art. 141. Met inachtneming van de voorschriften der weit van 31 Augustus 1853 (Staatsblad no. 83) hebben de ambtenaren der politie en zij, die met de uitvoering van deze verordening belast zyn of daartoe moeten medewerken, de be- voegdheid om de woningen der ingezetenen, hunc ondanks, binnen te treden, tot onderzoek amtrent de naleving van de artikelen tusschen zons op- en -ondergang en van de artikelen van deze verordening te alien tijde. HOOFDSTUK XII. Strafbepalingen. Art. 142. Overtreding van een der artikelen van deze verordening, wordt gestraft met een geld- boete van ten hoogste vijfentwintig gulden of eene hechtenis van ten hoogste 6 dagen. Art. 143. Met ingang van de inwerkingtreding dezer verordening, vervallen alle verordeningen, met uitaondering van tegen wier overtreding in deze gemeente straf is bedreigd. Deze verordening kan worden aangehaald onder den titel: Algemeene Politieverordening voor de gemeente Ter Neuzen. Waar niets anders onder de artikelen is ge- meld, zijn zij met algemeene stemmen aange nomen. De eindstemming zal plaats hebben, nadat over de wegens staking der stemmen aange- houden artikelen is beslist. De VOORZITTER»geeft nog te kennen, naar aanJeiding der door de heeren De Jager c. s. gestelde vraag, dat burgemeester en wethou- ders in verband met de aangekondigde Zon- dagswet het niet noodig hebben geacht in de verordening vast te leggen bepalingen omtrent winkelsluiting op Zondag. De heer DE JAGER merkt op, dat het maar een vraag is geweest. 4. Aanbieding gemeenterekening dienst- jaar 1919. De VOORZITTER geeft te kennen, dat deze rekening voor het uitbrengen van rapport zal gesteld worden in handen der financieele com missie. De heer DE JAGER wijst er op, dat dit on derzoek geschiedde door eene commissie van drie leden, die daarvoor in volgorde van zit- ting werden aangewezen. Hij acht dat meer aanbevelenswaard, daar dan de geheele raad er een ldjk op krijgt. De VOORZITTER ontkent niet, dat het beter kan zijn, doch hij wilde, nu er een geheele nieuwe raad is, dit jaar de rekening maar eens stellen in handen der finantieele com missie. Een volgend jaar kunnen we dan nader zien wat het beste zal zyn. Met algemeene stemmen wordt aldus be- sloten. 5. Omvraag. a. De heer NOLSON heeft hooren klagen over den Stationsweg, waar zulke putten in liggen, wegens het maken der buisleiding voor de fabriek der Gebr. Verstraeten. Hij heeft het zelf nog niet gezien, maar er werd beweerd, dat de straat in een treurigen toestand ver- keert. Nu heeft hy gehoord, dat dit echter niet moet gemaakt worden door de genoemde hee ren'. maar van wege de gemeente, doch dat die er niets aan doet. Hij zou het wel gewenscht aehten, dat dit zoo spoedig mogelijk gedaan werd, want het is erg lastig en riskant voor het vervoer langs dien weg. De VOORZITTER geeft te kennen, dat van gemeentewege al drie maanden op den straa*- maker wordt gewaciht, want er moet op ver- schillende plaatsen gewerkt worden, ook aan de Kerkhoflaan, bij den heer Scheele op d Markt, en in de Noordstraat, in verband met het leggen van den telefoonkabel. De heer SCHEELE wil dan eens wijzen op de le Kortestraat, daarin liggen ook zoodanige putten, dat er by regen veel water op straat blijft staan. De VOORZITTER zal daar naar laten zien. b. De heer VAN CADSAND vraagt, of de brandgang achter de Donze-Visserstraat voor ieder toegankelijk is. De VOORZITTER kan dat op 't oogenblil- niet zeggen. De heer VAN CADSAND deelt mede, dat de menschen van hun achteruit daarop uitgang hebben; er spelen dikwijls kinderen in en nu heeft hy, daar een kijkje nemende, gezien, dat er van een grooten zinkput, het deksel ont- breekt; haj acht dat zeer gevaarlijk, want daar zouden kinders in kunnen vallen. De VOORZITTER zal er naar laten kijken. c. De heer COLSEN heeft onlangs ver- nomen, dat er nog f 400 in het potje was van de regeeringsvarkens; er is echter bij den slagersbond nog geen schrijven ingekomen, dat de slagers daarover kunnen beschikken. Dat is toch geld, dat aan hen behoort? Of. heeft de gemeente dat al gebruikt? De VOORZITTER deelt mede, dat dit geld al gebruikt is voor verschillende af- en over- schrijvingen die door den gemeenteraad zijn goedgekeurd. De heer DE JAGER meent, dat de stoelen waar de leden nu op zitten van dat potje zijn gekocht. De VOORZITTER is wel bereid, indien die vraag beslist gesteld wordt, mede te deelen aan wie de gelden behooren. Het geldt hier een zaak die in het openbaar behandeld is. De heer COLSEN geeft te kennen de be- merking te hebben gemaakt, omdat fie voor- zitter heeft gezegd, dat er nog geld disponibel was. De VOORZITTER zal het nog eens nazien. De openbare zitting wordt geschorst en gaat over in eene vergadering met gesloten deuren. Na het weder openbaar worden der zitting deelt de VOORZITTER mede, dat door den ge meenteraad aan burgemeester en wethouders opdracht is verstrekt, om nader een terrein aan te wijzen voor scholenbouw. De VOORZITTER sluit de vergadering. Vergadering' van Maandag 26 Juli 1920, des avonds 7 uur. De VOORZITTER opent de vergadering en stelt aan de orde: 1. Mededeeling ingekomen stukken. a. Een koninklijk besluit van 18 Juni 1920, no. 44, waarbij lo. aan de gemeente Ter Neuzen tegen eene rente van 5 procent een voorschot wordt verleend uit's rijks kas van ten hoogste f 169.000 ten einde de gemeente in staat te stellen een voorschot tot een gelijk bedrag te verleenen aan de woningbouwvereeniging Werkmansbelang" aldaar ten behoeve van den bouw van 32 arbeiderswoningen, welk voor schot moet worden terugbetaald in 50 jaren met een annui'teit van 5,478 ten honderd van het werkelijk verleende voorschot; 2o. aan de gemeente Ter Neuzen, behoudens intrekking of vermindering in de gevallen om- schreven in art. 20 van het koninklijk besluit van 28 Juli 1902 (Staatsblad no. 160) toe te kennen eene jaarlijksche bijdrage in de beta- ling van de annui'teit over het onder lo. be- doelde voorschot, tot een maximum van f 3964,80, met bepaling, dat de Minister van Arbeid telken jare het juiste bedrag der bij drage zal vaststellen in verband met de uit- komsten van de exploitatie der met het voor schot gebouwde woningen; 3o. aan de verleening van het onder lo. bedoelde voorschot en de toekenning van de onder 2o. bedoelde bijdrage de voorwaarde te verbinden, dat door de gemeente aan de ver- eeniging zal worden verleend eene bijdrage ten bedrage van vier derde maal het bedrag der bijdrage die door de gemeente van het rijk genomen wordt, met dien verstande, dat, wan- neer de rijksbijdrage aan de gemeente zal op- houden of zal worden verminderd, de bijdrage van de gemeente eveneens zal ophouden dan wel eene evenredige vermindering zal onder- gaan; en voorts onder zoodanige nadere voor- waarden, als de Minister van Arbeid zal be- palen; 4o. aan de gemeente Ter Neuzen voor kos- ten van toezicht ter zake van het onder lo. bedoelde voorschot voor eenmaal 0,1 9'c van dat voorschot in rekening te brengen. De door den Minister van Arbeid gestelde nadere voorwaarden luiden als volgt: gezien het koninklijk besluit van 18 Juni 1920, no. 44, tot het verleenen van steun inge- volge de Woningwet aan de gemeente Ter Neuzen; bepaalt, dat aan het verleenen van dien steun de volgende nadere voorwaarden worden ver- bonden: a. dat aan de vereeniging behoudens af- wijking voor den duur van de tegenwoordige buitengewone om stand ighed en, de verplichting worde opgelegd om, behalve aan personen, die ten gevolge van maatregelen tot verbetering der volkshuisvesting hunne huisvesting verlo- ren en niet in staat zijn den vollen prijs van eene voor hun gezin geschikte woning te be- talen, hare woningen niet te verhuren bene- den den prijs welke voor woningen van de door haar gebouwde soort in het betrokken gedeelte der gemeente te bedingen is; b. dat aan de vereeniging de verplichting worde opgelegd om, wanneer zulks door den Minister van Arbeid op grond van de uitkom- sten van de exploitatie der met het voorschot gebouwde woningen noodig wordt geoordeeld, over te gaan tot huurverhooging van alle wo ningen of van een bepaald aangewezen deel van de woningen bij de vereeniging in ex ploitatie; c. dat, wanneer de eigendom van de met het voorschot verkregen gebouwen aan de ge meente mocht zijn overgegaan, na aflossing van het voorschot een deel van de dan te schat- ten waarde dier gebouwen, evenredig aan het aandeel, dat het rijk, in den vorm van bijdra- gen, in het tekort op de exploitatie der wo ningen heeft gedragen, tot het bedrag en op de wijze als door de Ministers van Arbeid en van Financien te bepalen, aan het rijk zal zijn terug te betalen de schatting der waarde te ge- schieden door drie schatters, waarvan een door genoemde ministers, een door de gemeente en de derde door de beide anderen zal worden aangewezen; d. dat overeenkomsten ter zake van de met het voorschot verkregen woningen met een werkgever te isluiten en alle in dergolijke ter zake van zoodanige woningen reeds gesloten overeenkomsten aan te brengen wijzigingen aan de goedkeuring van den Minister van Ar beid zullen worden onderworpen; e. dat in de met het voorschot verkregen woningen alcoholhoudende dranken niet ten verkoop in voorraad genomen of verkocht worden; f. dat aan de vereeniging de verplichting worde opgelegd om, zoolang de Minister van Financien zulks wenschelijk acht, 3 woningen beschikbaar te stellen voor en te verhuren aan rijksambtenaren, die wat hun stand betreft voor het bewonen van deze woningen in aan- merking komen. De huurprijs, dien de ambtenaren aan de vereeniging te betalen ihebben, wordt op gelijke wijze vastgesteld als ten aanzien van particu- liere huurders geschiedt. Van het gereedkomen der woningen geeft de vereeniging ten minste 3 maanden te voren kennis van den Minister van Financien. Acht deze het niet noodig, dat dadelijk het geheele aantal woningen, waarvoor voorkeur is bedongen, voor bedoelde ambtenaren be schikbaar wordt gesteld, dan kunnen de niet dadelijk benoodigde woningen aan particulieren worden verhuurd. Blijkt het later noodig over het voile aantal te beschikken, dan geeft de voomoemde Minis ter daarvan aan de vereeniging kennis, die dan verplicht is de eerst vrijkomende wonin gen te verhuren aan ambtenaren, als hiervoor bedoeld totdat het voile aantal bereikt is. Huurderving tengevolge van leegstaan van een beschikbaar gestelde woning wordt, zoo lang de Minister van Financien niet heeft ver- klaard, dat de woning voor het vervolg niet meer voor ambtenaren beschikbaar behoeft te worden gehouden, van rykswege aan de ver eeniging vergoed. De vereeniging heeft het recht tot huurop- zegging, indien de ambtenaar-huurder de huur- voorwaarden niet nakomt, of door wangedrag van hem of van zijn gezin of door slechte be- woning daartoe aanleiding geeft. Afschrift dezer beschikking zal worden ge- zonden aan den Minister van Financien en met een afschrift van het in hoofde daarvan be doelde koninklijk besluit en een afdruk van het daarin vermelde raadsbesluit aan den Centralen Gezondheidsraad, aan den Rijkswo- ningraad, aan gedeputeerde staten van Zee- land, aan den hoofdinspecteur van de volks- gezondheid te 's Gravenhage en aan burge meester en wethouders van Ter Neuzen. Aangenomen voor kennisgeving. b. Proces-verbaal van de op 30 Juni 1920, met machtiging van burgemeester en wethou ders door den burgemeester, bijgestaan door den secretarls, ten kantors van den gemeente- ontvanger gehouden opneming der boeken en kas, waarbij is gebleken, dat over het jaar 1919 is ontvangen 538.400,74 /2 en over het jaar 1920 198.311,37%, met inbegrip van het goeci slot der rekening over 1918 ad f 5846,52'/-, totaal 724.558,64%, en dat is uitgegeven ge- durende 1919 f 496.167,44]A en gedurende 1920 f 110.467,22, totaal 606.634,66%, zoodat meer ontvangen dan uitgegeven was ,f 135.923,98. Aan geld en geldswaardige papieren bleek in kas /154.599.64 of f 18.675,66 te veel, ver- oorzaakt door het feit, dat van het rijk voor militaire vergoedingen meer bij voorschot was ontvangen dan werkelijk was uitbetaald. Aangenomen voor kennisgeving. c. Eene missive van gedeputeerde staten van Zeeland, dd. 2 Juli 1920, waarbij van het bewijs der koninklijke goedkeuring voorzien wordt toegezonden het besluit van den ge meenteraad dd. 29 Januari 1920, betreffende de heffing van eeri hobfdfclijken omslag. Aangenomen voor kennisgeving. d. Een koninklijk besluit van 30 Juni 1920, no. 69, waarbij, op voofdracht van den Minister van Arbeid, gelet op de artikelen 4 en 5 der Woningnoodwet (Staatsblad 1918 no. 379) en op artikel 16 van het koninklijk besluit van 25 Juli 1918 (Staatsblad no. 485) wordt goed gevonden en verstaan: le. goed te keuren het plan voor den bouw van een dubbele noodwoning te Ter Neuzen, vastgesteld door den gemeenteraad bij besluit .van 11 Mei 1920; 2e. aan de gemeente Ter Neuzen, ten be hoeve van den bouw van die noodwoning een bijdrage uit 's rijks kas te verleenen van ten hoogste f 6227, onder de navolgende voor waarden a. de woningen moeten worden bebouwd overeenkomstig de bij het verzoek om een bij drage overgelegde teekening en omschrijving; b. de bewoning der woning moet hebben op- gehouden den 1 Juli 1925; c. de voorschriften der plaatselijke veror deningen, met welke het plan niet in overeen- stemming is, zijn te dien aanzien niet van toe- passing; d. ten aanzien van de instandhouding en het gebruik der woningen moeten worden in acht genomen de voorschriften van het konin klijk besluit van 25 Juli 1918 (Staatsblad no. 485) en die, welke nopehs behoorlijke bewo ning- worden aangetroffen in de verordening op het bouwen, sloopen enz. in de gemeente Ter Neuzen, benevens voorschriften ter voldoe- ning aan de Woningwet. Hierbij is gevoegd een schrijven van den Mi nister van Arbeid dd. 9 Juli 1920, waarin hij te kennen geeft, zich met de overgelegde ex- ploitatierekening, welke een batig saldo aan- geeft van f 15,40 kan vereenigen. Aangenomen voor kennisgeving. e. Een schrijven van J. Kieiman te Sluiskil, die daarin te kennen geeft, dat hij de benoe- ming tot lid der commissie tot wering van schoolverzuim te Ter Neuzen, Sluiskil. aan- neemt. Aangenomen voor kennisgeving. f. Eene missive van gedeputeerde staten van Zeeland, dd. 25 Juni 1920, waarbij wordt toegezonden een besluit van dat college van dien datum, tot het onthouden van goedkeu ring aan het raadsbesluit van 3 Juni 11. tot wij- ziging der bouwverordening van deze ge meente. Dit besluit berust op de overweging, dat bij die wijziging het verbod tot uitvoering van bouwwerken anders dan overeenkomstig de voorschriften dezer verordening wordt uitge- breid tot de nadere eischen, ..welke in het al- gemeen belang kunnen worden gesteld"; dat volgens artikel 6, eerste lid, sub a der Woningwet aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid kan worden verleend om na dere eischen vast te stellen ten opzichte van in de verordening bepaaldelijk aangewezen punten; dat de onderstreepte woorden in strijd zijn met dit artikel. De VOORZITTER stelt voor, dit schrijven thans voor kennisgeving aan te nemen; bur gemeester en wethouders stellen zich voor, na der een andere redaetie voor te stellen, om het beoogde doel te bereiken. Met algemeene stemmen wordt aldus be- sloten. K. Eene missive van gedeputeerde staten van Zeeland, dd. 21 Juni 1920, waarbij wordt toegezonden een besluit van dat college, van dien datum, waarbij* gedeputeerde staten. gezien het adres, dd. 8 Juli 1920 van me- vrouw G. B. Duiker, geboren Blekkink, echt- genoote van den heer S. Duiker, houdende be- roep tegen het besluit van den Raad der ge meente Ter Neuzen dd. 1 Juli 1920, waarbij ten aanzien van haar met toepassing van art. 2-5, juncto art. 19, der Gemeentewet is ver- klaard, dat zij het ingezetenschap der ge meente, een der vereischten voor het lidmaat schap van den raad heeft verloren; gezien het bericht van burgemeester en wethouders dier gemeente dd. 12 Juli 1920 No. 1339; overwegende, dat tegen 's raads beslissing door appellante, onder aanhaling van de ko ninklijke besluiten van 28 Mei 1855 (Staats blad No. 42), 3 Juli 1900 No. 23, 22 Juli 1903 No. 53 en 28 December 1905 No. 25 wordt aan- gevoerd, dat „volgens de interpretatie van art. 19 der Gemeentewet, bij de beoordeeling, of al dan niet sprake is van ingezetenschap, niet uit- sluitend naar het wettig domicilie, maar in verband met art. 74 B. W. naar de werkelijke woonplaats of iemands hoofdverblijfplaats wordt gevraagd en dat „hoewel haar man zijn domicilie naar Nijmegen heeft overgebracht, apellante hem daarheen niet heeft gevolgd en nog steeds te Ter Neuzen verblijft, alwaar zij in het bevolkingsregister is ingeschreven"; overwegende, dat ingevolge art. 19, tweede lid, der gemeentewet, ten aanzien van het raadslidmaatschap onder ingezetenen worden verstaan zij, die gedurende de laatste twaalf maanden hunne woonplaats binnen de gemeen- Ijp hadden; overwegende, dat ingevolge de bepaling van art. 78 van het Burgerlijk Wetboek de gehuw- de vrouw, die niet van tafel en bed is geschei- den, geene andere woonplaats heeft dan die van haren man, en dat in verfband met deze duidelijke bepaling de vraag naar het werke lijk verblijf, bedoeld in art. 74 van dat wet boek, niet in aanmerking kan komen; overwegende, dat, nu blijkens de stukken en de mededeeling van appellante haar echfcgenoot op 14 Juni 1920 zijne woonplaats heeft overge bracht van Ter Neuzen naar Nijmegen, op grorrd van bedoeld art. 78 moet worden aan genomen, dat zy zelf op dat tijdstip eveneens in laatstbedoelde gemeente woonplaats heeft verkregen; overwegende, dat derhalve appellante het ingezetenschap der gemeente in den zin van art. 19, tweede lid, der Gemeentewet, en daar- mede een der vereischten voor het lidmaat- sehap van den raad, bedoeld bij het eerste lid van dat artikel, heeft verloren; gelet op de artikelen 19, 25 en 34 dier wet; besluiten: het tegen het besluit van den raad van Ter Neuzen dd. l .Juli 1920 door appellante inge- steld beroep ongegrond te verklaren. De VOORZITTER merkt op, dat mevr. Dui ker nu nog bij de Kroon in beroep kan komen en dit waarschijnlijk ook wel doen zal, 2. Voortzetting der behandeling van de Al gemeene Politieverordening. De VOORZITTER stelt aan de orde de stemming over het amendement van den heer Hamelink op sub 1 van artikel 82 „dat door den gemeenteraad onder te stellen voorwaar den ontheffing kan worden verleend van het verbod tot het laten spelen van muziekinstru- menten in voor het publiek toegankelijke in- richtingen". Dit amendement wordt aangenomen met 7 tegem 5 stemmen. Voor stemmen de heeren Hamelink, Geensen, Geelhoedt, Van Hasselt, Nolson, De Ridder en De Meyer; tegen stemmen de heeren Colsen, De Jager, Scheele, Van den Ouden en Van Cadsand. Hierop komt in behandeling sub 2 van het artikel, waarin wordt verboden: het dansen, en de uitzonderingen op dat verbod. a. wanneer dit geschiedt onmiddellijk na afloop eener uitvoering. Door de heeren De Jager c. s, is voorgesteld daaraan toe te voegen: „behoudens toestem- ming van den burgemeester." De VOORZITTER herinnert, dat op alinea c, waarbij het dansen wordt toegestaan te Sluis kil op 15 Augustus, voor zoover die dag niet op een Zondag valt, een amendement is inge- diend door den heer CoLsen, om dat uit te brei- den tot drie dagen. In alinea d moet worden gelezen „voor den Baandijk en de De Feijterstraat op den twee- den Paaschdag tot 11 uur 's avonds". De heer COLSEN zegt gevraagd te hebben de kermis te Sluiskil gedurende 3 dagen te mogen houden, en wel op 15, 16 en 17 August en indien, zooals dit jaar het geval is, de 15de Augustus op Zondag valt, dan 14, 16 en 17 Augustus. De heer NOLSON: Ook droog? De heer COLSENDe heer Nolson heeft dat de vorige maal ook al gevraagd, daar stem- men we straks over voor heel de gemeente, over Baandijk en Driewegen ook. De heer DE JAGER: De heer Colsen heeft de vorige maal gezegd, dat de menschen van Sluiskil die uitbreiding hebben gevraagd; heeft hij daarvoor mandaat van alle bewoners van Sluiskil De VOORZITTER: De heer Colsen kan sehriftelijk een voorstel indienen, hij kan dat ook mondeling doen ter vergadering, doch de bewoners van Sluiskil kunnen zich alleen per request aan den raad uitspreken. Spreker moet alleen vragen of het voorstel voldoende ge- steund wordt, om het in behandeling te bren gen. De heer VAN CADSAND moet naar aanlei ding van de besprekingen mededeelen, dat hij juist het tegenovergestelde moet mededeelen van hetgeen de heer Colsen beweert, er heb ben hem verschillende bewoners gevraagd om toch te zorgen voor inkrimping in plaats van uitbreiding. De heer HAMELINK: Dat kan niet, want het is maar een dag! De heer VAN CADSAND: Inkrimping van de drie door den heer Colsen gevraagde dagen De heer COLSEN handhaaft zijn voorstel, om de kermis te Sluiskil te mogen vieren op 14/15, 16 en 17 Augustus; valt de 15 de op een Zondag, dan de 14de. De VOORZITTER: Jawel, de bedoeling is, dat u met half oogst drie achtereenvolgende dag-en krijgt. De heer COLSEN kan zich met die voor- stelling nog niet vereenigen, want ihij wil daaraan verbinden de bepaling, dat dan in <i de kom van Ter Neuzen geen vergunning voor het houden van feesten zal worden gegeven, zooals vroeger de wielrijdersfeesten, die altijd op 15 Augustus werden gehouden. De VOORZITTER: Daar praten we later over. Wordt het voorstel gesteund? De heer HAMELINK wil het voorstel wel steunen, al was het maar om de gelegenheid te geven er over te stemmen. Hij meent, dat echter ook wel eerst dient uitgemaakt te worden, of die kermis ook droog" zal worden gevierd. Dat is daarop we! van beteekenis, omdat de toestand daar anders is dan hier. Daar zullen niet veel kermisin- richtingen naar toekomen en daar bepaalt het zich meer tot dansmuziek in de herbergen. Toch zit er een systeem in, om te zeggen, dat. als de kermis in de kom droog moet zijn, ook die te Sluiskil aldus zal moeten gevierd wor den. De VOORZITTER merkt op, dat men nu art. 83 niet met art. 82 moet gaan verwarren. De heer NOLSON stemt toe, dat art. 82 niet handelt over droogleggen, maar het komt toch onwillekeurig bij het voorstel van den heer Colsen te pas. Als men er een principe op na- houdt, moet men dat ook geheel volgen, maar daarmede niet naar eigen inzicht schipperen. Als men iets wil voor het eene deel van de ge meente, moet men zulks ook willen voor het andere deel. Van wege spreker kunnen d< menschen te Sluiskil wel 14 dagen kermis vieren, maar als de heer Colsen hier tracht op allerhande wyze de menschen in de kom tc ambeteeren zooals hij dat wel eens uitdruk- dan moet hij dezelfde maatregelen ook voor- stellen.voor Sluiskil zelf. Waar hij hier voor inkrimping is, stelt hij daarvoor uitbreiding voor. Het is hier zes dagen kermis, ze willen er te Sluiskil drie, het is best, maar in de wijze waarop die gehouden zal worden moet dezelfde lyn zitten. Zooals het voorstel nu is kan spreker er niet voor stemmen, want hij vindt het zoo onlogisch mogelijk. De heer SCHEELE moet er tegen op komen, dat men nu nog tot uitbreiding der kermis te Sluiskil zou overgaan, waar men ze overal elders afschaft; de kermissen zijn uit den tyd. Op die wijze zouden we gaan in de Belgische lijn, kermissen op allerlei gehuchten. Spreker gelooft, dat het in dezen tijd den verkeerden weg op gegaan is, als men spreekt zooals de heer Nolson, dat ze voor zijn part wel 14 da gen kermis mogen vieren. Als aan al die be- geerten maar toegegeven wordt, dan gaat ons maatschappelijk leven te gronde. Het volk moet leeren zich te vergenoegen met gezonde genoegens, en de kermissen geven aanleiding tot drankmisbruik, zoodat hij aan het voorstel van den heer Colsen zijn stem niet kan geven. De heer HAMELINK meende, dat er bij dit artikel toch ook nog andere zaken zouden ter sprake komen. Er is een adres van de afdee ling van vergunninghouders en van de weduwe Goethals te Driewegen, met betrekking tot d<e in dit artikel getroffen regelingen der dans- nruziek. Zijn die adressen van de baan Er is reeds meermalen aangevoerd, dat met de historie en traditie rekening moet gehouden worden, doch zulks is dan toch bij het ontwer- pen van dit artikel niet geschied. Spreker voor zich heeft geen behoefte aan dansen, maar hij meent er nu toch op te moeten wij zen, ciat naar zijne meening bij onveranderde aanneming van het voorstel, met Paschen het dansen in de kom der gemeente en met Pink- steren het dansen te Driewegen niet meer mag plaats hebben Is dat juist? De VOORZITTER: Ja! De heer HAMELINK: Ik heb er geen be hoefte aan, maar wil er op wijzen, dat, als men het hiermede niet eens is, dat het dan nu de gelegenheid is, daarover te spreken. De VOORZITTER zegt, dat het inderdaad de bedoeling van het voorstel is, om in de kom het dansen met Paschen niet meer te doen plaats hebben, evenmin ter gelegenheid van de jaarmarkt, terwijl ook de derde Kerstdag wordt uitgeschakeld; de bedoeling is wel, om als lid e aan dit artikel nog toe te voegen om het dansen toe te staan op het Zwaantje en Drie wegen den tweeden Pinksterdag. Hij was van oordeel, dat het nu de tijd was, om die ver schillende gelegenheden iets in te krimpen. De heer DE RIDDER kan aan het voorstel van den heer Colsen zijn steun wel geven; hij is het in het geheel niet eens met het stand- punt van den heer Scheele, dat de kermissen hier aanleiding tot zooveel uispattingen geven; het gaat hier altijd goed. Hij meent, dat, al- vorens over dat voorstel zal kunnen worden beslist, eerst letter b zou behooren te worden behandeld. Hij wil daarom voorstellen, dat, behalve ge durende de kermis in de kom, het dansen zal geoorloofd zijn den tweeden en derden Kerst dag, den tweeden en derden Paaschdag en den tweeden en derden Pinksterdag. Wanneer men ziet hoeveel personen op den laatsten feestdag naar Axel trekken om te trachten zich daar te amuseeren, omdat er hier niets te doen is, acht hij er alle aanleiding voor, hier plaatselijk daarvoor de gelegenheid open te stellen. De heer DE JAGER vreest, dat er nu wel wat verwarring gaat komen. De heer SCHEELE kan dat voorstel niet steunen. Men is op deze wijze op weg, ons volksleven te demoraliseeren, om den achter- uitgang te bevorderen. Er zijn leden dezer ver gadering lid van den Volksbond teg-en drank misbruik en zij zouden moeten spreken tegen het geven van uitbreiding aan die zaken, welke aanleiding geven tot vermeerderd drankge- bruik. Hij begrijpt zelfs niet, dat zoo'n veree niging in deze dagen niet bij den raad komt met een verzoek tot inkrimping van die ver schillende dagen, welke niet leiden tot bevor- dering van de sociale belangen van ons volk. De heer VAN DEN OUDEN is zeer verbaasd over het voorstel van den heer De Ridder, om op al de Christelijke feestdagen gelegenheid te geven tot dansmuziek, hetgeen zoovele inge zetenen een ergemis is, en hen doet vragen: kunnen we dat nu niet verbieden Men zal ten slotte gaan zeggen: in Ter Neuzen is het altijd kermis. Hij zal daar tegen stemmen. De heer GEELHOEDT merkt op, dat, indien straks een buitenstaander de notulen dezer ver gadering leest, hij wel den indruk zal moeten krijgen, dat Ter Neuzen- een verzamelplaats is van drankmisbruikers. Hij zou den voorzitter wel eens willen vragen, mede te deelen of dit inderdaad zoo is, of met kermissen en andere feestdagen hier zooveel processen-verbaal wor den opgemaakt. De heeren gebruiken maar steeds het woord .misbruik" van sterken drank, doch spreker meent in het licht te moeten stellen, dat iemand die in een cafe komt en een borrel drinkt, nog volstrekt geen misbruik van sterken drank maakt. Hij ziet daar niets in en meent, dat het niet op gaat, dat men, hier als vergadering van 12 menschen gezeten, dat aan een ge meente met 10.000 inwoners gaat beletten. De heer SCHEELE acht het toelaten van drankmisbruik de verderfelijkste vryheid die bestaat. De heer GEELHOEDT. Het is geen verder- felijke vrijheid! De heer NOLSON: We kunnen hierover lang boomen, maar we zullen elkaar toch geen puntje toegeyen. Er is een categorie van men schen die nu eenmaal zeggen wil: „je mag niet!" De heer SCHEELE: Neen, neen! De heer NOLSON wijst er op, dat de heeren er steeds over denken, alsof alleen hetgeen anderen doen verderfelijk is. Zij denken d wijsheid in pacht en het ware geloof alleen te hebben. Dat hebben zij echter niet, evenmin als welke andere categorie ook. Zooiets te be- weren, dat bestaat niet! Zij hebben de pretentie om te meenen, da* alleen wat zij voorstellen het reclite is en wil len hetgeen hun meening is, ook opdringen aan andere menschen. Laten zij echter toch beden- ken, dat andere menschen ook anders kunnen denken en eveneens handelen naar hetgeen zij als hunne vaste en heilige overtuiging ge- voelen. Door den heer Scheele is gezegd: „je mag geen misbruik maken". Maar meent hij dan dat het misbruik op deze wijze zal beperkt wor den? Hij gelooft, dat men er juist het tegen overgestelde mede zal bereiken. Het gaat niet op, dat de eene partij de an dere gaat zeggen je mag dit niet en je moet dat doen? Spreker voelt veel voor de stelling dergenen die de menschen door overtuiging tot andere gedachten wenschen te brengen, maar het gaat niet aan, dat de eene partij aan de andere bepaalde levensvoorwaarden opdringt, zooals zy die wil? Wij laten de heeren vry, binnen de gestelde rechtsorde, om te doen wat zij willen, laten zy dan nu ook een ander vrij eveneens te han delen. Hij wil niets zeggen om den godsdienst te kleineeren, maar het gaat toch niet aan, dal de heeren zich op het standpunt stellen, dat zij alleen het ware Evangelie verkondigen. Laten zij een ander ook de vrijheid laten, die zij voor zichzelf wenschen. Hij wijst er den iheer Scheele op, ook eens te denken aan den vroegeren tijd, toen we nog jong waren en over verschillende zaken ook wel een ander gevoelen zullen zijn toegedaan geweest, die niet kloppen met de woorden, die er nu over worden gesproken. De jongeren van thans hebben ook gaarne eene gelegenheid om zich te vermaken Laat ieder vrij, mits hij niet met de wet of openbare orde in strijd komt. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1920 | | pagina 3