Hoogwatergetij te TerNeuzea.
(Wordt vervolgd.)
INtJEZONDEN STUKKEN.
(Buiten verantwoordeiijkheid der Redactie.)
Zonae tjjd.)
D A G E N.
Voorm.
Nam.
Donderdag 29 Juli
Vrjj dag 30
Zaterdag 31
Zondag 1 Augustus
Maandag 2
Dinsdag 3
Woensdag 4 K
0.44
1.22
1.57
2.29
3.2
3.35
49
1.4
1.39
2 13
2.45
3.19
3.51
4 25
De VOORZITTER acht het niet zoo riiow-
lijk om de sneeuw van gemeentewege te laton
opruimen, maai- wil eens aan de hand der
praktijk aantoonen, dat de bepaling no<xhg
bhjft. Veronderstelt dat er een sneeuwlaag
van 6 a 10 c.M. ligt. Als het nu gaat dooien,
is die niet terstond los, maar dan begint de
eem de eerste, een ander de tweede en weer
een ander de derde dag de sneeuwlaag los te
kappen. Het gaat niet aan, dat ze dan alles
maar op een hoop vegen en laten liggen. Hij
meent, dat ze het dan behooren weg te brengen.
Is er op dat oogenblik een wagen van den
reinigingsdienst is de nabijheid, dan is er ook
geen bezwaar, dat deze dat meeneemt. Ze
mogen het echter 'snachts niet op de straat
laten liggen.
Nu staat er aan het slot van artikel 16 hoe
hei moet gaan met het schoonmaken. Men
inoet in aanmerking nemen, dat men sneeuw
val niet kan voorkomen. Er zijn nu regelen
gesteld voor het opruimen.
be heer NOLSON houdt vol, dat de redactie,
mefl het oog op de eischen del" practijk, niet
deugt.
be heer HAMELINK wijst er op, dat het
in de practijk heel anders gaat, dan de voor
zitter voorstelt. De menschen wachten met
met de sneeuw van hun stoepen te verwijderen
tot die als een vaste massa bevroren. On-
middeilijk na een sneeuwbui verwijderen ze
die sneeuw om een padje te hebben. En dan
weten ze niet, waar ze er mee heen moeten,
terwijl, volgens artikel 15, op een hoop vegen
niet mag.
I»e heer VAN HASSELT: Dan kunnen ze
het gelijkelvjk over de andere sneeuw verdee-
len, dan ligt het niet op een hoop. Sneeuw-
hoonen in een nauwe straat zijn hinderlijk.
lie heer VAN DEN OUDEN meent, dat, als
het slot van artikel 16 bij artikel 15 gevoegd
wordt, het nergens -naar lijkt.
De heer DE JAGER: Het beste is, het er
nit te doen.
De VOORZITTER: Het kan, volgens mij,
beide vlijven staan, maar als de heeren ver-
andering noodig achten, zou ik in overweging
geven artikel 15 te schrappen.
Dp heer NOLSON stelt dit voor.
De heer SCHEELE is daar tegen, dan kan
ieder doen wat hij wil.
Het voorstel wordt aangenomen met 8 tegen
4 stanmen.
Voor stemmen de heeren Nolson, De Rid-
der, De Meijer, Colsen, Hamelink, Geensen,
Geelhoedt en' De Jager; tegen stemmen de
heeren Van Hasselt, Scheele, Van den Ouden
en Van Cadsand.
Art. 17.
Het is in de kom van Ter Neuzen verboden,
water uit perceelen anders af te voeren dan
door goten of pijpen, welke volgens de daar-
voor door burgemeester en wethouders gegeven
voorschriften in de straatgoot, in het gemeen-
te-riool of in de gemeente-haven uitmonden.
Art. 18.
Het is verboden op of aan den openbaren
weg in de kom van Ter Neuzen:
1. vuilnisbakken te gebruiken met een
inhoud grooter dan 0,5 M3.
2 vuilnisbakken te plaatsen of geplaatst
te hebben, op andere uren dan wanneer deze
geledigd kunnen worden, of deze ledig op den
openbaren weg te laten staan.
3. tapijten, kleeden, kleedjes, dekens of
andere goederen uit te kloppen, anders dan
tusschen zes en tien uur des voormiddags.
4 voorwerpen over leuningen van bruggen,
tegen boomen, lantaam-, telegraaf- en tele-
foonpalen uit te kloppen of daaraan te hangen
5. meel-, mest- en kalkzakken uit te
Tiber HAMELINK heeft voorgestekl de
msa: der vuilnisbakken te stellen op een acht
ste kubieken meter, daar bakken van 500 liter
inhoud toch wel te groot zijn om te bewerken,
terwijl hij kleeden kloppen wil toestaan tot
11 izur des voormiddags.
De heer VAN HASSELT merkt op dat de
intoad van de vuilnisbakken een drukfout is,
bedoeld was bakken voor te stellen van een
haiven hectoliter inhoud, er is een nul achtei
de komma weggevallen.
Do heer SCHEELE vraagt, of die met wat
klem worden, er client toch rekenmg mee ge
houden te worden, dat Ue menschen met alje
hun bakken moeten gaan laten vermaken. Is
er aanleiding voor
T>e VOORZITTER geeft te kennen, dat cle
mannen van den reinigingsdienst vooral m den
eersten tijd geen duimstok in den zak zullen
gaan steken om de bakken na te meten, maar
in een met hen gehouden baspreking hebben
zij toch de vraag gesteld een redelijke maat
voo- de bakken te bepalen daar enkelen nu
bakken gebruiken, die slechts door twee man-
nen met moeite te behandelen zijn. Er dient
dus paal en perk gesteld te worden
De beer NOLSON meent dat 0,05 M3. toch
wel wat klein wordt en stelt voor 0,1 M3.
De heer HAMELINK merkt op, dat hij het
raadzaam oordeelt, den tijd voor het kloppen
van kleeden te verlengen. Door den verkorten
arbeidstijd wordt ook later begonnen met het
huiswerk en als de tijd zoo beperkt is, knjgt
men weer den toestand, dat men bestolmgs,
achter een hoekje kleedjes tracht te kloppen.
De heer NOLSON stelt nog voor, onder dc
palen waartegen niet mag geklopt worden op
te nemen, „electrische verlichtingspalen
Nadat de heer Hamelink zich heeft ver
eenigd met de maat der vuilnisbakken volgens
het voorstel van den heer Nolson worden alle
amendementen op dit artikel met algemeene
stemmen aangenomen.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat bur
gemeester en wethouders sub 5 aldus wenschen
te lezen- „5. Veegbezems, stofzuigers, meel-,
mest- en kalkzakken uit te kloppen," omdat
er ook wel zijn die de vrijheid nemen van uit,
bovenverdiepingen vegers en stofzuigers, die
meer en meer in gebruik zijn gekomen, over
de straat uit te kloppen, wat niet toelaat-
i s
Het artikel, aldus gewijzigd wordt met al
gemeene stemmen aangenomen.
Art 19.
Het is verboden aan of op den openbaren
weg:
1. op trappen, stoepen, hekken of kozijnen
te spelen, te zitten, te staan of er over te klim
men.
2. buiten noodzaak aan de huizen aan te
bellen, op de ramen, deuren, luiken en vensters
te kloppen of te slaan.
3 catapulten, erwtenblazers of dergelijke
Weip- en schiettoestellen bij zich te hebben,
daarmede te schieten of te werpen.
4 te klimmen op of te hangen aan nj- en
voertuigen.
I glijbanen te maken of sleden onbestuurd
langs een hellend vlak te laten glijden.
6 te vechten, schreeuwen, tieren, gillen,
fluiten of zoodanig hard te roepen, dat dit
overlast kan veroorzaken.
te teekenen, schrijven of plakken op de
muren, wanden, deuren, vensters en glazen van
welken aard ook, tenzij daartoe door de recht-
hebbenden vergunning is verleend.
anderen hinder of overlast aan te doen.
9. met schadelijke en gevaarlijlce voorwer
pen te venten.
10. zich te vertoonen, gekleed in de klee-
detren van de kunne waartoe men niet behoort,
of het aangezicht met een masker le bedekken.
De VOORZITTER: Sub 1 van dit artikel
moet gelezen worden: ,Op trappen, stoepen
be .^pekii; te zittenj te stand, bVdr hekkens te
klimmen of tegen raamkozijnen te leunen".
De heer HAMELINK vraagt, of het nu aan
kmderen verboden wordt om op stoepen te
spelen. Als men het letterlijk leest, is het ook
met vergund om des avonds, na volbrachten
arbeid, op de stoep zittende een luchtje te
scheppen. Hij vmdt dat nogal ingrijpend,
ieder heeft met het voorrecht een tuin te be-
zitten, waar hij dat doen kan.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat het
natuurlijk niet de bedoeling is, te verbieden,
dat de menschen op hun stoep een luchtje
scheppen, maar wel moet kunnen verboden
worden, dat anderen op een stoep voor den
bewoner hinderlijk plaalts nemen, of in de poi -
tieken der huizen gaan staan en zelfs den uit-
en ingang belemmeren. Dat wil daarom nog
niet zeggen, dat de politic de menschen er uit
zal jagen, als ze er wegens een regenbui
schuiiplaats in gezocht hebben. De bepaling
dient ter voorkoming van overlast.
De heer NOLSON meent, dat dit er dan in
zou behooren uit te komen. Hij geeft in over
weging dan te bepalen dat niemand op een
stoep mag plaats nemen zonder toestemming
van den eigenaar.
De VOORZITTER zou dat lastig achten voor
de politie, dan moeten ze steeds van degenen
die op een stoep staan gaan onderzoeken of
ze daarvoor al of niet vergunning hebben
De heer NOLSON meent, dat de bepaling
toch beter geredigeerd zou behooren te worden.
De VOORZITTER voert hiertegen aan, dat
het een oude, overgenomen bepaling is, die
nog nimmer tot moeilijkheden aanleiding heeft
gegeven. Men moet wat aan de praktijk ook
overgelaten, de verordening moet met verstand
worden toegepast.
De heer NOLSON legt zich hierbij neer,
doch vestigt nu de aandacht op de bepaling
van sub 5, en vraagt, of de kinderen nu bij
sneeuwval nergens een glijbaan mogen maken.
De VOORZITTER vraagt, of hij het dan niet
gevaarlijk vindt, dat er bijvoorbeeld op den
april aan de Vlooswijkstraat een glijbaan ge-
maakt wordt, zooais wel is voorgekomen.
De heer NOLSON vindt dat zeker niet goed,
maar de omstandigheden zijn niet overal geiijk.
De VOORZITTER geeft dat toe, wederom:
er moet met beleid worden opgetreden, maar
het moet ook mogelijk zijn, zoo iets te ver
bieden.
De heer COLSEN vraagt, of die bepalingen
maar alleen voor de kom van Ter Neuzen
gelden.
De VOORZITTER wijst hem er op, dat er
in het algemeen staat ,,op of aan den open
baren weg", dat verbodsbepalingen in dit ar
tikel gelden dus voor de geheele gemeente. Als
we komen aan cle speciale bepalingen voor
Sluiskil, aan het zwembroekje, zal hij den
heer Colsen er wel op attent maken.
De heer HAMELINK acht het zoo van zelf
sprekend, dat men op den openbaren weg niet
mag vechten, schreeuwen en tieren, dat hij het
overbodig vindt, dat hier nog op te nemen.
De VOORZITTER stemt toe, dat hierin wel
enkele verbodsbepalingen zijn opgenomen, die
reeds voorkomen in het Wetboek van Straf-
recht, maar merkt op, dat niet iedereen een
Wetboek van Strafrecht koopt, waarom het
nuttig is, die zaken hier ook nog eens te ver-
melden, en er claardoor de aandacht op te
vestigen.
De heer HAMELINK vindt, dat er veel te
veel in staat.
De VOORZITTER deelt mede, dat burge
meester en wethouders nog voorstellen het slot
van sub 6 „of zoodanig hard te roepen," enz.
wenschen te lezen: „of rumoer te maken".
Voorts moet hier als sub 11 bij: ,,lantaams
te besehadigen, te bevuilen of te vemielen".
Art. 20.
Het is verboden zonder vergunning van bur
gemeester en wethouders den openbaren weg
af te sluiten, en aan den openbaren weg prik-
keldraad te gebruiken tot afscheiding van
grond en erven.
De thans bestaande p rikkeld raadafslui tingen
moeten binnen 6 maanden na afkondiging de-
zer verordening door andere zijn vervangen.
De heer VAN CADSAND heeft tegen dat
artikel geen bezwaar, indien burgemeester en
wethouders daaromtrent een ruim standpunt
zullen innemen, en zij niet „langs den open
baren weg" gelegen afheiningen zullen be-
schouwen, die daar 10 tot 15 M. van af gelegen
zijn, b.v. langs den kant van een dijk, die af-
geweid wordt. Hij meent, dat het reeds vol-
doende moet zijn, als de afrastering van prik
keldraad niet hinderlijk is voor het verkeer.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat van
prikkeldraad niet een zoodanig gebruik mag
gemaakt worden, dat het hinderlijk is voor de
menschen en zij gevaar loopen er langs den
openbaren weg hun goed aan te scheuren. Er
zal ook nog zoo nauw niet gezien worden, als
ieimand ergens prikkeldraad aanwendt, om tr
voorkomen, dat de kwajongens er aan komen
of er over zullen klimmen.
Art. 21.
Het is verboden, zonder vergunning van
burgemeester en wethouders, op of in den
openbaren weg rails te leggen, of te hebben.
Art. 22.
Het is verboden op Zondag:
1. optochten op den openbaren weg te hou-
den, welke door muziek- of gezang worden
begeleid of het karakter van een betooging
dragen.
2. muzikale wandelingen door muziekge-
zelschappen van elders te doen houden.
Door de heeren DE MEIJER en HAME
LINK is te kennen gegeven, dat zij dit artikel
wenschen geschrapt te zien.
De heeren DE JAGER, SCHEELE en VAN
CADSAND stellen voor, in sub 2 het woord
„elders" te schrappen.
De VOORZITTER vraagt of de heeren hun
voorstellen nader willen toelichten.
De heer DE MEIJER meent, dat zijn voor
stel weinig toelichting behoeft. Hij is er voor,
dat de menschen muziek kunnen maken en stel
daarom voor, het ver hod te schrappen.
De heer HAMELINK wil zijn voorstel nader
motiveeren. Hij acht er een groot belang voor
de bevolking bij betrokken, dat zij zich vrij
kunnen uiten. Hij is niet voornemens daar in
den breede over uit te weiden, maar wijst er
op, dat de Zondag voor velen, die daarvoor in
de week geen tijd hebben, de dag is om zich
te ontspannen en ook voor andere zaken, waar
voor hun in de week nog de gelegenheid ont-
breekt. Het kan ook voorkomen, dat er or-
ganisaties zijn, die iets willen bereiken. eri die,
om uiting te geven aan hetgeen zij willen en
blijk te geven van hunne kracht, en te laten zien
over hoeveel menschen zij beschikken, eene be
tooging of demonstrate wenschen te houden.
Dat kan nog niet op de werkdagen geschieden,
dat kan op een werkdag nog niet den omvang
hebben dien dat des Zondags heeft. De werk
lieden die aan zulke betoogingen willen deel-
nemen, kunnen dat alleen des Zondags, omdat
zjj zich daarvoor in de week geldelijke opof
feringen moeten getroosten door de verdiensten
die zij dan missen. Spreker weet wel, dat men
hem straks zal wijzen op den verkorten werk
dag en den meer en meer ingang vindenden
vrij en Zaterdagmirldag, maar dat is nog niet
voldoende, als voor zoo'n betooging menschen
van elders moeten samenkomen. Dan hebben
zij daarvoor zeker een vrijen dag noodig, dan
moeten zij gelegenheid hebben te komen of te
gaan.
Er kan van zekere zijde aanstoot aan gehoftiert
Worden, dat zoodanige optotht zich over de
straat beweegt. maar hij is van meening, dat,
wanneer deze niet gestoord worden in de wijze
waarop zij hun Zondag wenschen door te bren
gen, zij ei- geen bezwaar tegen moeten hebben
als anderen, die ook naar hunne opvatting wil
len benutten. Als zij anderen willen dwingen
om na te laten hetgeen deze geoorloofd ach
ten, dan bekorten zij dezen in hunne rechten
en vrijheden en het gaat naar sprekers mee
ning te ver, wanneer zij nog meer eischen, clan
dat zij niet in hunne goclsdienstoefeningen zu
len worden gestoord. Door dien uitleg aan cle
vrijheid te geven, door alle menschen, oo,\
tegen hun zin te dwingen tot Zondagsheiliging
wordt dit tot een paskwil gemaakt.
Er wordt nu wel gezegd door den heer
Scheele, dat men dat op eigen terrein moet
doen, doch voor de demonstraties die spreker
op het oog heeft moet men juist de openbare
straat gebruiken, om in het openbaar te kunnen
toonen, wat er in de menschen leeft.
De heer DE JAGER wijst er op, dat het
algemeen bekend is, dat er tusschen rechts en
links verschil van opvatting is omtrent de wijze
wahrop de Zondag op straat zal worden ge-
vierd. Hij moet er op wijzen, dat een zeer groot
deel onzer bevolking leeft uit de Christelijke
belijdenis, en dat voor dezen toch ook bestaan
de Tien Geboden, waarin gezegd wordt:
,Gedenk den Sabbath, dat gij dien heiligt".
En wanneer men daaraan geen gevolg geeft,
komt men niet in strijcl tegen zich zelf maar
handelt tegen de geboden van een Hoogev
W ezen.
De omstandigheden zijn nu toch wel zeer
veranderd. Door invoering van den achturen
dag, met een vrijen Zateifdaganiddag, is er naar
zijne meening gelegenheid genoeg, om, indien
men wenscht te demonstreeren, dat op e<yi
anderen dag, dan juist des Zondags te doen.
Voor spreker is er nog een principieel be
zwaar tegen het artikel, in verband met het
woord elders" dat hij gaarne zou zien ver-
vallen,. opdat de Zondag op straat gcheel rustig
zal blijven.
De heer DE RIDDER zal gaame de voor
stellen om het artikel te schrappen steunen;
indien het werd aangenomen, zou alle leven
en vertier worden gcdood. Er behoort vrijheid
te zijn zoowel voor de eene als voor de andere
richting,
De heer SCHEELE meent, dat hij over de
beteekenis die hij aan het woord vrijheid hecht
niet veel meer behoeft te zeggen. Hij kan wel
verklaren, dat, indien de stemming ten slotte
loopt over het artikel zooais het is voorgesteld,
hij daaraan zijn stem zal geven, doch met zijn
medevoorstellers zou hij het liever uitgebreid
zien, dat ook aan plaatselijke muziekgezel-
schappen niet veroorloofcl wordt des Zondags
op straat te spelen.
Hij en zijne medestanders staan op het
principieele standpunt, dat de Sabbath behoort
te worden geheiligd. Dat de heeren Hamelink
en De Ridder in dat opzicht op een ander
standpunt staan, had hij wel verwacht, dock
dat ook de heer De Meijer, een man van rechts,
de Roomsch-Katholieke richting, naar
spreker gelooft daarvan met voile overtuiging
een aanhanger, in het midden clezer vergade-
ring voorstelt dit artikel te schrappen, had hij
niet kunnen denken; deze bewijst daardoor al
een heel eind weg te zijn en zich te stellen op
het standpunt der revolutionairen.
In verband met het betoog van den heer
Hamelink, dat de werklieden clie wenschen te
demonstreeren, dat in cle week niet kunnen
doen, omdat ze dan voor hun gezin moeten
werken uit hij de meening, dat die werklieden
dan den vrijen Zaterdagmiddag maar moeten
gebruiken om hunne beginselen te verbreiden,
maar des Zondags de openbare straat vrij
laten.
Hij acht het niet voldoende, dat de gods-
dienstoefeniijgen in de kerk ongestoord kunnen
plaats hebben, doch is van meening dat men
zich ook ongestoord op straat van de kerk
naar huis of naar een andere plaats moet kun
nen begeven. Wij zegt spreker storen
andere menschen niet en wenschen ook niet
gestoord te worden. Waarom moet nu toch do
Sabbath zoo gebruikt worden? Bij links zit
het denkbeelci voor: wij zullen doen wat ons
behaagt. Spreker komt er tegen op en wil
als hij des Zondags op straat komt niet onder
den voet geloopen worden. Hij wenscht den
heeren te vragen: gunt ons ook iets. Zij zul
len dus eerst aan hun voorstel vasthouden,
doch, mocht dit verworpen worden, het voor
stel van burgemeester en wethouders steunen.
De heer DE MEIJER verklaart met verwon-
dering de woorden van den heer Scheele aan
zijn adres te hebben gehoord. Hij denkt over
de Zondagsviering geheel anders dan de an
dere heeren van rechts en het is toch ook van
genoegzame bekendheid, dat de Katholieken
daaromtrent geheel andere opvattingen huldi-
gen. Hun wordt geleerd dat men na het ver-
vullen zijner plichten, zich op dien dag ook op
een gepaste manier mag ontspannen. Hij ver-
wijst naar de verschillende plaatsen met een
Katholieke bevolking, waar bij voorkeur des
Zondags feesten worden gegeven. Hij acht
zijn standpunt daarom volstrekt niet tegen
het belang zijner partij, wanneer hij er voor
dat binnen zekere perken des Zondags
ieder vrij gelaten wordt.
De heer NOLSON betoogt, dat de partij van
den heer Scheele een zonderling denkbeeld van
vrijheid heeft. Ze zeggen wel, de openbare
straat is vrij, maar...... je zult hem gebruiken
zooais wij dat wenschen.
De heer SCHEELE: Niet waar!
De heer NOLSON: Wij eischen volstrekt
niet voor ons het recht op, om den geheelen
dag te vorderen. Wij wenschen de godsdienst
oefeningen niet te storen, maar als deze zijn
afgeloopen behoort er ook voor anderen ge
legenheid te zijn om uiting te geven aan het
geen zij gaarne doen. Natuurlijk staat daarbij
op den voorgrond, dat alles ordelijk moet blij
ven. Dat standpunt is volstrekt niet revolu-
tionair. Wanneer, zooais een paar maal is
voorgekomen, de mannen van St. Raphael naar
Ter Neuzen komen en deze wenschen een op-
tocht te houden, begeleid door muziek, dan
acht hij daar niets tegen. Dat is volstrekt
geen Springencle troep onder begeleiding van
een harmonica. Het betoog van den heer
Scheele komt op niets anders neer dan op het
leggen van druk op andersdenkenden, en om
dezen te dwingen den Zondag te heiligen op
de wijze zooais zijn partij dat wil.
De heer VAN DEN OUDEN zou, indien hij
er over beschikken kon, zooais hij dat wensch
te, den Zondag liever geheel stil houden,
maar waar we in een gemengde bevolking
leven, meent hij niet alles voor zich te moeten
opeischen en heeft er ook geen bezwaar tegen
dat de spoorwegmannen van St. Raphael of het
plaatselijk muziek gelegenheid zullen hebben
een optocht te houden. Wel wil hij weren de
muzikanten van elders, die des Zondags naar
hier komen om de stad op z'n kop te zetten
met hun geschreeuw en getier; die moeten
maar elders blijven. Hij acht de verwijten der
linksche sprekers niet gewettigd, want, zegt
hij, we verbieden toch niet alle muziek op Zon
dag? Hij achtte het voorgestelde zoo'n mooie
oplossing en het zou hem spijten, wanneer het
artikel werd geschrapt. Hij kan zich overigens
bij het betoog van den heer Scheele aan-
sluiten.
Hij vraagt voorts, of het niet mogelijk is,
de stemming over dit artikel aan te houden
tot bij de principieele artikels 82 en 8?., ten
eirtde daaromtrent van wege de verschillende
partijen een compromis te sluiten, en een op
lossing te vinden waar'oij alien zich kunnen
neerleggen,
De heer SCHEELE meent nog te moeten
herhaJen, dat hij niemand wenscht tegen te
houden, die op eigen terrein blijft, om daar op
de wijze die hij goed acht zijne beginselen te
bevorderen, die vrijheid bestaat voor ieder bur
ger, maar ook de openbare weg behoort voor
ieder vrij te blijven en hij wenscht niet te
worden gestoord door een massa volk met
fluit, viool of gezang.
Tijdens de oorlogsjaren hebben we geleerd,
dat we het in Ter Neuzen best zonder die
troepjes muzikanten uit Belgie kunnen stellen,
we hebben in die jaren des Zondags een rus-
tige rust beleefd en hij hoopt, dat het zoo
zal kunnen blijven. Van andere zijde spant
men zich echter in, om die tijden terug te roe
pen. Wat de door den heer Hamelink gedane
aanhaling- van ;;De Nederlander" betreft wijst
hij er op, dat het hier volstrekt niet betreft het
niet laten rijden van een trein of varen van
een boot, maar om die vreemdelingen met hun
getier weg te houden, die hier alles over den
kop willen loopen en over het algemeen 1
diep in het glaasje gekeken hebben, zoodat de
politie zich over hen moet ontfermen om hun
op het bureau wat te laten uitrusten.
De heer NOLSON betoogt, dat de heer
Scheele een vreemd begrip heeft van het woord
vrijheid; hij wil een ander wel vergunnen- ook
gebruik van den openbaren weg te maken,
maar, alleen op de wijze zooais hij dat goed
vindt; dat gaat niet op. Het gaat ook te ver
om over de vreemdelingen uit Belgie te spre-
ken alsof dat alien dronken iui zijn; er zijn
hier meermalen muziekgezelschappen uit Bel
gie gerweest, naar welker muziek tal van in-
gezetenen met welgevallen hebben geluisterd,
en dat dus aan velen genoegen verschafte.
De heel- HAMELINK betoogt tegenover den
heer Scheele, dat zijn partij, wanneer die be
toogingen zoude houden, daarvoor juist den
openbaren weg noodig heeft, op eigen terrein
maken die natuurlijk geen effect. De vrije
Zaterdagmiddag schenkt daarvoor geen vol
doende vrijheid aan de werklieden; die begin
trouwens dan toch ook maar des namiddags
1 uUr. Als men zich dan nog moet gereed
maken om zich op reis te begeven, kan er
niets meer van komen, als men naar elders
moet. De Zondag kan daarvoor dus nog niet
worden gemist.
Hij meent overigens, dat de heer Scheele tr
ver gaat in zijn opvatting van de vrijheid; die
wenscht niet alleen zijn godsdienstoefening on
gestoord te kunnen houden, maar zou dan ook
buitendien alles van de straat verwijderd wil
len houden wat hem den Zondag aanleiding
tot ergemis zou kunnen geven, als hij lust
heeft te gaan wandelen. Die eisch gaat te
ver, dat wordt vrijheidsbelemmering van an
deren.
De heer COLSEN kan wel met het voorstel
van de heeren De Meijer en Hamelink instem-
men, maar merkt op, dat, als artikel 22 ge
schrapt wordt er een algeheele vrijheid zou
ontstaan, om den geheelen dag door te spelen.
Dat acht hij toch niet raadzaam, hij zou het
alleen op bepaalde uren willen toeiaten.
De VOORZITTER wenscht verdere discussie
over deze opmerking te voorkomen en merkt
op, dat als artikel 22 zou vervallen, artikel 23
toch nog altijd gelegenheid biedt om het hou
den van optochten aan voorschriften te binden.
Hij geeft toe, dat ieder gelegenheid moet
hebben om den Zondag naar zijn eigen ver-
iangen door te brengen, doch wat de openbare
straat betreft, acht hij dat die voor ieder
bruikbaar moet blijven. Door de heeren Ha
melink en De Meijer beiden is voorgesteld het
artikel te schrappen, ofschoon hun voorstel
een verschillenden oorsprong heeft. Het is
de een om de muziek, de ander om de feesten
te doen.
De heer HAMELINK: De muziek?
De VOORZITTER: Nu ja, om de betooging
is het u te doen, maar die beteekent zonder
muziek niets. Uw uitgangspunt is geheel ver-
schillend. Men schijnt aan de andere zijde
geen goed denkbeeld te hebben van het vrij-
heidsbegrip. Men moet wel bedenken, dat
onze vrijheid in het algemeen beperkt is. We
mogen met ons eigendom nog niet doen wat
we willen, want als we dat in brand steken.
komt de overheid tusschen beide. Maar voorts
is er ook een beperking die we ons zelve op-
leggen, die ons wordt ingegeven door de liefde
voor anderen. Vrijheid mag in geen geval ont-
aarden in losbandigheid.
Als men zich op het standpunt stelt van
liefde tot den naaste, moet men zich bij zijn
handelingen afvragen, benadeel ik met dit of
dat een ander? Als iemand des Zondagsmid-
dags, al is het na kerktijd, een demonstratie
houdt op den openbaren weg, dan pleegt hij
een aanslag op de vrijheid van den openbaren
weg. Ook zij die naar de kerk gaan hebben
recht op een ongestoord gebruik van den weg,
ook voor het overig deel van den dag. Men
zoude er ook iets voor moeten gevoelen, om
aan anderen geen reden van ergernis te geven
op den openbaren weg.
En wanneer geen gelegenheid zoude worden
gegeven aan de muzikanten van elders om
door de straat muziek te maken, dan ziet
spreker nog niet in, zooais de heer De Ridder,
dat men van Ter Neuzen een doode stad zou
maken. De gezelschappen zullen daarom wel
naar Ter Neuzen komen. Spreker moet ook
opmerken, dat die niet altijd een goed gebruik
hebben gemaakt van de hun verleende vrijheid.
De meetings blijven geoorloofd, op particu
Her terrein, daar blijft de overheid buiten. Ook
de vergaderingen mogen gehouden worden. De
plaatselijke muziekvereeniging kan, als vroe
ger, zijne wandeling maken naar de Buiten
Societeit om concert te geven.
Het eenige wat verboden wordt, is b.v. dr.
optocht van den spoorwegvereeniging ,,St.
Raphael" maar spreker meent, dat die vereeni-
ging hier best kan vergaderen eh tot verderen
bloei komen zonder het houden van een ep
tocht. Zij heeft hier alle gelegenheid om, als
zij met een 800 mannen hier samen is, eene
vergadering te houden en het is niet noodig
dat zij op straat komen.
We moeten eenigszins rekening houden me
een nieuwen tijdgeest en die ieidt er toe, dat
op den Zondag die voor een ander hinder-
lijke zaken zullen worden afgesehaft. Iede)
behoort zich volkomen vrij en niet door anderen
gehinderd te kunnen bewegen.
Spreker geeft voorts te kennen, dat er niets
tegen te doen is, als de menschen toch na af-
loop eener vergadering of uit de kerk in op
tocht vertrekken. Te Ambt-Aimelo had de
burgemeester ook een optocht verboden, doch
men ging gezamenlijk door de straat wandelen
en daar was niets tegen te doen. Men kan,
behalve in tijden van staat van beleg, niet be-
letten dat de menschen b.v. vier aan vier naast
elkaar door de straat loopen.
De heer HAMELINKMaar met muziek of
zang mag het niet!
De VOORZITTER: Neen, dan wordt het een
georganiseerde optocht, waaraan leiding wordt
gegeven. Daarom is voorgesteld dat er geen
muziek bij mag zijn.
De heer NOLSON: Maar dan kunnen ze ook
geen optochten houden!
De VOORZITTER: Dat gaat ook niet, dat is
volkomen in de iijn van de bedoeling van het
artikel en als u het daarmede niet eens is
stemt u voor schrapping.
De beer NOLSON: Dat zal ik wel doen ook!
De' VOORZITTER: Daaraan twijfel ik ook
niet. Er moet bij een optocht muziek of zang
zijn, anders gaat het niet, dan is er geen orde,
er blijft geen verband. Doordat vaandels en
opsohriften worden meegevoerd, wordt er ook
een zeker cachet aan gegeven. Zoo zijn in den
regel de van wege de S. D. A. P. gehouden
optochten.
De heer NOLSON meent, dat de voorzitter
het wil doen voorkomen, alsof hij een vrijheid
zou opeischen, die met losbandigheid geiijk
staat. Dat is geenszins het geval, bij alles
moeten de gewone regels van orde in acht ge-
nomen worden. Met de uitlegging die de voor
zitter nu van het artikel heeft gegeven kan
hij zich heelemaal niet vereenigen. Er wordt
dan in gezegd, dat het houden van een op
tocht op ziehzelf niet verboden is, maar er
worden zulke bepalingen aan vastgeknoopt,
dat het niet mogelijk is die te houden. Hij acht
het beter die dan maar royaal te verbieden,
in plaats van die langs een omweg onmogelijk
te maken.
Hij betoogt, dat de liberalen in het geheel
de bandeloosheid niet wenschen te bevorderen,
maar als men de menschen ging noodzaken
zonder muziek of zang optochten te houden,
zou juist het gevaar van bandeloosheid ont
staan.
De heer HAMELINK moet erkennen, dat de
voorzitter op een gladde manier heeft ge-
tracht stemming te maken voor het artikel.
Zelfs de revolutionaire ideeen moesten er bij
worden aangehaald, om toch goed te doen ult-
komen, dat de heer De Meijer en spreker niet
van hetzelfde beginsel zijn uitgegaan, toen zij
het voorstel deden om dit artikel te schrappen.
Hij betoogt voorts, dat zijn partij, indien
deze eene demonstratie op touw zet, daaraan
eene goede leiding tracht te geven en daarvoor
heeft men muziek noodig, daar het anders las-
tig is orde te houden en dan zoude er aanlei
ding kunnen zijn om de betooging te verbie
den, onder het voorgeven, dat het ,,een zood-
je" is.
Zooais de verdediging was, was het ook zeer
glad, om een dusdanig artikel voor te stellen.
Er is gezegd, we zullen optochten toeiaten,
maar we zorgen dat er geen muziek of zang
bij mag zijn, dan kunnen ze niet gehouden
worden. Erg handig! We hebben, zegt spre
ker nogmaals, gaame muziek en zang er bij
en als een optocht gehouden wordt tusschen
of na kerktijd, dan is er ook niets tegen. Dat
voorgestelde artikel moet daarom maar:
foetsji!
De VOORZITTER merkt op, dat ook de heer
Wijnkoop hier een optocht zou kunnen komen
houden, van de sociaal-democraten zijn we hier
zegt hij niet bang meer, want daar zijn
de puntjes al heel wat af. Hij meent heuseh
met het opwerpen van tegenstellingen zeer ge-
matig'd te zijn geweest, hij had dit wel anders
kunnen doen.
Hij blijft er bij, dat vrijheid niet in losban
digheid mag ontaarden en dat pas de ware
vrijheid wordt verkregen, wanneer men ter
wille van zijn naaste zich een opoffering wil
getroosten.
Hij zal nu tot stemming laten overgaan, ten-
zij de heeren uitstel willen overeenkomstig het
door den heer Van den Ouden g-eopperde denk
beeld.
De raad gaat daarop niet in.
Het voorstel van den heer Meijer en dat van
den heer Hamelink, beide strekkende tot
schrapping van het artikel, wordt aangeno
men met 7 tegen 5 stemmen.
Voor stemmen de heeren Nolson, De Ridder,
De Meijer, Colsen, Hamelink, Geensen en Geel
hoedt; tegen stemmen de heeren Van Hasselt,
De Jager, Scheele, Van den Ouden en Van
Cadsand.
De heer SCHEELE: We varen dus in het
roode schuitje!
De heer HAMELINK: Dat is het beste be-
wijs, dat het tegen ons gericht was!
De heer DE RIDDER: Ieder vaart in zijn
eigen schuitje!
Sas van Gent, 25 Juli '20.
Amice BROEKMAN.
Uw episteltje ontvangen. Het doet mij oneindig
genoegen. Ge zijt waarlijk te ridderlijk.
Mij talenten toedichten, waarvan ik mij aelve niet
eens bewust was
You are too chivalrous
Doch nKobe. ge vleit mij, dat hoor ik niet geerne",
zooais Baas Ganzendonck tegen zijn knecht zei.
Op stuk van uitkleeden lijkt ge mij ook te onmee-
doogenloos
En gij nog wel een Christenmenseh t
Wie wil zijn medebroeder nu in zijn hemd zetten
of nog erger
Denk eens aan de Werken van Barmhartigheid I
Bezin u toch 1.
Intusschen wanhoop ik niet aan Uw terugkeer op
dat zondige pad.
Met Sassche Kermis verwacht ik U. Tegen dien
tijd hebben we de belastingtaart thuis.
Ge komt toch bij me op de koffie, wel
B. a. v.
BIEP.
SCHEEPVAARTBEWEG1NG.
26 Juli.
Eng. s.s. Letty, 960 M3., ledig, van
Boulogne naar Gent.
Eng. s.s. Nidd, 2818 M3., stukgoed, van
Antwerpen naar Gent,
27 Juli.
Eng. s.s. Starsforth, 487 M3steenkolen,
van South Shields naar Gent.
Eng. s.s. Hull, 3202 M8., stukgoed, van
Antwerpen naar Gent.
Eng. s.s. Oaktown, 1234 M8., steenkolen,
van Llanelly naar Gent.
Ned. motortjalk Stella, 272 M3., ledig,
van Antwerpen naar Ter Neuzen.
Eng. s.s. Letty, 960 M3., ijzer, van Gent
naar Llanelly.
Eng. s.s. Kelvenside, 621 M8., stukgoed,
van Gent Londen.
Van 26 tot 27 Juli zijn laDgs de Mid-
densluis albier 33 bincenvaartuigen op- en
41 afgeschutlangs de Westslnis 1 op-en
3 afgeschut.